Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (15)
Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (15)
AS Croatia
Vandaag is de finale van deze One Loft Race. De duiven zijn om 8.30 uur gelost in Tsjechië en komen over Oostenrijk en Slovenië naar hun thuisbasis in Kroatië. Precies 282 duiven in de race van de oorspronkelijk 913 duiven, waarmee begonnen werd. Binnen ons team kwam het initiatief van Sander en ik sluit me dan al vrij snel aan. Elk diertje zijn pleziertje. Sander is de jongste binnen ons team en nieuwe ideeën komen vaak van de jeugd. José mag Sander graag en wilde ook wel meedoen. Albert en Rini sloten zich aan en Jaap had zijn bedenkingen. “Ik ben niet van het gokken”. Mogelijk kijkt hij de kat uit de boom en begreep niet goed wat de opzet was. Met vijf personen betaal je iets van 125 euro p.p. voor een team van zes duiven en dat is te overzien. Bij de Staatsloterij en Postcodeloterij betaal je op jaarbasis meer. Mogelijk was Sander geïnspireerd door het succes van Peter Voskamp uit Deventer, die de eindrace in 2024 won. Resultaten uit het verleden zijn geen garantie voor de toekomst. Het team van Peter sneuvelde al heel snel op het veld van eer in 2025. Mogelijk heeft het te maken met de teneur op zijn hok: 2025 is geen succesjaar voor Peter gebleken en vaak is de kweek dan ook beduidend minder geslaagd. Onze duifjes pasten zich wonderwel aan en 4 van de 6 nemen vandaag deel aan de finale. In de “Hotspotraces” kwamen ze goed voor de dag, met een vijfde plek en een vierde plaats. De top 3 is op die races goed voor 2000, 1000 en 500 euro en als je duifjes dan een fractie van een tel tekort komen voor het erepodium, had je bijna de inleg terug. Op de laatste “Hotspotvluchten” hadden onze duiven het een stuk moeilijker. Grotere afstanden, dertig graden en kopwind zorgden voor extreem lage snelheden. De eerste duiven haalden amper 1000 meter en de meeste duiven haalden dat bij lange na niet. We waren blij, dat ze alle vier arriveerden in de middenmoot of achterhoede, wetend, dat we geen fondduiven hebben. Wat opvalt bij AS Croatia is, dat het in de regel lang nadruppelt. Vaak arriveren er de tweede dag nog meer duiven, dan op de eerste dag. Enkele weken geleden had Oliver Sabol succes op een Hotspotrace. Hij werd toen eerste en ook zijn tweede en derde duif arriveerden toen mooi op tijd. Ik belde hem op, om hem te feliciteren en toen vertelde hij spontaan, dat hij bij Eijerkamp een eigen kweekhok had voor de O.L.-races. “Ik heb overwegend witte duiven en ook de winnaar is een witte. In deze duif zit veel bloed van Falco Ebben”. We zullen zien, wat de finale brengt. Wordt het net als vorig jaar, bij het debuut van AS Croatia, een Nederlandse winnaar? Het weer in ons land is vandaag knudde met veel regen, maar op de losplaats in Tsjechië, in Oostenrijk en in Kroatië is het droog en een graad of 17 met wind draaiend tussen zuidoost en zuidwest. Omdat de duiven vanuit het noorden vliegen, zal het wederom geen “makkie” worden met ruim 500 km. voor de boeg. Voor ons een leuk verzetje op een regenachtige zaterdag en je leert je duiven beter kennen. Hoe houden ze zich staande in een internationaal gezelschap, onder overwegend zware omstandigheden?
Trekrichting
In Gietelo staan in zuidelijke richting een stuk of drie grote eiken op ongeveer 50 meter van ons hok. Duiven, die terugkeerden van de vlucht kwamen jaren aaneen steevast uit dezelfde hoek. Over de kassen van rozenkweker van Dalen in de Hoven, over de Voorsterklei, met als richtpunt de hervormde kerk in dorp Voorst en dan het laatste rukkie richting de rotonde bij bakker Bril. Ze komen dan uit het zuidoosten, links van de eikenbomen, richting hok. Gekscherend zei ik vaak, dat er een denkbeeldig spoorlijntje loopt, waar de duiven zich door laten leiden. In 2024 werd alles anders. Soms kwamen de duiven uit het zuidwesten, rechts van de eiken, maar heel vaak kwamen ze uit alle richtingen. Dan sta je met zes of meer personen te turen in de vertrouwde hoek, links van de eiken en dan is er ineens van achteren een schaduw en verrast de duif de letters. Vooral bij staartwind komen de duiven terug uit noordwestelijke richting. Ik denk, dat het te maken heeft met het overwicht van regio NoordWest. Die duiven komen via de Gelderse Vallei en dan blijkt de Veluwe een hele lastige factor. Als onze duiven via de IJsselvallei komen, arriveren ze via het vertrouwde “spoorlijntje”. Op de kortere vluchten zie je duidelijk een verschuiving van de trekrichting van de duiven. Afgelopen jaar hadden de liefhebbers uit Deventer al spoedig hun buik vol van het spel met de jonge duiven. Ze kwamen er niet aan te pas en hadden veel verliezen. Arie Gossink uit Gorssel kwam op zeker moment in Twello inkorven en dan weet ik, dat Deventer capituleert. Dan moeten we wachten op vluchten met afdelingslossing, waarbij we in Voorst hopen, dat de duiven in de slipstream van de duiven van Eijerkamp via de IJsselvallei zullen arriveren. Op de eerste midfondvlucht met jonge duiven hadden we het geluk, dat een duif van ons waarschijnlijk steun ondervond van de “Helletrein” van Eijerkamp. Het leverde ons de overwinning op in GOU Noord, waar we normaliter zelden of nooit in de buurt komen van de eerste duiven in regio NoordWest. Gisterenavond was ik “op de club”, waar we konden afrekenen bij onze onvolprezen concourspenningmeester Annet Jutten. Henk Boegborn, na Jan de Ruiter het oudste lid van “Steeds Verder”, zat naast me. “Vroeger wisten we al, dat we van die regio nooit konden winnen. In Harderwijk hadden ze de klok volgedraaid en dan zaten wij nog te wachten op onze eerste duif”, aldus Henk.
Indeling
Momenteel zitten we in de transitiefase. Nederland postduivenland, gaat van elf naar vijf afdelingen. Dat is geen overbodige luxe, in een tijd waarin de duivensport vergrijst en zienderogen terugloopt. Bij zo’n transitie spelen allerlei belangen. Het vervoer speelt een rol. De conditie van het wagenpark, het formaat van de manden. Ook zal er gedacht worden, zeker door belanghebbenden, aan de rechten van de principiële zaterdagvliegers. Onuitgesproken blijft het “eigenbelang”. De indeling van de vlieggebieden. Iedereen weet in zijn of haar hart, dat het niet alleen gaat om goeie duiven, maar ook om goeie ligging in de duivensport. We moeten over onze eigen schaduw heen kijken. Hoe maken we de duivensport zo eerlijk mogelijk, met gelijke kansen voor iedereen. Dit laatste is een utopie, maar willen we de duivensport dienen, dan moeten we geven en nemen en niet preken voor eigen parochie en ons laten leiden door egoïsme en eigenbelang. Vorige week sprak ik plaatsgenoot Toon Waanders, tachtig plus inmiddels en alleenstaand. Toon is nog lid van een duivenclub, maar vliegt niet meer mee. Waarschijnlijk is hij nog de enige overlevende van de voormalige postduivenclub “Steeds Sneller” in Voorst. De duivensport bloeide in de jaren vijftig en zestig, maar de club in Voorst werd opgeheven. Reden? In Voorst moesten ze een hoop werk verzetten om de duiven in Zutphen aan te voeren. De belangrijkste reden was echter, dat de liefhebbers in Voorst voor spek en bonen mee vlogen. Ik begrijp dat als geen ander. In 1970 werd ik lid van p.v. “de Hoven” in Zutphen. De liefhebbers in Zutphen klaagden, dat ze niet konden winnen van Eefde. In stadsdeel “de Hoven” klaagden ze, dat ze niet konden winnen van “de stad” en in Voorst klaagden de liefhebbers, dat ze niet mee konden komen met “de Hoven”. In Eerbeek had je toen ook al p.v. “Ons Vermaak”. Deze club deed mee in de C.C.Z(utphen). Ik herinner me, dat ze in Eerbeek nauwelijks op papier konden komen. Als je kijkt naar de ligging op de Veluwe van Eerbeek, dan is dat te begrijpen. In Zutphen wisten ze het heel zeker: “Daar wonen allemaal prutsers en knooiers, alleen die Turkse rijschoolhouder met die gekke naam (Büyücata) zie je wel eens op de uitslag”. In mijn ogen had het alles te maken met trekrichting. Zutphen vloog destijds met Doetinchem. In die jaren een sterk centrum met o.a. Didam e.o. De duiven hadden een meer oostelijke trekrichting en dat kwam goed uit voor Eefde, waar ze bovendien nog enkele minuten toe kregen op Zutphen. Er verhuisden duivenmelkers speciaal voor de ligging naar Eefde! Wat ik er mee wil zeggen is, dat je het nooit iedereen naar de zin kunt maken. Als de indeling zo ongelukkig wordt, dat liefhebbers geen eerlijke kansen meer krijgen, dan haken ze af en keren de duivensport de rug toe (wat in Voorst ooit gebeurde zo’n 65 jaar geleden). Daar moeten de beleidsmakers en bestuurders voor waken. Vechten tegen de bierkaai, houdt niemand vol.
Groenlof
Al vaker had ik het over deze “vergeten groente”. Momenteel heb ik enkele honderden groenlofplanten in de tuin, waar we volop van oogsten. Als rauwkost onovertroffen. Fijn gesneden, met iets citroensap voor het zuurtje. Een yoghurtdressing met knoflook en gember. Verkruimelde walnoten passen er perfect bij, net als tomaten uit eigen tuin en een eitje van eigen kippen. We decoreren het geheel met bloemen van de OostIndische kers, die momenteel volop in bloei staat. Dat eten we in combinatie met pasta of aardappelen en andere groente, minimaal drie keer per week. Het verveelt ons nooit en als het niet flink gaat vriezen, kun je van groenlof genieten tot in de maand februari. Geen enkele andere groente biedt dit: verse salade uit eigen tuin hartje winter. Dat culinaire experts en sterrenrestaurants de groenlof nog steeds niet ontdekt hebben als veelzijdige delicatesse, daar kan ik met de pet niet bij. Groenlof is eenvoudig te verbouwen, zonder bestrijdingsmiddelen en kunstmest. Dat is voor mij trouwens een voorwaarde, want wat niet biologisch te verbouwen is, daar loop ik met een boog omheen. Voor mensen, die zelf tomaten verbouwen, heb ik enkele tips uit eigen ervaring. Zorg voor een dakje boven de tomaten. Phytoftora, een schimmelziekte, ligt anders op de loer als de zomer niet kurkdroog is. Pas ook op met water geven. Ben je te royaal, dan zullen alle rijpe tomaten barsten en dat wil je niet. Tomaat is verwant aan de aardappel. Beiden zijn “kalivreters”. In gezeefde houtas zit veel kali. In mijn tuin steekt in het najaar het onkruid de kop op, omdat je minder schoffelt. Knoopkruid haal ik waarschijnlijk via de paardenmest in huis. Je trekt het gemakkelijk uit de grond en de kippen weten er wel weg mee. Zuring is lastiger te verwijderen en ook de mariadistel, komt via het duivenvoer in mijn tuin terecht. Ik lig er niet wakker van. Heermoes, kweekgras (kwekkoe) en zevenblad, dat is een ander verhaal. Die zie ik gelukkig niet de kop op steken in mijn moestuin. Wel brandnetel. Een indicator voor veel stikstof in de grond. Brandnetels zijn gek op de mest van kippen! (wordt vervolgd)
Naschrift: Onze eerste duif arriveerde vandaag als nummer 6 in de finale race van AS Croatia. Onze 2e klasseerde zich als nr. 20. Op het moment van publiceren waren er 3 van onze 4 terug.
Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (14)
Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (14)
Terugblik
Het voorbije vliegseizoen verliep moeizaam voor ons. Mijn ogen lieten me steeds vaker in de steek. Het aflezen van ringnummers werd een crime en als dan ook nog het vizier van de helm beslaat en daaronder de leesbril, slaat moedeloosheid toe. Met pijnlijke heupen, wankele knieën en zere voeten strompelde ik soms naar de hokken. In de week voor inkorving van de eerste prijsvlucht, kreeg mijn stofhelm kuren en daardoor kreeg ik allergieverschijnselen als hoesten, benauwdheid en lichte koorts. Gelukkig stond John Freriks van Koudijs meteen voor me klaar en bezorgde een reservehelm, toen mijn eigen helm helemaal de geest gaf. Ik kon gewoon inkorven op vrijdagavond, maar de ellende was nog niet voorbij. Ons kloksysteem was gekeurd en de antenne’s voorzien van nieuwe bekabeling en stekkers. De laatste africhting verliep vlekkeloos en alle duiven werden geregistreerd in de testfase. Toen de module op zaterdagochtend op de console gelegd werd, zocht hij contact met de zeven antenne’s en in het display stond aangegeven, dat alles in orde was. We hadden voor de eerste vlucht tien duiven thuis gehouden en in alle vroegte los gelaten. We hebben geen speciale “lokduiven”, maar de gedachte was om één of twee uitgevlogen “thuislijvers” als lokker te benutten. In Weert werd om 11.15 uur gelost. Ik was er niet gerust op. De temperatuur loopt op, niet alleen in de buitenlucht. In de boxen stijgt de opwinding en dorst bij de onervaren junioren. Proefondervindelijk verlopen bij late lossing jongeduivenvluchten moeizaam. Is het zuurstofgebrek, hittestress, dorst? Is het een cocktail van funeste factoren gecombineerd met onervarenheid? Ik kan me geen late lossing herinneren die goed afliep. Wat ik me wel kan herinneren was een africhtingsvlucht een jaar of acht geleden. Ik reed met mijn eigen auto met daarin mijn duiven naar de lossingsplaats om de duivenwagen te zoeken. Ik wilde mijn duiven gezamenlijk lossen in de massa. De duivenwagen was voor mij onvindbaar en in alle vroegte loste ik op eigen houtje. In de periode voor mijn pensionering loste ik altijd in alle vroegte, ongeacht het weer. Ik moest op tijd op mijn werk zijn en nevel en lichte regen vormden geen belemmering om te lossen. Eigenlijk verliep dat altijd zonder grote problemen. Die bewuste ochtend had ik alle junioren om half negen thuis en ik deed de kleppen dicht. Toen ik naar de lossingsberichten keek, bleken onze duiven nog vast te zitten vanwege inversie. Enkele uren later werd er gelost. De inversie was verdwenen en de zon zinderde in een strak blauwe lucht. De africhting verliep die dag, met een overdosis aan deskundigheid, desastreus. Ik wist genoeg.
Nachtmerrie
De eerste prijsvlucht was voor ons een nachtmerrie. De duiven waren om kwart over elf in Weert gelost en rond half één werden de eerste duiven verwacht. De tien thuisblijvers waren in meerderheid nog niet retour van hun ochtendtraining en ik waarschuwde de aanwezige letters, dat een eventuele aankomst een “thuisblijver” zou kunnen zijn. Om drie minuten over half één arriveerde er een duif, die twee minuten later over de antenne liep. De module gaf niet het verlossende piepje en ik riep, dat het een “thuisblijver” betrof. Enkele minuten later arriveerde er andermaal een vetblauw duifje en het ritueel herhaalde zich. Ik zag vragende blikken in de ogen van Rini, Jaap en Sander. Ook José werd nerveus. “Wel toevallig, dat ze net thuis komen op het moment dat de vluchtduiven moeten arriveren”, riep ik vertwijfeld. Kort daarna kwam er opnieuw een eenling. Ik herkende de “21” . Ik meende stellig, dat ik haar had ingekorfd. De module herkende geen vluchtduif en het display bleef blank. Toen de vierde duif arriveerde, wist ik zeker, dat het een vluchtduif betrof. De module bleef muisstil, toen de vale doffer over de antenne liep en alle alarmbellen gingen af. Sander haalde de module meerdere keren van de console, maar het systeem kwam niet tot leven. Vloekend en in paniek liep ik naar de schuur om een tangetje en een paar schroevendraaiers te halen. Als een zombie haalde ik wat antenne’s los. Op zo’n moment zit alles tegen. Broer Henk, die met de motor arriveerde om de eerste prijsvlucht mee te maken, droop in stilte af. De aanblik van Sander, Rini en Jaap, als drie geslagen honden de troost bij elkaar zoekend, staat in mijn geheugen gegrift. Wat een feestje moest worden, werd een soort begrafenis. De eerste vlucht heb ik nog steeds niet goed verwerkt en ik schrijf de frustratie van me af. Het ergste moest echter nog komen. De duiven arriveerden niet vlot en ze waren onherkenbaar in hun gedrag. Op elke klep had ik een waterbak geplaatst. Daar werd dankbaar gebruik van gemaakt. Sommige duiven namen meerdere teugen vocht tot zich. In plaats van daarna het hok binnen te lopen, wipten ze op het dak van het hok en bleven daar als zoutzakken zitten. Bewegingloos en wezenloos. Nergens op reagerend. Bezorgd sprak ik er met mijn compagnons over. Op een gegeven moment zaten er wel vijftien duiven bij elkaar. Ze reageerden niet op mijn stem, niet op voerkorrels. Alsof ze onder hypnose waren. Die beelden kwamen na vorige week zaterdag terug, na een bezoek aan “de Ponderosa”.
Esther
Ik had een oud-clubgenoot beloofd een geschonken duifje op te halen bij Eijerkamp. Gerard Bolink “emigreerde” afgelopen voorjaar van Bathmen naar Ameland. Hij zat omhoog met de schenking van Eijerkamp aan zijn nieuwe vereniging op het eiland en dacht aan mij om dit probleem op te lossen. Ik belde met Henk Jurriëns en hij vroeg mij om naar ”de Ponderosa” te komen. Vroeger was deze plek bekend van de afhaaldagen. Toen schonk Eijerkamp een jonge duif bij aankoop van 1000 gulden aan meubelen. Pure nostalgie. Veel liefhebbers denken met weemoed terug aan die tijd. De duifjes zaten per ras klaar in kooien waar je uit mocht zoeken. Desmet Matthys, Meulemans, Berlengee, Cattrysse, Delbar, van de Wegen, Klak, Janssen Arendonk, van Loon en Tournier waren bekende bloedlijnen in de vorige eeuw. Eijerkamp had toen ook V.I.P.-duiven. Toen ik er zaterdagochtend binnen liep, was Henk bezig met een koerier, die O.L.R.-duiven kwam ophalen. “Loop maar verder, Esther vangt je wel op binnen”. Ik werd begroet door drie enthousiaste, kleine hondjes en door Esther. Samen met Henk is ze heel druk met het One Loft-gebeuren. “Wij hebben onze eigen kweekduiven voor dit specialisme, net als Oliver”. Een week eerder feliciteerde ik Oliver met een overwinning op een “Hotspot-vlucht” van A.S. Kroatië. Hij vertelde toen spontaan, dat ze experimenteren met witte duiven. Esther bevestigde dit. “Blauwbandwitpennen en kraswitpennen moet je niet hebben. De geheel witte duiven hebben witte slagpennen, die sterker zijn en minder kwetsbaar.” Het is mooi, dat er vrouwen zijn onder de duivensporters, die echt geestdriftig en betrokken zijn en hun mannetje staan in de sport. Esther is een goed voorbeeld. Ze praat niet met meel in de mond, is gastvrij en redt zich moeiteloos tussen de mannen. “Hoe heb jij het seizoen met de jongen beleefd?” vroeg ik haar. Ze antwoordde gedecideerd: “Het weer was wel goed, maar de eerste vlucht was een drama. Zuurstof-gebrek in een overvolle wagen. Warm weer en late lossing. Veel verliezen en de duiven kreeg ik daarna niet meer zoals ik ze hebben wilde. Waardeloos”. Ik herkende veel in haar betoog. Die avond pakte ik de inkorfbescheiden erbij en bekeek de papieren van eerder genoemde Weert. Eerlijk gezegd hadden we op eigen erf maar vijf duiven, die goed presteerden. De rest was zwaar ondermaats en wekelijks waren er onverklaarbare verliezen. Ik was benieuwd, of onze ‘632 mee was geweest naar Weert. De bewering van Esther had me opnieuw aan het denken gezet. Dit duivinnetje won vijf mooie prijzen. Ik kon me herinneren, dat ik haar als eerstgetekende wilde inzetten op een midfondvlucht, maar een opkomend eitje voelde en ontsluiting van de stuitbeentjes. Ik hield haar toen thuis. Ze bleek ook niet mee geweest te zijn naar Weert. De theorie van Esther, dat de duiven op de eerste vlucht een opdoffer kregen door zuurstofgebrek, werd niet weerlegd door onze ‘632. We hadden nog een tweede duivin, die met name op de laatste vluchten niet voor niets getekend stond. Zou zij naar Weert geweest zijn? Ik bestudeerde de inkorflijst en zag dat ook deze duivin toen thuis bleef. Geheel in lijn met de bewering van Esther dus. We moeten echter wel objectief blijven.
Ligging
José had twee nestzusjes, die prima presteerden en nauwelijks voor elkaar onder deden. De “Ernie 887” en “Erna 888”. De laatste werd zelfs 1e asduif jong van de club en kring, net als haar vader in 2021. Ik was benieuwd, of ze mee waren geweest naar Weert. Zouden ze op de eerste vlucht tot de thuisblijvers behoord hebben, dan zou dat de bewering van Esther nog sterker ondersteunen. Ze stonden echter beiden op de inkorflijst, maar wonnen geen prijs. Ik kan me herinneren, dat het hele hok van José op de eerste vlucht niet thuis gaf. Dat was heel opvallend met vijfentwintig duiven mee en bewust allemaal in dezelfde box. Op de achtste vlucht ging José er echt helemaal onderdoor. De duiven vlogen met wind mee boven de honderd en kwamen retour uit het noordwesten. De nestzusjes van José behoorden tot haar eerste duiven en hadden echt hun best gedaan, maar soms heb je aan alleen goeie duiven niet genoeg! Ik herinner me mijn jonge jaren in de duivensport als de dag van gisteren. Als je duiven kocht bij een hard spelende liefhebber, waarschuwde de omgeving je. “Je koopt duiven, maar krijgt er de liefhebber niet bij”. Dat klopt als een zwerende vinger. Nu ik een halve eeuw verder ben, heb ik een variant op die uitsprak. Je koopt duiven van een hard spelende liefhebber, maar krijgt er zijn (gunstige) ligging niet bij. Ik herinner me twee beginnende broers in de duivensport. Ze dachten slim te zijn en bestudeerden uitslagen. Ze zagen de eerste prijs inclusief de hele top 10 van de wereldberoemde topliefhebber in hun kring en waren zwaar onder de indruk. Toen bekeken ze de uitslag op afdelingsniveau en zagen een liefhebber, die met zijn 35e duif nog boven de wereldtopper op de uitslag stond. “Daar moeten we zijn. Dan spelen we de huidige kampioen uit onze kring straks onder de tafel”. De mannen trokken de stoute schoenen aan en investeerden flink in nazaten van het allerbeste. Om het geld terug te verdienen begonnen ze meteen te verkopen op internet via een bekende veilingsite, gebruikmakend van de uitslagen en faam van hun afgod. We zijn inmiddels een jaar of tien verder. Ik heb nooit vernomen, dat er liefhebbers geslaagd zijn met deze duiven. De broers zelf evenmin. Sterker: ze hebben de duivensport verlaten. De moraal van het verhaal: goeie duiven is één, maar er is meer nodig om de top te halen! Dan druk ik me diplomatiek uit. (wordt vervolgd)
Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (13)
Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (13)
Realiteit
Honderd jongen kweken, vier bijhalen met afwijkende ring en dan voor inkorving van de laatste vlucht slechts veertig duifjes beschikbaar hebben, waarvan er plm. 25 inzetbaar zijn. Tien procent kweken we voor de kromsnavel. We weten niet beter. Aan huis verspeelden we eigenlijk nauwelijks een duif, maar met africhten, maar vooral op de prijsvluchten, raakten we zo’n vijftig duiven kwijt. Dat is niet grappig en voor mij onverklaarbaar. Op de eerste prijsvlucht verspeelden we duiven, maar op de volgende acht vluchten voor jonge duiven, bleven we junioren verspelen. Dan is er iets niet in de haak. Heeft het te maken met de breedte van ons vlieggebied? In regio NoordOost van de GOU, verbazen we ons over het concoursverloop in regio NoordWest. Hogere snelheden, vlotter concoursverloop en veel meer duiven. De duiven van NoordWest hebben een andere vliegroute. Die vliegen in mijn beleving met het Veluwemassief aan hun rechterzijde door de Gelderse Vallei. De duiven van regio NoordOost zullen, bij het opdoemen van de Veluwe, de IJsselvallei opzoeken en de Veluwe aan hun linkerzijde zien. Bij wind van achteren zullen de duiven op grote hoogte vliegen en zich minder bekommeren om het landschap. Vliegen de duiven in een meer westelijke koers, dan zullen de duiven van NoordWest nauwelijks hinder ondervinden van het Veluwemassief en vrijwel rechtstreeks op zoek gaan naar de thuisbasis. In regio Noord van de GOU is de uitslag van regio NoordWest zo ongeveer hetzelfde als de uitslag van GOUNoord. Incidenteel naderen de duiven van GOU Noord de Veluwe vanuit meer oostelijke richting en dan hebben de liefhebbers in NoordOost kans om zich fatsoenlijk te klasseren. De duiven van NoordWest zullen dan een omweg maken om in hun gebruikelijke vlieglijn te komen en verspelen zo kostbare tijd. De vorige keer had ik het over de nationale topper in regio ZuidOost, die uitblinkt in eigen regio, maar op de totaaluitslag zichzelf terugvindt achter de 37e duif van een topspeler in NoordWest. In de uitslag van vorige week hetzelfde beeld. De nationale topper in ZuidOost speelt ijzersterk in eigen kring en regio, maar komt er in de totaaluitslag van de GOU niet aan te pas. Dezelfde “angstgegner” uit NoordWest heeft er plm. twintig voor hen op de uitslag. In een stad als Deventer gooiden de laatste liefhebbers enkele weken geleden met de junioren al de handdoek in de ring. Ze komen er tegenover regio NoordWest niet aan te pas en verspelen hun junioren bij bosjes. Niet bevorderlijk voor het spelplezier en voor het opbouwen van een ploegje jaarlingen!
Oorzaken
De één verspeelt meer junioren, dan de ander. Dat is een waarheid als een koe. In Gietelo verspeel ik wekelijke te veel duiven. Ze komen de volgende dag ook slecht na. Gewoon een feit. Dan ga je zoeken naar oorzaken. Met clubvoorzitter Sven had ik het vorige week over te droge hokken. Een luchtvochtigheid van rond de 65% is ideaal. Te vochtige hokken geven problemen, maar te droge hokken eveneens. Volgend jaar ga ik daar meer aandacht aan besteden. Ik probeer mijn duiven zo natuurlijk mogelijk te houden. Daar passen geen medicijnen bij. Toen ik dit jaar vanaf het begin veel duiven verspeelde, begon ik te twijfelen. Zou er iets mis zijn met het “kompasje”? Verdwalen mijn duiven, omdat ze in hun kopje niet helemaal helder zijn? Mijn duiven zitten gewoon bij elkaar. Ze rommelen wat en er ontstaan koppeltjes en er komen nestjes. Op een gegeven moment wordt een mens moedeloos. Als van een broedend koppeltje een partner weg blijft, is de neststand voorbij. Soms denk ik, vooral in het begin, dat je scharrelende en broedende duiven nog gemakkelijker verspeelt, dan duiven die aan hun schapje genoeg hebben. Duiven die uiteindelijk na een week, of meerdere weken, retour komen, daar heb je meestal ook niets meer aan. Ze zijn niet helemaal gezond, te mager en ze missen vluchtritme en ervaring. Twee weken geleden deed ik iets, wat lijnrecht tegen mijn visie en principes in gaat. Uit wanhoop bestelde ik iets “tegen de koppen”. Ik was benieuwd hoe de duiven zouden reageren na drie dagen kuren. Het werd vorige week de vlucht met hoge snelheden. Onze duiven kwamen met een omweg uit het noordwesten retour. Hoewel de duifjes van José vlot thuis waren, ging ze er volledig onderdoor. Gisteren was er een kalme zuidoostenwind. Onze eerste duiven kwamen gemotiveerd uit het zuiden. Mijn tweedegetekende begint met een derde plek in de regio en José speelt met haar eerstgetekende eveneens een mooie prijs in kring en regio. Tot zover niks aan de hand. Als ook de “Erna 888” van José het duifkampioenschap veilig stelt in de kring, is er even opluchting. Als ik ’s avonds om 18 uur in de auto stap richting Twello om de module’s naar de club te brengen, zijn er tien van de vijfentwintig thuis. Dat is heel onbevredigend en wederom hetzelfde liedje. Het lek is nog steeds niet boven!
Toekomst
Ik verkeer in de luxe positie, dat ik geen duiven hoef over te houden voor volgend jaar. De doffer, die enkele weken geleden de 1e GOU Noord speelde, hield ik in. Hij gaat naar het kweekhok. De succesvolle nestzusjes van José mogen vanzelfsprekend ook naar het kweekhok en dan resteren er nog twee duivinnen van mezelf, die goed genoeg presteerden om mee verder te gaan. De overige duiven krijgen allen een toekomst elders. Ik wil minder kwekers doorhouden en dan is het prima, dat er slechts vijf duifjes van 2025 door de selectie komen. Enerzijds vind ik het veelzeggend, dat de vijf uitverkorenen “eigen soort” zijn. Dat is ook teleurstellend, want ik ben naarstig op zoek naar “aanpassers”. Dat zijn in de regel duiven van de beste hokken van Nederland. Vaak onbetaalbare kleinkinderen van de absolute toppers. Ik doe er alles aan om er mee te slagen. Dan is het teleurstellend, als dat niet lukt. Ik zeg niet, dat het geen goeie zijn, maar het zijn duiven die op de Veluwe niet aarden en blijkbaar niet bij mij passen. Het is de harde realiteit!
Arie
Vorig jaar maakte ik al kennis met Arie. Een charmante, weldenkende liefhebber, die in Twello inkorft, als de leden van zijn eigen club in Deventer de handdoek in de ring gooien op de juniorenvluchten. Arie speelt uitsluitend met jonge duiven. Als keurmeester houdt hij van mooie duiven en van “kleurtjes”. In de maanden juli en augustus vindt hij het te druk op de weg en op de campings. Dan speelt hij het liefst met duiven. De rest van het jaar trekt hij er met zijn vrouw en camper op uit. Binnenkort gaat hij naar Italië, want Arie en zijn vrouw zijn ook dol op Norfolk terriërs. Daar is een fokkersdag of show en daar willen ze graag bij zijn. Arie speelde dit jaar niet onverdienstelijk. Zijn ’30 was de naaste belager van “888 Erna” van José. Het enige duifje waar Arie mee verder wil van deze jaargang. Helaas zat Arie gisteren laat en keerde zijn favorietje retour na de prijzen met een gebroken pootje. Arie kan relativeren en verwerkt de lichte teleurstelling over de vlucht als een sportman, zoals het hoort. Het siert de positivo, levensgenieter, dierenliefhebber en duivensporter. Tot volgend jaar, dan praten we gezellig verder over onze gevleugelde vrienden en alles wat ons boeit.
Joep
Deze Apeldoornse oud-marechaussee en duivensportman, kwam dit jaar nadrukkelijk in beeld. Hij verloor afgelopen winter zijn vrouw. “We moeten Joep wat extra aandacht geven”, zei een gewaardeerde, gezamenlijke duivenvriend. Daar was ik het helemaal mee eens. We hadden telefonisch enkele keren leuk contact en toen deed Joep het voorstel om samen te gaan africhten. Normaliter maken José en ik van een africhting een fietsdag, maar door de heupoperatie van José kwam daar helemaal niets van terecht. Voor de vluchten reden we enkele keren naar Elst. Ik vertelde Joep, dat ik voor de vluchten liefst drie keer ga africhten vanaf Ravenstein, volgens de “Martin Geven-doctrine”. Joep had daar geen ervaring mee. “Ik wil duiven overhouden en elk jaar ben ik een keer overmoedig en krijg het deksel op de neus. Twee weten meer dan één en ik voel me er goed bij als ik iemand heb, die over mijn schouders mee kijkt, zodat we samen kunnen beslissen, of het verantwoord is”. Zelf vind ik het ook prettig en gezellig, om het africhten samen te doen. Dat kwam dit jaar bijzonder goed uit, want omdat ik veel gewonde duiven had (gelost onder in de duivenwagen, zeggen we gekscherend) en veel duiven die te laat thuis kwamen, of gezworven hadden. Afgelopen woensdag waren we voor het laatst samen in Ravenstein. Joep had na het overlijden van zijn Mieke een leuke afleiding en nuttige missie. Vanochtend belde ik hem op, om hem te feliciteren: natourkampioen en duifkampioen in de kring en … een leuk ploegje ingespeelde jonge duiven. “Ik zag, dat ik mijn doel bereikt had. Ik dacht aan Mieke, wilde het haar vertellen en toen kwamen ineens de traantjes.” Niets menselijks is hem vreemd. Joep wist, dat het in Gietelo niet liep zoals gewenst. Hij informeerde belangstellend naar José en ik kon hem meedelen, dat José aan het wandelen was en, ondanks alles, aangewezen m.f. en 1e asduif jong in de kring geworden was. Volgend jaar hoop ik weer in de Maaspoort te fietsen met José, maar de africhtingen samen met Joep zijn zeker voor herhaling vatbaar.
A.S. Croatia
Sander kwam met het idee. Meedoen aan een One Loft Race. We gooiden het in de groep. Jaap vertelde onomwonden, dat gokken niet zijn ding is en hield de boot af. Albert zag het wel zitten en Rini wilde ook niet achter blijven. Zelf ben ik benieuwd waar onze duiven staan in een internationaal gezelschap en José vond het allemaal prima. Voor een team van zes duiven betaal je plm. 600 euro en doe je het met vijf teamleden, dan zijn de kosten goed te overzien. De keus viel op de race in Kroatië. Enthousiaste mensen, die gastvrij en betrouwbaar over komen. Vorig jaar werd de allereerste versie gewonnen door Peter Voskamp uit Deventer en we zagen dat Oliver Sabol en de familie Eijerkamp ook tot de deelnemers behoren. Eind april stuurden we zes (vet) blauwe duifjes van ons “eigen soort” via een tussenpersoon in Nijverdal naar Kroatië. De organisator zou ze hoogstpersoonlijk ophalen. Inmiddels zijn we twaalf africhtingen en drie “Hotspotvluchten” verder. Van de ruim 900 ingestuurde duiven zijn er nog ruim 400 aanwezig. Ook hier is het overhouden van duiven niet gemakkelijk. Van ons team van zes, zijn er nog vijf aanwezig, die het tot nu toe heel behoorlijk doen. Er komen nog een aantal wedstrijden, waaronder een semifinale van 400 km. , een finale van 500 km. en een race van 600 km. Er wordt gevlogen vanuit Hongarije, Oostenrijk en Tsjechië. Alle duiven op hetzelfde hok, dezelfde verzorging en condities. Wat een verademing. Misschien kunnen onze duiven het helemaal niet aan, maar veel eerlijker dan dit kan niet. Niet ligging en wind bepalen de uitslag, maar de intrinsieke kwaliteiten van de duif. Daar hou ik van. Ik kijk met belangstelling uit naar de komende weken. (wordt vervolgd)
Kweekwaarde, kwinkslagen en kwekkoe (12)
Kweekwaarde, kwinkslagen en kwekkoe (12)
Samenvatting
Kort na de opening van het jongeduivenseizoen, produceerde ik mijn laatste bijdrage. Vanochtend moest ik eerst even spieken, onder welke kop ik mijn schrijfsels ook al weer de buitenwereld in slinger. De eerste vlucht was in juli een memorabele. Een paar echt vroege duiven, die door het elektronisch constateersysteem niet “gepiept” werden. Duiven, die met zichtbare hittestress een kwartier wezenloos voor zich uit keken op het hok in een steeds groter wordende groep en helaas behoorlijk wat achterblijvers. Een “horrorvlucht”. Uiteindelijk kregen we het constateersysteem aan de praat en lieten we wat uit het hok gepakte duiven over de antenne lopen voor wat staartprijsjes, maar wat een afknapper! Jaap, Sander en Rini stonden als geslagen honden op het gazon toe te kijken. Dat beeld bleef me de hele week achtervolgen. Broer Henk, die eigenlijk nooit komt kijken bij een duivenvlucht, piepte er als een dief tussenuit, wetend dat woorden tekort schieten op zo’n moment. Hoewel mijn hart huilde, vooral vanwege de vele achterblijvers en de desolate staat van de thuiskomers, probeerde ik uiterlijk onbewogen te blijven. José troostte me, want ze begreep hoe ik me voelde. “Gisterenavond bij het inkorven, hoorde ik voor het eerst, dat een clubgenoot ongeneeslijk ziek is. Prima kerel en van hetzelfde bouwjaar 1952 als ik. Ook was ik geschrokken van het overlijden van de echtgenote van Willem de Bruin. Dat zijn onomkeerbare en tragische dingen. Duivensport is niet meer dan een spelletje met elke week nieuwe kansen”.
