2016: Hoop, geloof en liefde (12)

Hoop, geloof & liefde (12)

Wonderbaarlijk

Toon Waanders uit Voorst aan de telefoon in mei:  “Er zitten wel 60 jonge duiven dagelijks prinsheerlijk op de voormalige bakkerij van wijlen bakker en duivenhouder Gerard Wissink. Volgens mij zijn ze van jou!” Ik reed met de auto over de hoofdweg door het dorp en zag ze zitten. Onmiskenbaar mijn duiven. Ik was verbaasd en had zoiets nooit eerder bij de hand gehad. Duiven die op anderhalve kilometer van het hok op een wildvreemd dak gaan zitten. Zo zout at ik het nooit eerder. Waarom doen ze dat en wat doe je?  Ik begreep de reden. Door stress en pure angst voor de havik zochten ze een “veilig honk”. Een uitvalsbasis om veilig te rusten en een startbaan om aan te vliegen en op verkenning te gaan om te zien of de kust veilig is om te landen op de thuisbasis. Slim bekeken. Ik zou dat als duif ook gedaan hebben!  Het aanvliegen op het hok deden ze honderden keren. Soms in kleine groepjes en soms individueel. Heel leerzaam. Wat gebeurt er als je de duiven gaat africhten? Gaan ze dan ook eerst naar de voormalige bakkerij?  Aanvankelijk gebeurde dit inderdaad. Ik bracht de duiven enkele kilometers weg en op weg naar huis passeerde ik de voormalige bakkerij en zag tot mijn schrik dat mijn duiven daar eerst naar toe vlogen. Pas na enige tijd vlogen ze in groepjes huiswaarts om te zien of de kust veilig was. In mei en juni vlogen er om de haverklap verschillende haviken uit alle richtingen over mijn hok om te loeren of de snackbar open was. Soms posteerden ze zich in een hoge eik in de buurt van mijn hok. In dat geval gingen de duiven meteen retour Voorst. Enerzijds was ik blij met de oplossing. Er sneuvelden minder duiven. Anderzijds had ik een probleem. Goede raad is dan duur. Gelukkig kreeg ik net op tijd een ingeving. Gewoon heel veel rijden met de duiven en niet meer bij huis los. Dat bleek inderdaad de oplossing, De duiven leerden het spelletje spelenderwijs, de stress ging er volledig af bij de duiven en naarmate ik verder reed verdween de behoefte om eerst naar de voormalige bakkerij te vliegen. “As ut niet ken zoas ut mut, mut ut zoas ut ken”.  In mei overwoog ik om het bijltje erbij neer te gooien, maar ik ben te veel liefhebber om zoiets echt te doen. Liever maak ik van een probleem een uitdaging en probeer creatief te denken. Het geeft een kick als je dan eind augustus eindigt als numero uno van de hele GOU met als kers op de taart de 1e asduif!

Alles is relatief

Drie dagen voor de inkorving van de laatste prijsvlucht, zag ik tot mijn schrik dat mijn teletekstduif van Nanteuil “one eye cold” had. Ik wist dat het heerste en was uiterst beducht. Even vreesde ik niet te kunnen inkorven voor Melun. Net nu ik er zo goed voor stond (2e onaangewezen GOU en 2e en 3e in het duifkampioenschap) Ik belde met de dierenartsenpraktijk van Nanne Wolff. Dezelfde avond kon ik er terecht met mijn duif. De dokter nam alle benodigde monsters, onderzocht deze en gaf de duif een injectie. “Kan ik de duif donderdag korven?” vroeg ik. “Dat kan ik niet voorspellen” antwoordde de dokter diplomatiek.  Op woensdagavond zag ik de ’60 met dezelfde verschijnselen. Ze zat op eitjes in een donker hoekje, net als haar besmette hokgenote. Ik licht niet bij, dus daar kan het niet aan liggen. Op donderdagavond bekeek ik alle duiven kritisch. De twee dames met “one eye cold” zouden niet mee gaan. Jammer, want ze hadden bewezen kop te kunnen vliegen en hadden een prima neststand. De overige duiven vertoonden geen zichtbare verschijnselen en ik besloot 30 junioren te korven. Duiven die nooit een medicijntje kregen, zelfs geen geelkuurtje en nu ook niet behandeld waren tegen ornithose. Eerlijk gezegd kneep ik hem als een oude dief toen we de duiven opwachtten. Ik had de “letters” vooraf gewaarschuwd dat ze niet te optimistisch moesten zijn. Moeder Toos, Albert en Yvonne, Jaap, Theo, Rinie en Bram hadden er zin in. Vol verwachting werd het luchtruim afgetuurd. In de vertrouwde richting. Bram hield de site van de GOU in de gaten en Albert bediende de site van “Steeds Verder”.  Er waren  overal duiven gemeld en ik wist, dat het op Melun geen meevaller zou worden. Het publiek keek onder de overkapping in zuidelijke richting en ik stond onder de blauwe hemel bij het hok. Ineens zag ik uit het noordoosten een duif naderen tegen de wind in. Niemand had de duif verder gezien. De duif werd gemeld en in de club met minimale concurrentie, was het de eerste. Na enige minuten kwam de tweede duif. Weer uit het noordoosten. Vervolgens nummer drie. Dat was de ‘366. De eerstgetekende. Ik was opgelucht en Bram (kweker) was blij. Zou ze asduif van de GOU worden? Pas na de ‘366 kwamen de duiven uit de goede hoek. Toch een aanwijzing, dat de duiven niet helemaal helder in het kopje waren en hinder ondervonden van lichte ornithose. Als ik Eijerkamp als graadmeter neem, was Melun voor ons een matige vlucht. Op Nanteuil pakte ik onze tiende duif ongeveer gelijk met de tiende duif van Eijerkamp. Dan weet je dat je het goed doet. Op Melun werden we volledig weggespeeld door Eijerkamp, Aalderink, Petrie en Rademakers. Eén troost: ons resultaat is net goed genoeg om concurrent Tije de Haan te verslaan in het onaangewezen kampioenschap en Comb. Ebben heeft de gedoodverfde favoriet voor de asduiftitel niet geklokt zodat onze ‘366 die duif voorbij gaat!  (Falco mailde me, dat hun favoriet niet was ingekorfd). Nog een troost voor iedere simpele melker: je kunt zelfs kampioen van de GOU worden op een boterham met pindakaas (zonder medische begeleiding en zonder medicijnen).  De punten van het kampioenschap komen uit de kringuitslag. Niet elke kring speelt op hetzelfde niveau. Wees gerust: ik ga niet naast mijn schoenen lopen. Vol bewondering keek ik naar de uitslagen van Combinatie Ebben. Ook Nico Jan Koenders en Peter Pennekamp haalden een niveau waaraan ik niet tippen kan. Er is op het kweekhok nog een hoop werk aan de winkel!

