2023 (2)

Mijn streven is elk jaar om rond eind oktober de hokken leeg te hebben. We hielden plm. vijftig ingespeelde junioren over afgelopen jaar. Dan ga je nadenken en overleggen, hoeveel toekomstige kweekduiven er doorgeschoven kunnen worden naar het kweekhok, zonder elk jaar meer kweekduiven aan te houden. Je moet dan streng schiften en kijken wat het rendement van iedere kweekduif is geweest. Sentimenten en excuses moet je overboord gooien, op de dag des oordeels. Vijf asduiven bij de eerste zes van de kring. Die hebben hun plek afgedwongen. Vooral als ze op het schapje en ongepaard, zonder trucjes, hun prestaties behaald hebben, verdienen ze een kans op het kweekhok. Ook een teletekstduif, of regiowinnaar heeft onze sympathie. Een eerste prijs in de club, is geen garantie op lijfsbehoud. Voor veertig ingespeelde duiven is er geen toekomst. Soms zitten er duiven tussen met een pootbreuk, of vleugelkwetsuur. We hadden een doffer met drie vroege prijzen in de kring/ regio, die daarna “lopend” thuiskwam met hangende vleugel, na enkele weken afwezigheid. Als er plek was geweest op het kweekhok had hij misschien het voordeel van de twijfel gekregen, maar er is simpelweg geen plek. Als lezer zult U misschien denken, dat we in een luxepositie verkeren. En dat is ook zo. Niet iedereen kan de lat zo hoog leggen.

Toekomst

Voor veertig ingespeelde junioren hield het op. Dan zijn er meerdere mogelijkheden. Je kunt proberen de betere vliegers te verkopen. Je kunt ze op een sombere dag allemaal naar de eeuwige jachtvelden verwijzen, of je kunt er anderen blij mee maken. Ik ben inmiddels zeventig plus. José en ik hebben beiden tot de laatste dag gewerkt (met 66/ 67 pensioen), de hypotheek is afgelost en we hebben geen kinderen. Wat telt dan nog? Na alles wat ik heb meegemaakt in de duivensport op het gebied van allergie en alles wat daarmee verband hield en houdt, telt vooral onze gezondheid. En niet te vergeten het plezier. Hoe lang kunnen we nog door met onze duifjes? Om ons heen verenigingen die opgedoekt worden en een sport die ernstig vergrijst. Ik herinner me een vlucht eind juli, begin augustus. Op twee namen hadden we vierenzestig junioren ingezet. Na het binnen brengen van de module ging ik bij de groep clubgenoten zitten in een kringetje. De tijd van een stamtafel voor de “harde kern”, van een tafel voor de B-klassers of “whatever” is al heel lang geen sprake meer. Alle inkorvers om één tafel en je afvragen wie er volgende week inkorft om aan het minimum aantal deelnemers te komen. “Hoeveel mis je er nog?”, vroeg Jan. Ik zei, dat ik er nog eentje kwijt was. Er werd wat gemompeld en ik begreep, dat niet iedereen zo ver was. Gerard zat tegenover me. Hij had coli bij zijn jongen, vlak voor aanvang van de vluchten en hield zijn junioren de eerste vluchten wijselijk thuis. Hij keek me aan als een boer met kiespijn. Ik informeerde, hoe het bij hem gegaan was. “Ik had ze door de duivendokter laten onderzoeken en er leek geen vuiltje aan de lucht. Ze zijn helemaal gezond, zei hij nog. Ik heb er 29 ingekorfd en er is nog steeds geen veer thuis. Mijn hele leven heb ik duiven, ben 65 jaar inmiddels, maar zoiets heb ik nog nooit meegemaakt”. Ik dacht aan onze clubvoorzitter Sven, die enkele weken eerder iets dergelijks meemaakte. Ook aan Hein uit Vaassen, een talentvolle, gedreven en relatief jonge liefhebber, die enige jaren geleden ook zoiets overkwam en uit pure frustratie en onmacht stopte met de duivensport. “Zijn je duiven misschien in een afgesloten mand in de duivenwagen blijven zitten?”, vroeg iemand zich af. Van alles spookt er door je hoofd. Dan is er ineens een telefoontje van Diana, de echtgenote van Gerard. Er is een duif teruggekeerd!  Helaas bleef het bij die ene en keerden er in de loop van de week nog een paar dapperen retour, maar het bleef een drama. De moraal van het verhaal: kijk uit met coli. Duiven lijken hersteld na enkele weken, maar als je ze inkorft ligt een grote teleurstelling op de loer.