Verliezen
De vluchten kenmerkten zich door wekelijkse verliezen. Na het teleurstellende begin, probeerde ik me te herpakken. Toch kreeg ik de duiven niet, zoals ik dat graag zie. Ik ben maar een simpele ziel, met eenvoudige hokken. In het verleden had ik meestal stro op de zandvloer van een belangrijk deel van mijn hokken. Anno 2025 zitten ze overwegend op metselzand. Kurkdroog in een zomer als deze. Misschien zelfs te droog! Afgelopen donderdag vergezelde ik clubvoorzitter Sven naar de loods in Wezep om de jonge duiven aan te voeren. Hij begon spontaan te vertellen over te droge hokken, waar jonge duiven rode neusjes krijgen en uitgedroogde slijmvliezen. “Mijn vader Frits heeft zijn hokken niet in orde en hij experimenteert met hygrometers en automatische verneveling. Zelf heb ik natte doeken in mijn hok gehangen en sindsdien gaat het beter.” Sven is een jonge gast. Druk met het verbouwen van zijn woning en de opvoeding van twee spontane en levendige zoontjes van 6 en 4. Timmerman en bouwvakker in hart en nieren en gespecialiseerd in monumentale bouw en tevens leermeester. Ik vertelde Sven, dat veel mensen hem als klein ventje irritant vonden. Een druktemaker met a.d.h.d. en overenthousiast. “Dat weet ik maar al te goed en dat herken ik ook bij mijn jongens. Zelf heb ik veel gehad aan de scouting. Daar heb ik veel geleerd. Samen met Esmee proberen we onze jongens zo goed mogelijk op te voeden. De oudste krijgt een eigen duivenhokje, waar hij zelf alles mag regelen. Esmee neemt ze mee het moestuintje in om ze te laten ontdekken hoe het werkt in de natuur. En natuurlijk willen ze net als papa met gereedschap aan het werk en dingen maken.” Ik geef Sven een welgemeend compliment. Je bent van ver gekomen, hebt je goed ontwikkeld, bent voorzitter en secretaris van de duivenclub, een gewaardeerd en gepassioneerd vakman en met Esmee goed bezig met het opbouwen van een toekomst voor jullie jonge gezin. Mooi om te zien, hoe hij dit jaar voor het eerst goed presteert met zijn junioren, zijn kinderen daar bij betrekt en zich verdiept in voeding, erfelijkheid, hokklimaat en alles wat de duivensport boeiend maakt! Via het ritje van en naar Wezep, ben ik aan het denken gezet over het hokklimaat in Gietelo! Volgend jaar hang ik zonodig de was op in het hok!
Teleurstelling
Als dingen niet lopen zoals je graag ziet, je wekelijkse verliezen hebt bij de junioren en er niet de vinger achter krijgt waarom ze wegblijven, dan ga je piekeren en zoeken naar oorzaken. Zelfs één van mijn compagnons wilde de oorzaak al zoeken op het kweekhok, waar hij de verantwoordelijkheid draagt. Soms krijg je een bemoedigend appje of mailtje van een collega-duivenhouder, maar die zijn op de vingers van één hand te tellen. Het is als in de natuur. Bij de edelherten wordt de belangrijkste en sterkste bok uitgedaagd door jongere bokken, die de leiding over willen nemen. Veertigers uit de buurt met veel toewijding en passie, als Sando Verbeek, Johan Gijsberts, Bob van Zeist, staan te trappelen om de rol van zeventiger en “oude bok” Wagenaar over te nemen. Daarvan ben ik me heel bewust. En dat gaat ook gebeuren. Maar ik ben koppig en genoeg sportman, om dat niet zonder slag of stoot te laten plaats vinden. Gelukkig zijn het sportieve knapen en gaan we op een gezonde manier om met elkaar. Toch houden we elkaar in het oog en soms heb je daar steun aan. Zoals afgelopen zaterdag. We vlogen Soissons met de jonge duiven en Hirson natour. De duiven gingen na het middaguur los en er was een behoorlijk zuidwestelijk briesje. Ik waarschuwde mijn teamgenoten vooraf. Als ze boven de honderd km. per uur vliegen, wordt het een fiasco. Dan komen de duiven uit alle richtingen retour, behalve uit de goeie richting. De bekende en invloedrijke A.S. schrijft vaak, dat bij hoge snelheden de duiven met het beste kompasje naar voren komen. Mogelijk geldt dat voor oude duiven, of voor een relatief smalle vlieglijn, maar in Gietelo kan ik me niet één goeie uitslag herinneren bij “waaivluchten”. Veelal zijn de liefhebbers op de grootste afstand spekkoper met hoge prijspercentages en vroege duiven. Ik zal mezelf niet als voorbeeld nemen, maar Lorena Gijsberts uit Voorst. Achter deze naam gaat Johan Gijsberts schuil. Eén van de beste jonge duivenspelers uit regio NoordOost van de GOU. Vorige week speelde hij op de natour de eerste prijs in de regio met een jonge duif. Met dezelfde jonge duif speelde hij een week eerder ook de eerste prijs in de regio. Ook met de jonge duivenvluchten speelt hij wekelijks aan de kop in kring en regio. Door kortstondig compagnonschap met Marcel Sangers, investeringen bij Eijerkamp en inbreng van het beste uit zijn kennissenkring, heeft hij zowel naam als faam op zijn hokken. Duiven met faam verdienen overigens zijn voorkeur. Naam is goed voor de commercie. Gisteren begon hij voor zijn doen veel te laat en maakt maar vijf schamele prijsjes (37 mee). Sando Verbeek, die op de hokken van Lorena kijkt en omgekeerd, maakt met hangen en wurgen één staartprijsje (10 mee). In Gietelo, de voorstad van Voorst, ging het niet beter. Twee weken geleden 1e GOU Noord, vorige week 1 (Freek) en 2 (José) in de kring en gisteren ging José er volledig onderdoor. Ze had alles thuis en haar duifjes arriveerden kort na elkaar, net buiten de prijzen. Dan ervaar ik op zo’n moment troost, als ik de uitslag van de andere Voorstenaren bekijk.
Soort
Zijn er duiven, die specifiek met wind van achteren furore maken? Die zijn er inderdaad. Voorstenaar Toon Waanders, die nog wel een paar duifjes voor de aardigheid houdt, maar als tachtiger niet meer meedoet aan prijsvluchten, had ooit een fondduif, die het op de overnachting prima deed met wind van achteren. Ook wijlen Gerrit Ilbrink had ooit een “waaiduif”, die alleen met wind van achteren furore maakte. Bij mijn club “Steeds Verder” is het verschil in afstand tussen mij en Bertus ongeveer vijftien kilometer. Bertus heeft veruit de grootste afstand. Voorheen was dat Jan uit Terwolde, die ongeveer 10 kilometer meer afstand heeft t.o.v. Gietelo. Jan en Bertus zijn serieuze liefhebbers. Beiden hebben niet echt een eigen stam. Bertus houdt niet van zelf kweken en scharrelt zijn duiven overal en nergens op. Jan maakt er geen geheim van, dat hij goed is met duiven van compagnon Albert. Bij harde zuidwestenwind was voorheen Jan favoriet in de club en tegenwoordig Bertus. “Heb je de netten al gespannen bij de IJssel”, roept ons nieuwbakken lid Marco al bij voorbaat. Hij plaagt Bertus graag en die reageert daar wonderwel positief op. Bertus lacht dan zuinig en weet dat hij moeilijk te kloppen zal zijn in de club. Het zit niet in soort, maar puur in de omstandigheden. Wie op de brug bij Heteren over de Rijn rijdt, komt vanuit het vlakke uiterwaardenlandschap ineens in het “hooggebergte” van Nederland. Dat blijft een mooi aanzicht. De Zijpenberg is in feite een met hormonen behandelde molshoop en de Posbank een in de IJstijd ontstane stuwwal. Feit is, dat onze postduiven er ontzag voor hebben. Die duiken linksaf de Gelderse Vallei in of zoeken rechtsaf de IJsselvallei. Mogelijk is het bosgebied dat de Veluwe vormt, bij flinke wind van achteren geen obstakel. Duiven vliegen dan op grote hoogte gewoon over het gebied, dat ze normaliter mijden als de pest. De verhouding GOU NW tegenover GOU NO is qua aantallen momenteel 5:2. Ondanks west in de wind hebben de duiven van NoordWest zwaar de overhand. Volgens sommigen heeft dat met kwaliteit te maken. Kwaliteit van liefhebbers? Van duiven? Van ligging? Ik denk er het mijne van. Ik herinner me een uitslag van de GOU. Eén van de beste liefhebbers van Nederland speelde een week eerder meerdere duiven op Teletekst. Een week later bekeek ik opnieuw de uitslag om te zien hoe die er nu uit zag. Het was die week op zaterdag zuidoostenwind. In de eigen kring was het “business as usual”: 1, 2 ,3, 5, enz. Ik hield de gemaakte snelheid van de winnende duif in gedachten en bekeek de uitslag van de totale GOU. Bij de eerste honderd niet te vinden. Bij de eerste duizend evenmin. Ergens rond plek 1200 zag ik de naam. Boven hen stond een liefhebber aan de boorden van het IJsselmeer, die net zijn 37e duif geconstateerd had. Ik verzin het niet. Dan zakt toch je broek af!
Afwijking
Er zijn meerdere liefhebbers, die altijd op zoek zijn naar beter. A.S. was in zijn goeie jaren en mogelijk nog steeds, op zoek naar nog beter. Ook Willem de Bruin ging vaak met Ad naar België op zoek naar de beste duiven. Pieter Veenstra doet het, Gerard Koopman, André en Bert Leideman en talloze anderen. Ook Bas en Gerard Verkerk hebben hun basis van duiven van gebr. de Wit niet zuiver gehouden, maar talloze versterkingen gezocht en gevonden bij topliefhebbers, door samenkweek of aankoop van asduiven. Stilstand is achteruitgang en het zoeken naar beter was soms een hobby binnen de hobby. Hans en Evert Jan Eijerkamp behoren tot de bekendste postduivenliefhebbers ter wereld. Ze hebben de beste duiven, de beste verzorgers, de beste medische begeleiding en een toplocatie aan de boorden van de IJssel. Toch zijn ze in binnen- en buitenland steeds op zoek naar de ultieme duif. Ook bij de nationale top haalden ze duiven. Bij Koopman, de Bruin, bij “Bassie”, bij Bert & André, bij Bakker en vele anderen. Eijerkamp is heel transparant. Wekelijks worden de uitslagen gepubliceerd, ze zijn real-time te volgen en de afstamming van elke aangekomen duif komt in beeld met alle wetenswaardigheden, plus foto’s. Ik bezoek hun site wekelijks, bekijk hoe ze gepresteerd hebben en ben benieuwd met welke duiven ze successen boeken. Als eenvoudige liefhebber vergaap ik me aan duizelingwekkende aankomsten. Ik wil weten, met welke duiven er gevlogen wordt en wat die presteren. Dat is leerzaam, te meer omdat ik zelf voor zeker 90% met duiven van Eijerkamp en hun nazaten vlieg.
Afwijking (2)
Zelf ben ik ook altijd op zoek geweest naar beter en nog steeds laat ik een buitenkansje niet lopen. Door goede contacten kon ik in het verleden duiven testen voor derden en beschikken over nazaten van duiven, afkomstig van de nationale top. Dat is erg leerzaam, interessant en soms ontluisterend. Wat is de intrinsieke kwaliteit van hun duiven? Soms liep me het water uit de mond, bij het bekijken van stamkaarten van nieuwe aanwinsten. Dat kan niet kapot, dacht ik dikwijls op voorhand. Helaas kon het wel degelijk kapot. Bij ons gaat alle opsmuk eraf. Geen medische begeleiding, geen hygrometers, verwarmingsplaten of ventilatoren. Een dorp, waar in het verleden op duivensportgebied nooit iets noemenswaardigs gepresteerd is. Gewoon kruisen met het beste en kijken wat er van alle bombarie overblijft op de jonge duivenvluchten van de GOU. Mijn ervaring met jonge duiven over vele jaren? De beste junioren komen uit de duiven, die op eigen hok na bikkelharde selectie en simpele verzorging het mooie weer maken. Duiven, die bewezen hebben bij mij en mijn verzorgingssysteem te passen. Alle mooie namen ten spijt! Het duifje, dat momenteel bovenaan staat in onze kring, de ‘888 op naam van José, ondanks falend constateersysteem op de eerste vlucht en José, die er gisteren volledig onderdoor vloog, is een duifje uit de 1e asduif kring van 2021. De duif, die twee weken geleden 1e GOU Noord vloog, is een zoon van de 1e asduif 2022, die in dat jaar ook 1e GOU Noord vloog. De moraal van dit verhaal: heb je goeie duiven, die jou plezier verschaffen en bij jou passen, wees er dan zuinig op. Dure aankopen moeten eerst bewijzen, dat ze beter zijn! Zelf hebben we elk jaar wel een koppel, waar zo veel beroemde winnaars, Olympiadeduiven en internationale toppers in verweven zijn, dat we ons laten verblinden en er soms wel tien jongen uit kweken met behulp van voedsters. Negen van de tien keren, komen we van een koude kermis thuis en toch blijven we dromen. Het is inderdaad een afwijking, maar als we niet meer mogen dromen, kunnen we beter stoppen.
Kleurtjes
Sander is gek van kleurtjes en heeft steenrode, pikzwarte en spierwitte voedsters. Jaap is dol op schimmels, Rini vindt rood mooi en Albert heeft niks met “anonieme blauwen”. Zelf vind ik kleur ook mooi, maar alleen als ie goed vliegt! Afgelopen seizoen hadden we enkele zwarten, maar die hebben zichzelf al uitgeselecteerd. Echt jammer, want ik zie ze zo geerne. Dit jaar lap ik op woensdag vanaf Ravenstein. Geen overbodige luxe met talloze gewonde duiven en duiven, die soms dagen of weken op de dool waren. Dit jaar doe ik dat samen met Joep. Hij kwam er afgelopen winter alleen voor te staan na het overlijden van Mieke en hij zocht en vond zijn troost bij de duiven. We spreken af met het zicht op de Maas, lossen onze duiven mand voor mand en drinken dan samen een bakkie, dat door José met liefde gezet is. Joep liet me enkele weken geleden een steenrode jaarlingdoffer zien. “Mijn beste jaarling”, zei hij met enige trots. “Als je er een steenrooie uit kweekt, hou ik me aanbevolen”, antwoordde ik gevat. “Dan hebben we een deal”, zei Joep lachend. Samen africhten is leuk en gezellig en levert zo ook nog iets op. Afgelopen week stuurde Joep een foto van een steenrood stoppeljong. Als alles goed verloopt zetten we het duifje tegen een ingeteelde blauwe van onszelf, in de hoop dat we eindelijk de (vet)blauwe overheersing gaan doorbreken. Maar …. kwaliteit gaat boven kleur. Een steenrode is voor mij pas mooi, als ie presteert! Of we na de domper van gisteren nog enige kleur aan het bijna afgelopen seizoen kunnen geven, moet komende zaterdag blijken. De wind zit volgens Buienrader de komende veertien dagen vast in de zuidhoek. “Wie het laatst lacht, lacht het best”, zal Bertus denken. En Jan zie ik goedkeurend knikken. “Duivensport, ondanks alles, het mooiste dat er bestaat”, zou wijlen bakker Littink zeggen. Een tevredener en goedaardiger clublid heb ik nooit ontmoet. Succes gewenst en alle winnaars gefeliciteerd en alle verliezers moed en sterkte! (wordt vervolgd)
Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (11)
Frustratie
Ondanks wat lichamelijk ongemak, toch maar weer achter de laptop gekropen. Komende dinsdag gaat José onder het mes voor een nieuwe heup. Zelf word ik komend najaar voorzien van een knieprothese voor mijn linkerbeen. Verder zal ik op korte termijn geholpen worden aan beide ogen (staar). In deze periode begint voor mij het duivenspel. Het elektronisch constateersysteem was door een handige neef voorzien van nieuwe bekabeling en nieuwe stekkertjes. Na het installeren was het meteen goed: alles werkte. Helaas, na enkele geslaagde testvluchten, begaf de zevende en laatste antenne het. Teamlid Albert had nog een reserve-antenne, waardoor alles snel verholpen was. Toen begaf de console, waar de module in hangt, het. Kan gebeuren, denk je. We werken al ruim een kwart eeuw met Tauris binnen de vereniging en aan alles komt een eind. “Ik heb nog wel zo’n voetje”, bood Albert aan en ook dit euvel werd snel verholpen. Vorige week vrijdag was ik voor het eerst naar Ravenstein met de junioren. Een mooie gelegenheid voor een laatste test. De africhting verliep voorspoedig en de duiven werden netjes geconstateerd in de trainingsmodus. Op zondagmorgen samen met sportvriend Joep voor de tweede en laatste keer naar Ravenstein. Opnieuw een vlot verloop en een feilloos werkend systeem. “Laat de eerste vlucht maar komen”, zei ik tegen Joep “wij zijn er klaar voor en hebben ons huiswerk gedaan”.
Weert
De vooruitzichten waren veelbelovend. Nauwelijks wind en uit de noordhoek. Temperaturen rond de 25 graden. Geen beren op de weg. Jammer genoeg zat er een addertje onder het gras. Er was in het zuiden veel bewolking en daar hadden weinigen rekening mee gehouden. In de aanloop naar de vlucht zat het al tegen. Op donderdag begon mijn overdrukhelm kuren te vertonen. Veel gepiep van in mijn ogen overbodige elektronica en telkens dienst weigeren. Ongemerkt kwam ik daardoor in contact met duivenstof. Mijn slijmvliezen raakten geïrriteerd en al snel begon mijn stem te haperen en begon ik te hoesten. De reservehelm deed evenmin wat ie moest doen en een telefoontje naar John Freriks (Koudijs) was mijn laatste reddingsboei. John, die zelf geplaagd wordt door nierfalen en alles wat daar bij hoort, is servicegericht. Ooit zei hij mij, dat ik de trouwste Koudijsklant ben, maar zo behandelt hij mij ook. Een half uur later stond hij al aan de deur met een reservehelm plus oplader. Betere en snellere service kun je niet wensen. Chapeau John en Fiona! “Steeds Verder” biedt de mogelijkheid om een volle mand voor de liefhebber exclusief te reserveren. Mits je 25, 50 of een veelvoud inkorft. Dat leek me een goed idee. Voor José 25 stuks en voor mezelf 50. Dan komen je duiven niet in direct contact met andere duiven en reduceer je de besmettingskansen. Ik zou zo vier duiven van José en zes stuks van mezelf thuis houden als reserve voor de volgende vlucht. Er zijn altijd duivinnen, die net moeten leggen, of net gelegd hebben. Die hou je vanzelfsprekend thuis. Ook “Carolien” mocht thuis blijven. Carolien Pasman, de echtgenote van fondspeler Wilfred, gaf me enkele weken geleden een duifje op, dat graatmager was. Een echt “scheermes” en vel over bot. Vaak zijn zulke duiven afgeschreven, maar mijn “Carolien” was wierig en had eetlust en dat is bemoedigend. Ik denk, dat ze het redt en we er net op tijd bij waren, met dank aan dierenvriendin Carolien Pasman. De “Carolien 606” mocht nu nog een weekje aansterken. Zaterdagochtend liet ik de thuisblijvers vroeg uit. De gedachte was om ze flink te laten trainen en uit dit clubje twee “lokkers” te kiezen. Het liep allemaal anders dan gepland. Ik had elf thuisblijvers i.p.v. tien. Zag er één over het hoofd. Ze trainden zaterdagochtend zo enthousiast, dat ze waarschijnlijk achter vluchtduiven zijn aangevlogen. Eentje is er nog steeds weg en het nestbroertje arriveerde ’s avonds na het afslaan van de klok. Rini, Jaap en Sander wisten, dat er nog enige duiven op het hok ontbraken en dit zorgde voor verwarring en een vervelende samenloop van omstandigheden. Rond half één waren alle ogen gericht op Kwatta. Enkele minuten later was er ineens een duif, die enkele rondjes maakte en toen op de klep dook. Met mijn hese stam probeerde ik het enthousiasme van de teamgenoten te temperen.. Het systeem piepte niet, dus was het een “thuisblijver” was de gedachte. We hebben veel vetblauwen en die lijken allemaal sprekend op elkaar. Enkele minuten later andermaal een duif en weer geen piepje als teken van herkenning. “Dat ze net thuiskomen als de vluchtduiven arriveren”, is hinderlijk. Bij de volgende duif andermaal geen piepje, maar nu wist ik zeker, dat het een vluchtduif betrof. Het was onze zilvervale. Ik haalde de duif uit het hok en hield de chip boven de antenne, maar er gebeurde niets. Dan slaat de paniek toe. Geen enkele duif werd herkend! Dan gaat er van alles door je heen, want je weet dat je een eventueel kampioenschap met zo’n scheve schaats wel kunt vergeten. Sander haalde de module meerdere keren van de console, maar dat veranderde niets. Ik haalde een schroevendraaier uit de schuur en begon met de moed der wanhoop antenne’s los te draaien. Met het eindstopje in de zesde antenne begon de reanimatie vruchten af te werpen. We hebben vervolgens enkele duiven handmatig over de antenne bewogen, vooral omdat al snel duidelijk werd, dat het geen “makkie” zou worden. Sander, Rini en Jaap stonden als drie geslagen honden bij elkaar. Wat een prachtige vluchtdag leek te worden, draait uit op een enorme afknapper. De door Jaap meegebrachte gevulde koeken van bakker Bril kunnen de pijn en teleurstelling niet compenseren. ’s Avonds is goed tweederde op de thuisbasis teruggekeerd. Op de club was de schade zo mogelijk nog groter. Toch was er een lichtpuntje. Ben Besselink, een bijna tachtigjarige, alleengaande oud-onderwijzer, had het er met 15 van de 19 thuis, goed afgebracht. Ben kwam van de opgeheven Bathmense postduivenvereniging en had een lastig jaar achter de rug. “Ben, je zit me dik voor en bent met 15 van de 19 thuis, spekkoper! “Dit heb je verdiend”. De volgende ochtend meldde hij op de clubapp, dat twee van de vier achterblijvers op de thuisbasis teruggekeerd waren. Bij ons waren er ook twee retour, maar ook nog een twintig onderweg. Twee onderwijzers bij elkaar, maar andermaal was Ben in de uitblinkersrol. “Goed bezig”, zou Ilja Gort zeggen. Dat zit wel “snor”, dacht ik bij mezelf.
Relatief
Hoewel ik me het weekend heel anders had voorgesteld, ben ik inmiddels goeddeels over de teleurstelling heen. Het kampioenschap is geen item meer. Daar heb ik de zolder mee vol liggen. We kunnen ons nu richten op een mooie uitslag. Als duivenliefhebber gaan me de duifjes aan het hart, die nog onderweg zijn en die we waarschijnlijk nooit meer terug zien. Aan sommigen was ik echt gehecht. José had zo’n mooi klasje. Van de dertig, waren er nog 29 aanwezig. Ze luisterden goed en vormden een echte eenheid. Ineens is de sfeer op het hok weg. Blijkbaar moesten “de knupkes er eerst op” in de bewoording van wijlen Martin Geven. Martin stierf 1 juni 2016. Ik ben net als Martin van 1952. Hij van november, ik van december. Voor Martin was het negen jaar geleden einde oefening. Wij kregen sindsdien de kans om nationaal kampioen te worden en de beste Nederlandse Olympiadeduif te spelen. Dan moet je niet zeuren, als de klok het begeeft, of dat je op een andere manier een draai om de oren krijgt. Alles is betrekkelijk of relatief. Ik heb het weekend van me af geschreven. Sando en Johan hebben de eer van Voorst met verve verdedigd en volgende week beginnen we allemaal weer met frisse moed. Weliswaar met pijn in het hart en met zere ogen van het getuur op het beeldscherm, maar vrolijk gaan we verder. “Morgen gaat het andere been eraf”, zou vader Ernst zeggen. In gedachten zie ik die andere kolenboer uit Emst knikken met een glimlach. Karel Tellegen. Mist beide benen, maar is nog steeds duivenmelker. Een uitstervend ras, die kolenboeren! (wordt vervolgd)
P.S. Tijdens het maken van deze aflevering zijn er rond 13 uur nog twee duifjes retour gekomen. Als duivenliefhebber krijg ik daar een kinderlijke vrolijkheid van. Gelukkig, daarom heb ik nog steeds postduiven. (wordt vervolgd)
Kweekwaarde, kwinkslagen en kwekkoe (10)
Kweekwaarde, kwinkslagen en kwekkoe (10)
Onderbreking
Voorlopig moet ik noodgedwongen deze rubriek onderbreken. Gezondheidsredenen liggen er aan ten grondslag. Afgelopen woensdag bezocht ik de oogarts in het ziekenhuis, nadat de optometrist me doorverwezen had. Mijn gezichtsvermogen ging letterlijk zienderogen achteruit. Lezen in de krant en op het beeldscherm werd steeds lastiger en zelfs pijnlijk en in het verkeer begin ik steeds voorzichtiger te rijden, vooral ’s avonds. De optometrist had me verteld, dat ik aan beide ogen “staar” heb. Nader onderzoek in het ziekenhuis bevestigde dit. Met plus 7,5 rechts, doe je met een leesbrilletje van de Action (maximaal plus 3,5) ook weinig. De oogarts stelde voor om beide ogen te opereren met een tussenpauze. Als ik bereid was zelf bij te betalen, zouden mijn ogen mogelijk zo “gerepareerd” kunnen worden, dat ik zelfs geen bril meer nodig zou hebben. Dat klonk me als muziek in de oren, want met brillen, ringen, armbandjes, kettinkjes en aanverwante zaken heb ik niks. Goed zicht is me echter veel, zoniet alles waard!
Sores
Niet alleen mijn ogen spelen me parten. Gisteren ging ik andermaal naar het ziekenhuis. Nu naar een andere afdeling. De huisarts had me verwezen vanwege moeilijk lopen door een versleten linkerknie. Toen de chirurg de röntgenfoto van de knie zag, liet hij me meekijken. “Bot op bot”. De chirurg liet me plaats nemen op de behandeltafel. Al snel stelde hij vast, dat de rechterknie niet minder versleten was. Ook beide heupen waren er niet best aan toe. Er was echter meer onheil, want in mijn knieholte links voelde hij een heel duidelijke hartslag, wat duidt op verwijde vaten. Ook de grote littekens op beide bovenbenen trokken zijn aandacht. Ik vertelde, dat ik met voetballen de hoofdspier in mijn linkerbovenbeen volledig afgescheurd had en destijds drie weken in het ziekenhuis lag. De chirurg, die me opereerde, zei 47 jaar geleden, dat zoiets bijna nooit voorkomt en duidt op aangeboren te korte spieren. Twee jaar later begon ik weer rustig te trainen, maar toen ik op zeker moment een sprintje trok, gebeurde precies hetzelfde in mijn rechterbeen. De chirurg van dienst, adviseerde mij om nooit meer te sporten. “Van mij mag U alleen dammen of schaken”, zei hij. Ik wist genoeg. Toen ik me gisteren aangekleed had, maakte de chirurg plan de campagne. U laat röntgenfoto’s maken van rechterknie en beide heupen en U moet langs de vaatspecialist”. Ik vertelde de arts over de twee openhartoperaties in 2014 en de complicaties nadien. Behalve een longontsteking kreeg ik vrij ernstige trombose in mijn linkerbeen. “Ik kan er twee nieuwe knieën in zetten, maar dat kan alleen, als Uw heupen in orde zijn. Dan hebt U te maken met verwijde vaten en met twee aan elkaar gezette bovenbeenspieren. Die spieren moeten los gemaakt worden van de knie en weer vast gemaakt. Dit is een extra complicatie, want zoiets zie je zelden”. Eigenlijk was ik niet eens verrast door zijn bevindingen. Voor mij werd het tijd om wat humor in de strijd te gooien. “Ik ben een hopeloos geval, maar U moet het niet zien als een probleem, maar als een uitdaging. Ik heb een broer, die op dezelfde dag jarig is als ik. We zijn geen tweeling, want ik ben zes jaar ouder en het eerste kind in het gezin. Destijds was ik een moetje”. De dokter keek ernstig en noteerde zijn bevindingen via het toetsenbord. “Mijn broer, zelf oersterk, noemde mij meerdere keren een voorvochtkindje. Verwekt achter een boompje, maar niet goed afgewerkt”. De dokter moest er om lachen, zoals ik zelf ook altijd doe. Humor verzacht de pijn en houdt leed draaglijk. Al meteen na mijn geboorte begonnen de problemen. De uitgang van mijn maag was te nauw. De borstvoeding kwam er als een fontein uit. Onze huisarts destijds onderkende het probleem niet. Na zes weken zat ik onder mijn geboortegewicht en was bijna uitgedroogd. Een vervangend arts op het consultatiebureau, herkende de kwaal en ik moest met spoed geopereerd worden. Klazien Ketelaar, inderdaad de echtgenote van clubgenoot Jan, was kraamverzorgster en sprak me er ooit over aan. “Jij hebt door die problemen en de operatie nadien eigenlijk nooit borstvoeding gehad. De kunstmelk was in die tijd nog niet zoals nu. Via de moedermelk krijg je anti-stoffen mee, die jij nooit ontving Dat verklaart volgens mij ook je allergie”. Een slechte start en het begin van een lange reeks ongemakken en genetische problemen. Maar … zo lang er iets aan te doen is, is er hoop.
Duiven
Het verzorgen van de duiven verloopt door het fysieke ongemak wat moeizamer. Ik ben meer tijd kwijt en neem tussendoor wat rust. Zoals ik de vorige keer al schreef, trainen de duiven aan huis niet geweldig. Soms zijn ze even uit mijn gezichtsveld, maar dat mag je geen wegtrekken noemen. De jongste junioren zijn de duiven van José. De laatst bijgeplaatste junioren zijn bijna tien weken oud en gemiddeld is de groep van 29 stuks nog geen 80 dagen oud. Dan moet je voorzichtig zijn. Ik heb ze vier keer in de mand gehad en los gelaten op 1, 2 en tweemaal 3 kilometer. De oudste jongen, van mezelf, hebben twee keer in de mand gezeten en zijn op 2 en 3 kilometer gelost. We zijn begonnen met 30 (José) en 70 (Freek) ringen. Een groot compliment voor de kweekafdeling, want het leverde 30 en 70 jongen op. Geen zwakkelingen, nauwelijks onbevruchte eieren, kortom een geslaagde kweek. De 30 jongen van José komen uit dezelfde ouders als de door mezelf afgezette junioren. Toch vind ik ze door elkaar genomen net iets mooier. De hogere temperaturen, het lengen van de dagen tijdens de groei, het zal er allemaal mee te maken hebben. Via de verloting van jonge duiven van Gerard Bolink, die naar Ameland verhuisd is, kwamen er twee afwijkende ringnummers uit Bathmen. Ook de verzilverde bon van Johan Gijsberts, leverde twee mooie jongen op. Acht junioren (7 van mezelf en 1 van José) gingen als prooi van de havik de boeken in. Verder waren er de nodige gewonde duiven door de aanvalsdrift van het druistige mannetje van de havik. Die verwondingen aan borst en poten zijn inmiddels allemaal hersteld. Daar kunnen we mee leven. Momenteel zie ik de havik nog maar weinig verschijnen. Wel was er vorige week ineens de slechtvalk. Niet de karakteristieke “klapklapklapzweef” vleugelslag van de havik, maar het afwijkende silhouet van de snelste vogel ter wereld volgens experts. “Wanderfalk” noemen onze Oosterburen hem. Een roofvogel die vele kilometers maakt rondom zijn nest. Bij gebrek aan rotsen broedt de slechtvalk op torens, hoge fabrieksgebouwen, e.d. Zijn duizelingwekkende snelheid bereikt hij, als hij met ingetrokken vleugels in duikvlucht een prooi “stoot”. Dit gaat met zo’n snelheid, dat het slachtoffer vaak de rug breekt op het contactmoment. Wat er met de ‘86 van José gebeurde, weet ik niet. Op die bewuste dag keerde ze laat in de middag retour met een gapend gat op de plek waar de vleugel aan het lichaam bevestigd is. Het beestje heeft pijn en vliegt niet graag, maar ik heb hoop dat ze volledig herstelt. Wat me opviel: als de havik verschijnt, escorteren de kraaien de rover en vallen hem/haar lastig. Toen de slechtvalk op duivenjacht was boven Gietelo, lieten de kraaien zich niet zien! Inmiddels beginnen mijn ogen pijn te doen. Het kost me te veel moeite. Ik wens U een mooie zomer en een goed vliegseizoen. Als mijn gezondheid het toelaat, hoop ik mijn blog na de staaroperaties te hervatten. Tot dan!
P.S. Onze duiven zijn één keer geënt tegen paramixo-rota en vorige week met het borsteltje tegen pokken. Of dat voldoende is, zal blijken en hoort U t.z.t. als alles volgens plan verloopt.
Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (9)
Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (9)
Trainen
De vorige keer had ik het over de training aan huis van de lichting 2025. Vijf tot tien minuten is natuurlijk veel te weinig. De duiven verlieten het hok bij het los laten niet enthousiast. Dat is kenmerkend. Duiven, die in orde zijn, vliegen als een streep het hok uit. Nu moest ik sommige duiven het hok uit jagen en gingen ze vervolgens op het dak van het hok zitten. Ik hoor verhalen van liefhebbers, waar de junioren ongenadig trainen. “Ze zijn minimaal een half uur uit het zicht verdwenen en blijven aan huis, bij terugkeer, gewoon met spirit trainen”, hoor je dan. Zulke verhalen zijn er elk jaar en tegen de tijd, dat de vluchten beginnen, ontbreken de “voorjaarskampioenen” op de uitslagen. Natuurlijk is het fijn, als junioren aan huis weg trekken. Daar leren ze de omgeving door kennen en bouwen ervaring en zelfvertrouwen op. Toch lig ik er niet van wakker, als de junioren niet willen trainen. Ad Schaerlaeckens schreef er in het verleden regelmatig over. Zijn jongen waren in het voorjaar meer aan het “grazen” dan aan het vliegen. Toch kwam er altijd een kentering en was hij schier onklopbaar, als het in augustus/ september gebeuren moest. Opgemerkt dient te worden, dat er in het verleden scheutig gebruik gemaakt werd van cortisonen, die gelukkig verboden werden, maar die wel een ander licht werpen op de prestaties destijds. Jonge duiven moeten zich ontwikkelen en weerstand opbouwen. Je kunt niet verwachten, dat ze van februari tot medio september in topvorm verkeren. Vergelijk het met het voetbal in de eredivisie mannen. P.S.V. was lange tijd de gedoodverfde kampioen. Toch begon de motor na de winterstop te sputteren. Go ahead Eagles schakelde P.S.V. in Eindhoven uit voor de K.N.V.B.-beker in die periode en won enige dagen later in Deventer opnieuw in competitieverband. Dat had niemand voor mogelijk gehouden. Ajax, het afgelopen jaar “Italiaans spelend vanuit de verdediging”, kreeg onverwacht de titel in de schoot geworpen, door het “ineenstorten” van P.S.V., zo leek het. Toch liep het anders. P.S.V. herpakte zich en Ajax bezweek onder de druk. De uitkomst is bekend en P.S.V. werd in mijn beleving de terechte kampioen. Jonge duiven kennen niet de druk, zoals voetballers die ervaren. De stress zit bij de duiven in het onbekende. Het vervoer, hitte, harde wind, het zoeken en al dan niet vinden van drinkwater. Verder is er de infectiedruk, die de vliegvorm beïnvloedt. De rol, die het baasje speelt, is natuurlijk heel bepalend. Hoe worden de duiven verzorgd in het vliegseizoen? Worden ze medisch begeleid, of is de baas van de meer natuurlijke benadering? Langdurig trainen en wegtrekken in het voorjaar, is prima, maar zeker geen garantie voor topprestaties in het vliegseizoen!
