2017: Zieleroerselen, zotteklap & zever (6)

Eindelijk weer duiven!

Mijn laatste bijdrage dateert van 23 februari. Tijd voor een nieuw hoofdstuk. Op vrijdag 3 maart kwamen de eerste 11 jongen van Bram naar hier. Vooraf had ik de hokken goed schoon gemaakt, de uitneembare plafonds stofvrij gemaakt en een kuub metselzand verwijderd en vernieuwd. Ook de buitenzijde schoon gemaakt en de ventilatie nagelopen. Een jaarlijks ritueel, net als het schoonmaken van mijn beide stofhelmen en het vernieuwen van de filters. Op 9 maart kwam er een tweede groep van 13 junioren van Bram. Hiermee was afdeling twee met 24 jongen goed gevuld. De jongen waren mooi opgekomen bij Bram, hoewel hij aanvankelijk wat problemen had vanwege ongelijk leggen e.d. De kou en het niet bijlichten zullen ermee te maken hebben gehad. De jongen liet ik zo snel mogelijk naar buiten. Dat ging een paar dagen goed. Op 18 maart sneuvelde het eerste jong door de roofvogel. Het hoort erbij. Op woensdag 22 maart had ik ze al om 7 uur in de ochtendschemering buiten zitten. Een kwartier later schrokken ze ergens van en gingen op de vleugels. In de lucht kris kras door elkaar buitelende en zwalkende duiven. Het moment waarop haviken wachten! Nog geen minuut later scheerde er een duif rakelings langs me heen op enkele meters hoogte. Een havik op nog geen meter afstand er achteraan. Een mannetje. Inmiddels gingen de kippen en hanen enorm tekeer. Ook kraaien roerden zich. Toen ik omdraaide zag ik een vrouwtjeshavik zich in de lucht storten op een hulpeloos rondvliegend jonkie. Bingo! Ik greep een fiets uit de schuur en reed de weg op om te zien of er nog iets te redden was. Een zinloze missie. Ik moest me vervolgens haasten om op tijd op mijn werk te zijn. ’s Avonds zaten er 22 jongen op me te wachten. Een meevaller. Daar had ik niet op gerekend. Blijkbaar was het eerste jong die ochtend ontkomen aan het mannetje.

Kleurtjes!

Zaterdag 1 april afdeling één afgevuld. Twintig junioren van Albert. Daaronder 10 duiven met een kleurtje. Schimmel, roodschimmel, vaalschimmel, roodschalie, roodkras en vaal. Een prachtig gezicht die bonte bende. Al tijdens het opgroeien in de schaal ging ik enkele keren naar Albert om te zien wat me te wachten stond. Helemaal opgewonden raakte ik bij de aanblik van zoveel moois. Het gevoel van 1968 keerde terug. Ik was toen 15 jaar oud. Uit de monoluidspreker op de slaapkamer van Henk Hupkes schalden de virtuoze en klassiek getinte orgelklanken van een voor mij tot dan onbekende band. Het bleek Keith Emerson van “the Nice”. Vanaf dat moment had ik een jeugdidool! Toen ik doorliep naar het duivenhok van Henk en Jaap, ondergebracht in een kamertje in een hoek van de oude boerderij, wachtte een nieuwe sensatie. Tussen de kapucijners, nonnetjes en kroppers, ontwaarde ik een jonge postduif van zeldzame schoonheid. Een aanvlieger. Om de poot een okergele ring. Ik mocht het piepertje ter hand nemen en zag dat het een jonge Belg was. Zo’n duif had ik nooit eerder gezien. Rood en geschimmeld, een zeldzame combinatie. De witte slagpennen waren voorzien van stempels. Moeilijk leesbaar, maar ik weet nog dat het ging om ene August uit Hemiksem. Ik was op slag verliefd op het jonge doffertje en voor een gulden mocht ik hem kopen. Bij mij thuis was hij snel uitgewend en ik zag aan de rui van zijn vleugeldek, dat het een steenrode schimmel zou worden. ’t Is bijna een halve eeuw geleden, maar Rinie herinnert zich deze duif ook nog goed. Een legendarische doffer. Als vijftienjarige wist ik nog niet alles van de duivensport. Hoewel ik al tientallen duivenboeken verslonden had, kende ik de praktijk van de duivensport nog niet. Ik was namelijk geen lid van een vereniging. Vrijwel zeker was August uit Hemiksem een typische vitessespeler, want “de Rooie Schimmel” had eigenschappen die gewone postduiven niet of veel minder bezitten. ’t Was één brok temperament. Gezeten op de punt van ons huis, klapperde hij achter elke over vliegende duif aan. Niets ontging hem. Toen ik veel later zag hoe duivenmelkers in Den Haag hun lokspelletjes speelden, moest ik denken aan deze bijzondere doffer!