Toekomst (2)

Ons hok is inmiddels leeg, met dank aan o.a. Gerard en Frits. Laatstgenoemde is de vader van Sven en hij is voor aanvulling op zijn hok afhankelijk van zoon Sven. Als liefhebbers geen aanvulling hebben, omdat de vluchten met de junioren een fiasco zijn, wat is dan de lol nog? Liefhebbers haken op zo’n moment definitief af!  Het is fijn om club- en sportgenoten voort te helpen. Het risico bestaat, dat je met je eigen duiven verslagen wordt in de toekomst, maar dat is toch niet erg?  Afgelopen voorjaar liet ik plaatsgenoot Sando een drietal piepertjes uitzoeken uit een mandje van zes, die ik net had opgehaald van het kweekhok. Op zeker moment vlogen we een derde plek in de regio en zag ik Sando op plek twee staan met een ringnummer van ons. Hoe leuk is dat? Kijk ik bij de eindstanden van “Steeds Verder”, dan zie ik bij de eerste tien asduiven mijn naam. Het stemt me niet vrolijk, eerder verdrietig. Duivensport beleef je samen. Enkele jaren geleden was ik heel even blij met 1 t/m 10 in de club. Inmiddels is 1 t/m 20 ook al niet uitzonderlijk meer. Vrolijk word ik er niet van, want het is pure armoede. Ik lach in mijn vuistje, als komend jaar Gerard en Frits me afdrogen met nazaten van mijn eigen duiven. Veel leuker is het, als ik een berichtje krijg van een vader en zooncombinatie, omdat ze veertien van de zestien ingekorfde duiven op papier krijgen op de afgelopen natour Enkele jaren geleden startten ze vol goede moed en onbevangen met duiven. Fond, dat leek hen het allermooist. Een zwager bracht hen met mij in contact. Op beginnende duivenliefhebbers moet je zuinig zijn en ik nam de hulpvraag serieus, maar heb geen fondduiven. Weet waaraan je begint, spiegelde ik hen voor. Fond kost veren en je moet veel duiven in reserve hebben. Ook zit je op de vitesse, de midfond, met de jonge duiven en op de natour meestal voor Jan met de korte achternaam bij het hok. Ik moest lachen. Vader heet ook Jan, maar zijn achternaam begint niet met een “L”. Hoeveel geduld heeft je zoon? “Het is ook wel leuk, als we een duif mooi op tijd krijgen en meerdere duiven op de uitslag terug vinden”, zei vader Jan, die ook richting zijn pensioen gaat. Afgelopen week haalden ze twee toekomstige kweekkoppels en drie losse duivinnen op in Gietelo. Ze zijn enthousiast, nu ze de ervaring van een mooie uitslag hebben meegemaakt en het gevoel hebben niet meer voor spek en bonen in te korven. Ik kan daar oprecht van genieten!

Polen

Als je leuke resultaten behaalt en een beetje naam hebt, ontkom je niet aan het schenken van bonnen. We moeten onszelf daarin beperken, want we kweken in de eerste plaats voor ons eigen vlieghok. De kweek verliep afgelopen jaar naar wens en we konden onze verplichtingen in april al goeddeels inlossen, dienaangaande. Verbaasd zag ik vorige week een bericht op mijn mobiele telefoon. Er zouden die zaterdag enkele liefhebbers uit Polen op bezoek komen vanwege een bonnenschenking. Eerst vroeg ik me af, of het wel klopte, maar ze stuurden een afbeelding van de bon mee. “Jonge duif mei 2023”. Ik herinnerde me de schenking. Onvoorstelbaar hoe liefhebbers uit het oosten van Polen meer dan 2000 kilometers vice versa rijden voor een paar duifjes uit Nederland. Zaterdagochtend waren ze er al in alle vroegte. Zo vroeg zelfs, dat bakker Paul Bril ze op zijn parkeerplaats gesignaleerd had in hun oude Volkswagen. Ze wilden me blijkbaar niet uit mijn nest trommelen, maar tegen acht uur stonden ze aan de deur. Ik herkende twee gezichten van een eerder bezoek enkele jaren geleden. De derde man was nieuw voor mij. Eén van hen sprak Duits, de andere twee met handen en voeten. De man, die duiven van ons had, was daar tevreden over. Hij was succesvol en had zelfs meerdere Olympiadeduiven op de “Weitstrecke”. Hij en zijn broer verdienden de kost als mijnwerker op 1000 meter onder de grond. Als telg uit een geslacht van drie generaties kolenboeren, leverde dat voor mij leuke gesprekstof op. In Polen stookt het halve land nog anthraciet en staan mijnwerkers in hoog aanzien. De koffie dronken we bij buurman bakker Bril. De mannen waren wel toe aan een warm saucijzenbroodje. Voor mij is het schenken van een ingespeelde jonge duif op een bon gemakkelijker, dan het schenken van een pieper in het voorjaar, bedacht ik later.