Zorgen
Zorgen over het trainen van de duiven in april en mei, maak ik me niet. Elk jaar verloopt dat anders. Er zijn andere dingen, waar ik me zorgen over maak. Beide knieën lijken versleten en mijn beide heupen zijn eveneens pijnlijk. Ik loop als een oude man. Mijn linkerachillespees werkt evenmin mee, waardoor het verzorgen van de duiven en het werk in de tuin steeds meer een uitdaging wordt. Ik ben geboren met “fiene bötjes”. Vergeleken met broer Henk (“staol en graniet”) en broer Ben (“atletisch”), ben ik een wandelend wrak. Een licht skelet, aangeboren te korte en kwetsbare spieren, een opgelapt hart, een gemankeerde linkerschouder, platvoeten met hamertenen, zijn een kleine greep uit de lange lijst van mankementen. Toch wil en mag ik niet klagen. Enkele dagen geleden kreeg ik bezoek van een 55-jarige dame, die ik ken van mijn laatste werkgever. Ze gaf leiding aan een groep schoonmakers en uit hoofde van mijn functie, had ik vrijwel dagelijks met haar te maken. We hadden altijd een goeie band samen, met wederzijds respect. Ze had veel meegemaakt. Een moeilijke jeugd, met speciaal onderwijs vanwege ernstige dyslexie. Haar man verloren, toen ze zelf goed veertig jaar was en een scala aan lichamelijke ongemakken. Sinds vier maanden is er de diagnose M.S. Op een gegeven moment hadden we het over “geluk”. Kun je geluk afdwingen? Mijn gesprekspartner op een zonnige ochtend aan de koffie, was hier heel gedecideerd over. “Vaak valt er niks af te dwingen en sta je voor een voldongen feit”. Ik viel even stil en dacht aan de inmiddels elf oud-klasgenoten van de lagere school, die zijn overleden. Aan Jan, die naast me zat en die ik bewonderde. Geboren met een stofwisselingsziekte, geteisterd door polio en een wandelend hoopje ellende. Wat viel er voor hem af te dwingen? Hij bleef altijd vrolijk en optimistisch, maar stierf jong. Ook klasgenoot Willem had geen geluk. Zeer ernstig dyslectisch, waardoor hij zelfs de lidwoorden de, het en een niet kon onderscheiden. Ik keek tegen hem op, want hij had een hok met wel vijftig postduiven, die gadegeslagen door de hele familie, rond de boerderij toerden. Van hem kreeg ik mijn eerste duiven, die zich niet thuis voelden in het sinaasappelkistje aan de muur bij mij en telkens terug vlogen naar het hok van Willem. Als veertiger stierf hij veel te jong aan een ongeneeslijke ziekte. Ook de andere negen oud-klasgenoten, die niet meer onderons zijn, hebben hun eigen verhaal. “Niet klagen, maar dragen”, hoor je mensen soms zeggen. Dat is ook zo. De ellende om ons heen ligt voor het opscheppen. Denk aan Gaza, aan Oekraïne, aan de mensen in Afrika met H.I.V, die afhankelijk zijn van medicijnen , die ze niet meer krijgen van Amerika. Ver weg, maar ook dicht om ons heen tiert de ellende welig. Weliswaar van een andere orde, maar niet minder vervelend. Mensen in geestelijke nood, met alcohol- e/o drugsproblemen, met financiële zorgen of relatieproblematiek. Ook zijn er mensen, die wakker liggen van de luxe-problemen. Ik ga komende week naar de dokter, blokkeer de tuin- en duivenperiode en ga overleggen, of er tussen oktober en februari nog iets te verhapstukken valt aan mijn krakkemikkige gestel. José is inmiddels thuis gekomen van de sportschool. Dat betekent even bijpraten, een lekker broodje uit de oven nuttigen en dan kreupelend naar het tuincentrum. Zoekend naar pareltjes voor het aan te leggen (pluk)tuintje voor José. (wordt vervolgd)
Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (8)
Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (8)
Finito
Vanavond arriveren er rond de twintig speenklare jongen. Vanaf morgen worden die afgehaald. We slaagden er in april niet in om alle bonnenkopers te bedienen en ook waren er enkele serieus geïnteresseerde liefhebbers, die enkele duifjes reserveerden. Achter in de week volgen de allerlaatste speenrijpe jongen en daarna is het “finito”. De kwekers worden gescheiden en op licht voer gezet. Ze hebben hun best gedaan en zijn toe aan welverdiende rust. Omdat er zich altijd bonnenkopers op het allerlaatste moment melden, soms uit het buitenland, hielden we de laatste kweekronde ruim aan wat aantallen betreft. Vijf junioren te veel kweken komt beter uit dan één jong te weinig en de meeste bonnenkopers willen iets te kiezen hebben. Omdat we ruim in de voedsters zitten en er eventueel “kwekers” gedegradeerd worden tot voedster, hoeven we niet voor aanvulling voor ons zelf te zorgen. Na afloop van de jonge duivenvluchten komen er bovendien, als het goed is, tientallen bevlogen junioren beschikbaar, zodat we ons over verjonging van het kweekhok of voedsterbestand niet druk maken. Mochten de laatst gespeende jongen komend weekend niet opgehaald worden, omdat alle bonnenkopers tevreden gesteld zijn, dan komen deze laatste jongen van 2025 beschikbaar. Even een belletje, of mailtje naar 0575501707/ freekwagenaar@upcmail.nl tussen 18 en 20 mei verschaft U en ons duidelijkheid.
Roofvogels
In mei wordt het aanbod van jonge vogels en andere prooidieren in de natuur groter. Haviken, van nature toch vogels van het bos, zijn duidelijk minder aangewezen op onze postduiven en laten zich minder zien. Toch werden er begin mei twee duiven van hier gepakt. Freek is er zeven kwijt en José één. In de twee maanden, dat onze junioren buiten komen, zijn dat er acht en dat is gemiddeld één per week. Daar kan ik dramatisch over doen, maar eigenlijk houden we hier bij het kweken al rekening mee. Gisteren zag ik de havik arriveren. Meneer blijft interesse houden voor zijn vaste snackadres. Kraaiachtigen escorteerden hem. Met name één kraai wijkt niet van zijn zijde en irriteert de havik dusdanig, dat hij zich niet op zijn prooi kan fixeren. Een mooi tafereel, waar ik van kan genieten. Op ongeveer 50 meter van ons hok broedt een eksterpaar. Tot nu toe, zijn het niet mijn bondgenoten in de strijd tegen de havik. Ze reageren niet. Mogelijk verandert dat, als de eksters jongen hebben? Onze duiven vliegen strak in het gelid. De jongste lichting sluit moeiteloos aan. Geen solistische capriolen, van stuntelige debutanten, die een makkelijke prooi vormen voor de havik. Conclusie: de duiven vliegen compact en zijn attent en aan de havik gewend. De havik lijkt door meer aanbod in de natuur minder hongerig en minder op de duiven gericht en bovendien maken bezorgde kraaiachtigen, die in mei zelf jongen verzorgen, de havik het leven zuur door groot alarm te slaan en door hem het jagen schier onmogelijk te maken met hun escorte en schijnaanvallen.
Trainen
Vorig jaar trainden de jongen aan huis in mei en juni naar hartelust. Wegtrekken, twintig minuten uit het zicht blijven en dan nog een vol uur trainen aan huis was de standaard. Dit jaar hebben ze nooit langer dan twintig minuten getraind. Mede door angst voor roofvogels en incidenteel los laten, blijft het enthousiaste trainen aan huis achterwege. Vanochtend hielden ze het na vijf minuten vliegen al voor gezien. Natuurlijk zie ik liever, dat ze uitbundig en langdurig trainen, maar ik maak me nog geen al te grote zorgen. De mest is goed en de duiven zien er op het oog goed uit. Geen vuile neusjes, of “slome duikelaars”. De duiven nemen vlot een bad en scharrelen graag in de tuin. Ze hebben de paramixo-rota enting gehad en binnenkort ga ik ze met Rini met het borsteltje enten tegen pokken. Verder krijgen ze niks, behalve goed voer en grit en mineralen. Tot nu toe hebben ze twee keer een drietal dagen het bekende zuur van Kasperink (tricho-killer) in het drinkwater gehad.
Stoer
Clubgenoot Jan Ketelaar is meestal de “aanpakker” bij de inkorving. Steevast krijg ik jaarlijks opmerkingen over onze jonge doffers. “Grote, forse doffers en de duivinnen zijn van normaal formaat”, roept Jan steevast. Als hij dan weer een jonge doffer in handen krijgt is het: “wat een knoeperd”. Jan Ketelaar heeft het hart op de tong. Nadrukkelijk aanwezig. Niet vies van een geintje. Jan zorgt voor “reuring” en is nooit te beroerd om de handen uit de mouwen te steken. Praktisch ingesteld en al een halve eeuw trouw lid. Aan zijn opmerkingen over onze jonge doffers ben ik gewend. Veel van onze duiven zijn aan elkaar verwant en het merendeel komt uit de lijn van oerstamvader “Brutus”. Een lange en vrij forse duif. Afgelopen week stuurde Albert een appje met een uitgebreide stamboom van “Olympic Frank”. Acht generaties terug duiken er in de stamboom bekende namen op als “Axel”, “Mike Tyson” en “Pleunie”. Hoewel Albert in de jaren negentig onze kweker van dienst was, werden genoemde duiven achtereenvolgens gekweekt door Jan de Visser, Henk Gerritsen/ Gerrit van Looijengoed en Cor Hanegraaf. Bij Albert vertoefden ze op het kweekhok achter het Tolhuisje in Voorst. Via Raymond Ramaker, Henk & Frank Jacobs, Albert Hendriksen en Bram Scherpenzeel, kwam “Olympic Frank” in Gietelo terecht voor het verrichten van zijn heldendaden (beste Ned. Olympiadeduif jong in 2020) en blijkt de cirkel rond! “Mike Tyson” was trouwens een enorme knoeperd in de hand. Via “Cor van Gogh”, een kleinzoon van “Olympic Frank”, maar in mijn ogen een nog betere duif dan zijn opa, zit “Mike Tyson” in het voorgeslacht van de meerderheid van onze duiven. Blijkbaar hou ik van stoere doffers. Ze mogen best aan de maat zijn, maar atletische bouw is een voorwaarde. Aan onbenullige slagschepen heb ik een hekel. Benieuwd, hoe Ketelaar deze zomer aankijkt tegen de doffers van de lichting 2025.
Voeren
Hoe moet je jonge duiven voeren? Mijn leermeester Jan Suijkerbuijk, was een uitgesproken liefhebber van gerst. Tegenwoordig zie je ook gepelde gerst, ook wel gort genoemd, trouwens. Ik ben geen “influencer” en volledig onafhankelijk en onbezoldigd. Ga geen merken noemen. Mijn voer zou je “licht” kunnen noemen. Ik ga uit van een juniormengeling, waaraan ik gerst en gort toevoeg, alsmede een klein deel zwarefondmengeling, vanwege hennep, lijnzaad en pikzwarte mais, alsmede paddy. Licht, maar wel gevarieerd. Ik voer bij voorkeur op een (wegklapbare) voerplank. Ga er liefst bij zitten en ga met mijn handen door de pikkende meute. Zo worden duiven tam en vertrouwd met de baas. Ik voer op gevoel, beetje bij beetje. Als de eerste duiven gaan drinken is dat een teken, dat ze genoeg hebben. ’s Ochtends hou ik er streng de hand aan, ’s avonds ben ik iets royaler. Duiven gaan met een gevuld kropje naar hun schapje, maar er blijft nooit één korrel voer liggen. De voerplank wordt weggeklapt, dus alles is schoon voor de volgende voerbeurt en aan muizen in huis en op het hok heb ik een gruwelijke hekel! Deze doenwijze handhaaf ik tot de derde prijsvlucht. Daarna pas ik samenstelling en hoeveelheid aan, naargelang de afstand en zwaarte van de vlucht. In principe gebruik ik in mijn tuin en op het duivenhok geen chemische middelen. Geen kunstmest en gif en ook bij de verzorging van de duiven blijf ik zo dicht mogelijk bij de natuur. Daar kleven risico’s aan, maar die neem ik op de koop toe. Als de duiven presteren, dan hebben duif en liefhebber gepresteerd en zijn het niet de spuitjes en poedertjes van dokter X of Y, die het geheim van het succes zijn. Mede daarom ben ik gek op duiven, die op eigen hok gepresteerd hebben. Dan weet ik zeker, dat het de intrinsieke kwaliteiten van de betreffende duif zijn. Er zijn trouwens meerdere wegen, die naar Rome leiden en ik heb de wijsheid niet in pacht. (wordt vervolgd)
Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (7)
Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (7)
Succes
Koningsdag ligt achter ons en het weer belooft de komende dagen veel goeds. De maand april beleeft haar laatste week. Gisteren werd de derde vitessevlucht vervlogen. Geen gemakkelijke vluchten tot heden, met in de regel oost in de wind. Afgelopen week werden de laatste twee duifjes voor José opgehaald en zijn onze vlieghokken op tal. We mogen niet klagen. Alle jongen op de kweekhokken kwamen goed op, er waren nauwelijks onbevruchte eieren en de lichting 2025 staat me wel aan. Zelf zetten we precies 70 junioren af, waarvan er inmiddels 6 aan de havik ten prooi vielen. Ook zijn er meerdere junioren, die broek of staart missen, of klauwwonden hebben in stuit of borst. Het hoort er allemaal bij, als je hok in het groen ligt en in de nabije omgeving het ene landgoed grenst aan het andere. Recreatiegebied Bussloo speelt ook een rol. De mannetjeshavik, waarvan wij veel overlast hebben, heeft zijn horst niet ver van de grote plas. Hij komt steevast uit het westen en vertrekt, met of zonder prooi, immer in de richting waar hij vandaan komt. Sinds het vertrek van Martin & Joke Geven, eind 2014 van Bussloo naar Cortenoever, zijn de haviken voor hun malse duivenboutje aangewezen op Gietelo. Vrolijk word ik er niet van, maar als liefhebbers een eerste prijs melden tegen enige duizenden duiven, met een “bonduif” van hier, fleur ik weer op. Komende week gaan de winnaars op vakantie naar Turkije en verzorgt een goeie kennis tijdelijk de duiven. “Ik wil geen slaaf zijn van de duiven. De duivinnen vlogen op nest. Als we terugkomen, gaan ze op weduwschap”, aldus vader Jan. “Die eerste prijs pakken ze ons niet meer af”!
Kroatië
Afgelopen vrijdag bracht ik zes junioren naar Nijverdal. Het verzamelpunt voor Kroatië AS. De organisator zou de duiven een dag later persoonlijk ophalen. Deze race wordt voor de tweede keer georganiseerd. Peter Voskamp uit Deventer bewaart geweldige herinneringen aan het debuut in 2024. We stuurden overwegend duivinnen uit zes verschillende koppels. Leeftijd ongeveer zes weken oud. Met vijf teamleden delen we de kosten. Die zijn te overzien.
Kolenboer
Een dag of tien geleden werd ik gebeld door mevrouw Tellegen uit Emst. Haar man Karel had een bon van ons. Ik herinner me die vrijdagavond, misschien wel vijftien of twintig jaar geleden. “Steeds Verder” had haar kaartavond en er was een inkorving voor een “taartvlucht”. Onder de inkorvers bevond zich kolenboer Karel Tellegen en vader Ernst zou gaan klaverjassen. Ik stelde beide kolenboeren aan elkaar voor. Uniek natuurlijk, want de kans dat twee levende kolenboeren elkaar ontmoeten, was toen al tamelijk zeldzaam. Ze hadden het over H.B.O.1, Ibbenbueren en Sophia Jacoba. Voor niet-kolenboeren klinkt dat als computertaal, maar Karel en Ernst beleefden kortstondig een mooi moment, dat Karel zich nog goed kon herinneren. “Mien man kump met de taxi naar oe toe, want hie hef gien benen meer”, zei mevrouw Tellegen. Ik dacht aan de enting tegen paramixo-rota, die ik in de planning had bij dierenarts Robert Kasperink en stelde voor dit te combineren met het verzilveren van de bon. Ik had de OLR-duifjes bij me, alsmede vier net afgehaalde speenrijpe jongen en de dertig duifjes van José. Die avond zouden ook Jan en Stijn drie aangekochte bonnen komen verzilveren, zodat ik Karel slechts één duifje kon overhandigen. In de aangebouwde serre zat Karel met zijn verzorger en diens echtgenote. Die laatste bleek erg belangrijk, want haar echtgenoot was herstellende van een heupoperatie en Karel kan zelf de duiven al helemaal niet meer verzorgen. We hadden het over duiven, kolen, voetbal en biljarten. Heel gezellig, onder het genot van een bakkie koffie. Een duivenhouder van 76 zonder benen, annex kolenboer. Daarvoor zet ik graag de thuisbezorgservice in werking!
Voskes
In onze contreien denk je bij die naam meteen aan Henk Voskes. Bij Henk gaan de jaren tellen. Hij gaat richting de negentig. Het verzorgingshuis is zijn laatste halte. “Ik sta ingeschreven op de wachtlijst, maar ik verkope mien huus nog niet. Dan kan ik toch nog op de fietse van het verzorgingshuus naor mien hok”. De postduivensport vergrijst. Taaie rakkers als Henk en Karel capituleren niet, maar met steeds meer oude rakkers heeft de duivensport geen rooskleurige toekomst.
Afscheid
De afgelopen weken stonden in het teken van afscheid. Broer Henk meldde me op de dag van zijn overlijden, dat zijn oude baas Jan Bredenoord was overleden op 81-jarige leetijd. Henk leerde het vak bij Bredenoord en werkte nog met de vader van Jan. Het liet hem niet koud. Jan Bredenoord is via Tineke een oom van teamgenoot Sander. De schoonmoeder van zus Erna overleed op 92-jarige leeftijd en ongeveer gelijktijdig stierf de schoonmoeder van teamgenoot Albert op 82-jarige leeftijd. De moeder van Yvonne had al tientallen jaren M.S. en was fanatiek GAE-fan. Jammer dat ze de bekerfinale in de Kuip net niet meer meemaakte. Ook de moeder van onze onvolprezen Annet Jutten, zeer gewaardeerd bestuurslid en clubgenote bij “Steeds Verder”, verruilde het tijdelijke voor het eeuwige. Ze was 97. Soms sterven er in korte tijd een heleboel bekenden in je omgeving en soms is het dienaangaande een hele tijd stil.
Afgelopen woensdag bezochten José en ik, vergezeld van zus Erna en haar nieuwe vriend, een concert van Colin Blunstone (bijna 80). Ooit de zanger van “the Zombies” in 1964 (“She’s not there”). Na het uiteenvallen van de band, eind jaren zestig, pikte een Amerikaanse d.j. het nummer “Time of the season” van het weergaloze, maar totaal geflopte album “Odessey and Oracle” op. The Zombies bestonden niet meer, maar ze scoorden in Amerika wel een geweldige hit. Tientallen jaren later kwamen the Zombies weer bijeen. De vrienden Colin Blunstone en toetsenist Rod Argent waren de enige echte Zombies. Jim Rodford, een neef van Rod, bespeelde de bas, zoals hij deed bij “Argent” en bijna twintig jaar bij “the Kinks”. De zoon van Jim op drums. Samen met José bezochten we misschien wel tien concerten. Nederige, echte muzikanten. Vriendelijk en toegankelijk. Vaak combineerden we het met een hotelovernachting. Jim Rodford overleed na een val van een trap en Rod Argent treedt na een tia niet meer op. Het optreden van de “Colin Blunstone-band” in Hengelo (O), was voor ons de laatste keer. Colin was nog behoorlijk bij stem, maar de opmerking van de vriend van Erna deed de deur dicht: “Het leek of Colin al opgebaard was en voor de gelegenheid opgelapt was voor een laatste optreden”. Voor muzikanten is optreden verslavend, maar Colin kan als enige overgebleven Zombie, beter de handdoek in de ring gooien, voordat hij een echte zombie is! Met respect denken we aan Colin en de overige “Zombies” terug, maar … je kunt ook te lang doorgaan! Aan alles komt een eind.
Geel
Elke liefhebber kent “het geel” of “tricho”. Het schijnt, dat medicatie voor die kwaal niet, of nauwelijks beschikbaar is. Zelf lig ik daar niet van wakker. Wat ik nu ga schrijven is gebaseerd op eigen ondervinding en heeft geen medische onderbouwing. Geel zie ik als een indicator. Als de balans in het lichaam van de duif verstoord is, komt geel om de hoek kijken. Bestrijding van het geel is bestrijding van gevolg, niet van oorzaak. Beter is, om te zorgen, dat de duif weer in balans komt. Met gevarieerde voeding, klei, zuivere potgrond en allerhande mineralen zoekt de duif zelf de balans en krijgt het geel geen kans. Dat is mijn visie. Als ik iets gebruik om het geel te onderdrukken, is het “tricho-killer” van Robert Kasperink. Het is een zuur. Veel liefhebbers gebruiken “gele druppels” om het geel te voorkomen. José weet, dat ik nogal een “knoeipot” ben. Geelbruine vlekken op huid en kleding waren schering en inslag en ik besefte al snel, dat ze niet bij me passen.
José
Dertig duifjes met een gele ring met rose-streepje (L.L.) huizen op het zgn. “kasthok”. Het zijn de duiven van José. De jongste lichting. Sommige duifjes zijn van de vierde, of zelfs vijfde ronde. Met behulp van voedsterduiven, haal je meer rendement uit je kweekduiven. Ervaring uit het verleden leert me, dat de vierde of vijfde ronde vaak de beste junioren oplevert. De duiven zijn tweede helft maart tot begin april geboren en hebben mildere temperaturen, langere dagen en meer zonlicht gehad in hun eerste weken. Ze beginnen hun eerste toertjes om het hok te maken en zijn momenteel erg kwetsbaar voor roofvogels. Ik anticipeer op de roofvogels, door de duiven regelmatig drie, vier of vijf dagen op rij niet los te laten in maart/april. Momenteel zijn onze duiven niet erg vlieglustig. Ik vind dat niet erg. Laat eerst de duiven van José maar rustig de aansluiting maken bij de overige junioren. Zo rond half mei moet de hele bups dan echt gaan vliegen en hanteer ik zonodig de vlag. Ik brei nu een eind aan mijn blog, want ik heb José beloofd om vanmiddag de belastingaangifte in orde te maken, want 1 mei nadert met rasse schreden! Over de bekerfinale van “Kowet” heb ik het niet eens gehad. Ik zat in één van de vele tientallen bussen en had de mooiste tweede paasdag van mijn leven. (wordt vervolgd)
Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (6)
Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (6)
Tijd
Begin februari zette Albert de laatste blog op onze site. Inmiddels twee maanden geleden. Steeds was er op zondagmorgen iets anders te doen. Overleg binnen het team, junioren ophalen, voer en bijprodukten aanleveren, het hoort er allemaal bij. Het is ook de periode, waarin de grote moestuin omgespit moet worden en er gezaaid en gepoot wordt. Het maken van een blog schiet er dan bij in. Voor mezelf zijn de afgelopen weken in totaal zeventig jongen in Gietelo geplaatst. Voor José haalde ik vanochtend nog vier jongen die speenrijp waren voor het kasthok. Nog acht stuks liggen er. De ringen voor eigen gebruik zijn benut. Nu kunnen we aan anderen gaan denken. De eerste liefhebber, die we gaan bedienen, is een serieuze en relatief jonge liefhebber. Hij had vorig jaar wat bonnen en kocht er enige junioren bij. Op zijn hok kreeg hij te maken met paramixo, coli en alles waar je voor vreest. Het werd een verloren seizoen voor de jongen. Het verschaffen van “garantieduiven” is dan een logisch gebaar. Ook zijn er zes “O.L.R. – duiven” bijna speenrijp. Eén van de teamleden opperde het idee om aan een “one-loft-race” mee te doen. Daar moet je voor open staan. Met vijf teamleden lappen we de kosten, die zo goed te overzien zijn. Het wordt een race in Kroatië. Volgende week zullen er ook de nodige “bonduiven” speenrijp zijn. Dit zijn jongen van koppels, waarvan we zelf ook minimaal vier jongen voor eigen gebruik afgezet hebben. Met behulp van voedsters is dat te realiseren. Als laatste komen de bestelde duiven. Liefhebbers vragen dan om bepaalde koppelingen, of willen nazaten uit onze beste kwekers. Dat worden dan duifjes van mei of juni. Meestal gaan ze bij de nieuwe eigenaar rechtstreeks naar het kweekhok, maar we vinden het eigenlijk heel prettig, als de aankopen uitgetest worden.
Club
Onlangs was de jaarlijkse prijsuitreiking van onze eigen club. Het is goed elkaar weer te ontmoeten en bij te praten. Ook was er de traditionele klus- en poetsdag in en rondom ons verenigingsgebouw. Uit Deventer kwamen enkele nieuwe leden, maar we verliezen ook een gewaardeerd lid: Gerard Bolink. Gerard is pas enkele jaren lid. Nadat “Snelle Wieken” in Bathmen werd opgeheven, kwam Gerard met clubgenoot Ben onze gelederen versterken. Al enkele tientallen jaren is Gerard, alsmede zijn partner Diana, gecharmeerd van Ameland. De liefde is zo groot, dat ze twaalf jaar geleden al een poging waagden om zich op Ameland te vestigen. Door omstandigheden (de huizenmarkt werkte destijds niet mee), ging dat toen niet door, maar het verlangen werd niet minder en afgelopen winter kwam alles in een stroomversnelling. Er werd een oude “commandeurswoning” aangekocht. Destijds in de achttiende eeuw gebouwd door een walvisvaarder en de eigen woning in Bathmen ging vlot van de hand. Gerard, die eind dit jaar met pensioen zou gaan, nam er een voorschot op en ze vertrekken deze maand al. De kweekduiven gaan mee, want ze hebben zich aangemeld bij één van de twee postduivenverenigingen op Ameland, om daar een nieuwe start te maken. Dertien speenrijpe junioren zijn in onze club verloot ten bate van de club. Omdat Sander, José en Freek in principe in aanmerking komen voor een duifje en de twee jongste dochters van Sander wel een duifje willen, zijn er in Gietelo twee afgezet voor de aardigheid. Een leuk gebaar van de “Amelandvaarders”. Gerard en Diana werden gehuldigd als dagfondkampioenen van onze vereniging en sluiten hun kortstondige lidmaatschap dus op een hoogtepunt af. Dat een mooie droom voor jullie op Ameland in vervulling mag gaan, is de wens van de hele club!
Kweekwaarde
Zit inmiddels al ruim zestig jaar tussen de (post)duiven en zag in die jaren veel dingen veranderen. Als jongeling was je gebiologeerd door Belgische aanvliegers. Ik herinner me de steenrode schimmel van 1968, die als pieper tussen de sierduiven van Henk en Jaap Hupkes belandde. Ik kocht hem voor een gulden en probeerde de vleugelstempels te ontcijferen. De duif was van ene August uit Hemiksem. Achteraf denk ik, dat het een duif was voor de Quievrainvluchten. Een zeer levendige duif en een echte lokker, die achter alles wat door de lucht kliefde aanklapperde. Een pure vitesseduif, zoals je ze destijds veel in België zag. Toen ik me rond mijn achttiende verjaardag aanmeldde bij Appie Derks in de Baankstraat in de Hoven, had ik de “Rode Schimmel” nog steeds. Bij binnenlandse africhtingsvluchten was hij steevast mijn eerste duif, maar als we wat verder België in gingen, gaf hij niet thuis. Een leermoment! In die tijd haalde ik ook jonge duiven bij dierenhandelaar van Harten in Apeldoorn. Hij woonde aan de Oude Beekbergerweg in een wit huis met diepe tuin en handelde in apen, kraaien en vooral duiven. In gedachten zie ik hem voor me met zijn “boksersneus” Tijdens de zomermaanden zaten er soms honderden duiven. Veelal aanvliegers. Op zeker moment had hij de Belgische opvangers apart zitten en daaruit formeerde hij “kweekkoppels”. Er was blijkbaar vraag naar duiven uit de bakermat van de duivensport. Op zondagochtend, als we ons verveelden, reden we dikwijls op de fiets naar van Harten. Rini was er meestal bij, maar ook Jaap en Jan Groot Boerle gingen mee. Tussen de honderden duiven zocht je met je ogen naar een “pareltje”. Op de terugreis met de fiets stopten we steevast bij Ruisch aan het kanaal in Lieren om een ijsje te scoren. Mooie jeugdherinneringen! Veel wijzer werden we niet van alle aanvliegers. We zochten naar mooie ogen, zoals John Lambrechts ze beschreef en toonde in zijn destijds populaire duivenboeken. Naar brede ruggen en naar prachtige vleugelprofielen, zoals Vanderschelden de liefhebbers voorhield. In die jaren geloofden hele volksstammen nog in zaken, waar we nu schamper om lachen.
Kweekwaarde (2)
Het geheim zit niet in de ogen, niet in de rug, niet in het vleugelprofiel en niet in de Belgische origine. Jan Suijkerbuijk geloofde in “het kompasje”. In de duif met de beste oriëntering. Verder geloofde hij in gerst en “vlugge jongen”. Samenvattend: zoek het in slimme en vitale duiven met natuurlijke gezondheid. De mand is de beste keurmeester! Zelf werd ik ouder en wijzer en had het geluk soms een teletekstwinnaar of eerste asduif op het hok te hebben. Ik hoopte er verder mee te komen, maar ontdekte, dat de meeste teletekstwinnaars en asduiven in groot verband, geen garantie zijn voor succes in de kweek. Dat was even slikken! Veel bewezen prestatieduiven hebben geen intrinsieke kweekwaarde. Daar komt bij, dat je voor het fokken van een bijzondere duif twee ouders nodig hebt, die bij elkaar moeten passen en elkaar moeten aanvullen. Zie die maar eens te vinden! Ik geloof trouwens niet (meer) in het ideale kweekkoppel, waar de toppers achter elkaar uitrollen. Het is heel ingewikkelde materie en ik probeer het voor mezelf simpel te houden. Duiven, die met meerdere partners regelmatig een goeie of bruikbare nazaat geven, hebben blijkbaar kweekwaarde. Duiven, die daar niet in slagen, hebben die kweekwaarde blijkbaar niet. Daar moet je geen energie meer in steken, want dat is tijdverspilling. Ik geloof wel in “genenstapeling”. Stamkaarten met zo veel mogelijk bewezen goede duiven in rechte lijn in het voorgeslacht. In de hand, mag er aan een kweekduif niets ontbreken en doffer en duivin moeten liefst complementair zijn. Elkaar aanvullen. Ook aan de gezondheid van de duiven mag niets mankeren. Vervolgens heb je nog maar één ding nodig om een topper te kweken: geluk!
Kweekwaarde (3)
In “de Duif” kijk ik graag naar foto’s van topduiven en de bijbehorende pedigree. Hoe kweken topliefhebbers hun toppers? Ik probeer er iets van te leren. Maken ze gebruik van “heterosis” c.q. bastaardsterkte? In reportages over Eijerkamp, Gerard Koopman, Willem de Bruin en Verkerk, om maar een zijstraat te noemen, valt me één ding in het bijzonder op. Hun beste duif is vrijwel altijd gefokt uit het beste van eigen hok in kruising met het beste van elders. Bij de Bruin zie je een geslaagde kruising met een duif van Lin, of een via Eijerkamp verkregen duif van Bakker, als het gaat om het allerbeste. Blijven we in Reeuwijk, dan zien we bij Gerard en Bas hetzelfde. Ineens is er een witte (?) overwinnaar, of duikt er een asduif van Noorlander op in de stamkaart van de beste duif. Bij Eijerkamp en Koopman zie je hetzelfde. Bijna altijd is er een aangekochte nationale asduif of Olympiadeduif in het spel. In combinatie met het beste van eigen hok wordt dan de superduif geboren. Op eigen hok experimenteren we met vader op dochter, of moeder tegen zoon produkten in kruising met een andere lijn. Komend jaar moet blijken, of we daarmee verder gaan, of in een doodlopende straat beland zijn. Ondervinding is de beste leermeester en wie niet waagt, die niet wint!
Harry
In blog 4 had ik het over schoolvriend Harry. Vijf jaar lang klasgenoot en beste maatjes. De man, met wie ik al mijn stages op de P.A. samen liep en waarmee ik vele mooie momenten meemaakte. Ruim een halve eeuw zag ik hem niet, maar ik dacht nog altijd met weemoed terug aan hem. Twaalf dagen geleden schrok ik, toen ik zijn overlijdensadvertentie las. Harry was van 30 oktober, ik van 30 december 1952. Ik hoopte, dat het een andere Harry was, maar een blik op de site van voetbalvereniging “Sallandia” bevestigde mijn bange vermoeden. Ik bezocht de condoleance. Ik had sterk de behoefte om hem de laatste eer te bewijzen. Meerdere keren dacht ik aan een kleine reünie met vier schoolvrienden. Het kwam er niet van en achteraf betreur ik dat zeer. Een gemiste kans!
Tonnie
In het leven doorloop je verschillende fases. Op de kleuterschool heb je de eerste vriendjes. Op de lagere school maak je weer andere vrienden. Dan volgt in mijn geval de (m)ulo in Zutphen en vervolgens de kweekschool in Deventer. Overal kom je leuke mensen tegen, maak je vrienden en vervolgens verwateren die contacten, als je een periode afsluit. Dan volgt er een onderofficiersopleiding in Bussum van een half jaar. We lagen met zestien man op een kamer en ik kan ze stuk voor stuk uittekenen en met naam en toenaam noemen. Een mooie tijd, maar geen van hen kwam ik ooit nog tegen. Toen volgde de parate tijd bij de genie in Seedorf. Hetzelfde verhaal. Prachtige herinneringen, fantastische dienstmaten, maar na het afzwaaien zag ik niemand ooit terug. Blijkbaar werkt het zo in het leven. Als je alle contacten in stand wil houden, kom je aan leven niet meer toe. Of ligt het aan mij? Sinds een half jaar zit ik op biljarten in Klarenbeek. Via oud-collega Miek kwam ik er terecht. Ik dacht er niemand te kennen, maar na enkele weken voelde ik me er helemaal thuis. In gezelschap van Harry Preusterink, Jos Huits en Arthur Nowack speelde ik mijn eerste potje biljart als student in Deventer bij café “Zondag” aan de Bierstraat in Deventer. Vlak bij de bovenwoning waar Harry met zijn vader woonde. Jos en Harry zijn inmiddels niet meer onder de levenden en ik besef hoe snel alles voorbij gaat. Op de biljartclub kwam ik in contact met Tonnie. Een ervaren biljarter, die al twee keer een tia had en deels herstelde van een dwarslaesie. Op zijn driewieler komt hij naar de club en zijn spastische handstand verraadt zijn medische verleden. Tonnie is een aimabele man van geboortejaar 1951. Ervaren lasser in betere tijden en generatiegenoot, die er lol aan beleeft om anderen in te wijden in de geheimen van het librespel. Hij heeft geduld en humor en probeert mij ook de basis van het biljartspel bij te brengen. Geen eenvoudige missie, want ik ben geen natuurtalent. Ik geniet van de nieuwe omgeving, de nieuwe contacten en het edele biljartspel. De ideale combi voor mij, naast de hectiek van het duivenspel. Mogelijk komt hij zichzelf tegen in deze blog, want via internet heeft hij de weg naar onze site gevonden. Tonnie is in mijn ogen een natuurtalent in het overbrengen van kennis en ik probeer zijn aanwijzingen op te volgen. Geloof mij: biljarten is een kunst. Dun, dik, hard, zacht, effect, houding, je moet aan veel dingen tegelijk denken. Morgen zijn er weer clubwedstrijden. Voordat ik stoot moet ik me concentreren en aan de wijze woorden van Tonnie denken: “Hebbe, hebbe, hebbe en dan er doorheen”. Vooral dat laatste vergeet ik telkens weer.