Het oog wil ook wat

Denk niet dat deze jongen ineens sierduivenman geworden is. De rood- en vaalschimmels zijn o.a. gefokt uit “Marga” en “José”. Twee vetblauwe duivinnen die uitstekend gevlogen hebben. Waar het rood vandaan komt? Vijf jaar geleden kochten we een rood duivinnetje bij Pierre Faes uit Bussum via internet. Origine puur Ludo Claessens, maar via Roger Debusschere uit België die destijds de Claessensduiven verzamelde. De naam Ludo Claessens had voor mij iets magisch en goed rood fokmateriaal wist ik op dat moment nergens te vinden. Eerlijk gezegd zijn we niet geslaagd met deze duivin en is ze inmiddels van het toneel verdwenen. Roger Debusschere verkocht zijn Claessensduiven voor een vermogen via Pipa en ook Pierre Faes heeft ze niet meer. Dat geeft te denken ….. Wij koppelden “Anneke” destijds aan een zoon van onze “Oude Knoedel” die op zijn beurt gepaard was met een duivin van Jan de Ruiter. Via “Anneke” kwam de roodfactor en via Jan de Ruiter de voetbevedering! Het geschimmelde brachten we in via een doffertje van Hans Hak. Een volle broer van “Lorena” (2e WHZB) en “Troyske”(duifkampioen dagfond). Hier namen we trouwens een gok. Vorig jaar verliep de kweek uit de zomerjongen van Hans Hak in het voorjaar moeizaam. Uit het schimmeldoffertje hadden we maar één jong gefokt. Toevallig wel een jong dat me heel goed beviel en uitstekend vloog (“Yvonne” 8e duifkampioen GOU). Later in het seizoen lieten we een aantal jongen uit hetzelfde koppel (Schimmel x Roodkapje) lopen en zetten ze in op het kweekhok om in razend tempo achter de kweekwaarde te komen. Misschien wordt het helemaal niets, maar dan weten we het wel heel snel en kunnen dan meteen anticiperen en alles met wortel en tak ruimen. We hebben dan samen wel de lol gehad van een bijzonder kleur- en kweekexperiment. We willen graag goeie duiven fokken, maar we zijn ook nog steeds liefhebber en geen broodfokkers. De schimmel van Hans Hak is trouwens gefokt uit twee duiven die beiden komen uit zonen van “Ouwe Rooien beste duif ooit” en aan de andere kant Braad de Joode.

Gevoelige fase

Liefde komt ergens vandaan. Toen ik op de basisschool zat, ging vader Ernst naar café Radstake. Onze buren. Feyenoord voetbalde in de Europacup en speelde o.a. tegen Totenham Hotspur en Reims. Thuis hadden we geen t.v. Ik mocht mee en met de overige cafébezoekers zaten we te gluren naar een klein zwartwitbeeld. Zo groeide ik op met Rinus Israël, Beer Kreyermaat en Coen Moulijn. Bij “Hand in hand kameraden” liepen de rillingen over mijn rug …. Keith Emerson hoorde ik in 1968 en ook hij bleef een idool. De liefde voor rode en vale duiven ontstond via “de Rooie Schimmel” en werd versterkt door de rode en vale duiven op het hok van leermeester en vriend Jan Suijkerbuijk. In je jonge jaren ben je gevoelig en wordt een mens voor een belangrijk deel gevormd. Toen Keith Emerson in 2016 zichzelf met een pistoolschot door het hoofd van het leven beroofde, was ook ik geraakt. Nu Feijenoord aan kop gaat, voel ik weer de sensatie die ik meemaakte als kleine jongen bij Radstake. De roodschimmels die afgelopen voorjaar bij Albert geboren werden halen de opwinding boven, toen ik binnenstapte in het duivenhok van Henk en Jaap Hupkes. Dit jaar word ik 65. Na bijna een halve eeuw eindelijk weer een roodschimmel. Waar blijft de tijd?

(wordt vervolgd)