Wat is er met rood aan de hand?

Albert en ik houden van rode duiven. Albert heeft zelfs een tijdje een hekel gehad aan “anonieme blauwen”. Hoe kom je aan “fast red”? Enige jaren geleden schaften we een rode Ludo Claessensduivin aan via internet. Niet rechtstreeks natuurlijk, want Ludo heeft geen duiven meer en was in zijn goede jaren erg prijzig. Eigenlijk is de rode duivin geen meevaller geworden. Ze staat op de nominatie om verwijderd te worden. Toch lopen er enkele rode nazaten van de tweede of derde generatie die verantwoordelijk zijn voor de rode kleur in ons stammetje.  Toevallig mailde ik Albert vandaag de beoogde kweekkoppels voor 2017. De ‘116  deed tot Melun nauwelijks onder voor de ‘366. Om die reden fokte Albert uit het ouderpaar nog zes jongen afgelopen maanden. De ‘116 is een lichtkrasduivin. Gefokt uit een schimmeldoffer en een roodbonte duivin. Je weet dan, dat de rode kinderen doffers zijn. Blauw en blauwschimmel is dan duivin. Komend jaar willen we de broertjes en zusjes van de ‘116 op het kweekhok testen. Gekoppeld tegen onze beste duiven. Her en der via internet gekochte duiven (uit Teletekstduiven met ronkende stambomen) worden afgevoerd wegens … geen succes. We gaan waarschijnlijk in 2017 met de nodige valen, roden en schimmels van start. Een experiment. Na één jaar kijken wat het brengt. Ze moeten natuurlijk wel (hard) vliegen! Een nieuwe uitdaging voor Albert, die daar lol aan beleeft. Zelf geniet ik er ook van en voor de “letters” is het ook gemakkelijker om de duiven uit elkaar te houden. Met allemaal blauwen is het één pot nat! Het valt me op, dat er weinig rode duiven vliegen op onze nationale tophokken. Zijn rode duiven minder snel? Is hun verenpak inferieur?  Veertig jaar geleden hadden de Suijkerbuijken in Zutphen veel rood. Jan had zijn stamvader “Ouwe Rooien” waaruit zijn legendarische “Blauwe ‘82” kwam. Cees had ook rood en dat waren toen nog geen Camphuisduiven. Gerard had de roodfactor die terugvoerde naar burgemeester Jef Hermans van Luithagen. Bij de drie Suijkerbuijkbroers zag ik de roodfactor geleidelijk verdwijnen in de loop der tijd. Dat zal een reden gehad hebben! Freek Romein had destijds de roodfactor van een zwager van de gebroeders Janssen: Albert van der Flaes uit Ravels. Freek werd internationaal bekend met “Vos den Bijter” en “Schoon Voske”. Keurige grafstenen markeren de plek waar ze begraven liggen op het terrein van zoon John Romein. Wie kijkt naar de afstamming van de topduiven van John zoekt tevergeefs naar de rode Janssenduif! Eigenlijk zie je overal hetzelfde: de roodfactor verdwijnt geleidelijk meer en meer.  Jammer. Daarom gaan Albert en ondergetekende tegen alle trends in “op de rode toer”. Gewoon tegendraads onderzoeken of je met de roodfactor vooruit of achteruit boert. En stiekem vinden we rood en vaal gewoon hartstikke mooi. Vooral als ze hard vliegen! (wordt vervolgd)

P.S. 

Hans Hak heeft geen rode duiven. De beste duif die hij ooit had was echter een “rooien” met schimmelinslag. “Topfokker” is op het kweekhok van Hans een prominente duif. Een schimmel en nazaat van zijn “beste duif ooit”. Verder zie je bij Hans hoofdzakelijk blauwbanders en krassen. Geen rood. Zal hem eens vragen naar de reden.  De “116” is gekweekt uit een doffer van Hans met een duivin uit ons eigen stammetje.