Roofvogels
Als ik eenmaal achter het scherm zit, rollen de regels er haast vanzelf uit. Ik zie, dat mijn blog items genoeg heeft en moet nodig stoppen, want het is tijd om te voeren. De roofvogels houden de duiven scherp. Elke keer als de duiven los gelaten worden, is de havik er als de kippen bij. Het mannetje van de havik is de grote onruststoker. De junioren, die al enkele weken aan huis trainen, zijn meteen vertrokken als ze de vrijheid krijgen. Daar beleeft de havik weinig lol aan. Het meest kwetsbaar zijn de jonkies, die aan hun eerste trainingsrondjes om het hok beginnen. De mannelijke havik herkent de jeugdige stuntpiloten intuïtief en schept de onnozele beginnelingen moeiteloos uit de lucht. Meestal ben ik in de tuin aan het werk, als de duiven buiten zijn. Vaak sta je machteloos toe te kijken, als de havik nadert en aanvalt, maar soms kun je reddend optreden. Zoals eergisteren. De duiven sloegen tijdig op de vlucht bij het naderen van het onheil. Het mannetje trok zich quasi nonchalant terug, maar hield blijkbaar van afstand de boel in de gaten. Toen de duiven terugkeerden en deels in de tuin scharrelden en in bad lagen, kwam hij dekking zoekend achter onze woning laag aangescheerd op volle snelheid en overrompelde toen de hele koppel. Dan blijkt, dat de havik een uitgebreid repertoire aan jachttechnieken beheerst. In de vlucht greep hij een junior. Het duifje bungelde aan één poot onder de havik. Vier eiken belemmerden een snelle aftocht en ik rende al schreeuwend en klappend achter de havik met zijn bungelende prooi aan. In de consternatie van opvliegende kraaien, kakelende kippen en uiteenstuivende duiven, miste ik een stukje van de film. Ik had het slachtoffer afgeschreven, maar op het eind van de middag kwam de jonge doffer retour. Een beetje mank, maar verder ongeschonden. De mannetjeshavik is een onruststoker, maar in doeltreffendheid geen schim van zijn vrouwelijke partner. Het is een dagelijkse strijd. De ene keer zegevieren de duiven, de andere keer trekt de havik aan het langste eind. We moeten er mee leren leven en 10 tot 15 procent van de te kweken junioren reserveren als prooi voor in ons geval de havik. Nog ongeveer drie weken liggen we in de vuurlinie. Ervaring leert, dat in mei het aanbod aan jonge zang- en weidevogels toeneemt en onze duiven meer rust en kansen krijgen het vege lijf te redden. (wordt vervolgd)
Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (5)
Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (5)
Tuin
Zondagochtend. José is richting sportschool en Freek duikt achter het toetsenboord van de laptop. Ik heb geen idee waarover deze blog zal gaan. De afgelopen week ging ik regelmatig de buurt in met de kruiwagen om mest voor de tuin te verzamelen. Anoeschka, die schuin tegenover ons woont, heeft twee rijpaarden en dus mest. Haar echtgenoot, die loonwerk verricht, baalt. Dat doet hij met zijn eigen balenpers, waarmee hij hooi van niet intensief bewerkte weilanden oogst. Het hooi is voedsel en strooisel voor in de twee stallen. Soms wordt er wat hennepvezel of stro toegevoegd. Alles wat ik ophaal, hoeven ze zelf niet af te voeren. Inmiddels heb ik naar schatting 50 kruiwagens mest opgehaald. Een ritje heen en terug is ongeveer een halve kilometer. Goeie gymnastiek! Enkele weken geleden heb ik de tuin al flink bekalkt. Nu nog de mest verspreiden en het handmatig omspitten komend voorjaar kan beginnen. In de tuin staan nog knolselderij, rode bieten en groenlof. Door de milde vorst zijn deze gewassen de winter goed doorgekomen. Vooral de groenlof is een ware luxe. Meerdere keren per week oogsten we de groenlof, die voor heerlijke salade zorgt. Andijvie en witlof kunnen er niet aan tippen. De verwachting is, dat we over drie weken 38 jonge duiven kunnen spenen. Die worden momenteel groot gebracht door voedsters. Ongeveer twee weken later, rond 10 maart, hebben we de zeventig jongen voor onszelf in Gietelo gehuisvest volgens planning.
Uitjes
Doordat we in de zomermaanden druk zijn met de jonge duiven en de moestuin, gaan we in die periode niet met vakantie. Eerlijk gezegd, heb ik daar dan ook totaal geen behoefte aan. We hebben geen arbeidsverplichtingen en mantelzorgtaken meer en zelf zou ik een meerweeks uitstapje in de zomermaanden naar het buitenland ervaren, als een hinderlijke onderbreking van het vakantiegevoel dat ik thuis ervaar. Voor José ligt het anders. Duiven en moestuin zijn niet haar hobby. Ze gaat in de zomermaanden soms naar haar broer in Maastricht voor een weekend. Of met zussen een dagje op stedentrip. Ook ging ze jaarlijks met haar broer en twee zussen naar een Europese (hoofd)stad voor een cultureel verblijf van enige dagen. Ze kwam wel aan haar trekken en zeurde nooit, als ik thuis “op de kippen en kat paste”. In de winterperiode zijn we minder gebonden. We vinden het beiden heerlijk om midweeks een hotel te boeken, ergens in den lande en er even helemaal uit te zijn. Vorige week vertoefden we enkele dagen op kasteel “Erenstein” in Kerkrade. Op 23 februari, de sterfdag van vader Ernst, bezochten we het mijnmuseum in Heerlen. Dan komen alle herinneringen aan het kolentijdperk in alle hevigheid terug. Overgrootvader Hendrik was kolenboer en expediteur, opa Frederik eveneens en vader Ernst was de derde generatie in het kolenvak en in de expeditie. Als jongen op de basisschool, dacht ik eraan de vierde generatie kolenboer te worden. De ontdekking van de gasbel in Slochteren gooide roet in het eten. Met de kennis van nu, is het niet realistisch om het aardgas de schuld te geven. De tijdgeest veranderde en het gemak dient de mens. Kolenstook zou ook zonder aardgas ten dode opgeschreven zijn. Op 23 februari werden de eerste twee jonkies geboren. Toevallig de sterfdag van vader. Laat het nou net de jongen van “Ernst” zijn, die de 23e geboren werden!
Plannen
Elk jaar denk je terug aan het voorbije seizoen. Wat ging er goed, wat ging er fout en wat kan er beter? Het afgelopen jaar doken er opvallend vaak vreemde duiven op de spiegelende zonnepanelen van Rijkswaterstaat op vluchtdagen. Onze naaste buren ter linkerzijde vanuit de tuin bezien. Deze panelen liggen vrij vlak en dorstige postduiven zien er steevast een waterplas in. Ik herinner me de tweede prijsvlucht afgelopen jaar. Er arriveerde uit het westen een groep van naar schatting twintig duiven. Daaronder een derde deel vreemdelingen. Onze eigen duiven maakten aanstalten om te landen op onze hokken, maar de vreemdelingen trokken onze duiven telkens mee omhoog richting de zonnepanelen van Rijkswaterstaat. Dit ritueel herhaalde zich minimaal tien tot vijftien keer, waardoor de duiven erg nerveus werden en van slag raakten. De baas trouwens ook. Daarmee verspeel je kostbare tijd en mogelijk de eerste prijs in de regio. Het plan is, om op alle landingsplateaus een waterbak te zetten vanaf de allereerste africhting. Waarschijnlijk zullen er ook vreemde duiven gebruik maken van deze faciliteiten, maar dat is alleen maar goed. Vreemde duiven op de zonnepanelen zorgen voor onrust en leiden de eigen duiven af. Duiven die drinken op de klep en een korreltje voer pikken, zorgen voor rust en aantrekkingskracht, waardoor we, zo hopen we, geen lokduiven nodig hebben.
Kiemvoer
“De Duif”, “Duifke Lacht” en “Het Spoor der kampioenen” zijn onze duivenkranten. Ik lees ze graag. De ene week vluchtig, de andere keer intensief. Laatst las ik een reportage in “De Duif” over een liefhebster (U leest het goed), die wekelijks kiemvoer aan haar duiven verstrekt. Ik deed dat ooit zelf ook, maar stopte er mee. Het geeft rompslomp. Je moet het kiemende voer vaak spoelen, vooral bij warm weer. Toch levert de omzetting in ontkiemend voer veel waardevols op en ik heb me voorgenomen deze oude traditie in ere te herstellen. Natuurlijke vitaminen ongebruikt laten en synthetische vitaminen duur kopen, dat is niet slim. In de zomermaanden gaat het ontkiemen razendsnel. Een kiempje van één millimeter is al prima. In het verleden gebruikte ik meestal “Zoontjensmengeling” om kiemvoer te maken.
De Pelikaan
In het verleden deed ik ooit mee aan een attractievlucht van p.v. “De Pelikaan” uit Oosterwolde. Een enthousiast lid van die club haalde me over op één of andere kampioenenhuldiging destijds. Mogelijk was ik de enige deelnemer uit regio NoordOost en een doorslaand succes was het niet voor ons. Afgelopen winter zag ik de betreffende liefhebber opnieuw. “Freek, we organiseren onze Golden Classic. Dat is net iets veur joe”. Zijn aanstekelijk enthousiasme trok me over de streep. “Met twee speciale ringen van elk 25 euro doe je mee en ik regel verder alles veur joe”. De ringen kregen we toegestuurd en de jonkies kunnen we 8, 15 of 22 maart aanleveren in hun clubgebouw, alwaar ze bij opbod verkocht worden. De opbrengst van die veilingen, alsmede de tweehonderd ringen van 25 euro vormen de prijzenpot (85%, want er zijn natuurlijk kosten). De helft is voor de speler, de andere helft voor de kweker. Op de site van “De Pelikaan” (https://www.pvdepelikaan.nl/) uit Oosterwolde lees je alle info over aangewezen (reserve)vluchten en verdere informatie en voorwaarden. Of er nog ringen beschikbaar zijn, weet ik niet. Je kunt ook een jong aanschaffen en dan doe je ook mee. Een leuk initiatief, waar ik best wat reclame voor wil maken!
Duivencafë
Het winterseizoen is de stille tijd voor de duivenliefhebber. Er zijn wat kampioenenhuldigingen, maar daar wordt niet iedereen voor uitgenodigd. In onze club “Steeds Verder” zijn Rein en Hans de initiators van het winterse duivencafé, dat incidenteel op vrijdagavond plaats vindt. Je treft er wat oude bekenden en mogelijk een verdwaald nieuw lid. Er wordt geouwehoerd en gepraat over de gezondheid van leden en partners, over duiven uiteraard, maar ook over “Kowet”, vakantieplannen en alles wat ons als liefhebbers bezig houdt. Meestal zitten we met ongeveer twaalf leden rond een grote tafel. Het clubgebouw wordt kortstondig warm gestookt, we doen de man drie euro in de pot en tegen de tijd dat de pot leeg is gaan we naar huis. Geen zuipfestijn. Gewoon twee uurtjes bijpraten en dan is het ook mooi geweest. Niks meer en niks minder.
SuperFondClub GOU
Komende vrijdagavond is de huldiging en prijsuitreiking van deze fondclub. Het feest is in Kootwijkerbroek. Koud en warm buffet, tot in de puntjes verzorgd. Rini zit nog vol van de biefstukken van vorig jaar, zodat Sander dit jaar meegaat als chauffeur. Traditiegetrouw zit de zaal om 20 uur vol. Hoe dat kan? Kwestie van de gasten verwennen, zorgen voor strakke organisatie en mooie (gratis) prijzen. De Fondclub IJsselstreek is helaas ter ziele, maar de Suoerfondclub is nog springlevend! We gaan het meemaken in “Kootjebroek”.
Kloksysteem
Uit de club kwam het app-bericht, dat onze Taurisklokken weer goedgekeurd zijn en gearriveerd. Toevallig bracht neef Dick afgelopen week de zeven gereviseerde antennes retour. Allemaal voorzien van nieuwe bekabeling op maat en van nieuwe stekkers. Het vergt een kleine investering, maar dan heb je zelf het gevoel er alles aan gedaan te hebben, om problemen met het kloksysteem te voorkomen de komende jaren. José is nog niet retour. Er was genoeg te melden en het vloeide vlot uit mijn vingers. Helaas ben ik de laatste dagen weer wat benauwd en hoesterig. Ben bang, dat het stof uit de mest van de paarden er mee te maken heeft. Altied wat! (wordt vervolgd)
Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (4)
Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (4)
1969
Een artikel in “de Stentor” van afgelopen maandag, bracht me ineens terug in 1969. Het ging over het 100-jarig bestaan van voetbalclub Sallandia. Woordvoerder namens de club was Harry Preusterink (72). Hij was één van de klasgenoten in Havo 4. De vooropleiding van de “Rijkskweekschool voor onderwijzers” aan de Singel in Deventer. Ik was het voorbije schooljaar geslaagd in Zutphen aan de Martinetschool voor mijn MULO-diploma en vervolgde mijn opleiding in Deventer. Dagelijks op de fiets over de Wilpse dijk. Moeder was hoogzwanger van broertje Ben, die in september geboren werd. Zusje Josien mocht nog niet naar de kleuterschool, Erna mocht voor het eerst naar “de grote school”, waar ook broer Henk op dat moment zijn capriolen uithaalde. Zus Tonny ging voor het eerst naar een internaatschool en vader Ernst was druk doende om ander werk te zoeken naast zijn bestaan als kolenboer. In ons dorp waren de meeste huizen goed en wel aangesloten op de aardgaspijplijn en de kolenomzet daalde in korte tijd enorm. Vader zocht het in zijn oude stiel. Toen hij rond 1962 de kolenzaak van mijn opa Frederik overnam, werkte vader in loondienst voor COMEGO. De vestiging in Zutphen regelde het transport van melk tussen de aangesloten melkfabrieken deels zelf. “Vrije rijders” vervoerden echter het leeuwendeel. Vader reed in 1962 op een tankwagen van COMEGO en kende het klappen van de zweep. In Twello behoorden de gebroeders de Wilde tot de “vrije rijders”. Ze deden ook in zand- en grinttransport en reden bloemen en groente. Derk de Wilde zat in een huwelijkscrisis en was de man van het melktransport. Om zijn huwelijk te redden, wilde hij het melkvervoer van de hand doen. Vader nam me mee naar de onderhandeling. Wat bracht een rit op? Wat betaalde je aan wegenbelasting en verzekering? De nood was bij beide partijen hoog en de koop was snel gesloten. De oude Volvo Titan met neus en de 20-tonsoplegger met tank verhuisden naar Voorst, nadat de formaliteiten met COBERCO (de naam veranderde meerdere malen) geregeld waren. Vader deed soms vijf ritten Loenen – Deventer op een dag en ik hoorde hem op de Deventer dijk al van ver, want de Titan produceerde een bulderend geluid. De Volvo had 165 pk. Broer Henk rijdt tegenwoordig in een M.A.N. 750 pk en heeft een Scania V8 in bestelling van 770 pk. Tijden veranderen. Pa was in zijn nopjes met zijn nieuwe werk, maar de combinatie kolen – melk was niet gemakkelijk. Tijd om kolen op te zakken, had hij nauwelijks, maar met een opgroeiende zoon in huis, kon hij delegeren. Op school in Deventer was het even wennen, maar al snel sloot ik vriendschap met Arthur Nowack uit Zutphen. Een jongen met Indische roots, waarmee ik een goeie klik had. Harry Preusterink was ook een maatje naar mijn hart. Een echte Deventer volksjongen, voetballend bij Sallandia en …. met postduiven. Thuis had ik postduiven, maar ik mocht ze eigenlijk niet houden van mijn vader. Harry was met zijn vader bij een echte postduivenvereniging en dat vond ik natuurlijk bijzonder interessant. Doordat vader heel druk was met zijn dubbele baan en ik daarin een onmisbare schakel was, kwam het met de duiven zelden tot een echte confrontatie. Ik liet bovendien, naar de mode van toen, mijn haren groeien en dat viel bij vader evenmin in goede aarde. Als twee doffers koerden we wat en verdedigden ons eigen territorium en bovendien wist ik, dat moeder Toos achter me stond. Er ontstond een status quo en we deden ieder ons eigen ding. In die tijd, kwam ook “ome Dirk” bij ons in huis. Een oudere broer van moeder, die in echtscheiding zat en ongeveer drie jaren bij ons in huis woonde. We moesten een plekje opschikken, onze slaapkamer delen en zien, dat we de harmonie bewaarden. Er ontstond een nieuwe dynamiek. Leerzaam en vormend.
Jaren zeventig
Op school vermaakte ik me uitstekend. De ouders van Harry gingen uit elkaar en de postduiven verdwenen. Hij kwam op een bovenwoning in de Bierstraat terecht. Harry had het, net als ik, op zijn manier niet gemakkelijk. Alles was volop in beweging. We droegen veelkleurig corduroy en spijkerjasjes waren helemaal hot. In de muziekwereld gebeurde van alles. Ik was liefhebber van de grote keyboardhelden: Keith Emerson, Rick Wakeman en in Nederland Rick van der Linden. Via klasgenoot Gerard Bevers werd ik op het spoor gezet van Chicago Transit Authority. Een band met een vaste blazersafdeling. In platenzaken beluisterden we de nieuwe elpee’s. Van oom Dirk kreeg ik mijn eerste platenspeler. Stelde niet veel voor, maar ik was er erg blij mee. Op school speelden we schaak en het klaverjasspel was eveneens populair, naast het zwikken. We hadden lol, dronken een biertje in de stationsrestauratie en slaagden tussen de bedrijven door voor ons Havodiploma. Op de onderwijzersopleiding kwam ik gelukkig weer bij Arthur en Harry in de klas. Ook “kapper” Jos Huits maakte deel uit van het vriendengroepje waarin ik me thuis voelde. Op de “kweekschool”, destijds Pedagogische Academie geheten, ging je als “kwekeling/ hospitant” naar het basisonderwijs, voor 1 dag in de week. Samen met Harry vertoefde ik op de Kwartetschool, de van Vlotenschool, de Bernardusschool voor speciaal onderwijs en de openbare basisschool van Schalkhaar. Op zekere dag kwam de directeur, meneer Brinksma, door de klassen om reclame te maken voor een cursus van de N.V.S.H. “Het is moeilijk om aan een baan te komen in het basisonderwijs, maar met deze zesweekse cursus kun je een testimonium behalen, waarmee je expert bent op het gebied van sexuele voorlichting. Het vergroot je kansen op een baan”. Het woord “testimonium” klonk goed. Harry keek zijn vrienden aan en was meteen enthousiast. “Zullen we dat met ons vieren doen? Daar kunnen we een hoop lol beleven”. We stemden in.
Ben
Ik herinner me de cursus nog goed. In een pand aan de Bokkingshang, dichtbij de dames van lichte zeden. Rondom een lange tafel zaten naar schatting een twaalftal cursisten, waaronder ons vriendengroepje. De cursusleider kieperde een sporttas vol condooms, spiraaltjes en aanverwante artikelen op de tafel en de kennismakingsronde kon beginnen. Eén van de cursisten was Ben, een leraar van middelbare leeftijd. Ik begreep niet goed, wat hij in deze groep zocht, maar dat werd spoedig duidelijk. De cursusleider was voorstander van de dingen bij de naam noemen. Na elke cursusmiddag zouden twee cursisten de notulen verzorgen voor de week erop. Al vrij snel werd duidelijk, waarom Ben deelnam aan de cursus. Hij worstelde met zijn eigen sexualiteit binnen zijn relatie en maakte ons daar graag deelgenoot van. Ben had nog een probleem. Hij stotterde. Nadat we enkele weken verder waren, vroeg hij weer eens het woord. “Ik ben open en bloot duidelijk geweest over mijn sexuele verlangens, maar ik vind, dat de studenten van de P.A. weinig inbreng hebben en er ter lering ende vermaak bij zitten”. De toon was gezet en de cursus werd niet gezelliger. Aan het eind van de middag bood Harry aan om met mij de notulen voor de volgende week te verzorgen. Op de leerschool pakte Harry op zeker moment de typemachine. “Fré, ik ben helemaal klaar met die Ben. Hij zette ons gewoon voor lul, maar daar krijgt ie spijt van”. Harry begon voortvarend te typen. “B-B-Ben vond, dat de s-s-studenten van de P.A. er t-t-ter lering en v-v-vermaak b-b-bijzitten”. Ik lag onder de tafel van het lachen en ging er van uit, dat hij dit als geintje bedoelde. “Als jij verder gaat met de lesvoorbereiding, dan maak ik de notulen voor straks in orde”. Die middag zaten we rond de lange tafel en deelde Harry de notulen uit. Ik ging uit van een serieuze versie, maar toen ik het A4-tje las, zag ik dat hij de ongekuiste “stotterversie” had vermenigvuldigd. Harry zat er niet mee en zonder blikken of blozen (zijn kracht) keek hij het gezelschap rond. De cursusleider zat met de notulen omhoog en Ben leek op slag van zijn sexuele frustraties en stotterproblemen verlost. Iedereen kuchte wat en de cursus voltrok zich die middag in een iets andere sfeer. Ben hield zich opvallend rustig, de cursusleider deed, of er niets gebeurd was en sexualiteit was ineens een serieuze kwestie.
Eieren
Later die week zaten we met z’n vieren gezellig te klaverjassen. Misschien hadden we een tussenuur, maar door de academisering en de afgeschafte verschijningsplicht, was dat niet helemaal duidelijk. Op zeker moment kwam de tweeling aangelopen. Dat waren twee aardige, ééneiige zussen, die duidelijk niet in een volksbuurt geboren waren. Ze zaten in een parallelklas en waren nieuwsgierig naar het verloop van onze bijzondere cursus. “Wat doen jullie eigenlijk op die cursus?” vroeg de ene helft. Dat was koren op de molen van Harry. Zijn speelkaarten op tafel leggend, formuleerde hij zijn antwoord zorgvuldig: “Vraog het de jongens maar. We werken de man tien eieren naar binnen en dan gaan de gordijnen dicht.” Harry bleef stoïcijns en pakte vervolgens de kaarten weer op. De tweeling droop af, met blosjes op de wangen. “Wat hadden we Ben afgelopen week mooi te pakken, niet? Dat was effen neudig”. Harry was een kameleon. Altijd zichzelf moeiteloos staande houdend in alle kringen. Selfmade en authentiek en met veel humor. Toen ik in het najaar van 1974, (74/5), mijn onderofficiersopleiding volgde op de Palmkazerne in Bussum, ging ik op een avond met de trein naar Amersfoort, naar de Bernhardkazerne. Daar volgden Arthur en Harry bij verschillende onderdelen hun militaire opleiding. Ik trof hen op hun kamers. Het is inmiddels ruim een halve eeuw geleden. Met Arthur is er nog nu en dan contact. Harry en ik zagen elkaar nooit terug. Als hij dan paginagroot met foto in de krant staat, komt ineens de herinnering aan toen terug. Ik hoef het niet te romantiseren, ik beleefde het als een mooie tijd!
Kleuren
We hebben overwegend blauwe duiven en uit twee blauwbanders zul je nooit blauwkrassen kweken. Omgekeerd kan wel, al zijn er fokzuivere krassen, die uitsluitend kras voortzetten. Voor ons is kleur ondergeschikt. Toch is het wel eens lastig als je een hok met uitsluitend blauwbanders hebt en de meeste duiven bovendien verwant zijn aan elkaar. In mijn jonge jaren zag ik haarscherp elk detail aan een duif, maar nu ik ouder word, mis ik de nuance. Ook kost het me moeite om ringnummers af te lezen. Bij witte en lichtgele ringen is er nog enig contrast, dat voordeel hebben we in 2025. Als ik uit een koppel twee gelijkwaardige jongen heb, waarvan de één blauw en de ander geschelpt is, dan verkies ik de geschelpte. We hebben in 2025 één bijzonder koppel wat kleur betreft. De vader is een vaalschimmel en de moeder een koolzwarte. Wat er aan kleur uit valt is op papier onbeperkt : vaal, roodkras, steenrood, blauw, gehamerd, lichtkras, donkerkras en zwart. Bovendien is wit en ooievaar mogelijk, alsmede elke kleurslag in combi met de schimmelfactor. Of er ook schalie uit kan komen, is afhankelijk van wat er in het voorgeslacht van beide ouderdieren voor komt. De schaliekleur is recessief. Bij Janssen Arendonk aan beide kanten, kweek je geheid vroeg of laat schalieblauwen. De kleur is voor ons ondergeschikt. Het gaat om de goeie duif, ongeacht zijn of haar kleur. Een hok met uitsluitend verwante blauwe duiven is verwarrend, als je ouder wordt en minder goeie ogen hebt. Ik herinner me ook, dat Steven van Breemen voorstander was/ is van variatie in de verschijningsvorm. Je ziet zelden een hok met uitsluitend vale en rode duiven. Ik geloof daar ook niet in. De gebroeders Janssen A. hadden hun “Wondervoske”. Hoewel rood makkelijk vererft, bleef het aandeel rode duiven beperkt door de jaren heen. Bertie Camphuis, Cees, Gerard en Jan Suijkerbuijk kweekten hun topduiven soms uit een rode doffer. Steevast was de stervlieger dan een blauwe, of lichtkras. De oude ’05 van Bertie Camphuis is een voorbeeld. De legendarische ’82 van Jan Suijkerbuijk was een blauwe, gefokt uit zijn “Ouwe Rooien”. Ook de ’89 van Jan, met elf eerste prijzen en 49 keer top 10 kwam uit een vale bij broer Gerard. Op ons hok hebben we “Vale Brave”. In 2021 en 2023 vader van de beste jonge asduif in de kring. Beide asduiven zijn blauw en in mijn beleving, is dat geen toeval. (wordt vervolgd)
Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (3)
Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (3)
Peter
José is naar de sportschool, de kippen zijn gevoerd en er staat niets op de agenda. Er is enige inspiratie, dus duik ik achter het toetsenbord. Ik open de maagdelijk witte “wordpagina” en wil openen met de titel. Het is de derde versie, dat weet ik zeker, maar de naam van mijn schrijfsels in 2025 wil me niet te binnen schieten. Het is alliteratie (“Leentje leerde Lotje lopen”), maar met welke letter begint de titel? Ik pieker me suf, maar de titel komt niet tevoorschijn. “Alzheimer light”? In gedachten zie ik de wanhopige blik in de ogen van Peter Green, die avond in “de Boerderij” te Zoetermeer. Samen met Henri was ik naar schatting vijftien jaar geleden naar een optreden van de “Peter Green Splinter Group”. Peter was in zijn jonge jaren oprichter van “Fleetwood Mac”. Witte blues en met een onmogelijk nummer als “Oh well” stonden ze op één in de top 40. “Albatros” kent U misschien via het crematorium, “Need your love so bad” is eigenlijk geleend, “Black magic woman” ook bekend via Carlos Santana en voor mij is “Man of the World” een absoluut hoogtepunt. De band werd opgericht in 1967 en mysterieuze foto’s uit bladen als “Muziek Express” en “Popfoto” sierden mijn jongenskamer. Het oorspronkelijke behang was niet meer zichtbaar en op de meest prominente plekken stonden Peter Green en Keith Emerson afgebeeld. Het waren mijn jeugdhelden. Fleetwood Mac verkocht 120 miljoen platen, maar toen de oprichter op een zijspoor belandde, verloor ik de interesse. Peter Green was korte tijd een fenomeen, die fantastische nummers schreef, maar al heel snel raakte hij door gebruik van foute middelen de weg kwijt en in de versukkeling. Hij belandde uiteindelijk in een gesticht, werd mensenschuw en zag eruit als een vervuilde zwerver. Die dag in Zoetermeer staat me helder voor de geest. Henri werkte als schoonmaker via de sociale werkplaats op het Isendoorn. Zijn enorme feitenkennis over de muziek van de jaren 60 en 70 verbaasde mij, want hij was toen nog niet geboren. Hij wilde alle grootheden uit de popgeschiedenis live aanschouwen, maar mocht van zijn ouders met zijn autootje niet buiten de Stedendriehoek komen. Samen met Henri ging ik een bepaalde periode regelmatig op pad. We zagen Colin Blunstone, Rod Argent, Yes, Clapton, Bowie, Procol Harum e.a. Henri wilde altijd al vroeg in de middag vertrekken, in de hoop zijn helden buiten het podium te aanschouwen. Die middag stiefelden we “de Boerderij” binnen. Er was geen kip, alleen in een hoekje zaten een vijftal mannen te dineren. We stonden in een versmalling bij de bar, toen één van de gasten op stond en in onze richting waggelde. De man had een opgeblazen gezicht en de weinige haren op zijn hoofd zaten onder een petje , dat hij achterstevoren droeg. Hij murmelde wat en enkele tellen stonden we oog in oog. Een ontluisterende ontmoeting. Ik kende de man. Het was onmiskenbaar mijn jeugdheld Peter Green. Ik wurmde me tussen de barkrukken en maakte ruimte. Ook Henri herkende ons idool en glipte achter hem aan. Een kwartier later stonden we weer buiten. Het was niet de bedoeling, dat we al binnen waren geweest. Henri was opgetogen: “Weer een hoogtepunt. Dat geloof je toch niet. Ik stond pal naast Peter Green te pissen en we hebben nog wat woorden gewisseld ook.” Het concert die avond was een afknapper. We stonden helemaal vooraan en konden bij wijze van spreken de schoenveters van Peter aan elkaar knopen. Hij had zijn gitaar vast, maar leek niet te weten, of de hals van de gitaar links of rechts hoorde. De bandleden stonden dicht bij hem. Zou hij vallen, dan konden ze hem opvangen. Regelmatig keek hij me met een wanhopige blik aan. “Ken ik hem ergens van”? Toen ik me twintig minuten geleden de titel van mijn eigen schrijfsels niet kon herinneren, zag ik in gedachten de wanhopige blik van Peter Green. Hij leeft inmiddels niet meer. Ook Keith Emerson, bekend van “the Nice” en “Emerson, Lake and Palmer”, is niet meer onder ons. De combinatie optreden in Japan, een Japanse vriendin en een haperende rechterhand door een ongeluk, was voor de virtuoze keyboardspeler van weleer, reden zichzelf met een pistool door het hoofd te schieten. Hoewel ik de volgende dag eindexamen moest doen voor de P.A., zag ik hem precies 51 jaar geleden in Rotterdam schitteren in een uitverkocht Ahoy. Die mooie herinnering blijft. Het artiestenbestaan is een dun laagje chroom over een dik pakketje schroot!
Actueel
Je bent idolaat van muziek, schrijft wereldhits en zit enkele jaren later in een gesticht. Met veel geld en foute middelen onder handbereik zijn al veel grootheden voortijdig gesneuveld. Blij, dat ik duiven heb! We hebben dit jaar ongeveer twintig “kweekkoppels” en ongeveer twintig “voedsterkoppels”. De eerste eieren zijn afgelopen weekend verlegd en alles lijkt goed en vlot te verlopen. De afgelopen winter heb ik regelmatig nagedacht over de kweekstrategie. Kweken uit de tien beste en bewezen doffers, zoals Willem de Bruin praktiseert? Dat hebben we ook geprobeerd. Je hebt dan de zekerheid, dat al je jongen uit bewezen topduiven komen. Er kleeft in mijn ogen ook een nadeel aan deze doenwijze. Je krijgt al snel veel sterk verwante duiven en hebt niet de mogelijkheid nieuwe kweektalenten te ontdekken. We hebben bijvoorbeeld vier aangeschafte, wat latere duivinnetjes van 2023, van schitterende komaf, waar we nauwelijks iets van weten. Ook hebben we wat sterk ingeteelde jonge doffers, uit onze allerbesten. Zonde, om die als voedster te gebruiken. We hebben besloten om uit alle “kweekduiven” te kweken. We mikken op een dubbele eerste ronde van ongeveer 70 stuks, met mijn ringen, die afgezet worden tussen 20 februari en 10 maart. Daarna worden er nog 30 geringd van de tweede ronde ( eigenlijk derde en vierde ronde), met de tweekleurige “damesringen” voor José. Die komen allen op het “kasthok”. Dan zijn we klaar voor onszelf. Over het “kasthok” heb ik afgelopen jaar weinig geschreven. In 2024 plaatsten we er twintig duiven van José. Kort na het spenen moesten we er twee opruimen en op zeker moment waren we er in de africhtingsfase op één dag vier kwijt. Na enkele vluchten zaten er nog onder het minimum van acht voor de grootmeestertitel en dan doe je jezelf tekort. Daarom start José dit jaar met dertig stuks. Overigens vlogen de duifjes van José naar behoren. De beste jonge vitesseduif van de kring was “Cora” van José. In de eindstand van de club eindigde José op plek 2, 3, 7 en 8 bij de asduiven. In verhouding was ons kasthok het beste hok in 2024! Het beste duifje van José was er eentje van de vijfde ronde (met hulp van voedsters uiteraard).
Grootheden
Zoals we in de muziekwereld grootheden hebben, hebben we die ook in de duivensport. Voor het gemak beperken we ons tot de vaderlandse “sterren”. Iedereen kent ze, maar omgekeerd geldt dat niet. Nu ben je niet per definitie beter af, als je tot de “happy few” in je genre behoort. Dat zagen we aan Peter Green. Uiteraard ken ik ook de groten in de vaderlandse duivensport. Het leuke is, dat de meesten mij ook kennen. Dat verbaasde me. Willem de Bruin vertelde me, dat hij onderweg in zijn auto tegen zijn chauffeur zei: “Dit is de Voorsterweg. Zou Freek hier ergens wonen?” Zoiets streelt me. Dan besta je! Veel “groten” in de vaderlandse duivensport zijn met dank aan Pipa e.a. miljonair, of hard op weg die status te bereiken. Pieter Veenstra, Gerard Koopman, Gerard en Bas Verkerk, Willem de Bruin, e.a. Vorige week begon iemand bij de biljartclub er met mij over. “Er zijn toch geen mensen in Nederland meer die postduiven hebben? Ik ken er geen één”. Ik bleef beleefd. “Je zal die paar zeldzame postduivenmelkers maar op de thee krijgen”! Hij keek me verbaasd aan. “Het stadion van Go ahead Eagles is te klein om alle Nederlandse postduivenliefhebbers te bergen”, repliceerde ik. De man sputterde nog wat over niks mee te verdienen en oubollig. Ik kon het niet laten om nog één keer te reageren. “Vorig jaar zat ik op een verjaardagsfeestje met allemaal duivenmelkers. Ik was de enige gesjochten jongen in het gezelschap”. Als je als duivenmelker in het nauw gedreven wordt, is het handig als je het verhaal van “New Kim” of “Diego Armando” achter de hand hebt. Een eenvoudige, hard werkende duivenliefhebber, die met de verkoop van één duif in één klap miljonair wordt. Dat maakt bij buitenstaanders indruk. Niet het verhaal, dat de omgang met je duiven zo bijzonder is en de spanning bij thuiskomst van de vluchten met niets te vergelijken.
Methode
Ik weet, dat ik met mijn schrijfsels regelmatig in herhaling val. Dat is niet erg. Bij het Journaal doen ze het zelfs bewust. Eerst het nieuws kort brengen, dan hetzelfde item uitgebreid en op het eind de hoofdpunten herhalen. Drie keer hetzelfde binnen twintig minuten! Daar is een reden voor. Als A.S. en W.d.B. het doen, blijf ik niet achter. Over de beste manier van duiven kweken raak je nooit uitgepraat. Ik las er meer dan een halve eeuw geleden over. Vier generaties intelen van prof Whitney, de theorieën van prof. Anker en niet te vergeten Steven van Breemen. Interessant leesvoer, waar je niet dommer van wordt. Bram had het over Bruce Lowe. De vader van de moeder, moest verwant zijn aan de moeder van de vader. Ooit was “Hengstenkweek” de heilige graal. Een topdoffer gelijktijdig paren met vier duivinnen. Je hoort of leest er niets meer over en dat is een veeg teken. Jos Thoné, een buitengewoon slimme en succesvolle speler, zocht het in K.I. Op een forum in Doetinchem vroeg ik Jos ernaar. “Het afnemen van sperma was al een kunst op zich, maar uiteindelijk leverde het geen meerwaarde, al had Jos in “Artificial Jutta” een zeer goede duif. Hij was er vanaf gestapt en dat zegt alles. Duiven in aparte kweekboxen, om zeker te zijn van de afstamming. Eijerkamp deed en doet het. Het biedt voordelen, maar heeft ook een keerzijde. Doffers hoeven hun territorium niet meer te verdedigen en dat is onnatuurlijk. Van Joke Geven hoorde ik destijds, dat oude rakkers als Ché, Jackpot, e.a., toen ze niet meer bevruchtten, uit hun kweekbox gehaald werden en met lotgenoten samen in een grote ren geplaatst werden, waar ze nog wel om een vrouwtje of nestbak konden knokken. In combinatie met vitamine e, of een hormoonspuit, kan een niet vruchtbare doffer op die manier mogelijk nog een paar eitjes bevruchten.