Moeder

Afgelopen vrijdag bracht ik moeder Toos naar “het Dijkhuis” in Bathmen. Hoewel ze zelf heel tevreden was in haar aanleunwoning in Twello, kreeg Alzheimer steeds meer vat op haar. Als je niet meer zelfstandig lopen kunt, slecht ziet en dementeert, moeten de kinderen de knoop doorhakken en doorpakken. Ik ging met haar naar het ziekenhuis in Zutphen en in de tussentijd verkasten broers/ zussen haar dierbare spulletjes naar de nieuwe plek. Hoewel ze ook een injectie in haar oog kreeg, waardoor ze altijd wat wazig ziet nadien, merkt ze niet meer, of je naar Twello of Bathmen rijdt. Afscheid van haar dierbare plekje nam ze niet en dat maakte het voor haar verwarrend. Voor haar eigen bestwil maakten we die afweging. De eerste nacht bleef zus Josien bij haar en de tweede nacht logeerde ik in Bathmen. Haar geruststellen, afleiden en wegwijs maken, was de opzet. Een goed begin is het halve werk. Moeder’s uitspraak “een ouwe boom moet je niet verplanten”, staat er tegenover. Maandag was ze heel verdrietig en wilde ze met me mee. “Ze mogen alles houden, als ik hier maar weg ben”, zei ze.  Het is heel naar, om je dierbare moedertje verdrietig en wanhopig te zien. We speelden een spelletje rummicup, haalden wat herinneringen op en spraken over mijn zus, toen ze als vijftienjarige intern een opleiding ging volgen in de Betuwe en heimwee kreeg. “Pa wilde Tonny meenemen naar huis, maar jij wilde er niet aan. Eerst doorbijten en als je het met Kerst nog niet leuk vindt, mag je van de opleiding af”, herinnerde ik haar aan haar woorden van toen. Ik vertelde moeder, dat de rollen nu omgekeerd zijn. “Niet piepen, flink zijn, weet je nog?” Moeder lachte. “Jij zegt het en ik weet het niet meer, maar zo is het wel”. Gisteren was moeder de maandag totaal vergeten. “Het is hier fijn, ze zijn allemaal aardig en ik weet nu ook mijn slaapkamer en de w.c. te vinden”. Spelend op haar mondharmonica komt ze de moeilijke momenten door. Zo meteen ga ik weer naar haar toe en hoop, dat ze gelukkig is. Zou fantastisch zijn, als ons oudste teamlid er volgend jaar met de vluchten weer bij kan zijn! Op 17 november hoopt ze 94 te worden. Een Bourgondisch etentje met haar kinderen en partners bij “Bello” in Hall is gereserveerd. In de buurt is haar moeder Tonia begraven en haar oudste zus Sien. Klein Amsterdam, haar geboortegrond, is niet ver. Vorig jaar had ze een leuk gesprek met de inmiddels 86-jarige oud-eigenaar Gerrit Bello. Diens vrouw werkte nota bene nog in de horecakeuken. Over haar broer Dirk ging het, haar familie van de Hallsedijk, over S.H.E. en nog veel meer dierbare herinneringen. Moeder heeft iets om naar uit te kijken, al moeten we haar er telkens aan herinneren.  (wordt vervolgd)