Toppers
Welke methode van kweken gebruiken de vaderlandse toppers? De methode van Willem de Bruin is bekend. Uitsluitend kweken uit de tien beste en bewezen doffers, met uiteraard de beste en bewezen duivinnen. Willem heeft de laatste jaren succes gehad met het inbrengen van ander bloed. Van een topduif van comb. Lin tegen de “Murphy-lijn” had hij veel plezier. Ook van een schenking van Eijerkamp werd hij niet slechter. Hoe goed je duiven ook zijn: inbreng van het allerbeste van collega-toppers geeft soms een enorme boost. Dat zie je ook bij Verkerk. Ineens hebben ze een spierwitte, die kop vliegt. Gerard Koopman had ooit zijn vertrouwde Janssen-van Loonlijn. Via een verkoop van “de Duif” kwam er een toppertje van Dirk en Louis van Dijck uit Zandhoven uit hun “Kannibaallijn”. De combinatie “Gentil” x “Golden Lady” bleek een gigantisch schot in de roos met wonderduif “Kleine Dirk” als meest bekende exponent. Gerard herhaalde deze truc meerdere malen. Hij kon het zich permitteren en kocht 1e asduiven in met name België, om ze tegen het beste van zichzelf te zetten. “Slimmerikken” schaften zich overal nazaten van “Kleine Dirk” aan en gingen intelen. Stamkaarten met soms wel negen keer “Kleine Dirk” moesten het summum zijn. Kan me niet herinneren, dat dit tot vooruitgang leidde! Eijerkamp hanteert in grote lijnen de doenwijze van Koopman. Ze schaffen in België, Duitsland en Nederland topduiven en hun rechtstreekse kinderen aan en zetten die tegen hun eigen beste duiven. Op die manier behoren ze al jaren bij de (inter)nationale top. En kweekkoppels, die jaren samen blijven? Daar geloven maar weinig liefhebbers in. Hans Hak uit Maurik had zijn “Vechter” x “Stammoedertje”. Uit die lijn zijn talloze goede nazaten gekomen, zowel bij Hans zelf , als bij anderen. Pas las ik er over. Zoals altijd zweert de één bij bepaalde duiven en kan de ander er niets mee. Dat geldt voor alle duiven. Duiven moeten bij je passen. De meeste topspelers in Nederland zweren bij “omkoppelen”. Vaak wordt de kwaliteit minder, als koppels meerdere jaren tegen elkaar staan. Een verklaring is niet voorhanden, maar de praktijk wijst het uit. Wij hebben gekozen voor allemaal “frisse” koppels. Geen inteelt, maar wel de betovergrootvader tegen de betachterkleindochter en dat soort koppelingen. Zorgen voor voldoende onverwante duiven, maar in een wat verder verleden mogen er gerust overeenkomstige namen van voorouders opduiken. Dat is formeel geen inteelt en zo gaat het in de natuur ook dikwijls. José morrelt aan de deur en dan weet ik, dat ze me zo een heerlijk broodje kroket uit de oven gaat serveren. Minder gezond, maar wel heel lekker en de hoogste tijd om mijn gezever te beëindigen. (wordt vervolgd)
Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (2)
Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (2)
Biljarten
Gisteren, 2 januari, kwamen de vijf overgebleven teamleden bijeen om te biljarten in de “mancave” van Jaap. Aanleiding was mijn 72e verjaardag van 30 december. In de wintermaanden zien de teamleden elkaar amper en dan is zo’n alternatieve nieuwjaarsborrel een leuk intermezzo. Duivensport in je eentje bedrijven kan leuk zijn, maar als je het met vrienden kunt delen, voegt dat een extra dimensie toe. In mijn geval is het sociale aspect geen luxe, maar noodzaak. Zonder hulp van vrienden, is duivensport onmogelijk, vanwege mijn allergie. Ruim 42 jaar geleden werd de allergie officieel vastgesteld en werd het mij door longartsen ernstig afgeraden (lees: ten strengste verboden), om nog ooit duiven te houden. Dat was in 1982. Verrast was ik niet. Eigenlijk opgelucht, want ik verkeerde voortdurend in de griepmodus. Benauwd, pijnlijke en stijve spieren en gewrichten, onophoudelijk hoesten en voortdurend slijmvorming. Een uitzichtloze situatie. Toen de diagnose gesteld was, wist ik waar ik aan toe was. De duiven gingen subiet weg. Hoewel ik mentaal aangeslagen was, knapte ik zienderogen op. Ik keek uit naar de voetbalwedstrijd S.H.E. 2 tegen Voorst 2 en was blij, dat ik weer wat lucht had. Voetballen deed ik graag, maar ik was geen groot talent. Doorgezakte voeten, zwakke enkels en knieën, gevoelige, te korte spieren. Kortom: extreem blessuregevoelig. Wim Hofman senior was onze elftalleider. Hofman is de beste voetballer, die voetbalvereniging Voorst ooit voortbracht. Hij was schoenmaker van beroep en als voetballer in de wijde omtrek van Voorst beroemd en berucht. Hofman was technisch begaafd, kon een man passeren, was snel en had een loepzuiver schot in de benen. Als jochie stond ik tussen honderden Voorstenaren langs de lijn. Voetbal was zo ongeveer het enige pleziertje in de na-oorlogse jaren vijftig. De voetballoopbaan van Wim Hofman eindigde roemloos. Hij was een dertiger en eigenlijk versleten vanwege een onwillige knie. De derby V. en K. tegen Voorst leefde enorm. Het hele dorp liep uit en ik mocht als jochie mee, voorop op de benzinetank van de C.Z. van vader Ernst. Het was zwart van de mensen, die rijendik achter de simpele afrastering stonden. Voorst had in die tijd een prima elftal. Gerrit Smit was stopperspil, Korenblek en Brouwer de backs en Bertus Hendriksen, inderdaad de vader van teamlid Albert, strooide als binnenspeler met fluwelen passes. Wim Hofman kon eigenlijk geen hele wedstrijd meer spelen vanwege zijn knieproblemen. Als invaller en voorzien van enorme knielappen, kwam hij binnen de lijnen en dan veerde iedereen van Voorst op. De corners van Hofman waren een wapen en zijn raffinement binnen de zestien een streling voor het oog. De legendarische “Balla” Boskamp stond op doel. Een uitstekende keeper, met gevoel voor theater. Helaas liepen de emoties die zondagmiddag te hoog op in Twello. Stopper Gerrit Smit, die normaliter enorm kon uitdelen, werd aan zijn haren over het veld getrokken door een V. en K. speler en de driftige Hofman stormde tientallen meters over het veld, om de dader tegen de grond te lopen. In de “Voorster Courant” stond een kop met de titel “Hofman gooit knuppel in het hoenderhok”. Op het veld stormden vele tientallen heethoofden uit het publiek om zich met de strijd te bemoeien. Ook vader Ernst in zijn lange leren motorjas was een driftkop. Op de foto bij het artikel zie je een politieagent, die vader met de gummiknuppel afranselt. Ik stond als kind huilend in de menigte. De foto in de krant van vader, die klappen kreeg met de gummiknuppel, bracht reuring. Ik schaamde me als kind. Wim Hofman werd door de K.N.V.B. voor vijf jaar geschorst. Een roemloos einde voor een voetbalicoon, die te vroeg geboren werd en die in deze tijd ongetwijfeld een gevierd profvoetballer had kunnen worden. Die bewuste zondag in het najaar van 1982, stond onze elftalleider hoofdschuddend langs de lijn. Als je zelf een begaafde voetballer bent, is het gepruts van tweede-elftalspelers een “hotseknotsbegonia-festijn” en niet om aan te gluren. Op zeker moment probeerde ik als middenvelder te soleren. Ik speelde tegen een neef van me, voor wie het eerste elftal van S.H.E. ook te hoog gegrepen was en wilde waarschijnlijk iets laten zien. Twee man voorbij lukte net, maar toen speelde ik de bal iets te ver voor me uit. In een ultieme poging de bal te controleren, forceerde ik mijn rechterbeen. Er knapte iets en ik lag hulpeloos op de grond. Einde wedstrijd voor mij en einde voetballoopbaan. De hoofdspier in mijn rechterbovenbeen was finaal afgeknapt en een operatie en drie weken ziekenhuisverblijf volgden. Komt bijna nooit voor, maar mij trof het lot. Wim Hofman schudde meewarig zijn hoofd. Zijn zoon Wim junior had ook een korte voetballoopbaan door knieproblemen, maar die had nog zijn postduiven. Ik was binnen enkele weken beide hobby’s kwijt! Het biljarten op de deel van de boerderij van Jaap was gezellig. Vijf enthousiastelingen met een keu. Wim Hofman zou het hoofdschuddend hebben aangezien en anders plaatselijk biljarticoon Harrie Teunissen wel. Het groene laken bleef heel en we hadden plezier. Daar gaat het om!
Foto
Jaap heeft vier mooie dochters. Inmiddels alweer moeders van een schare kleinkinderen, waar Jaap van geniet. Dochter Inca wilde wel een paar foto’s maken van het duiventeam. Zij runt de zorgboerderij. Op de deel hangen talrijke foto’s van favoriete melkkoeien uit de glorietijd van Jaap op “Noord Empe”. Op ’t Hengelder misstaan die foto’s zeker niet. Op één foto zie je vier behoorlijk uniforme melkkoeien, die geleid worden door vier behoorlijk uniforme, knappe boerendochters. Ze wonnen de eerste prijs in de keuring. Volgens Jaap waren het de mooiste koeien, maar ik denk dat het “totaalplaatje” een beslissende rol gespeeld heeft! Voor mij is een foto ook een mooi moment om de teamleden nader aan U voor te stellen.
Rini
Een jeugdvriend en buurjongen. Vaste maatjes bij het kievitseieren zoeken vroeger. Mijn allereerste duiven waren twee “koolzwarten” van klasgenoot Wim Bruggink. Die vlogen steeds terug naar zijn hok. Van Rini kreeg, of kocht ik twee piepers. “Sproetje” en “Witkop”. Twee bonte donkerkrassen, die zich thuis voelden op mijn hokje van asbest. De voorkant van het hok had een decoratief steenmotief en diende ooit als afdichting van de schoorsteen. Zo ging dat vroeger en asbest was nog niet verdacht begin jaren zestig. Mijn eerste rondvliegende duiven. Rini is ongeveer vier jaar jonger, dus hij had al heel jong duiven, dankzij vader Gerrit. Tot op de dag van vandaag vliegen er postduiven rond zijn erf. Dan ben je een echte liefhebber! Rini was in 1987 ook de kweker van “de Stip”, die in Gietelo vloog vanaf Dax, St. Vincent, München en natuurlijk Orleans jonge duiven. Rini is als “letter” goud waard. Hij is trouw als een Duitse staander en vrijwel altijd van de partij als de duiven onderweg zijn. Hij heeft goeie ogen en ziet de duiven op grote afstand arriveren.
Albert
Vanaf 1987 betrokken bij de duivensport in Gietelo. Albert woonde destijds op het “Tolhuisje” in Voorst bij zijn ouders. In 1997 was hij de kweker van “Garfield” (1e wereldkampioen j.d. Versele Laga). Toen werkten we al nauw samen. Ook was hij erbij, toen we in 1996 bij Jan de Visser onze “Axel” ophaalden op een bon. In dat jaar 1e asduif van de toenmalige NCC Oost Nederland, de voorloper van de Super Fondclub GOU. Bij “Steeds Verder” was hij 35 jaar geleden al een pionier met het maken van uitslagen, direct na de vlucht. De site van SVT is het geesteskindje van hem en ook onze teamsite is in goede handen bij duivenvriend Albert.
Sander
Ons jongste teamlid. Heeft al sedert zijn jeugd postduiven. Enthousiaste en onmisbare schakel in ons team. Sander is nog bezig met het geleidelijk voltooien van zijn woonplek, heeft drie leuke dochters, waarvoor hij altijd klaar staat en werkt ook nog gewoon een volledige werkweek. Sympathieke liefhebber, die door de overige teamleden volledig geaccepteerd is en zorgt voor de vrolijke noot.
Jaap
Via Rini kwam ik in de zestiger jaren op Noord Empe terecht. Jaap wist al jong, dat hij de opvolger van vader Godefridus zou worden. Koeienboer. Zijn oudere broer Henk had sierduiven. Kroppers, nonduiven en aanverwante soorten. Soms liep er een verdwaalde postduif tussen, want duiven trekken duiven aan. We voetbalden in de wei, waar Rini ooit een beet van een “beer” opliep. In onze uitgaansjaren liep ik Jaap dikwijls bij Boode tegen het lijf. Mijn neef Ben van der Kraats, was toen ook al een vriend van Jaap. Zo lang ik Jaap ken, is hij omringd door duiven. Tegenwoordig zijn dat bij voorkeur “kleurtjes”. De witte duiven, schimmels en valen, vallen wat vaker ten prooi aan roofvogels. Jaap is een graag geziene gast binnen ons team. Nu hij gepensioneerd is, kan hij zijn hart volgen en komt graag bij de aankomst van de duiven kijken.
Erelid
Moeder Toos benoemde ik ooit als erelid van het team. Na het overlijden van vader Ernst in 2012 werd ze een trouwe gast bij de aankomst van de duiven. Rini en Jaap kende ze vanaf hun jeugdjaren en ook Albert kende ze al, voordat hij als teamlid in beeld kwam, via broer Ben. Ze genoot van de contacten, van de soep van José en de saucijzenbroodjes van bakker Bril. Bram kwam rond 2015 in beeld. Via een aangekochte bon kwam ik met hem in contact. Bram speelde zelden of nooit met jonge duiven en zag in mij een ideale “testpiloot”. Op het hoogtepunt leverde hij rond de zestig junioren. Duivin “Marga” (1e asduif GOU 2016) en “Olympic Frank” (beste Nederlandse jonge Olympiadeduif 2020) werden gekweekt door hem. Tegenwoordig woont Bram in een appartement in Apeldoorn met Marga. Gerard uit Wijchen maakte ook enkele jaren deel uit van het team. Echt in beeld kwam hij nooit, maar kweekte wel o.a. “Vale Brave”. Na het overlijden van zijn vrouw, verkaste hij naar een verzorgingshuis. Moeder Toos ging steevast mee naar Wijchen om duifjes op te halen en genoot van die bezoekjes. Ze vond Gerard een lieve man.
Terugblik
Hoewel ik altijd de regie voerde bij het samenstellen van de kweekkoppels, heb ik zelf zelden of nooit een jonge duif gekweekt die er toe deed. De asduif van afd. Salland, 35 jaar geleden, was gekweekt door wijlen Piet Steenbergen, Mike Tyson door wijlen Henk Gerritsen/ Gerrit van Looijengoed, toppertje “Marietje” door wijlen Jan Suijkerbuijk en de 1e asduif GOU van 2009, meteen na de herstart, door wijlen Martin en Joke Geven. Steeds was ik afhankelijk van duivenvrienden of teamgenoten. Als hommage heb ik hun namen genoemd. Eén naam heb ik vandaag niet genoemd. In vrijwel al onze duiven stroomt wel het bloed van zijn duiven: Hans Eijerkamp. Negentig jaar, geen teamlid, maar wel een echte duivenvriend. Als je in de duivensport wil slagen, moet je hard werken, afzien van bepaalde geneugten en doelbewust zijn. Het helpt enorm, als je vrienden om je heen verzamelt en de gunfactor hebt. Eén naam heb ik nog niet genoemd, maar ze is de stille kracht achter mij en van het team: José. Troostend, stimulerend en verbindend. Samen sta je sterk, alleen ben je (bijna) niks. Betrek belangstellenden bij je hobby, want onbekend maakt onbemind. Zoek contact met een andere liefhebber, die samenwerking wel ziet zitten. Ga samen africhten, of verdeel de taken en kosten. Het zou een goed voornemen voor 2025 kunnen zijn. Net als het dragen van ademhalingsbescherming! (wordt vervolgd)
Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (1)
Kwinkslagen, kweekwaarde & kwekkoe (1)
Allereerst wens ik U als lezer een gezond en liefdevol (duiven)jaar in vrede!
Verleden
José maakt weleens grapjes over mijn belangstelling voor het verleden. Zij heeft weinig met wat achter ons ligt en leeft in het nu. Dat is goed. Ik ben een beetje nostalgisch. Koop je niks voor, maar ik heb mezelf ook niet gemaakt. Ze weet dus weinig over haar voorgeslacht en verbaast zich over het feit, dat mij dat juist boeit. Ik herinner me veel over mijn jeugd en kan me dingen helder voor de geest halen. Enkele dagen geleden bezocht ik oud-klasgenoot en jeugdvriendje Gerrit Kroon. Gerrit woont zonder partner op de ouderlijke monumentenwoning. Ik zat in de woonkamer, waar ik zestig jaar eerder in zwartwit keek naar “Rawhide” en “Roy Orbison”. We hadden het over klasgenootjes van de lagere school in Voorst en stelden vast, dat er tenminste tien niet meer leven. Onder hen Jan ten Hove, die als eerste uit onze klas stierf. “Buitengewoon moedig en voor de duvel niet bang”, memoreerde Gerrit. Een beeld, dat volledig overeenkomt met mijn herinnering aan Jan(tje). Polio beperkte zijn loopvermogen, maar de meeste hinder had hij van een ongeneeslijke stofwisselingsziekte. Ondanks zijn kleine postuur en ernstige beperkingen, ging hij voor niemand aan de kant. Voor Gerrit en voor mij was hij een dappere held, die kort na het behalen van de volwassen leeftijd stierf door zijn ziekte. Ongeveer een halve eeuw later is er nog steeds respect voor zijn moed en levenslust. Dat er al tenminste tien klasgenoten overleden zijn, is confronterend. Waren we een zwakke lichting, of is het toeval? De tijd stond niet stil. Het afgelopen jaar vloog voorbij, maar er gebeurde genoeg. Onze overbuurvrouw overleed als veertiger, na ondraaglijk geestelijk lijden, door euthanasie. In februari leek alles kortstondig stil te staan, toen onze dierbare moeder Toos overleed. Buren naast de buurvrouw, die uit het leven stapte. kozen voor echtscheiding. Dat doe je ook niet voor de lol. De enige zus van een vrijgezelle buurman, in Gietelo geboren, kwam aan haar eind na een slopende ziekte en dan stop ik vlug met mijn buurtverslagje, omdat er anders een vertekend en heel somber beeld ontstaat over onze woonomgeving. Een geliefde oud-collega stierf vorige maand op 42-jarige leeftijd door ALS. Dat maakte indruk. Ook Mieke, de echtgenote van Joep, verwisselde rond die tijd het tijdelijke voor het eeuwige. Met Joep had ik in de periode van het africhten van de jonge duiven de laatste jaren contact, om verliezen te beperken. Er waren aanvallen van steenmarters in duivenhokken. Hein v.d. Berg uit Apeldoorn kan er over mee praten. Een nachtmerrie. Ook in duivenwagens vielen slachtoffers door de steenmarter. Afdeling 9 ondervond het aan den lijve op de losplaats. Een jaar vliegt voorbij en de meeste dingen vergeet je snel. Dat de duivenvluchten, waaraan we deelnamen, niet altijd naar wens verliepen, is in een terugblik op het voorbije jaar eigenlijk een onbelangrijk detail.
Verklaring
De overgang van het oude naar het nieuwe jaar vierden we bij de oudste zus van José in Oldenzaal. Vorig jaar woonde ze nog in haar geliefde woning in Enschede en stond niemand stil bij de verrassende overgang naar Oldenzaal. Een heupoperatie en de tachtigste verjaardag in 2024, deden Anneke ineens beseffen, dat ze als alleenwonende, de bakens moest verzetten. Door de grote ramen op de eerste verdieping van haar vrijwel nieuwe en strak ingerichte appartement, zagen we een prachtig vuurwerkschouwspel, na het aftellen naar het nieuwe jaar. Alles kan snel veranderen en Anneke is helemaal gelukkig op haar nieuwe plek. Rond tien uur vanochtend werd ik wakker in ons eigen bed in Gietelo en bedacht me, dat ik vandaag een stuk(je) wilde typen voor onze site. Over een nieuwe naam had ik nog geen seconde nagedacht, maar binnen vijf minuten was ik er uit. Het werden de drie K’s. Alliteratie, zoals eerder toegepast, als naam voor mijn schrijfsels. Opa Frederik had het altijd over de drie K’s, waar het in het leven om ging. Niet over K3, want die bestonden nog nie. Bij de dokter en de notaris had hij het als kolenboer en expediteur over Kroeg, Kerk en Kapitaal. Soms had hij het over “de duit en de fluit”. Misschien verklaart dat de flexibiliteit van de drie K’s, afhankelijk van het gezelschap waarin hij verkeerde. Een drie-letterig woord met een K gebruikte hij als variabele, of zou hij toen al aangevoeld hebben, dat de positie van de kerk wankelde? Een kwinkslag hoort bij het leven. Humor maakt kommer en kwel draaglijk. Kweekwaarde is heel belangrijk bij duiven. Nog belangrijker dan de imposante stamkaart, hoewel ze verweven zijn. Kwekkoe is het dialectwoord voor “kweekgras” . Hobbytuinders en beroepstelers kennen de meest gehate onkruidsoorten. Heermoes en zevenblad staan bij velen in de top 10. In Gietelo heb ik een hekel aan klaverzuring. Hardnekkig onkruid tussen de bestrating, de rode bladgloed en charmante, gele bloemetjes ten spijt. Brandnetel en zuring plagen me in Gietelo meestal in het najaar. Het is wortelonkruid. Afschoffelen helpt niet. Met wortel en tak verwijderen, net als “kwekkoe”, helpt wel. Van heermoes hebben we in Gietelo gelukkig geen last. Heermoes wortelt extreem diep op arme en uitgeputte grond. Ik noemde het als kind “kerstbomen”, die uit de pre-historie leken te stammen. Mariadistel leek uit het niets voor het eerst in 2024 her en der op te komen. Ik gaf de duiven in de tuin wat detox-voer. Een belangrijk zaadje daarin is de mariadistel. Soms doe je met de mode mee en laat je sporen achter in de tuin. Het verhaal achter mariadistelzaad klinkt goed. In chiazaadjes geloofde ik destijds niet, maar soms ga je voor de bijl bij voerboer van der Bijl in Voorstonden. Tachtiger van der Bijl sr., met wie ik nog weleens een praatje maakte over Barnevelderkippen, stierf ook afgelopen najaar en zijn vrouw volgde hem ongeveer een week later. Bizar. Dries van Agt en geliefde echtgenote, gingen afgelopen jaar tegelijk en hand in hand, na euthanasie. Een romantische gedachte, als je beiden ziek en 93 bent.
Kweekwaarde
Over de “kwinkslag” hebben we het gehad, net als over “kwekkoe”. Over kweekwaarde hadden we het nog niet. Ik vertelde over topduiven in het verleden, die geen kweekwaarde bleken te bezitten. Pas na verloop van jaren komt de aap uit de mouw. Eigenlijk had ik vanaf mijn prille jeugd tot aan mijn 65e levensjaar geen duif met overtuigende kweekwaarde. Het geeft aan, hoe lastig de materie is. Koop je een topduif voor een ton, dan zet je er diverse topduivinnen tegen en ga je er uitgebreid mee kweken,tot aan de d ood van de dure aankoop. Dan zul je er ongetwijfeld een keer een bruikbare of goede nazaat uit kweken. De kwaliteiten van die nazaat zullen toegeschreven worden aan de dure aankoop, maar is dat terecht? In mijn ogen is een duif met kweekwaarde een duif, die met meerdere partners, zeer regelmatig goeie nafok geeft. In het jaar dat ik 65 werd, kwam “Brutus” als eitje naar ons team. Was het voor bewezen diensten, of een cadeautje van Hans? Het was wat later in het seizoen en hij mocht als jaarling uitgroeien en speelde dat jaar in de kweek geen rol. Het werd een stoere doffer. Zijn komaf was vorstelijk, met louter iconen van Eijerkamp als grootouders. “Brutus” beschaamde zijn beide opa’s “Ché” en “Nieuwe Olympiade” niet. Of had hij zijn talent van oma “Celena”? Zij speelde o.a. 3e NPO Orleans tegen 5014 duiven en 1e NPO Peronne tegen 14.253 duiven. Prestaties uit het verleden zijn geen garantie voor de toekomst, maar toen één van de eerste jongen twee weken op rij een eerste speelde in kring e/o regio, ging er bij mij een belletje rinkelen. Het duifje ging helaas verloren, maar “Brutus” bewees in de jaren die volgden kweekpotentie te hebben. Zoon “Brave” schaarde zich in 2020 bij de asduiven van de kring en nestzus “Britta” was nog beter. Dan komt de vraag: hoe is de voortzetting in volgende generaties? “Brave” gaf in 2021 meteen de eerste asduif van de kring. Wat me bijzonder beviel, was dat deze jonge doffer zijn negen prijzen behaalde op het schapje. “Ernst” is zijn naam. Sando Verbeek had er afgelopen jaar op een bon een bruikbare uit met zeven prijzen. Geen enkele jonge duif bij “Ons Vermaak” in Eerbeek kwam verder aan zeven prijzen, wat wijst op een lastig jaar voor de junioren. Meteen in zijn eerste kweekjaar, gaf “Ernst” al een zoon, die vader met brio overklaste. Ik kan daar jubelverhalen over schrijven, maar laat ze achterwege. Wat ik wil zeggen: een duif met echte kweekwaarde geeft gemakkelijk goeie nafok. Niet alleen kinderen, maar ook kleinkinderen en achterkleinkinderen. Het is de kunst, om steeds partners te zoeken, die ook iets in hun mars hebben. Met het beste van Willem de Bruin en gebroeders Leideman, alles via Eijerkamp, zoek ik naar “aanpassers” bij de basislijn, als in een legpuzzel. Ook dan blijkt, dat veel duiven “het” niet hebben. Duiven met echte kweekwaarde zijn witte raven! De broer van Johan Cruijff kon niet voetballen en zoon Jordi moest het van zijn naam hebben, niet van zijn faam, al kon hij een aardig balletje trappen. Kweken is een uitdaging, want alle mooie namen op de stamkaart ten spijt, schiet je meestal mis en maar zelden raak. Beschik je over postduiven met kweekwaarde, die met verschillende partners regelmatig iets bruikbaars of goeds geven, dan heb je een streepje voor. Garantie heb je nooit, want duiven die louter toppers geven vind je in sprookjesboeken, of bij fantasten, die in hun eigen sprookjes gaan geloven. Kweken blijft een uitdaging!!!! Voor iedereen!!!
Verkoop
Onze vereniging “Steeds Verder” te Twello, heeft via Duiven.net een bonnenverkoop met items “voor elk wat wils”. Zaterdagmiddag 4 jan. om 14.30 uur begint de zaal- of slotverkoop in ons clubgebouw. Onze jeugdige voorzitter Sven van Brummen nam het voortouw voor deze verkoop en zal ook als veilingmeester fungeren. Een enthousiaste jongeling met hart voor de club. Zoals elke postduivenclub, hebben we de centen hard nodig, om penningmeester Cor Wenink nog enige nachtrust te gunnen. Misschien mag ik Sven wat assisteren en we zien U graag zaterdag 4 januari aan de Stinzenlaan 85 in Twello. Koffie met oliebol gratis. Welkom!
Op hoop van zegen (20)
Op hoop van zegen (20)
Toos
Precies 95 jaar geleden, werd moeder Toos in buurtschap Klein Amsterdam geboren, als jongste telg, in een gezin met zeven kinderen. Zeventien november 1929. Als “crisisjaren” staat die periode te boek. Op 23 februari van dit jaar stierf ze vredig. Ze was op. De laatste telg van haar generatie in onze familie. In augustus verstrooiden haar zes kinderen de as van vader en moeder vanaf de kop van een kribbe nabij “Het Gelders Hoofd” op de Voorsterklei. Zingend en schouder aan schouder omarmd stonden we, terwijl de gemengde as deels wegdreef en deels zakte in het stromende IJsselwater. Bloemhoofden uit onze tuinen markeerden de onzichtbare as, die stroomafwaarts werd meegevoerd. Een gedenkwaardig moment. Vanmiddag herdenken we onze ouders tijdens een “Bourgondisch buffet” bij Bello in Hall. Vorig jaar op de verjaardag van moeder waren we er ook. Gerrit Bello, de pater familias en oud-eigenaar, zelf ook tweede helft tachtig, schoof bij ons aan tafel en haalde oude herinneringen en anekdotes op. “Volgend jaar op 17 november spreken we weer op deze plek af. Jij bent er bij leven en welzijn bij en moeder Toos ook, als het ons gegeven is”, sprak ik met hem af. Gerrit knikte instemmend. Toen moeder overleed in februari, was er een rouwkaart van de familie Bello. Hoop Gerrit en zijn vrouw vandaag nog even te ontmoeten, tijdens het eten in Hall.
Dromen
Over het algemeen ben ik een goede slaper, in tegenstelling tot José, die een “hazenslaap” heeft. “Heb je nog gedroomd?” Die vraag stuurt José vaak op me af in het ochtendgloren. Ik antwoord vaak met een wedervraag. Eigenlijk dromen we beiden niet zo vaak en vaak is het onsamenhangend en kunnen we het gedroomde niet of nauwelijks reproduceren. De afgelopen weken, droomde ik ’s nachts regelmatig. Dan word ik midden in de nacht wakker en denk dan verder over dingen, die ik net gedroomd heb. Het zijn mijn jeugdjaren op de kleuterschool, de lagere school en de jaren op het vervolgonderwijs. Het zijn geen nare dromen of nachtmerries. Als het om mijn prille jeugd gaat, zijn het een soort sprookjes in een kabouterbos. Als kleuter vond ik klasgenootje Dinie een leuk meisje. Blond met blosjes op de wangen. “Frekie geet met Dinie”, zongen klasgenootjes plagerig. Hoe wisten ze, dat ik Dinie leuk vond? In mijn droom wonen we in een holle boom. Ik sprokkel houtjes in het bos en Dinie kookt op ons fornuisje een papje van eikels, beukennootjes en kastanjes. Tussen twee bomen is een waslijntje gespannen, waar onze kleren vrolijk wapperen in de wind en ik heb een groentetuintje en wat kippen. ’s Avonds lezen we samen boeken bij kaarslicht in onze holle boom en slapen in een ledikantje gevuld met stro. Hoe onschuldig kun je dromen?
Jan
Volwassenen zullen ongetwijfeld mijn dromen herkennen. Ieder kind is wel eens verliefd, denk ik en ieder heeft zijn of haar eigen jeugdherinneringen en kinderlijke romances. Op de lagere school was ik een braaf jochie. Ik deed goed mijn best en ging met plezier naar school op mijn tweedehandse, blauwe “doortrappertje”. Eerst langs het duivenhok van Adriaan Kik, met zijn rondklapperende, zwarte doffers. Dan langs de woning van Dinie en vervolgens de woning van Jan ten Hove. Jan was een geboren pechvogel. Hij had een mank been ten gevolge van polio en leed aan een ernstige stofwisselingsziekte. Jan lag in zijn jonge jaren vaak en langdurig in het ziekenhuis en was klein voor zijn leeftijd. Ondanks zijn beperkingen was hij voor de duvel niet bang en meestal opvallend realistisch en vrolijk. Hoewel hij soms weken of maanden niet op school was en daardoor veel miste, was er van doubleren geen sprake. Jan was slim en we trokken vaak samen op. Kievitseieren zoeken, waarbij Jan ondanks zijn aangepaste schoeisel, zijn poliobeen en zijn dikke buikje, op zijn tandvlees mee hobbelde zonder te piepen. Of eendeneieren zoeken in “Zilvense Broek”, waar ik nog nooit van gehoord had, of de eieren van de havik in een naaldboom in het Empese Veld uit het nest schudden. We deden het met goeie bedoelingen, want roofvogels pakken zangvogels, jonge kieviten en jonge haasjes. Wisten wij veel? Ook haalden we in mei jonge kraaien uit de holle knotten van wilgen in Empe. In onze schooljaren waren jonge kraaien populair. Veel kinderen probeerden een jonge kraai tam te maken. In een kistje of oud konijnenhok werd de kraai geplaatst en gevoerd met geweekt brood. Anderen gaven ochtendvoer van de kippen. Soms bliezen ze de kraaienmars, maar sommigen slaagden erin om de kraai in leven te houden en echt tam te maken. Dan vloog de kraai gewoon buiten en landde op commando op de hand van de eigenaar. Ik herinner me de kraai van Johnny Hensbergen, van Roelie Weijenberg en van mijn duivenmaatje Rini Vos. Bij Rini zat de kraai meerdere jaren tussen zijn duiven in het duivenhok. Als hij de duiven los liet, probeerde de kraai mee te vliegen met de duiven. Vanuit de tuin van ons huis, zag ik het tafereel. Rini woonde goed honderd meter bij ons vandaan en het was een koddig gezicht om rondcirkelende duiven te zien met daar tussen het afwijkende vliegbeeld van een kraai. Sommigen slaagden erin om de kraai eenvoudige woordjes te laten roepen, zoals “Gerrit”. Mijn eerste vissenkom was een glazen bak met stekelbaarsjes. Jan wist, waar je stekelbaarsjes kon vangen. Een mooie vriendschap met een jongen, die al jong wist, dat hij niet oud zou worden. Op Jan kom ik zeker nog wel een keer terug.
Spelletjes
In onze jonge jaren was de televisie een opkomend medium. Geleidelijk verscheen het “zwartwitkastje” in steeds meer gezinnen. Televisie was een inspiratiebron voor kinderspel. We waren thuis laat met televisie. Op de lagere school keek ik thuis bij vriendje Gerrit Kroon op zaterdagmiddag naar “Rawhide”. Een cowboyserie met o.a. Clint Eastwood. Ook zanger Roy Orbison maakte een verpletterende indruk in een eigen show. De avonturen van “Ivanhoe” zag ik nooit op televisie, maar vriendjes speelden met zelfgemaakte zwaarden de scenes na. Ik herinner me, dat “tollen” in mijn jonge jaren een rage was. Met een zweepje sloegen we met ferme klappen naar de paddenstoelvormige tol. Ook “landjepik” speelden we. Hinkelen was op zeker moment mode en met een p.v.c. pijpje bliezen we papieren pijltjes of “sneeuwklapbessen” van de struiken in het najaar. De meisjes waren druk met “elastiektwist” en ook herinner ik me een spelletje met gekleurde draden tussen de vingers, waarmee je allerlei vormen kon maken, zoals de “kop-en-schotel”. Met buigbare gele p.v.c. pijp werden er “hoelahoeps” gemaakt, die je moest ronddraaien om je heupen en er waren toen al bofkonten met rolschaatsen. Knikkeren deden we natuurlijk ook. Eerst waren er simpele lemen knikkers, maar al snel verschenen er fraai gekleurde glazen knikkers en stuiters in verschillende maten. Die kreeg moeder gratis bij een fles “Abro” of een pak “Sneeuwwit”. Zegeltjes en reclame zijn van alle tijden. De knikkerzak, door moeder met de naaimachine gemaakt, ging mee naar school, want je probeerde in het spel om de knikkers te spelen. Met name meisjes raakten op zeker moment in de ban van het balspel. Met twee, drie, vier of meer ballen kaatsen tegen de muur en sommigen leerden echt jongleren. Als een rage voorbij ging, was er altijd het vertrouwde voetbalspel. Steevast eerst “poten” en dan “partijtje kiezen”. We liepen op de “Robinson” schoenen van Jan Stukker, die steevast “Stokkers” genoemd werd in de volksmond. Anderen droegen de “Ford” schoenen van concurrent en voetbalicoon Wim Hofman. Beiden waren in hun werkplaats druk met verzolen en hakken plaatsen, want onze schoenen versleten snel door het voetballen. Als je Stukker of Hofman ontmoette, keken ze eerst naar je voeten. Dat werd een tweede natuur en soms wist je, dat je het verkeerde merk droeg. In die tijd verschenen er steeds meer automaten in het straatbeeld. Automaten voor sigaretten en voor shag. Ook automaten gevuld met Smith’s chips, Nuts, Mars, Bounty en Treets of met rollen King pepermunt, Stophoest en Auto- of Voetbaldrop en ademverfrisser. Bij Boogman stond een soort bolvormige automaat met een draaiknop, waar je voor een dubbeltje allerlei snuisterijen kon draaien, zoals blikken zegelringen, enge rubberen beestjes en aanverwante pruttel. Voor een condoomautomaat was de tijd nog niet rijp. Ik wist in die tijd nog van niks, maar de liefhebbers gingen naar de drogist, waar ze met een rood hoofd en een knipoog vroegen om “aspirine”, zo hoorde ik later. Gerrit Smit had het over “Pietstief” van “de Troet”, maar Gerrit had wel vaker sterke verhalen, als het de humor ten goede kwam. Verzamelen was in onze jonge jaren ook een dingetje. We hadden sigarenbandjes, suikerzakjes en op een gegeven moment brak de speldjesrage uit. Er waren degelijke, zilverkleurige en gesoldeerde speldjes en goedkope en met lijm geplakte blikken speldjes. Een complete gekte op zeker moment. Daarna volgde de sleutelhanger, maar voor mijn gevoel werd dat veel minder een rage. Als ik terug denk aan mijn lagere schooljaren, was er een overvloed aan onschuldig kindervertier.
Onderwijsgevenden
Terugdenkend aan toen, praat je al gauw over ruim zestig jaren geleden. De juffen en meesters van ons, zijn met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid allemaal overleden. Aan meester Lugtmeijer vroeg ik op zevenjarige leeftijd middels een briefje vrijaf, als mijn vader een mooie rit had met zijn vrachtwagen. Dan vroeg hij aan juffrouw Iliohan, toen al een dame op leeftijd, of ik goed mijn best deed en dan deed hij niet moeilijk. Hij had in zijn jonge jaren als onderwijzer vader Ernst nog in de klas gehad en dat memoreerde hij steevast. Juffrouw Kraaijenzank was mijn juf van klas één. Ik was stiekem een beetje verliefd op haar en deed mijn uiterste best, om haar niet teleur te stellen. Op zeker moment ging ze trouwen met meneer Mol. “Wie trouwt er nu met een mol?”, zei ik thuis met de nodige jaloezie. Zou ze nog leven? Theoretisch kan het en zou ze nu tussen de negentig en honderd moeten zijn, schat ik in. Juffrouw Iliohan was een lieve juf en oude vrijster. Zij leeft zeker niet meer. Ook meester Wim van Amstel leeft niet meer. Een kleurrijke man. Hij was verdienstelijk kunstschilder en als je jarig was, kreeg je een zelfgemaakte ansicht van een ets van zijn hand. Van Amstel speelde viool, maar dat vonden zijn leerlingen “kattengejammer”. Hij was dol op katjesdrop en regelmatig werd er een leerling naar de drogist gestuurd om dropjes te halen. Van Amstel werd “Papkop” genoemd. Geen leuke bijnaam. Onderwijzers en leraren hadden vroeger vaak minder leuke bijnamen. Zeg maar rustig scheldnamen. Van Amstel had de gewoonte om bij de deur leerlingen stevig in de spierballen te knijpen. Ook draaide hij oren om. Blijkbaar kon dat in de jaren na de oorlog. Een andere tijdgeest. De leerkracht was een zekere autoriteit, die een autoritaire opvoeding handhaafde, ook in de school. In de jaren zestig werd dat aanvankelijk nog getolereerd, maar het kantelpunt was aanstaande! Meester van Amstel was overtuigd communist en werd door de BVD in de gaten gehouden. Daar kregen we als kind niks van mee natuurlijk. Hij had het ongetwijfeld moeilijk met zijn ideologie en met de veranderende tijdgeest. Achter de schildersezel vond hij waarschijnlijk troost en bloeide hij op. Hoe dan ook: een bijzondere man! Meester Duim was wat jonger. Hij kon prachtig vertellen, maar gooide ook met zijn lederen sigarettenkoker, als je niet oplette. Meester Wim van Kampen was zijn opvolger. Hij werd rond 1963 aangesteld, ongeveer gelijktijdig met meester Henk Arendse. Van Kampen was gecharmeerd van de militaristische stijl van opvoeden. Hij was dol op sport en met name volleybal. Voor aanvang van de gymles moesten we aantreden met blote voeten. Wie smerige voeten had moest met Vim, Sunlight zeep en de harde borstel aan de slag. Gymbroek vergeten, betekende gym in de onderbroek. Met het ondergoed uit die jaren, was dat geen pretje! In de hogere klassen organiseerde van Kampen een groot volleybaltoernooi. De teams kregen een naam, zoals “de Mussen”, “de Mezen”, enz. Iedereen was enthousiast en de nieuwe meester kweekte meteen goodwill. Meester Arendse liet ook een nieuwe wind waaien door de school. De kroontjespen, met inktlappen en vloeipapier, werd ingewisseld voor de balpen. De schriften werden vervangen door de multomap en voortaan was er elke week “Weekopening”. Dit was een revolutionaire verandering. De ene week was klas 1 aan de beurt met een liedje, een dansje of iets dergelijks. De week erop mocht klas 6 zich presenteren met een toneelstukje, een goochelact, een mop of iets anders. De hele school keek toe in de gang en genoot van het gebodene. Een mooi begin van een nieuwe week. Het paste in “the roaring sixties” en de uit Zeeland afkomstige Arendse was op het goede moment op de juiste plek met zijn onderwijsvernieuwingen. Arendse speelde piano en nam grammofoonplaten mee naar school. Mahalia Jackson, negrospirituals, Peter en de Wolf van Prokofiev, ik vond het in één woord fantastisch en er ging een wereld voor mij open. Sommige klasgenootjes waren er nog niet aan toe en giechelden ongemakkelijk. Ze genoten wel van de dia’s en films, die Arendse zelf gemaakt had in o.a. Amerika. Ook met de maskers van gaas, die bedekt werden met papiermaché en daarna beschilderd, deed Arendse de leerlingen veel plezier. Henk Arendse en Wim van Kampen beleefden ongetwijfeld hun beste jaren in de jaren zestig. Ze vulden elkaar uitstekend aan en maakten wederzijds gebruik van talenten van de ander. De school floreerde. Toen de school dorpshuis werd en er aan de andere kant van de Rijksstraatweg een nieuwe school verrees, werkte ik er kortstondig als taakverlichter van Henk Arendse. Ik was inmiddels zijn aangetrouwde neef, toen hij met de hoofdleidster van de kleuterschool in Voorst trouwde De jaren tachtig braken aan. De sfeer was veranderd en Arendse en van Kampen waren niet meer het “gouden koppel” van weleer. Ze waren getrouwd, partners gingen een rol spelen, ze bleven te lang in hun rol en raakten vastgeroest en er ontstond irritatie. Van enige vriendschap of wederzijds respect was geen sprake meer. Ik had het snel bekeken en voelde me niet meer thuis op de school, waar ik zelf als kind zo genoten had.
Verwerking
Door te schrijven over je jeugdjaren, vallen soms dingen spontaan op hun plek. Ga je zaken beter begrijpen. De leerkrachten, die ik noemde, leven zeer waarschijnlijk geen van allen meer en kunnen zich niet verdedigen. Het is niet mijn bedoeling, om ze neer te sabelen, of belachelijk te maken. Ze deden ongetwijfeld hun best en verdienen respect. Ik probeerde mijn jeugdjaren beter te begrijpen door ze op te schrijven, nadat ik er meerdere keren over gedroomd had. Ik ben achteraf blij, dat ik de jaren zestig bewust heb meegemaakt. Het was een interessant decennium. Ik zou nog veel meer kunnen schrijven over bijvoorbeeld mijn klasgenoten van toen, over de jaren na de lagere school en mijn route op weg naar volwassenheid. Misschien ga ik dat doen, afhankelijk van hoe ik de komende weken slaap. Ik wil in stijl eindigen en iets zeggen over mijn duiven. De hokken zijn leeg en de duiven hebben een nieuw baasje gevonden. Voor vandaag vind ik het welletjes. Straks gaan we naar Bello en ik hoop, dat we een waardevolle middag /avond beleven samen. (wordt vervolgd)
Op hoop van zegen (19)
Op hoop van zegen (19)
Terugblik
Eigenlijk heb ik seizoen 2024 nu wel afgesloten. Tot aan het nieuwe jaar hou ik ruimte voor een laatste blog en dan is het met twintig afleveringen ook mooi geweest. Vorige week hadden we de kampioenenhuldiging van de kring in het clubhuis van p.v. Holthuizen te Apeldoorn. Samen met Rini ging ik er naar toe. Aan een tafel met liefhebbers uit Emst/ Vaassen, waren nog enkele stoelen vrij. Daar vonden we een plekje. Teun de Graaf is met zijn echtgenote een trouwe bezoeker. Ook schoonzoon Roy, met partner was meegekomen. Tegenover me zat Jan Bouwmeester. Rini zat naast hem. Roy vertelde op zeker moment, dat Jan jaren terug tien miljoen had gewonnen in de staatsloterij. “Waar heb je jouw Rolls Royce staan”, vroeg ik hem. Jan bleek een man met humor. “Ik heb een gewone auto. Nadat ik de prijs gewonnen had, ben ik gestopt met werken. Ik bestelde een ploeg jongen bij Henk Scheffel en Teun bouwde me een nieuw duivenhok. Mooie herinnering. Ik ging gewoon in oude kleren naar Scheffel en praatte nergens over, toen ik de eerste jongen afhaalde. Scheffel zag me als eenvoudig arbeidertje en bood me een betalingsregeling in termijnen aan. Lachen, toch?” Ook Alco Bosch en zijn partner namen op zeker moment plaats naast Rini. Bij Alco trad afgelopen jaar Aart Hup in volledige dienst als hokverzorger. Die kan zich ook wel redden. Hein van de Berg was spreekstalmeester van dienst. Een aimabele, op en top duivenliehebber, die zich achter de microfoon als een vis in het water voelt. Voor de jonge duiven was het seizoen in twee delen geknipt. Kort (vitesse) en lang. Kort waren we eerste geworden, aangewezen en onaangewezen en José had de duifkampioen. Ik kon het amper bevatten. Op de verdere vluchten ging het een stuk minder. Toch zoek ik de oorzaak niet bij de duiven. Als je op de laatste en verste vlucht in de regio 3 en 4 speelt, weet je dat het niet met afstandgeschiktheid van je duiven te maken heeft. Nadat we in 1989 als eerste eindigden in wat toen nog “afd. Salland (Noord)” heette, zijn we al 35 jaar verder. Dan weet je, dat je niet elk jaar een topjaar hebt. Je bent van meerdere factoren afhankelijk. Ik heb daar vaker over geschreven. Soms lijkt alles vanzelf te gaan en soms is het “harken” en “ploeteren” om bij de kampioenen, of in de buurt, te staan. Terugkijkend mogen we niet klagen.
Duiven
Het afgelopen jaar hebben we geen duiven bijgehaald. We hadden nog vier latere zomerjongen van 2023, van de beste komaf, achter de hand. Die moeten we eerst testen komend jaar als kweekduif. Het inbrengen van nieuw bloed moet je doseren en niet overdrijven, is mijn opinie. Voorrang geven aan duiven, die zich hebben bewezen. Alleen als je pas begint, of nog geen succes hebt, kun je van deze regel afwijken. In Gietelo zijn de hokken leeg. Tien duiven, van de honderd waarmee we begonnen, mogen zich als kweekduif bewijzen. Dat betekent, dat er tien duiven van het kweekhok hun plek verspeeld hebben. Niet goed genoeg voor onszelf betekent niet goed genoeg voor niemand. Survival of the fittest. Duiven krijgen een kans. Iedere duif mag zich als vlieger bewijzen. Slagen ze voor die proef, dan krijgen ze een kans als kweker. Is het rendement onvoldoende, dan is het einde oefening! Onze postduif is door keiharde selectie ontstaan. Zo was het en zo moet het blijven, anders boer je achteruit. We zien in de praktijk, geholpen door internet en veilingsites, dat de selectie uitgesteld wordt. De duif is waardeloos, maar de mooie stamkaart werkt verblindend en is geld waard, waardoor duiven elders nieuwe kansen krijgen. Een gevaarlijke ontwikkeling, waar ik met een grote boog omheen loop.
Inteelt
Vorig jaar was één van de compagnons gecharmeerd geraakt van inteelt. Hij experimenteerde wat met moeder op zoon en vader op dochter. Ik sta daar niet afwijzend tegenover en gun elk diertje zijn of haar pleziertje. Je moet wel nuchter zijn. Inteelt heeft alleen zin, als je een uitzonderlijke duif hebt. Een Olympiadewinnaar of 1e asduif in groot verband. Niet “het enige mooie meisje uit een familie”. Zo’n duif moet op alle fronten superieur zijn, met liefst zo veel mogelijk echte toppers in het voorgeslacht. Er zijn maar weinig liefhebbers, die zo’n duif op het hok hebben. Eigenlijk hoor je ook heel weinig over inteelt bij topspelers en ook op internet lees je er weinig over. Bruce Lowe was een bekende paardenfokker, die wel geloofde in de kracht van inteelt. De vader, moet familie zijn van de moeder en omgekeerd. Anders heeft het geen zin. Ik zag ook ooit stambomen met negen keer “Kleine Dirk” op de stamkaart, maar de eigenaar kon amper papier raken. Dat is het ook niet, dacht ik bij mezelf. “Inteeltdegeneratie”, is me bij gebleven. Dieren worden vatbaarder voor ziektes, bijvoorbeeld. De waarheid zal wel ergens in het midden liggen. Mijn elf hobbykippen legden gisteren, zonder bijlichten, nog elf eieren. Het zijn geen raskippen. Die leggen in deze tijd van het jaar in de regel niet. Het is een uitgekiende koppeling van ingeteelde witte leghorn met fokzuivere bruine “Red Island”. Door het heterosiseffect (bastaardsterkte), ontstaat een kruising, met enorme legpotentie. Ze zijn ongeveer vier maanden aan de leg. Ervaring heeft me geleerd, dat ze rond kerst enkele weken niet leggen en dan tweede helft januari de draad weer oppakken. Zeker als het flink vriest, stagneert de leg. Alle bruine kuikens zijn hennen en alle witte kuikens hanen. Dat principe kennen we ook uit de duiventeelt. Onze vale “Janneke” geeft met een blauwe partner vale doffers en blauwe duivinnen, zonder uitzondering. Voor komend jaar liggen de kweekkoppels bij de duiven vast. We zetten bijvoorbeeld een oude kweekdoffer tegen een duivin, die vijf generaties verder van hem afstamt. Ik noemde dat verwijderde inteelt, maar in feite is het een kruising. In de natuur doen kolonies rotsduiven en andere vogels vaak niet anders dan intelen. Broer met zus, halfbroer met halfzus, vader met dochter, enz. De natuur doet zijn werk en wat niet vitaal genoeg is, overleeft niet. De Janssenbroeders werden er groot door. Hun “ras” leek inteeltresistent en in kruising met andere duiven werden er (soms) toppers geboren. We hadden het de vorige keer over het gouden koppel van Karel Meulemans. Dat is een goed voorbeeld van kruisen met “Janssen-A”. Voorlopig gaan we experimenteren met “verwijderde inteelt”. Zoekend naar de voordelen van intelen en kruisen, zonder “inteeltdegeneratie”. Duivensport blijft een zoektocht en iedere vogel zingt zijn of haar eigen lied.
Groenlof
In de tuin heb ik volop groenlof. Het is rauw als salade mijn favoriete groente. Het is in de herfst en winter een bijzonder renderend gewas. Je kunt het, mits het niet te hard gaat vriezen, oogsten tussen half oktober en half februari. Ik heb nooit begrepen, waarom sterrenrestaurants deze groente nog steeds niet ontdekt hebben. Trouwens ook in de supermarkt zag ik nooit groenlof. Heb een zelf bedacht recept bijgevoegd. Kippen en duiven eten de schutbladeren trouwens ook. Gemakkelijk biologisch te verbouwen, zonder luis of ziektes. Voor mij is groenlof in de herfst en winter mijn uitgesproken favoriet. Sinds ik groenlof verbouw, is andijvie voor mij bijna een “vergeten groente”. Andijvie is kortstondig oogstbaar, gevoelig voor nachtvorst en voor “smeul” en met minder opbrengst en smaak. Het recept voeg ik toe “op hoop van zegen”. Eet smakelijk! ( wordt vervolgd)
Groenlofsalade (favoriete salade in herfst en winter van Freek)
Smaakt overheerlijk en fris bij bijna elk gerecht. Groenlof is eventueel ook gestoofd te eten, als andijvie en rauw gestampt, maar is als rauwkost echt een delicatesse!
Bereiding: Deze groenlof komt vers van het land en is biologisch geteeld. De bladeren aan de basis verwijderen en afspoelen en vooral de middelste, botergeel gekleurde bladeren zijn super. Maak een opgerolde bundel en zo fijn mogelijk snijden, zoals witlof- of andijviesalade. Besprenkel met citroensap en meng de salade voor de eerste keer. Maak een saus naar eigen smaak. Ik gebruik knoflook/yoghurtsaus en voeg een eetlepel gesneden bakgember toe. Voeg dit toe en roer goed om. Walnoten zijn een gedroomde combinatie met groenlofsalade. Een echte smaaksensatie! Op smaak maken met gesneden bieslook/ uitjes, Gesneden peterselie past er goed bij, uiteraard een gesneden gekookt eitje en decoreer, indien voorradig, met bloempjes van OostIndische kers. De salade kan gerust een half uur staan en komt zo goed op smaak. Groenlof verlept niet zo snel. Het is verslavend lekker en gezond!
Groenlof zaai je in de laatste week van juni, na de langste dag. Als de plantjes plm. 10 cm. hoog zijn uitplanten. Oogsten vanaf tweede helft oktober. Groenlof is door de grote schutbladeren bestand tegen lichte tot matige vorst. In een zachte winter kun je van oktober tot februari genieten van verse en overheerlijke salade uit eigen tuin. Daarmee heeft groenlof een groot rendement en is ze als verse en smaakvolle vitaminebron in donkere tijden echt uniek!
Groenlof is een relatief onbekende groente. Ten onrechte! Onbekend maakt onbemind. In de supermarkt zag ik ze nooit. In herfst en winter is het een unieke groente. Rond kerst eten we het steevast als salade. Verder zeer regelmatig als frisse salade bij spruitjes bijvoorbeeld, maar eigenlijk smaakt het bij vrijwel elke wintergroente. Voor mij is groenlof wat “Bohemian Rhapsody” is voor de top 2000! Sterrenrestaurants zitten in mijn ogen te slapen en weten niet wat ze missen.
Op hoop van zegen (18)
Op hoop van zegen (18)
Stamduiven
Het is somber buiten, José gaat aanstonds naar de bootcamp en de klok is een uur teruggezet. Een mooi moment voor nummer achttien. In deze bijdrage wil ik het hebben over stamduiven. In mijn jonge jaren maakte Karel Meulemans furore met een fameus stamkoppel. “Oude VandenBosch” x “Janssenduivin”. Karel Meulemans schafte in 1961 vijf duiven aan bij diamantslijper Jos VandenBosch uit Berlaar. De doffer van het stamkoppel was een donkergeschepte witpen, die gefokt was uit een “chocoladebruine”. Deze bijzondere kleurslag wordt ook wel sierduivenrood genoemd en heeft niets te maken met de postduivenrode kleur, die we allemaal kennen. De duivin van het stamkoppel kwam van Adriaan Wouters, de toenmalige compagnon van Karel Meulemans. Adriaan Wouters was een topspeler en grote concurrent van de befaamde gebroeders Janssen van Arendonk. Hij noemde zijn ingebrachte duivin “Janssenduivin”. De origine van de duivin van het stamkoppel bleef altijd in nevelen gehuld. Feit is, dat er geweldige jongen kwamen uit het basiskoppel. De gehamerde (genopte) “Kadet” was nationale asduif en de “Merckx” won zes eersten als jaarling. Uit het basiskoppel kwamen nooit chocoladebruine duiven. De “Janssenduivin” had het gen niet en het moet voor die kleur van twee kanten komen. In de jaren zeventig waren de Meulemansduiven erg populair, ook in Nederland. De roem was echter niet consistent. Het was blijkbaar moeilijk, om het niveau van het stamkoppel vast te houden in de nazaten. Karel zelf schakelde al vrij vlot over naar de overnachtfond en bracht andere (fond)duiven in. Hij is van hetzelfde geboortejaar als Hans Eijerkamp en inmiddels negentig jaar oud.
Droom
Het ontdekken van een stamduif of stamkoppel, heeft me altijd gefascineerd. De inleiding over het beroemde stamkoppel van Karel Meulemans was mede bedoeld om duidelijk te maken, hoe moeilijk het is om het niveau over meerdere generaties vast te houden. In het vorige decennium viel mijn oog op de prestaties, op de dagfond, van Hans Hak uit Maurik. Hans speelde ijzersterk met duiven, die in hoofdzaak afstamden van zijn “stammoedertje”. Origine Braad-de Joode. Vooral in combinatie met “Vechter”, kwamen er uitstekende nazaten. Ik bezocht Hans enkele malen. Een hardwerkende no-nonsense bouwvakker, die een eigen stammetje had opgebouwd met in hoofdzaak nazaten van genoemde duiven. Het is de kunst, om tijdig gelijkwaardig en passend kruisingsmateriaal te ontdekken. Het gouden basiskoppel is passé en nu komt het er op aan om een nieuw “stamkoppel” te ontdekken. Hans Hak is een gedreven duivenspeler en ik gun hem dat geluk. De tijd zal het leren. Het ontdekken van een “gouden stamkoppel” blijft voor veel liefhebbers een droom.
Topduiven
Toen ik in 2009 herstartte, na acht duifloze jaren, wist ik hoe moeilijk het is om een presterend stammetje te formeren rond een stamduif of stamkoppel. Ik had “Axel”, een winnaar en 1e asduif en een jaar later wonderduif “Garfield”. Deze duif werd elf keer gespeeld en won elf prijzen. Dat is leuk, maar daar trek je nog geen volle zalen mee. Op zijn allereerste vlucht vanaf Lommel, won hij de eerste prijs tegen bijna 5000 duiven met vijf minuten voorsprong op de tweede duif. Ik dacht, dat hij ontsnapt was, maar wist spoedig beter. In totaal won hij vier eerste prijzen, waaronder een 1e Chimay tegen 3784 oude en jonge duiven en een 1e Etampes provinciaal in de N.C.C. Oost Nederland tegen de allersterkste liefhebbers. Hij won de auto in de Ponderosa Vrienden Club (nationale competitie) van Eijerkamp en werd 1e Wereldkampioen Versele Laga. Een betere is nauwelijks denkbaar. “Garfield” had een prima stamkaart. Aan vaderszijde het beste van Bertie Camphuis (“Autowinnaar ’01” met “Wonderboy 05”) tegen een dochter van “Witpen ‘75”, de legendarische stamdoffer van Cees Suijkerbuijk en volle broer van “Oude 05” van Camphuis. De broer van de vader van “Garfield” won voor Jan Suijkerbuijk 10 eerste prijzen. De moeder van “Garfield” was een dochter uit het beste koppel, dat Henk Gerritsen uit Wenum Wiesel ooit kortstondig bezat. De ’10 (overwegend Meulemans) x de ’20 (schalie Hubregtse). Henk had in korte tijd vier topzonen uit dit koppel (o.a. 1e as afdeling). Toen de waarde van het koppel aan het licht kwam, was de ’10 verspeeld! “Garfield” was een duif met louter topduiven in het voorgeslacht en hij bouwde als jonge duif een nauwelijks te evenaren erelijst op. Achteraf had ik graag met hem willen kweken, maar hij werd verkocht aan Eijerkamp en verhuisde al snel naar China. De “Axel”, die ik op een bon verkreeg van Jan de Visser (Visser-Lensen) uit Axel, was in 1996 onze uitblinker. Zijn vader was 2e prov. asduif dagfond. De titel 1e asduif N.C.C. voor “Axel”, kwam dus niet uit de lucht vallen. We kweekten enige jaren uit hem, waarbij het lastig bleek een passende partner te vinden. Uiteindelijk werd hij verkocht, toen we in 2001 stopten. Bij de herstart in 2009, wist ik dus uit ervaring hoe moeilijk het is, om uit een topduif jongen te fokken van hetzelfde kaliber als de ouderduif. Toch blijf je het proberen. “Jurriaan” verkregen we van Martin & Joke Geven. Hij werd 1e asduif GOU. Dat was een grote verrassing. Vol goede moed probeerden we nazaten van hetzelfde niveau te fokken uit onze kersverse asduif, maar dat werd een teleurstelling. In 2012 fokte Albert “Texas Homer”. Zijn afbeelding kwam op de nieuwe, zwarte M.A.N. van broer Henk. We schaften een “passende duivin” aan voor hem, maar andermaal lukte het niet om goeie nazaten te fokken, die in de buurt kwamen van hun illustere vader. In 2016 hadden we “Marga”. Eerste asduif GOU. Deze duivin vloog zeer regelmatig goede prijzen, maar nooit echt aan de kop. Ze zat met een andere duivin in een driehoeksverhouding met een doffer, die het werk overliet aan zijn twee jaloerse vrouwtjes. “Marga” was wekelijks tot het uiterste gemotiveerd, maar deze toevallige omstandigheid is geen erfelijke kwaliteit. Wederom een teleurstelling in de kweek! In 2018 bracht Bram andermaal een mooie verzameling testduiven in. Hier in Appen rendeerden de “Brammetjes” prima en dat resulteerde in 1e, 2e en 3e asduif kring. De 1e asduif bracht niets noemenswaardigs in de kweek, de 2e verongelukte als jaarling en de 3e asduif …. gaf ons hoop. Op het vale duivinnetje, “Janneke” genoemd, kom ik straks terug. In 2019 hadden we “Appie Derks”. Door Bram gekweekt. Eerste asduif jong midfond in de kring. Geen “pointeur”, wel een mooie duif in de hand en regelmatige prijsvlieger. Verhuisde naar Bram. Kwam op een prijsvlucht in Engeland terecht, maar keerde op eigen kracht terug. Als kweker een vraagteken, want in ons duivenbestand komen zijn nazaten niet voor. Dan komen we in 2020. Het jaar van “Olympic Frank” en zijn nestbroer “Teletekst Henk”. Ik heb hier eerder over geschreven. Topduiven zijn meer dan eens “toevalstreffers”. Bij de asduiven speelden de nestbroers geen rol. Twee kinderen van eerder genoemde “Janneke” deden dat wel.
Janneke
Deze vale duivin van 2018, zat in de ploeg die Bram dat jaar afleverde. M. Driessen uit Didam, werd in 2016 aangewezen nationaal kampioen dagfond. Hij dankte die titel vooral aan zijn vale “Jan”. Deze doffer won 1e NPO Bourges tegen 1841 duiven en 7e NPO Salbris tegen 2589 duiven. Bram droomde van dagfond en haalde in 2017 bij Raymond Jonker de vale ‘306 op een bon. Een kleinkind van “Jan” van M. Driessen. Op de stamkaart staan verder 1e Nat. Sens tegen 5656 duiven, en 4e NPO Chateauroux tegen 3120 duiven. De allereerste en tevens allerlaatste jongen uit de vale ‘306 verhuisden naar Gietelo. De doffer stond tegen een duivin van Bram uit de lijn van “Bartoli” van Eijerkamp, “Jolie ‘245 en “Blauwe Diamant” van Ferry van Loo. De ‘306 ging in het voorjaar van 2018 verloren, zonder verder een spoor achter te laten in het duivenbestand van Bram. Veel vertrouwen had ik derhalve niet in de twee jonge vaaltjes. Vooral toen het doffertje al spoedig verloren ging bij het africhten, was de verwachting over zijn vale nestmaatje nul komma nul. Het vale duivinnetje bleek een blijvertje. Hoewel ze tot twee maal toe haar partner kwijt raakte, scoorde ze zeer regelmatig haar prijs en werd 3e asduif kring, achter twee hokgenoten. Meteen als jaarling gaf ze een blauwe dochter, die een eerste speelde in de kring, gevolgd door nog een eerste in de kring een week later. Daarbij zat ook een eerste in de regio. Reden, om “Janneke” in 2020 andermaal tegen dezelfde doffer te koppelen. De eerste twee jongen in 2020 werden meteen 3e en 7e asduif in de kring. Dat was het begin.
Brutus
Deze stoere doffer kwam als eitje in 2017 via Eijerkamp. Een kleinzoon van “Ché”, van “Nieuwe Olympiade” en van “Celena” ( 1e NPO Peronne 14.253 duiven, 3e NPO Orleans 5783, 11e Nat. Blois tegen 17.591, 19e NPO Tours 2.956, etc.) en in rechte lijn nazaat van “Don Leo””, “Chicago” en “Miss Saigon”. Op papier een topper. Als jaarling op overschot en daarna in 2019 met “Janneke” vader van tweevoudig eerste prijswinnaar kring/regio en in 2020 van twee asduiven. “Brutus” mocht blijven! Eigenlijk dacht ik op dat moment niet aan een stamduif of stamkoppel. Ik was al te vaak teleurgesteld en inmiddels de 65 levensjaren gepasseerd, zonder dat ik ooit het voorrecht van een stamkoppel mocht ervaren. “Brave”, de zoon van “Brutus”en “Janneke” was dus 7e asduif kring. Een uiterst rustige doffer. Als jaarling gaf hij meteen “Ernst” in 2021 (1e asduif kring). Die gaf op zijn beurt in 2022 “Cor van Gogh”. Een geweldenaar met 5e regio, 3e regio, 1e regio en een week later andermaal 1e regio en 1e GOU Noord. Tevens 1e asduif kring. Nu begon ik me te realiseren, dat “Brutus” en “Janneke” kweekpotentie hebben. In 2023 gaf “Cor” op zijn beurt de 4e en de 5e asduif kring en daarmee hebben we met “Brutus”, “Brave”, “Ernst”, “Cor” en “Frederik” in relatief korte tijd vijf doffers , die in rechte lijn afstammen van elkaar met “Brutus” en “Janneke” als betovergrootouders van de jongste generatie asduiven. Het is leuk, als je een eigen stammetje ziet ontstaan. De kunst is, om niet achteruit te boeren. Vaak ben je als liefhebber verblind en zie je die achteruitgang te laat. Het is de kunst om passende duiven te vinden, die het niveau op peil houden. We beschikken over twee duivinnen van Albert Roording. “Samba” is de eerste echt goede nazaat, die Albert attendeerde op de bijzondere kweekwaarde van de ouders en de tweede kwam hier als testduif. Een dochter uit Blitzkoppel 1 en één uit Blitzkoppel 2. Nieuwe inbreng kwam er andermaal via Eijerkamp. Wijlen Joke Geven speelde daar destijds een rol in. De WdB-duiven, al dan niet in kruising met Leideman, kwamen in 2020 van het hok van Joke. In latere jaren gevolgd door eitjes van de kwekers boven, waarbij Hans een sleutelrol speelde. Morgen, maandag 28 oktober, zou Joke zeventig jaar geworden zijn. Ze stierf op haar zevenenzestigste verjaardag, nu drie jaar geleden, veel te jong.
Toekomst
Bij het samenstellen van de kweekkoppels zetten we de basis tegen andere bloedlijnen. Overwegend kruisen we. Bewezen (as)duiven en eersteprijswinnaars houden we hoog in het vaandel. Het zijn de duiven, die aangetoond hebben in de GOU, bij onze manier van verzorgen, te renderen. Op beperkte schaal kiezen we voor verwijderde inteelt. “Brutus” wordt gekoppeld aan een duivin, die vijf generaties verder van hem afstamt. Zoals “Janneke” gezet wordt tegen “Jan”, een zoon van “Cor van Gogh” en dus verre nazaat van haar. Verwijderde inteelt. Ook dat hoort bij stamvorming. Nu al weten we, dat de meeste koppels, waar je hoge verwachtingen van hebt, zullen teleurstellen. Dat is het lot van elk kweekkoppel. Je hoopt op een topper, bent tevreden met een paar bruikbaren en stelt vast, dat er ook meerdere nietsnutten het levenslicht zagen. Veel verwacht je ook van nieuwe aanwinsten, of van zwaar ingeteelde duiven uit je allerbesten. Meestal halen de nieuwe aanwinsten niet het vereiste niveau en blijft het heterosis-effect bij de zwaar ingeteelden in kruising uit. Duivensport is een zoektocht. Een loterij met veel nieten. waarbij je veel moet kappen. Ook en misschien juist, als je aan stamvorming poogt te doen. (wordt vervolgd)
Op hoop van zegen (17)
Op hoop van zegen (17)
Ferry
Op de Habru-dag ontmoetten we o.a. Ferry van Loo. Twee dagen eerder was ik met José in Theater Hanzehof in Zutphen bij een optreden van “the Doors”. Een tributeband weliswaar, want van de originele Doors leven de twee belangrijkste leden niet meer, maar deze band kwam heel dicht bij het origineel. Waarom het bruggetje naar de muziek? Ik vergeleek Ferry in het verleden met Eric Clapton. Niet met Jim Morrison, die tot de “club van 27” behoort. Het sluike haar, de oogopslag, een beetje dezelfde uitstraling als Clapton. Ferry weet dat al jaren en moest er om glimlachen. Je kunt met mindere goden vergeleken worden. Afgelopen zaterdag zagen we een geheel andere Ferry en moest ik denken aan “the Kinks” met hun “Dedicated follower of fashion”. Ook een beetje kapper en visagist Leco van Zadelhoff. Modieus jasje, wit colbert, strak kapsel. Clapton was ineens ver weg. Ferry is van januari 1952. We zijn van hetzelfde bouwjaar en er is wederzijds respect. Zijn hele leven speelt hij al met duiven. Vroeger in de stad was dat met name vitesse en later, toen hij met zijn vrouw Hannie hun kapsalon vestigde in stadsdeel de Hoven, ging het richting dagfond. Een gedreven liefhebber, die kijk heeft op duiven en overal waar hij zich vestigde successen kende met de duiven. Ooit nationaal dagfondkampioen! Ferry is gedreven en behoorlijk manisch en dat leidde ertoe, dat hij geestelijk in de knoei kwam met zichzelf. Dat is een publiek geheim. Ooit, het zal ongeveer rond 2010 geweest zijn, zei hij jaloers te zijn op mij. “Jij blijft altijd rustig, ook als de vlucht wat minder verloopt. Ik wou, dat ik dat kon”. Ik haalde mijn schouders op, toen onwetend van de depressieve fases in zijn leven. Op zeker moment had Ferry zelf geen duiven meer, maar ging hij andere liefhebbers begeleiden. Duivencoach of hokverzorger, vul het zelf maar in. Wijlen Jan Rademaker speelde altijd al zeer verdienstelijk met jonge duiven en ineens blonk hij uit op de dagfond. Ferry speelde enige tijd een belangrijke rol bij Jan, kwam er dagelijks en dat was aan de resultaten te merken! Afgelopen zaterdag, vertelde hij financieel uitgekleed te zijn door een “vriend”, die geen vriend bleek te zijn. “Ik zat behoorlijk aan de grond, maar oud-clubgenoot Marcel Sangers reikt me de helpende hand. Zijn hokverzorger is weg en ik ga voor Marcel aan de slag op de dagfond”. Fijn voor hem, dat er weer licht gloort aan de horizon! Ferry is een echte melker en als hij met zichzelf in balans is, kan hij grootse prestaties verwezenlijken, want hij is een op en top vakman! Succes, “Slowhand”!
Peter
Hem kwam ik een dag later tegen in het clubgebouw van mijn vereniging. Wilco Zeiss, Paul van Putten, Hans Munstege, de vrijwel blinde Eggo Haverhoek en zijn vrouw en een wat vermoeid ogende Peter Voskamp. Leuk, dat de Deventer vertegenwoordiging aanwezig was! Barman Hans Boveree, had het rustig en dat was voor mij een mooi moment om een rondje in te doen voor mijn tafelgenoten. Iedereen had dorst, behalve Peter. “Je wil toch nog wel van me drinken, Peter?” Hij zat wat voorover gebogen en pips te kijken en ik begreep, dat hij niet fit was. Peter was ooit lid van onze vereniging, samen met vader John. Later verhuisde hij naar Deventer. Hij had de pech, dat hij ernstig ziek werd. Iets met zijn schildklier en behoorlijk ingrijpend, waardoor hij zelfs afgekeurd werd. Niet fit zijn en toch naar je oude club, dat tekent de echte liefhebber. Ook oud-lid John Romein zat aan de bar. Hij balanceerde een tijdje op het randje met zijn gezondheid, maar zag er slank en herboren uit. Mooi, want je gunt elke duivenmelker het beste. Deze week plaatste Albert een stukje op de verenigingsapp. “We hadden zondag een belangrijke gast in ons midden, want Peter Voskamp (44) won een bekende one loft race in Kroatië. Vier mee en vier prijs!” Reden voor mij om Peter te bellen en te feliciteren. De laatste jaren, zag je de prestaties van Peter steeds beter worden. Een eigen stammetje duiven, geen moderas en gaandeweg steeds beter op de dagfond. We hadden het over een bepaalde duif, waar Peter oren naar heeft. Als een goeie duif verhuist naar een goeie liefhebber, komen daar referenties uit! Hij heeft de gun-factor! Peter behoort tot de top in Deventer en bewijst met zijn prestaties op de one loft races, dat hij op de goede weg zit. Met een jong gezin en gezondheidsproblemen, bewijst hij een echte liefhebber te zijn, die stoïcijns zijn eigen plan trekt. Nogmaals gefeliciteerd Peter en bedankt voor je bon!
Henk
Van Voskamp naar Voskes is precies een verdubbeling in jaren. Twee keer 44 is de leeftijd van Henk Voskes uit Raalte en tegelijk met Sinterklaas hoopt hij in december de 89 te halen. Heel erg verknocht aan het leven is hij niet meer en dat is geen goed teken. Henk bleef zijn hele leven vrijgezel. Bracht samen met zijn broer moeder aan haar eind en woont al vele jaren, sinds het overlijden van zijn broer, alleen in het buitengebied. Voor Henk heb ik altijd sympathie gehad. Een uiterst bescheiden en eenvoudig mens en een duivenmelker pur sang van een uitstervend soort. “Het leven wordt er niet leuker op. Al mijn duivenvrienden van weleer zijn overleden. Joop Neppelenbroek, Antonissen, Rob Hesselink, Jantje te Wierik en Harm Tuten, die mij jarenlang ophaalde, als we gingen inkorven. Mijn gezondheid gaat steeds verder achteruit en ik sta ingeschreven voor een verzorgingshuis. Het kan maar zo zijn, dat ik mijn laatste vlucht gespeeld heb”. Het afgelopen jaar speelde Henk nog een eerste prijs in de club en een “volle bak” op de dagfond. Daar is hij fier op. Ooit was hij succesvol met een aanvlieger. Een Belg. Een duif van niemand minder dan Flor Engels! Vele tientallen jaren was hij een gewaardeerd en succesvol lid van “de Postduif” in Raalte. Een vereniging , die vecht voor haar bestaansrecht. Nu een monument als Henk Voskes de pijp aan Maarten dreigt te moeten geven, moet ik van weemoed slikken. Niks is eeuwig. Henk, ik hoop, dat je nog een goeie tijd mag beleven op je toekomstige plek. Ik weet ook, dat het verplanten van oude bomen vaak tegen valt, maar hoop dat het jou nieuw elan geeft. Het allerbeste, duivenvriend Henk! Bij leven en welzijn, komen we elkaar in Raalte tegen.
Pedigreeduiven
Enkele dagen geleden had ik twee verschillende liefhebbers op het hok. De één keek met vorsende blik en wees na lang zoeken een duif aan. De ander keek nauwelijks naar de duiven, maar wilde de map met stamkaarten inzien. U mag raden, wie van de twee bij de kampioenen bivakkeert. Deze laatste gaf me een knipoog, toen zijn maat begon te kwijlen bij het lezen van de stamkaarten. Hij wees hoofdschuddend naar zijn voorhoofd. Ik knikte begripvol. Albert zette op de clubapp een fragment uit mijn vorige bijdrage. Het ging over de uitspraken van Arnold Paalman. “Wij willen de duiven die het snelst van A naar B vliegen. Dat zijn vaak duiven, die als ze de volgende dag voor tien uur niet thuis zijn, nooit meer thuis komen. Je hebt ook liefhebbers, die op de uitslag niet opvallen. Ze hebben wel duiven, die bij rotvluchten met de jonge duiven, uiteindelijk thuis geraken”. Met woorden van deze strekking gaf Arnold het verschil aan tussen, naar wat ik noem, “pedigreeduiven” en “boerenduiven”. Welke duiven willen we? Albert zette het op de clubapp en onze jeugdige voorzitter Sven reageerde. “Ik ga voor de tweede groep”. Sven heeft ambitie voor de fond en vindt het minder snel zijn op het korte werk als jonge duif minder belangrijk. Ik reageerde ook. Ik ga voor de snelle duiven, maar wil ook dat ze thuis komen, als ze het moeilijk hebben. We hebben het in feite over sprinters en survivors. De uitdaging is om snelheid te koppelen aan hardnekkige taaiheid. Op eigen hok letten we er wel op. Van de zes jongen van “Janneke”, die aan de eerste vlucht begonnen, haalden er zes de eindstreep. Dat is een pluspunt. Onze eerste asduif dit jaar in de club (‘920) stamt uit haar, net als de eerste asduif jong vitesse in de kring van José (‘991). Ook de referenties van de afgelopen maand (Sando, Raymond, Jan & Stijn bijvoorbeeld) stammen uit “Janneke” en als er uit het buitenland iemand telefonisch onverstaanbaar brabbelt, is het enig verstaanbare “Moffilo”/ “Janneke”. Ik moest lang nadenken, toen viel het kwartje. “Kleinzoon Murphy’s Law”, stond een periode tegen ons stammoedertje. Op de één of andere manier kweekt deze duivin goed door in meerdere generaties met meerdere partners. Ik zei het in mijn vorige blog: ik ben gek op pedigreeduiven en genenstapeling van nationale toppers en Olympiadeduiven. Maar …. nog gekker ben ik op duiven met bewezen kweektalent. “Brutus” is onze stamdoffer en met zijn duivin “Janneke” staan ze aan de basis. “Brave” is hun zoon. “Ernst” hun kleinzoon, “Cor” hun achterkleinzoon en “Frederik” is weer de zoon van “Cor”. Allen overleefden de vluchten (survivors) en allen plaatsten zich bij de asduiven in kring of regio (snelheid). We koppelen deze duiven weer aan het beste van nationale topliefhebbers en proberen zo snelheid en hardnekkigheid vast te leggen. De mand is ten allen tijde scherprechter en bepalend! De stamkaart is pas van waarde, als de duiven kopprijzen winnen of asduiftitels. Duiven met een erg voorname en kostbare stamkaart, zonder bewezen kweekwaarde, redden hun kop soms dankzij hun afstamming. Waarschijnlijk is het uitstel van executie, maar als ze goed hun best doen, zijn ze goed genoeg om als voedster te dienen. Wie blind vertrouwt op mooie stamkaarten en dure namen, zonder keiharde bewijzen op eigen hok, wordt of blijft een nobody in de duivensport. (wordt vervolgd)
Op hoop van zegen (16)
Op hoop van zegen (16)
Habru-dag
Afgelopen zaterdag bezochten Sander en ik de Habru-dag in Doetinchem. Je ontmoet er vrienden en kennissen uit den lande en steekt er misschien iets op. Ook lever je een bijdrage aan de vrijwilligersorganisatie “Bergh in het zadel” voor de kankerbestrijding. Drie vliegen in één klap. Hans Bruns, de man achter Habru, is iemand met visie. Bezoekers zien de kwaliteit, die het bedrijf levert op het gebied van aluminium rennen en aanverwante constructies. Er wordt gewerkt aan naamsbekendheid en het onderhouden van klantrelaties en er wordt een gezellige duivendag georganiseerd en gefaciliteerd, die een flink bedrag oplevert voor het goede doel. Je ziet Hans aan de microfoon, je ziet hem voor en achter de schermen druk bezig. Iemand , die alles met zijn mensen tot in detail voorbereidt en in goede harmonie wil laten verlopen. Habru en duivensport vormen een goede combi en zijn een prima uithangbord voor ons imago!
Forum
Het forum is de ruggengraat van de duivendag en de samenstelling van het forum kan de dag tot op zekere hoogte maken of breken. Over de 14e duivendag van Habru kan ieder zijn mening hebben, maar één ding is zeker. Het forum was spraakmakend! Het begon al, toen forumleider Hennie La Grouw, met sappige Amsterdamse tongval, de forumleden vroeg zich voor te stellen. Links op het podium zat Kurt Platteeuw uit Rumbeke. Hij zat er stoïcijns en al na twee minuten wist je: dit wordt leuk. Volkomen op zijn gemak, pakte hij de microfoon en werd één met de zaal. Hij begon over zijn schoenenbranche, de wielersport en het woord duif was nog amper gevallen, toen de forumleider hem onderbrak. Het moest over de duivensport gaan en de andere forumleden moesten zich ook voor kunnen stellen. De toon was gezet. Onverstoorbaar zette Platteeuw zijn relaas voort. Je voelde: dit is een geboren entertainer, een conferencier, die moeiteloos een one-man-show van anderhalf uur kan vullen. Hij vertelde, dat hij en zijn vader ook mindere jaren kenden in het verleden. Dat ze gewoon doorsnee waren. “We keken nooit op geld en lieten rustig twee of drie dierenartsen komen. Bon .. zo’n dierenarts heeft ook kinderen en moet ook monden voeden. Een visite van 60 euro, potje A van zeventig euro, potje B van tachtig euro en zo verder”. Ondertussen schoof hij beeldend met de glazen en attributen op de tafel om zijn verhaal kracht bij te zetten. “Wij hadden pedigree-duiven en medicijnduiven en toen zijn mijn vader en ik het roer gans gaan omgooien. Wij gingen al onze duiven wekelijks inzetten op alle disciplines met de nadruk op de 45 nationale vluchten. Met duiven van Pol en Peer, met goed voer en oliën”. Platteeuw voelde als doorgewinterde schoenenverkoper, dat hij de aandacht had van de zaal. “Wij hadden specialisten met rookpotten op de hokken, mensen met wichelroedes, die verstand hadden van aardstralen en lieten niets aan het toeval over. Bon”. Intussen had La Grouw als ras-Amsterdammer en bepaald geen muurbloempje, ook kans gezien de andere forumleden aan het woord te laten. Arnold Paalman, in dienst van de familie Eijerkamp en sinds enkele jaren terug op het ouderlijk nest in Laren, is inmiddels door de wol geverfd. In de kern bescheiden, maar open en eerlijk genoeg om zijn zielenroerselen bloot te geven. “Zelfs als we een kettinguitslag maken en de top 10 op afdelingsniveau oprollen, kan ik amper genieten. Ik bekijk ’s avonds na de vlucht elke duif van top tot teen. Is ie gewond, is ie diep gegaan, enz. Dat is behoorlijk maniakaal bij mij en ik ben dan al weer bezig met de voorbereiding van de volgende vlucht. Duiven trainen in Laren in het vliegseizoen twee keer daags in totaal makkelijk tweeënhalf uur en ze krijgen ruim en goed te eten en draaien op medisch vlak mee in het regiem van de familie Eijerkamp. Vanwege de grote verliezen bij de jonge duiven, spelen we de junioren op de natour. Ik ben vrijgezel en hoef geen rekening te houden met partner of kinderen. Ik kan me helemaal op de duiven storten thuis en tijdens kantooruren bij mijn werkgever in Brummen, al gaan we daar flexibel mee om, als de situatie er om vraagt”. Probeer te genieten, Arnold. Je hebt het vertrouwen, hebt het vakmanschap en hebt het de laatste jaren bewezen. Tijdig ontspannen en genieten, anders hou je het op termijn niet vol, is mijn meelevende gedachte.
Schaduw
Als je in een team een sterspeler hebt, dreigen medespelers soms in het gedrang te komen. Die worden dan onderbelicht. Patrick Noorman uit Zeeland is een opkomende duivenspeler en enthousiaste onderwijzer. Een man, met een goed verhaal, die jongeren en mensen in zijn omgeving kan enthousiasmeren en inspireren. Ik ga niet alles samenvatten, anders blijven de lezers van mijn blog op de 15e Habrudag thuis om de samenvatting te bekijken en dat is niet de bedoeling. Ulrich Lemmens was de vervanger van dierenarts Stijn Rans in het forum. Soms zijn er op het laatste moment omstandigheden, die een optreden belemmeren. Ulrich Lemmens is een Belgische profspeler, die van zijn hobby zijn beroep gemaakt heeft. Je kunt hem om een boodschap sturen! De vier forumleden vormden samen een prima team. Ze probeerden eerlijk en open te zijn over hun doenwijze en slaagden erin om het gehoor in drie bedrijven te boeien. In de finale pakte Kurt Platteeuw de Messi-rol. Hij stelde zich kwetsbaar op en noemde in zijn betoog een datum, die ik niet met zekerheid kan reproduceren. Ik meen, dat het ergens in 2031 moet zijn. “Ik wil 25 nationale overwinningen boeken. Er staan er nu 11 op onze naam. Slaag ik daar niet in, dan moogt U allen met een blik benzine en lucifers naar Rumbeke komen om de hokken in de fik te steken. Ik betaal de busreis”. Dat is straffe taal! Daarmee pak je de aandacht en krijg je de lachers op je hand. Wie de schoen past, trekke hem aan! Bij het verlaten van de zaal, schudde ik Kurt de hand en bedankte hem voor de voorstelling.
S.V.T.
Onze jeugdige voorzitter en jonge vader Sven van Brummen, was de drijvende kracht achter een verkoop van late jongen uit eersteprijswinnaars in ons clubgebouw. ’s Ochtends bracht ik twee duivinnetjes uit twee stamdoffers. De eerste schenking kwam uit een 1e asduif in de kring, die dit jaar bij Sando Verbeek de 1e asduif in zijn vereniging voortbracht. Geschonken op een bon dit jaar. Niet vreemd, dat Sando het zusje kocht. De tweede schenking kwam uit een bewezen koppel, waar al meerdere regiowinnaars uit geboren zijn. De vader is een aparte. We kweken er vier jaren uit en al vier jaar op rij is hij vader (2 keer), of grootvader 2 keer) van een 1e asduif. Voor je eigen club, moet je iets goeds schenken, is mijn visie. Sando wil vooruit en was goed uitgeslapen. Opnieuw sloeg hij toe. “Als ik toch verslagen moet worden, dan het liefst met duiven van mezelf”, dacht ik.
2 in 1
Vlak voor aanvang van de verkoop in Twello gisteren, sprak ik bezoeker Henk Voskamp van p.v. “Zutphen”. Henk is een eenvoudige jongen, die veel van verschillende kloksystemen weet. Ooit had “Steeds Verder” een serieus probleem. Ook Albert wist het even niet meer en dat is heel opmerkelijk. Ten einde raad werd “Henkie” gebeld in de kleine uurtjes en die rukte uit als een brandweerman en uiteindelijk werd de oorzaak van de problemen gevonden. Gouden jongen dus, die nooit te beroerd is om anderen te helpen. Henk was ook in Doetinchem bij Habru. “Ga je t.z.t. mee met de busreis naar Rumbeke? Combineren we met een dagje Natural, duivenmarkt en een vreugdevuur als afsluiting. Dat wordt lachen!” Toen Sven als veilingmeester tien laatjes verkocht had, was er pauze. Ik vertrok, want in Emst moest ik om twaalf uur als mede-organisator zijn voor een middagje forelvissen t.g.v. een verjaardag van broer Ben en mezelf. Door allerlei omstandigheden was dat er nooit van gekomen en nu was het dan zover. Ik ving niks trouwens, maar neefje Sepp had twee forellen en dochter Milou van maatje Sander ving zowaar ook een forel. De blije en trotse gezichten van de gelukkigen maken alles goed. Ook Derk, de sympathieke schoonvader van broer Ben had het naar de zin. Hij verloor twee weken geleden zijn echtgenote na een langdurig en gelukkig huwelijk. Hij kon wel een verzetje gebruiken. Ben zegt het altijd mooi: “Derk is mijn schoonvader, mijn naaste buurman, trouwe supporter en beste vriend”. Dan weet je genoeg. We hadden het leuk samen en sloten ter plekke af met “een vet bekkie” en een koele versnapering.
Pedigree
Ik moet denken aan de woorden van Kurt Platteeuw, die het had over “medicijnduiven” en “pedigreeduiven”. Het afgelopen jaar bezocht ik dierenarts Robert Kasperink enkele malen voor de verplichte enting paramixo-rota. Ook halverwege het jonge duivenseizoen liet ik duiven en mest onderzoeken. “Luizenkampioen” lachte Robert “ en een lichte wormbesmetting in één monster”. Ik nam een flesje “luizendruppels” en een wormkuurtje mee. Ik schaam me ervoor, dat ik beide middelen in de kast zette en ongeopend liet. Ik ben doodsbang voor gif en heb afkeer van medicijnen. In de tuin geen kunstmest en bestrijdingsmiddelen en op het duivenhok geen medicijnen. Zo heeft ieder mens zijn of haar afwijking. Ik ben er ook niet trots op. “Medicijnduiven” heb ik dus niet. Durf rustig een soepje te trekken van mijn eigen duiven, als ik ze zou slachten. “Pedigreeduiven” heb ik wel. Met dank aan een niet nader te noemen echte vriend, waarvoor ik in gedachten al drie keer een standbeeld heb opgericht. Ik vind het prachtig, als een duif meerdere nationale winnaars of asduiven in het voorgeslacht heeft. De bekende en soms onbetaalbare namen vertoeven op onze hokken. “Kittel”, “Uranus”, “Murphy’s Law”, “Crack ‘19”, “Goed Grijs”, “Jackpot”, “Kleine Dirk”e.a. Liefst geen verdunde soep. Een dochter of zoon is meestal niet haalbaar, maar met een kleinkind ben ik in mijn nopjes. Ik geloof in genenstapeling. Maar nu komt het. Ik hou van de duivensport als spel. Laat me niet leiden door commercie. Dom in de ogen van velen, maar dat terzijde. We kweken jongen uit de grote namen, maar dat doen we niet eindeloos. Een duif moet zich snel laten zien als jonge duif. Een eerste prijs in de club is leuk, maar eigenlijk niet maatgevend. Drie keer in de top 5 van de regio maakt meer indruk. In 2020 (“Olympic Frank”) en in 2022 (“Cor van Gogh”) hadden we zo’n duif. Raf & Kurt Platteeuw gaan voor 25 nationale overwinningen. Dat is voor ons niet realistisch. Drie keer binnen de top 5 van de regio en dan liefst drie eersten, dat is toch een mooi streven. Maar pin me er niet op vast. Benzine en lucifers thuis laten en er komen ook geen betaalde busreizen naar Gietelo!
Pedigree (2)
Aanvankelijk hadden we kweekduiven en voedsters. Die voedsters waren in het begin kleurrijk. Inmiddels benaderen we de zaken al wat pragmatischer. Duiven met fantastische, waardevolle stamkaarten, die hun kweekwaarde niet snel bewijzen, krijgen een tweede kans als voedster. In de praktijk blijkt telkens weer, dat de duiven die zich in Gietelo hebben bewezen, de meeste kans op succes geven. Proefondervindelijk. Ik streef succes na in de duivensport, geen commercieel gewin. Ik word dit jaar 72, José en ik hebben beiden tot de eindstreep gewerkt en genieten van ons pensioen. Geef niks om dure campers, sportauto’s of statussymbolen. Als je allergisch bent en al meerdere keren de sport hebt moeten staken, dan telt alleen de kern van de hobby en niet de franje. Gezond en gelukkig worden of blijven, dat is het streven. Onze voetafdruk niet onnodig groot maken. We houden beiden van kinderen, maar hoefden onszelf niet zo nodig voort te planten. Centen sparen voor nageslacht is dus niet aan de orde. Terugkerend naar de stamkaarten: alleen wijzelf weten wie de voedsters zijn en wie de kwekers. Het komt dus voor, dat we eieren verleggen naar een voedsterkoppel, waarvan de stamkaarten veel indrukwekkender zijn dan van het kweekkoppel. Een stamkaart telt voor ons pas, als de bijbehorende duif zijn of haar waarde liefst als vlieger en zeker als kweker bewezen heeft. Dan kom ik terug op wijze woorden van Arnold Paalman, in het forum te Doetinchem. Wij kweken uit duiven die heel snel van A naar B kunnen vliegen. Dat zijn vaak duiven, die als ze het moeilijk krijgen op een vlucht, de volgende dag voor tien uur thuis moeten zijn, of je ziet ze nooit terug. Anderen kweken minder snelle duiven, maar wel duiven die vrijwel altijd thuis komen. Waar ga je voor? (wordt vervolgd)
Op hoop van zegen (15)
Op hoop van zegen (15)
Stoppen
In seizoen 2022 kwam kort na aankomst van de duiven op een bepaalde vlucht oud-clublid Theo Boerkamp aangelopen. “Ik was aan het fietsen, zag je woning en bedacht, dat misschien de duiven zouden kunnen arriveren”. Theo was tientallen jaren een trouw lid van “Steeds Verder”. Een generatiegenoot, maar wel iets ouder. Theo zette in de tijd van het handmatig klokken de streepjes op de minutentabel tijdens het afslaan. Hij wist zo precies, hoe laat het concours eindigde. Dat was “zijn ding”. Toen rond de eeuwwisseling de overgang naar elektronisch constateren zijn beslag kreeg, verviel die taak. Theo, vrijgezel en man van vaste rituelen, vond dat jammer. Ook zijn werk in het familiebedrijf “in het vlees” kwam te vervallen. Zijn leven stond behoorlijk op zijn kop. Er ontstond zoveel onzekerheid in daginvulling, op financieel gebied, in woonplek en rondom zijn niet optimale gezondheid, dat hij stopte met de duivenhobby. Dat was wennen voor Theo en voor de club. Gelukkig vond hij na verloop van tijd zijn draai in de veranderde situatie. De duivensport bleef hij op afstand volgen. Jan Bosman, Harrie Wichgers en Rob Wassink zijn drie oud-bestuursleden van de club, die ook op zeker moment stopten met de sport, maar toch op afstand het reilen en zeilen binnen de club bleven volgen. Eens melker, altijd melker. Van achter de computer de uitslagen bekijken, de site van de club bezoeken, de verhaaltjes van Albert in “Voorster Nieuws” lezen en in de wandelgangen, terloops via toevallige ontmoetingen met clubgenoten, informeren hoe het liefhebbers en club vergaat. Iedereen maakte ooit zijn eigen afweging om te stoppen. Jan was een Pietje Precies met de financiën, met Harrie beleefden we van alles in de tijd van de attractiecommissie. Er werden minstens vijftig bedrijven bereid gevonden om een bescheiden sponsorcontract met de club aan te gaan. Het clubgebouw van “Steeds Verder” was net gebouwd en men maakte zich zorgen om de aflossing van de hypotheek. Harrie, in het dagelijks leven vertegenwoordiger en ooit samenspelend met zijn vader Anton, was mijn maatje destijds in de roemruchte attractiecommissie van de jaren negentig. Voetballend met zoon Gerben tijdens het inkorven en echtgenote Greet achter de bar. Met Greet achter de bar was er altijd muziek en gezelligheid. Harrie zal er met gemengde gevoelens aan terugdenken. Ik ook! Rob was vele jaren voorzitter. Ik volgde hem destijds op. Ook tussen Rob en de club bleef er door de jaren heen altijd een zekere band bestaan. “Steeds Verder” was een stuk van zijn leven en in anekdotes houden we de herinnering levend. Albert was er nauw bij betrokken. Hij was de man die binnen de attractiecommissie de verenigingsuitslag meteen na het afslaan introduceerde en ontwikkelde. De computerfreak en pionier. Dat was toen een revolutie! De sponsorprijzen wekelijks op het nieuwe medium “Kabelkrant”, een jaarlijkse bonnenveiling. “Dat wil in Twello niet”, was de teneur. De werkelijkheid was anders. Cor & Lidwien Hanegraaf , destijds landelijke top met de junioren, Cees Donker, forums. “Steeds Verder” was in die tijd “hot” en er stroomden jaarlijks vele duizenden guldens in de clubkas. In de jaren negentig bloeide de club als nooit tevoren. Daar kunnen alle betrokkenen, ook de oud-leden, met plezier en trots op terug kijken!
Clubliefde
Doordat de club bloeide, aanzien had in sportief opzicht en aan de weg timmerde, kon het clubgebouw uitgebreid worden met een apart inkorfgedeelte. Iedereen was daar blij mee. We hadden ruim zeventig leden! Jan & Corrie van Brummen waren de aanjagers en belangrijkste uitvoerders van dit project. Bouwondernemer Jan van Brummen was niet te beroerd om de handjes te laten wapperen. Clubgenoot Tom Timmermans, die ons veel te vroeg ontviel, wist de kortste weg naar voordelige bouwmaterialen. Voorheen had Jan in zijn bedrijf de supervisie, haalde orders binnen, voerde overleg en werkte vooral in zijn hoofd. Nu hij gepensioneerd was en het om zijn hobby ging, kon hij zelf weer met de handen aan de slag. Jan was de nestor van een echte van Brummen dynastie binnen de club. Bouwvakkers in hart en nieren, met als hobby postduiven. Zoon Frits en kleinzoon Sven bouwen voort in die traditie. Het clubgebouw staat er inmiddels al weer zo’n 35 jaren. Waar blijft de tijd?
Theo
In het voorjaar van 2023 werd Theo op de fiets aangereden. Het was een bizar ongeval met meerdere toevalligheden en met fatale afloop. Ik schrok , toen ik het hoorde. Afgelopen zomer haalde zijn broer Gerrit ons op zijn e-bike in langs de beek niet ver van de Woudweg in Klarenbeek. Gerrit stapte af. Ooit had hij een zelfstandige slagerij in Twello. Net als Theo bleef hij vrijgezel, woonde met zijn broer en zus onder één dak en …. was een gewaardeerde sponsor van “Steeds Verder”. Toen ik begin jaren negentig Gerrit probeerde te overtuigen om sponsor te worden, maakte hij een grap, die ik niet meteen snapte. “Ik heb eerst in de paardenwereld gezeten en heb er een klein boerderijtje aan over gehouden”, vertelde hij. Ik vatte zijn verhaal niet en Gerrit zag dat. “Ik was in een grote boerderij begonnen, dus het kostte me alleen geld”, schaterde Gerrit “en nu begin jij over duiven”. Toen ik vijf minuten later weg liep, was het contractje getekend. José was er bij vorig jaar aan de oever van het beekje en samen spraken we over Theo, het verleden en over koetjes en kalfjes. Dat laatste was hun leven als slager en slachter. Ïk vertelde Gerrit over het bezoekje van Theo op een duivendag in 2022. “Kom volgend jaar gewoon voor aankomst van de duiven. Je bent altijd welkom, Theo”, drukte ik hem op het hart. Het mocht niet zo zijn … Theo was een gewaardeerd clublid en Gerrit Boerkamp vele jaren een gulle sponsor.
Kort
Met Theo had ik al eerder gepraat in voorgaande jaren. Als ik in de voortuin aan het snoeien was en Theo passeerde op zijn fiets, dan stopte hij. “Ik lees al je stukjes en ik volg de duivensport op afstand. Ik heb echter een tip: maak wat kortere zinnen en kortere stukjes. Ik heb soms wat moeite om het te lezen en je moet ook aan eenvoudige geesten als ik denken”. Daar had hij een punt. “Ik zal aan je denken, als ik schrijf”, beloofde ik hem. Toen ik afgelopen woensdag kennismaakte met de biljarters in Klarenbeek, kreeg ik instructie van een “ouwe rot”. Deze Tonnie zei het treffend. “Je hebt weinig gebiljart in je leven en weinig aangeleerd. Ik hoef je dus ook niet veel af te leren. Dat laatste is namelijk nog moeilijker dan iets aanleren!” Voor stukjes schrijven geldt hetzelfde. Je hebt een bepaalde manier van werken en een bepaalde stijl. Dat verander je niet van het ene op het andere moment.
Duiven
Precies veertig jonge duiven zitten er nog in de rennen. Ze komen niet meer buiten. De rui zet nu in. Zometeen krijgen ze een bad en morgen weer frisse boerenkool. Afgelopen donderdag hadden we vader en zoon uit Bornerbroek op bezoek. Liefhebbers die pas enkele jaren bezig zijn en nog “leerbaar” zijn. Vol trots toonde hij een diploma. “Vorig jaar waren we vierde in de club en dit jaar derde”. Er is progressie al ging er natuurlijk ook het nodige mis. Met het verduisteren van de junioren was het hok in de nacht totaal afgesloten. Daar hadden ze geen rekening mee gehouden en dat brak hen lelijk op. “Van fouten leert een mens en afgelopen seizoen maakten we op jouw advies kennis met dierenarts Kasperink. Daar zijn we heel tevreden over. Hij heeft verstand van zaken, denkt mee en je gaat er met een goed gevoel naar huis”, aldus vader Jan. Ze kwamen een paar doffertjes tekort, maar dat probleem konden we voor hen oplossen. Twee doffertjes, die het seizoen overleefden, met puike afstamming en beiden een zus die dit jaar 1e asduif werd. Nu weet ik zelf ook, dat de broer van Johan Cruijff niet kon voetballen, maar het geeft enig houvast als het ouderkoppel al iets goeds heeft afgeleverd, buiten de mooie stamkaart om. Gisteren kregen we bericht van een jonge vader, die hier afgelopen jaar een aantal apriljongen afhaalde. De jonge duiven op zijn hok hadden eerst te maken met een paramixo-uitbraak en kregen later coli. Niet een klein beetje, maar het ging gepaard met flink wat dode duiven. Dan is het uithuilen en volgend jaar opnieuw beginnen. Zoiets zit me niet lekker. Ik wil, dat liefhebbers slagen met onze duiven en beloofde een herkansing en garantie bij leven en welzijn. Raymond, ook een herstarter, kocht in 2022 een door ons geschonken jonge regiowinnaar. Dat kun je niet elk jaar doen, maar voor de eigen club doe je een keer gek. Een volle broer van onze “Brave”, die al vier jaar op rij vader of grootvader is van een 1e asduif, waarvan drie keer op rij in de kring. Het duifje bracht zijn geld op en gaf vorig jaar één jong. Dit vale duivinnetje was zijn eerste duif op de laatste jonge duivenvlucht in 2023. Raymond hoopvol gestemd en tevreden. Het afgelopen jaar bleef het meevliegen in afd. 9 niet onopgemerkt. Op zeker moment boekte Raymond Ramaker twee afdelingsoverwinningen op één zaterdag! Nadoen! Eijerkamp-Paalman maakte op de natour een werelduitslag, maar de overwinning kwam niet in Laren, maar in Den Ham terecht. “Ik ben meer dan tevreden en het vale duivinnetje is de beste jaarling van onze club!” Daar kunnen we van genieten. Raymond was in zijn jonge jaren al een goeie jeugdspeler en nu is zijn herstart al meteen een droomstart. Niet dankzij ons, maar voor minstens 99 % dankzij zijn eigen talent, zijn passie en tomeloze inzet. Een beetje geluk helpt, maar dat moet je wel afdwingen! Dan rammelt de deur. De sleutel zit aan de binnenkant en ik hoor José roepen. Ze heeft gesport en ik heb weer een stukje gebaard. (wordt vervolgd)
Op hoop van zegen (14)
Op hoop van zegen (14)
Eerlijk
De één wordt geboren in een koninklijk bedje, de ander in een kribbe. Het bedje van de één staat in een land waar vrede heerst, de ander wordt geboren in oorlogsgebied. Het ene kind baadt in weelde, het andere kind groeit op in armoede. Zo kan ik nog wel even doorgaan. Eerlijk is het allerminst en zelfs als je geboren wordt in weelde, in een land waar het economisch goed gaat, waar vrede heerst en je de kans krijgt om te studeren, waar ouders om je geven en de liefde overheerst, zelfs dan is er geen garantie, dat je gelukkig wordt. Ik zag in Afrika kinderen, die speelden met een twijg en een kokosnoot en die een grijns van oor tot oor op het gezicht hadden en blij en gelukkig waren met bijna niets. In ons land struikelen veel kinderen over hun trampolines, speelhuisjes, skelters en welvaartspeelgoed. Of ze daar zo gelukkig van worden, dat zie ik er niet aan af. Ook in de wereld van de volwassenen is niet alles eerlijk verdeeld. De één sappelt met een dubbele baan voor een karig loon en leeft bij de gratie van de Voedselbank. De ander trapt tegen een balletje en hoeft na zijn dertigste nooit meer te werken. Ook de inkomsten van “royalty’s”, patenten, erfenissen en grote loterijprijzen zorgen ervoor, dat “geluksvogels” in hun slaap meer verdienen, dan sappelaars met werken.
Verschil
“Verschil moet er wezen”. Door hoogteverschil stromen rivieren. Verschil in inkomen prikkelt mensen om te studeren, om harder te werken. Soms zou je wensen, dat er geen verschillen zijn. Bij een viswedstrijd zit je na loting in een vak waar geen vis zit. De volgende keer zit je in een vak, waar je om de haverklap beet hebt. Van wedstrijdvissers hoor ik de verhalen en dat is geen visserslatijn. In de wielersport is het niet anders. Matthieu v. d. Poel is in zijn element in de klassiekers, maar niet in etappewedstrijden. Ook niet als er veel geklommen moet worden. In de voetballerij zijn er ook verschillen. De ene club smijt met miljoenen, de andere club zit tot de nek in de schulden. We accepteren tot op zekere hoogte de verschillen en weten, dat lang niet alles in het leven eerlijk verloopt, of eerlijk verdeeld is. In onze postduivensport is het niet anders. Het ene jaar is bovendien het andere niet. Vorig jaar kwamen de eerste tien asduiven in onze kring uit het dorp Voorst. Daar waren tenminste twee liefhebbers uit Voorst trots op. Het voorbije jaar zat er slechts één duif uit Voorst in de top 10. In de regio Noord Oost kwamen bij de jonge duiven de eerste twintig asduiven uit één vlieglijn. Epe (3x), Heerde (4x), Wapenveld (4x) en Zwolle (9x). Natuurlijk zitten er aan die kant van de regio goeie liefhebbers en goeie duiven. De lijn Eerbeek, Voorst, Deventer, Raalte kwam er niet aan te pas. Ook Apeldoorn niet. We weten diep in ons hart, dat wind en trek een grote invloed hebben op het verloop van de vluchten. Het ene jaar valt het tegen, het andere jaar valt het jouw kant op. Vaak weet je vooraf al, of je kans maakt op een mooie uitslag, of dat de omstandigheden zo ongunstig zijn, dat een goeie uitslag op voorhand al een kansloze missie is. Gelukkig kan niemand het weer en de wind naar zijn hand zetten!
Reclame
Mijn vereniging houdt op zondag 13 oktober een verkoop van laatjes uit eersteprijswinnaars. Onze vereniging “Steeds Verder” werd in 1930 (crisisjaren) opgericht en in zekere zin zijn het voor veel postduivenverenigingen anno 2024 opnieuw crisisjaren. Stijgende kosten moeten door steeds minder leden opgebracht worden. De baromzet loopt terug en er moet creatief gedacht worden om de begroting rond te krijgen en het hoofd financieel boven water te houden. In dat kader valt de “gezellige zondagochtend” om 10 uur die dertiende oktober. N.I.C- inkorvers en clubgenoten maken er een erezaak van om uit hun beste duiven iets aan te bieden. Zelf hebben we geen laatjes gekweekt, maar we bieden twee bevlogen duivinnen. Apriljongen met een L.L.-ring van José. De één heeft een volle zus van dit jaar met twee eerste prijzen (1e kring en 6e kring) en is bovendien halfzus van 1e asduif kring 2021 en 1e asduif kring 2023. Het andere duifje is een volle zus van de 1e asduif “Ons Vermaak” Eerbeek 2024. Deze werd in april op een bon verkregen en kwam bij plaatsgenoot Sando Verbeek tot haar titel tegen serieuze concurrenten als Lorena Gijsberts, Johan Gijsberts/ Marcel Sangers en Johan van Dijk. De vader van dit duifje was zelf 1e asduif van de kring en op zijn beurt vader van de 1e asduif kring 2022. Deze “Cor van Gogh” was een supertalent met achtereenvolgens 5e, 3e, 1e, alles in de regio en als kers op de taart nogmaals 1e GOU Noord. Twee puike duivinnetjes, die ongepaard op het schapje, het lastige jonge duivenseizoen 2024 overleefden. Ik weet zeker, dat ook de andere schenkers hun best gedaan hebben om op de dertiende (uw geluksdag?) met iets goeds te komen! ’t Is reclame en preken voor eigen parochie, maar 100% voor onze vereniging, op weg naar het 100-jarig bestaan. Zondag 13 oktober, 10 uur Stinzenlaan 85, Twello.
Stimulans
José is erg belangrijk voor me. Niet alleen heeft ze een aantal duifjes op haar naam, maar ze staat ook achter mijn hobby. Zeurt nooit over de kosten, of over het niet op vakantie kunnen in de zomermaanden en stimuleert me, om andere dingen te doen, naast de duivenhobby. Sinds dit voorjaar train ik met een groep vijftigers en zestigers in de avonduren bij de fysiotherapeut. Stoeien met fitnessapparaten en circuitjes om ons uit te dagen om fit te worden. Dat bevalt me goed. Je spreekt andere mensen en doet wat aan de conditie. Mannen en vrouwen, die nog gewoon in het arbeidsproces zitten, worden opgescheept met een ouwe knar, die zich staande probeert te houden. Ik geniet en ben trouw op de afspraak. Vanochtend ging ik voor het eerst naar biljarten. Een kennismaking. In mijn studietijd biljartte ik met vrienden in de kroeg en tijdens mijn diensttijd in Bussum (opleiding) en Seedorf (parate tijd als dpl. onderofficier) heb ik ook regelmatig boven het groene laken gehangen. Intussen zijn we een halve eeuw verder en heb ik al die tijd niet of nauwelijks een biljartkeu in handen gehad. Een oud-collega van het Isendoorn College introduceerde me vanochtend. José speelde een stimulerende rol en ik nam de aanwijzingen en adviezen van een senior-biljarter op als een spons. Ik beleefde er plezier aan. Andere mensen, andere omgeving, ik kan het iedereen aanraden om uit de comfortzone te stappen. Het kost me twee avonden per week, want ik heb de behoefte om de dagen vrij te houden voor andere dingen. Na mijn pensionering op mijn 66e, waren er verschillende partijen, die aan me trokken. Het I.V.N. bijvoorbeeld, wilde me laten wilgen knotten met scholieren. Leuk bedacht, maar het is mijn pensionering en je moet je niet overhaast storten in van alles en nog wat. Een paar keer schoffelen en snoeien bij de duivenclub in de zomermaanden, zie ik niet als een probleem. Het bedrijfsterrein van broer Henk van tijd tot tijd onder handen nemen evenmin, maar ik wil niet in allerlei verplichtingen vervallen. Mijn eigen (moes)tuin is een leuke hobby naast de duivenpassie, maar ik wil ruimte houden in mijn agenda. Nu ik wat langer pensionado ben, komen de ideeën vanzelf en anders zet José me wel op het goede spoor. Of zou ze bang zijn, dat ik haar te veel voor de voeten loop? Ik zal U een slag voor zijn! (wordt vervolgd)
Op hoop van zegen (13)
Op hoop van zegen (13)
Teleurstellend
Zo kijk ik terug op vliegseizoen 2024. Het begon veelbelovend. Als ik de jongen ophaalde van 16 koppels, dan waren dat gewoon 30 of 31 mooie junioren om af te zetten. Geen schiere eieren of duifjes, die het spenen niet waard waren. We kregen niet te maken met adeno/ coli, of andere narigheid en halverwege mei trainden de junioren aan huis als nooit te voren. Steevast wegtrekken en moeiteloos, zonder vlag of kunstgrepen, een vol uur trainen of meer. Daarover geen klagen. De eerste vluchten verliepen van een leien dakje. Een vlucht verviel door code rood. Vervolgens komt het moment, dat je samen met regio NoordWest gelost wordt. Dan krijg je te maken met het probleem, dat ik in mijn vorige bijdrage aanhaalde. Bij het opdoemen van het Veluwemassief, na het passeren van de Rijn, moeten de jonge duiven kiezen: linksom of rechtsom? Gelderse Vallei of IJsselvallei? De GOU is opgedeeld in vier regio’s: ZO, ZW enerzijds (GOU Zuid) en NO en NW anderzijds (GOU Noord). “Zou het niet logischer zijn om in een lengtefront te spelen?”, vroeg compagnon Albert zich af. “NoordWest met NoordOost, dat is toch hartstikke dom en oneerlijk, als je denkt aan het Veluwemassief en de gevolgen daarvan?” Het zal een praktische reden hebben. De afstand tussen de meest zuidelijke en de meest noordelijke liefhebber in de GOU is hemelsbreed bijna honderd kilometer. Ik bekeek een willekeurige uitslag en zag op Soissons als afstand voor Dreumel 306 km. en voor Genemuiden 401 km. Je hebt te maken met een overlaadpunt in Zuid en in Noord en met een vliegprogramma. Zuid en Noord is dan praktisch. Het zou eerlijker zijn als de duiven in een lengtefront zouden vliegen. De duiven uit ZuidOost en NoordOost, hebben ongeveer dezelfde vlieglijn en hebben in mijn optiek geen hinder van elkaar. Het breedtefront bij een gezamenlijke lossing van Noord met de Veluwe daartussen levert in mijn ogen onnodig grote verliezen op bij de jonge duiven. Uiteindelijk kun je de laatste vluchten wel als totale GOU lossen, want dan is de trekroute/ vlieglijn al beter ingeslepen en hebben junioren meer routine, om bij een navigatiefout toch thuis te geraken, ook al is het uren na de prijzen.
Kring
Een jonge, enthousiaste liefhebber, meldde me trots via de app, dat hij de beste was geworden van Nederland onder de 25 jaar. Ik vond dat een felicitatie waard en een bevestiging van zijn ambitie en talent. Hij haalde zijn eigen prestatie naar beneden, door te wijzen op de beperkte concurrentie in de kring, waarin hij speelt. Ik dacht erover. Zelf speel ik in de kring Apeldoorn-Deventer. Beide plaatsen hebben een mooie duivenhistorie. Apeldoorn heeft/ had het geweldige duivensportcentrum bijvoorbeeld. Daar werden verkopingen gehouden, grote feesten gegeven en hadden een stuk of vijf verenigingen onderdak. Dat is verleden tijd. “Vale Ouwe” huist er als enige nog. Ooit een sterke club met leden als Henk Gerritsen, Gerrit van Looijengoed, Evert Kleiboer, Gerrit Kronmöller, Jo Vermeulen, Siegfried Kummerhove e.a. Nu is het een zieltogend clubje, zoals zoveel postduivenclubs. Ook Deventer heeft een rijk postduivenverleden. “Buiten den Noordenberg”, “Gevleugelde Vrienden”, “Steeds Sneller”, “Ons Genoegen”, “Centrum”, ”IJsselbode”. Het zijn zo maar wat namen die me te binnen schieten. Daar is niet veel van over. Twee verenigingen zijn er nog, maar volgend jaar is dat er nog één: “p.v. Deventer”. Op de laatste vluchten van de jonge duiven werd er in Deventer niet meer ingekorfd. Armoede ten top. De reden: er waren al zware verliezen geleden en men wilde de laatste jonge duiven sparen om volgend jaar nog wat aanvulling te hebben.
C.C.Z.
Eind 1970 werd ik 18 jaar en meldde ik me aan bij “p.v. de Hoven” in Zutphen. In mijn dorp Voorst was in de vijftiger jaren een postduivenclub. Cees Hensbergen en Toon Waanders, tachtigers die nog onder ons zijn, waren er in hun jonge jaren lid. Centrum van de club in Voorst, was het café van kroegbaas Adriaan Kik. Een Belg, die met een Nederlandse vrouw was getrouwd. Er was destijds animo genoeg. Schoenmaker Johan Stukker was er lid en mestselaar Derk Wolters, timmerman Cees Hensbergen, smid Gerrit Smit, Henne Boskamp, de kolenboeren Louis en Gerrit Bertholet, Toon Waanders en zijn neef Toon, Fré Spiegelenberg, Roelof Gijsberts (vader van Johan) en Gerrit Ilbrink. Of schilder Carel van Bosheide lid was in Voorst, dat weet ik niet met zekerheid. De vereniging heeft niet lang bestaan. De duiven moesten aangevoerd worden in Zutphen, waar ze op de trein geladen werden. Men begon vol goede moed, maar geleidelijk bleek, dat de club in Voorst er tegen Zutphen niet aan te pas kwam. Als er geen successen geboekt worden en je het gevoel hebt “voor spek en bonen” mee te doen, daalt de animo. Het begin van het einde. Toen ik als jochie van een jaar of acht naar school fietste met mijn doortrappertje, keek ik gebiologeerd naar de donkere en zwarte duiven van Kik op zijn zolderhok op een schuur op enkele meters van de Binnenweg. Waarschijnlijk was Kik toen al lid van “Ons Genoegen” in Zutphen, want Hans Eijerkamp kan zich de Belg goed herinneren, merkte ik in nostalgische gesprekken met Hans. Volksclub “p.v. de Hoven” maakte deel uit van de roemruchte C.C.Z. “Het Mekka van de duivensport”. Ook p.v. “Ons Vermaak” uit Eerbeek maakte er deel van uit. Dat viel trouwens niet op, zoals voorheen de vereniging uit Voorst evenmin opviel. Eefde was destijds de “goudkust” van de C.C.Z. met liefhebbers als Bertie Camphuis, Cees Suijkerbuijk, Bertus Roording en Harm Modderkolk. Zutphen vloog in de jaren zeventig met Doetinchem samen. Daardoor lag de trek al wat oostelijker. De kant van “het Nieuwe Spittael” aan de oostkant van Zutphen , was het richtpunt van de duiven in de stad Zutphen. Peter van Osch, Gerard Suijkerbuijk en Piet Steenbergen waren in die tijd prominente vertegenwoordigers aan de oostkant van de C.C.Z. De liefhebbers in de Hoven, aan de westkant van de IJssel voelden zich steevast miskend en tekort gedaan. “De duiven komen altijd van de stad en dan zijn we altijd net te laat”, was de klacht in de Hoven. Voor Appie Derks, Jan Suijkerbuijk en Adrie Heuvelink, de sterkste liefhebbers destijds, was een plek rond de tiende plaats in de C.C.Z. het hoogst haalbare. Als beginner hoorde ik het gekrakeel aan. Als het ging over de liefhebbers uit Voorst of Eerbeek, vergat men de ligging gemakshalve. “Daar zitten geen goeie duiven en geen goeie liefhebbers” en daarmee was de discussie gesloten!
Brummen
Aan de boorden van de IJssel ligt Brummen. Cortenoever en Leuvenheim liggen wat dichter bij de IJssel, maar zijn onderdeel van Brummen en vormen het voormalige werkgebied van “p.v. de Valk” uit Brummen. Denkend aan deze roemruchte vereniging, denk ik aan de gebroeders Jansen uit Brummen, aan Dolf Piecknick, aan Arie van Roon, aan Jan van Vugt, aan Jurriëns, aan combuinatie B.D.R., aan gebr. Bierhof (1e en 2e nat. St. Vincent), aan Joop Spiegelenberg (“Black Giant”), aan Jan Rademaker, aan Alwin Petrie, aan Erik Plant en aan de legendarische Henne Bierhof, alias “Henne van Miete”. Liefhebbers, die bijdroegen aan de faam van de C.C.Z. De allerbekendste leden van “p.v. de Valk” waren natuurlijk Hans Eijerkamp en Zonen. Hans was echter zijn halve leven lid van “p.v. Ons Genoegen” en trad later toe. In Brummen werd altijd hard gespeeld! Het contrast met Eerbeek was enorm. Bij “p.v. Ons Vermaak” zaten allemaal relatief onbekende namen. Na lang nadenken schiet me de naam van Buyukata te binnen. Deze Turkse rijschoolhouder had een opvallende naam, maar kon zo nu en dan ook op de uitslag van de C.C.Z. de Zutphenaren herinneren aan het lidmaatschap van de club uit Eerbeek. Zou de Schepper bewust alle topliefhebbers in Brummen uitverkoren hebben en de liefhebbers uit het westelijker gelegen Eerbeek tot paria veroordeeld hebben? Ik ben van nature niet erg gelovig, denk ik. Met de kennis en ervaring van nu, zou ik wel een nieuw huisje in Cortenoever of Leuvenheim willen kopen, maar beslist geen villa in de bossen rond Eerbeek. Tenminste niet als postduivenliefhebber. Ik had het met Johan van Dijk uit Eerbeek over dit onderwerp, toen hij drie weekeinden op rij de eerste prijs won van de kring Apeldoorn Deventer, waar Eerbeek op zeker moment naar verkaste. “Dat dank je aan vakmanschap en niet aan gunstige ligging”, complimenteerde ik hem. Johan: “Ik zag een huisje vlak bij de IJssel en was meteen verliefd. Helaas wil mijn vrouw niet weg bij het winkelcentrum in Eerbeek, maar anders wist ik het wel”. Mijn bewondering voor duivenliefhebber Johan van Dijk is immens. Hij is gek van politiehonden, van siervogels, van paarden en van postduiven. Een onmogelijke combinatie met 24 uur in een etmaal. Als je het leest, wordt een mens al moe. Zou hij zich focussen op postduiven en verhuizen naar zijn “droomhuisje”, dan is hij in potentie van het kaliber Bas Verkerk, met iets meer oog voor vrouwelijk schoon.
Eerlijk
Hier kom ik terug op mijn aanhef in de eerste alinea. Seizoen 2024 was voor ons teleurstellend, maar alles is relatief. In de club, waar het spel met de jonge duiven voor vrijwel iedereen een “crime” is, eindigden we gewoon als 1e en 2e (op naam José). Na een goeie start, lagen we halverwege kortstondig “op de rugge”, in de beleving van Marco Toering, maar uiteindelijk waren de laatste twee vluchten weer wat beter in de kring. Ik meen 2e en 3e met de getekende en twintig duiven mee op de slotvlucht. Op de vijfde en zesde vlucht gingen we kopje onder. Eerst op Roye een vies verloop, met ’s avonds nog 40% afwezig bij ons en de week erop een “waaivlucht” met hier en daar snelheden ver boven de honderd km. per uur. We speelden kortstondig “op de deur”, maar na Roye lieten we de boel bij elkaar. De sfeer op het hok was in mineur, er waren veel partners weggebleven en er waren geen neststanden. Vertrouwen was er niet en met extreme wind van achter hebben we in Gietelo nog nooit geluk gehad. Die twee vluchten veroorzaakten onze teleurstelling.
Buis
In Twello was het spelen met jonge duiven altijd een heet hangijzer. Gerrit Jansen “de vliegende melkman” stond met knikkende knieën op zijn junioren te wachten. Ook Dik de Boer had in zijn beste jaren moeite om aan aanwas te komen. Een 1e nationaal spelen met zijn “Tornado” lukte op Dax, maar de junioren thuis krijgen op een vitessevluchtje, dat was een ander verhaal. Ooit werden er in Twello op de eerste vlucht ruim 1000 jongen ingekorfd, maar de aantallen zakten steevast dramatisch naarmate het spel vorderde. Ook de familie Romein deelde in de malaise. De verhalen over het Veluwemassief spookten rond en sommigen zochten de verliezen in de verluchting van de duivenwagens. Op een gegeven moment, na het overlijden van Freek op veel te jonge leeftijd, kwam Cor Buis sr. vanuit Amstelveen/ Bovenkerk naar Twello als hokverzorger. Hillie wilde de droom van Freek met zijn “rode vossen” voortzetten en toevallig had potplantenkweker Cor Buis net zijn bedrijf beëindigd en zag hij de uitdaging als hokverzorger voor Hillie wel zitten. Meewarig hoorde hij de jammerverhalen over de verliezen van jonge duiven aan. “Dat ken ik helemaal niet”, zei Buis neutraal. Met optimisme werd uitgekeken naar de verrichtingen van de nieuwe hokverzorger, die met de oude duiven zijn reputatie snel waar maakte. Toen het spel met de jonge duiven startte, was Cor vol verwachting. De moed zakte hem in de schoenen, toen hij na de eerste prijsvluchten de balans opmaakte. Er was niets veranderd en de verliezen waren als vanouds dramatisch. Dat was een “eyeopener” voor Cor. Misschien had hij gedacht, dat hij de boertjes uit het oosten kon leren spelen met jonge duiven? Die vlieger ging niet op. Met de weduwnaars stond hij zijn mannetje, maar als het om de junioren ging, was Cor nederig. Bij “Steeds Verder” was er dit jaar enig optimisme voor het begin van de jonge duivenvluchten. Onze jeugdige voorzitter had grote plannen. Door mijn werk, kan ik de junioren dagelijks lappen. We gaan het je komend jaar lastig maken”, beloofde hij. Inmiddels is hij weer nederig, net als Stefan, Cor, Johnny, Gerrit, Annet, Albert, Frits, (Jan 2 x), Werner, Hans, Rein, Lady en Dick. Alleen Bertus is nog strijdvaardig. Als de jonge duiven gespeeld worden, is de enige vraag die je hoort: “Hoeveel heb je er thuis?” De één probeert het op de jonge duivenvluchten, de ander waagt het op de natour en weer anderen zoeken hun heil op de taartvluchten. Het resultaat is in de regel onveranderd bedroevend, maar gelukkig is gedeelde smart halve smart! Een schrale troost. Een treurige ontwikkeling. Als je dan weet, dat in Deventer op de laatste jonge duivenvluchten niet meer is ingekorfd en dat voor Apeldoorn bijna hetzelfde geldt, dan begrijpt U, dat ik me al iets minder teleurgesteld voel. Heb dit jaar 40 % van alle gekweekte jongen voor onszelf over gehouden. Daar kan ik er maar een paar van gebruiken voor de toekomst. Even overwoog ik, om van het overschot gezonde soep te trekken. Ze hebben nooit een microgram antibiotica gehad. Inmiddels hebben zich liefhebbers gemeld en komen er wat schenkingen aan, zodat slachten me bespaard blijft. Als pure jonge duivenspeler heb ik dus een luxe-probleem! Ik schrijf de frustraties van me af en probeer te denken aan de toekomst. Duiven halen in afdelingen waar de verliezen beduidend minder zijn, is geen oplossing. Een gepasseerd station. Gewoon blijven zoeken naar de beste duiven in onze situatie, die hier het vliegprogramma overleven. Erkennen, dat duivensport niet helemaal eerlijk is en proberen optimistisch te blijven. Vertier zoeken met duivenvrienden, respect houden voor liefhebbers , die de moed niet opgeven en genieten van je duiven. Denkend aan wat ik vandaag getypt heb, verbaast het mij, dat “p.v. de Valk” in Brummen al jaren geleden ter ziele ging met al zijn kampioenen. “p.v. Ons Vermaak” in papierdorp Eerbeek bestaat nog steeds. Dat moeten liefhebbers in hart en nieren zijn. In Voorst waren ze in de vijftiger jaren minder geduldig. (wordt vervolgd)
Op hoop van zegen (12)
Op hoop van zegen (12)
Wilderness
“A new kind of wilderness” was de film, waar José en ik vorige week zondag naar toe gingen. Een jong stel in Noorwegen verlaat met vier kinderen de gebaande paden en ze kiezen voor een alternatief leven in de natuur. De kinderen gaan niet naar school. Als de moeder ernstig ziek wordt en sterft, staat de vader er alleen voor. Hij houdt zijn rug recht en verloochent zijn geliefde niet. Wel moet hij concessies doen. Er moet brood op de plank komen en hij moet thuisles geven aan de kinderen. Voor mensen , die er in de opvoeding alleen voor komen te staan, is het een echte aanrader. Je hebt idealen, maar de praktijk is weerbarstig. De vader voert een aangrijpende strijd en daar wordt de kijker in meegezogen. José vond het een fantastische film. Ik bleef geboeid kijken. Aangrijpend verhaal, mooie natuur en geloofwaardig.
Oneerlijk
Duivensport is in zekere zin een oneerlijke sport. We hebben allemaal onze eigen afstand tot op een meter nauwkeurig, met de tijd kan niet gesjoemeld worden en toch weten we, dat de beste en snelste duif heel vaak niet wint. Ik volg de vluchten voor oude duiven wekelijks op de voet. De ene week is liefhebber A de grote uitblinker in de afdeling, met meerdere duiven in de top 10 en een duizelingwekkend prijspercentage. Een week later staat dezelfde liefhebber niet bij de eerste honderd. Wat zeg ik: niet bij de eerste duizend! Ik scroll door de afdelingsuitslag en zie , dat B er al 37 geklokt heeft, op het moment dat de grote uitblinker van een week eerder nog niet in beeld is. Zou hij ze thuis gehouden hebben? Ik zoek de uitslag van zijn eigen kring en zie, dat hij gewoon de numero uno is. Ik ben niet verbaasd, maar een buitenstaander zal zoiets niet begrijpen. In onze afdeling is zoiets niet ongewoon. Extreme verschillen, veroorzaakt door wind en trek en door het landschap in de GOU/ afd. 8
Veluwemassief
Als je als automobilist vanuit het zuiden over de A50 in noordelijke richting rijdt, passeer je de Maas bij Ravenstein. Nog geen tien minuten later doemen de enorme zuilen, die de Waalbrug markeren, op. Je passeert ook deze brug in een typisch vlak rivierlandschap en weer goed vijf minuten later zie je de reclame van Kruidvat en nader je de Rijnbrug bij Heteren. Nog steeds het vlakke uiterwaardenlandschap. Ben je op de brug bij Heteren/ Renkum, dan doemt uit het niets het Veluwemassief in volle glorie op. Best spectaculair voor Nederlandse begrippen. Daar liggen de Posbank en de Zijpenberg, waar ik 55 jaar eerder als jong wielrennertje “bergervaring” op deed. Het zijn molshopen, vergeleken bij de bergen in de Alpen en Himalaya, maar ze maakten destijds indruk op mij en ook voor onze duiven blijven ze niet onopgemerkt. Duiven hebben angst voor uitgestrekte natuurgebieden met hoogteverschil en bossen. Ze weten, dat daar hun natuurlijke vijanden vertoeven. Vanuit de praktijk weten we, dat onze duiven een keuze maken. Linksaf de Gelderse Vallei door, of rechtsaf door de IJsselvallei. Als de duiven een westelijke koers volgen en aan de westelijke kant van de Veluwe moeten zijn, blijven ze in de ideale lijn. Zitten ze meer oostelijk, dan hebben de duiven aan de oostkant van de Veluwe de ideale lijn voor de IJsselvallei. Het Veluwemassief dwingt de duiven, afhankelijk van lossingsplek en afhankelijk van de wind om een omweg te kiezen. Die “omweg” zie je terug in de uitslag. De ene week domineert NoordWest, de andere keer zijn er kansen voor NoordOost.
Honderd
Bij “staartwind” komt het vooral aan op oriënteren. Bij “kopwind” hebben duiven tijd in overvloed om te navigeren. Komen de snelheden boven de 1500 meter per minuut, dan is de snelheid zo hoog, dat de inwendige “TomTom” het nauwelijks bij kan sloffen. Zeker als duiven meer dan honderd km. per uur vliegen, vliegen ze dikwijls te ver. Heb je het geluk, dat “de trek” ongeveer samenvalt met de plek van je hok, dan hebben ze in de gaten, dat ze thuis zijn. Jonge, onervaren duiven, die in een klad vliegen, kunnen bij harde wind van achter zelfs dan doorschieten. Bij “staartwind” vallen de vroege duiven meestal in de “overvlucht”. Ook de hoge prijspercentages zitten dan aan het eind van de rit. In onze club, speelt sinds dit jaar Bertus van de Esschert. Bertus is, net als ik, van 1952. Hij fokte, net als ik, Vlaamse reuzen en is een typische generatiegenoot. Bertus woont in Welsum op de grootste afstand binnen onze club. Hij krijgt op mij gemiddeld vijftien kilometer toe. Als de wind uit de zuidhoek komt en de verwachte snelheden hoog zullen liggen, zijn de grappen vooraf niet van de lucht. “Heb je de netten al gespannen, Bertus?”, klinkt het dan steevast. De duiven van Bertus zijn in hun element bij staartwind. Dat zit niet in “het soort”, maar het zijn de omstandigheden. Zelf ben ik als de dood voor snelheden boven of rond de honderd kilometer. Ik weet dan vooraf, dat ik de bietenbrug op ga. De duiven komen retour uit het noorden en als ze soms uren na de prijzen nog uit “de goeie hoek” komen, dan zijn ze waarschijnlijk in het noorden geweest, zijn teruggevlogen in zuidelijke richting. Dan komen ze vroeg of laat op bekend terrein en vliegen weer noordwaarts via de bekende route naar huis. Via GPS-trackers weten we steeds meer over het mysterie. Genoemde Bertus is trouwens geen beroerde kerel. Iedereen kent hem, want hij heeft alle verenigingen binnen een straal van vijftien kilometer rond Welsum vertegenwoordigd. Marco Toering uit Deventer korfde afgelopen seizoen meerdere keren in Twello in. Hij dolde Bertus met zijn Deventer humor en Bertus kon dat eigenlijk wel waarderen. “Ik zag je niet vorige week en dacht, dat je alweer naar een andere club was verhuisd, maar gelukkig ben je er nog”. Toen Bertus met wind van achter de clubuitslag overheerste, deed Marco er nog een schepje boven op. “Ie hebt Free noe op de rugge liggen, noe mo’j de genadeklap uutdelen”. Bertus bekende later tegen mij, dat hij dat opjutten nodig heeft en kan waarderen. Op het moment, dat Marco zijn als grap bedoelde aanmoedigingen plaatste, moest ik natuurlijk een weerwoord hebben. “Dat Bertus mij op de rug heeft liggen, is niet zo erg. Straks heeft hij ook nog mijn José op de rug liggen, dan wordt het beroerder”. Bertus is een serieuze tegenstander binnen de club en door inkorvers van buiten de club komt er meer “reuring”. Onze club bestaat 94 jaar en zonder aanwas van buitenaf, zal het een hele toer worden om het honderdjarig jubileum te halen!
Kampioenschap
De waarde van een kampioenschap is betrekkelijk. De voorgaande drie seizoenen was een duif van ons 1e asduif in de kring. Het bijzondere is, dat die asduiven van één en dezelfde duif afstammen. In ’21 was het een zoon, in ’22 diens zoon en in ’23 wederom een directe dochter. Dat is relevante informatie. Uit de asduif van 2021, komt in 2024 dan toch weer de 1e asduif bij “Ons Vermaak” in Eerbeek. Die vereniging heeft met Sando Verbeek, Lorena Gijsberts, combinatie Johan Gijsberts- Marcel Sangers en Johan van Dijk, tenminste vier serieuze jonge duivenspelers. Sando kocht het bonnetje op de verenigingsverkoop in Twello. De “Ernst” gaf als jaarling meteen een fabelachtig goeie nazaat met onze enige dochter van “Olympic Frank”. Deze “Cor van Gogh” scoorde op regioniveau in korte tijd een 5e, 3e, 1e en een week later weer een 1e (ook 1e Teletekst GOU Noord). Op Sando maakte dat destijds indruk. Ook op mezelf. Zulke duiven zijn witte raven. Jammer, dat 2022 niet telde voor de Olympiade, anders zou hij vrijwel zeker met afstand de beste voor Nederland geweest zijn. Het was voor onze eigen club en Sando kennen we als plaatsgenoot en als serieuze liefhebber. Hij kreeg twee jongen uit “Ernst” op zijn bon. “Ernst” stond tegen het beste en mooiste duivinnetje van José in 2023. Een testduifje van Henk Bussing uit Zetten. Het ene jong werd al snel ziek en stierf, het andere jong won als enige bij “Ons Vermaak” zeven prijzen en werd 1e asduif. Daar beleven we als team plezier aan! Wie weet er trouwens nog wie vorig jaar kampioen werd , of de asduif had? Vrijwel niemand! Daarom moet je er ook niet rouwig om zijn, als een ander kampioen wordt met de jonge duiven. Nu was Bob van Zeist uit Klarenbeek de numero uno en ik gun het deze sympathieke en gedreven veertiger van harte. Wij werden derde in de kring en het puntenverschil tussen de eerste drie was minimaal. Johan Gijsberts ( Gijsberts-Sangers) werd tweede en bewijst, dat zijn kampioenschap in zijn debuutjaar 2023 in onze kring geen toeval was. Het afgelopen jaar was voor de jonge duiven geen “makkie”. De “moordvlucht” Roye (woorden van Bob) was een kuitenbijter. Warm, wind tegen, laat los. Het betekende een vervelende cocktail van omstandigheden. We misten ’s avonds nog 40% van onze duiven in Gietelo. Een week later Courtisols. Ik hoorde, dat er in België die ochtend al snelheden van 125 km. gemaakt werden op de vitesse. Na Roye, met zijn verliezen en ontreddering, had ik de duiven bijeen gelaten. Er waren geen neststanden en er was geen sfeer. Onze duiven lieten het, gejaagd door de wind, collectief afweten. Liever zoek ik geen excuses. Bertus had in de club een goeie vlucht en Bob in Klarenbeek een hele vroege. “Free lag op de rugge”. Basta!
Windmolens
Van kindsaf tussen de duiven. Vaak tegen de verdrukking in. Vader, die duiven haat, ernstige allergie. Niet altijd zat het mee, op het duivenhok. Eerst denk je, dat de kwaliteit van de duif allesbepalend is, dan leer je, dat vorm minstens zo belangrijk is. Op zekere dag bezie je de tien kampioenen van de kring Zutphen ( “Het mekka van de duivensport”) en dan valt op, dat geen van hen werkt. Tijd speelt blijkbaar ook een rol. Je merkt, dat ligging eveneens bepalend is voor succes. De kampioenen in kring Zutphen woonden destijds vaak in Eefde.
De liefhebbers uit stadsdeel “de Hoven” (aan de verkeerde kant van de IJssel), mopperen over het voordeel voor de liefhebbers uit de stad. Over de situatie van de liefhebbers uit dorp Voorst bij “de Hoven” denkt niemand na. Voorst zit helemaal aan de westkant van het vlieggebied en de liefhebbers daar komen er niet aan te pas. Ik heb mijn duiven in 1978 bij “oom Dirk” in buurtschap Klein Amsterdam. Niet uit weelde, maar thuis mocht ik geen hok bouwen. Klein Amsterdam ligt een kilometer of vijf ten westen van dorp Voorst. Nog meer uit de goeie richting, maar wel met ongeveer dezelfde afstand als de liefhebbers in Zutphen en Eefde. In Eerbeek zit p.v. “Ons Vermaak”. Die vliegen ook in de C.C. Zutphen. Sommige liefhebbers in Zutphen weten dit niet. Er staat zelden iemand uit Eerbeek op de uitslag! “Daar zitten geen goeie liefhebbers en geen goeie duiven”, verklaren de miskende liefhebbers uit “de Hoven” mij als jongeling het onbeduidende spel aldaar. Geleidelijk dringt als beginner het besef door, dat ik me aan moet sluiten bij een andere club en kring. Vechten tegen de bierkaai is als vechten tegen windmolens!
Kwaliteit
De kwaliteit van de duif is allesbepalend. Kwaliteit wordt beïnvloed door gezondheid en vorm. Tegen “de trek” van de duiven is kwaliteit niet opgewassen. Landschapelementen en wind beïnvloeden je succes. Ook de hoeveelheid tijd, die je aan je hobby kunt besteden speelt een rol. Kijk vooral, naar wat duiven op jouw hok presteren. Soms kopen liefhebbers dure duiven van succesvolle liefhebbers, die uiteindelijk inferieur zijn aan je eigen duiven. Op eigen hok beleven we elk jaar weer het meeste plezier aan de duiven, waar we al jaren op vertrouwen. Ze passen bij mijn manier van voeren, verzorgen en spelen. Toch gaat de zoektocht naar beter, jaar in jaar uit, immer door. Bij stamkaarten met louter beroemde namen, nationale winnaars en Olympiadeduiven, gaat ons hart sneller kloppen. Daar verbleken onze eigen simpele duiven bij. Met zoveel kwaliteit, kan het bijna niet kapot. We dromen heerlijke dromen, maar ….. de meeste dromen zijn bedrog! De “wereldsterren” geven jongen, die moeite hebben om het thuishonk terug te vinden. Bij inteelt met de “superduif” blijft het heterosis-effect uit, als we kruisen. Het kweken van superieure postduiven is geen optelsom van dollars of euro’s, ook geen resultaat van 8 plus en 8 min ogen, kweekwratjes, witte tenen, of hoogdravende theorieën. Ik geloof wel in mooie stamkaarten met bewezen prestatieduiven. Vooral als die prestaties op eigen hok behaald zijn. In deze tijd van het jaar ben ik ’s avonds in bed steevast aan het koppelen in mijn hoofd. Ik ben optimistisch, maar ook realistisch. Wat is er terecht gekomen van al die “droomkoppels” die ik vorig jaar samenzette? Komend jaar gaan we allemaal nieuwe koppels samenstellen. Als een duif echt kweekwaarde heeft, zal ie dat ook tonen met een nieuwe partner. Wie van de partners was verantwoordelijk voor dat ene goeie jong? Door om te koppelen, komen na verloop van tijd de betere kwekers boven drijven. Kweken blijft een fascinerende bezigheid. We proberen alle beschikbare kennis, ervaring en theorie te comprimeren. Voor het zover is, moeten we eerst met een kritische blik de huidige kwekers beoordelen. Ik probeer dan in de “Jan Suijkerbuijk-modus” te komen. Dat betekent: de messen worden geslepen. Om op het gewenste tal te komen moeten twijfelaars en “eeuwige talenten” plaats maken. Eigenlijk kun je niet streng genoeg zijn! Met de selectie wens ik U wijsheid en standvastigheid toe. Met het samenstellen van de kweekkoppels voor 2025 veel plezier en genoegen. Besef echter: een kilo wijsheid verliest het van een ons geluk! (wordt vervolgd)
Op hoop van zegen (11)
Op hoop van zegen (11)
Radiostilte
Na anderhalve maand radiostilte heb ik de tijd en de rust om een “stukkie” te maken voor de site. José is naar “bootcamp” op de sportschool met de fiets en inclusief reistijd, douchen en “socialisen” heb ik enkele uren de tijd om ongestoord wat aan te klooien achter de computer. Gisterenmiddag hadden we bbq van “Steeds Verder” voor leden en inkorvers. Ik had nog de bonusvlucht Morlincourt van de SuperFondClub GOU en enkele leden hadden ingekorfd voor taartvluchten in de regio. Het weer was ideaal gisteren. Noordwestenwind, ongeveer 18 graden en een blauwe lucht met wat wolken. We hadden er in Zutphen achttien ingekorfd en in een tijdsbestek van op de seconde precies tien minuten waren er tien thuis. Niet echt vroeg naar mijn gevoel, maar de duiven kwamen mooi uit de zuidoosthoek en dat alleen al maakte de aankomst tot een prettig kijkspel. Jaap en Rini waren erbij, Sander had een verjaarspartijtje van zijn oudste dochter en José zorgde als vertrouwd voor de inwendige mens. Jaap arriveerde precies op het moment, dat de eerste duif haar ererondje maakte. Hij was naar bakker Bril geweest voor koeken, maar die had vakantie, waardoor hij naar de supermarkt in het dorp moest fietsen. Dan loop je vlot een kwartier vertraging op. Na een uurtje moesten we ons gezellig samenzijn afbreken vanwege de bbq in Twello. Daar was het gezellig, met wat bloedverversing van inkorvers van andere verenigingen. Met uitsluitend eigen leden worden zulke aangelegenheden wel erg intiem, gelet op de ledentallen van de doorsnee duivenclub, maar dat terzijde. Terwijl ik net in een enerverend gesprek zat, keek ik terloops op mijn horloge en zag, dat ik als een speer naar Zutphen moest om de module om 18 uur te brengen voor het “afslaan”. Een term die stamt uit vervlogen tijden, toen de duivenklokken nog letterlijk afgeslagen moesten worden. Ook hier een klein gezelschap. Bijpraten met liefhebbers, die je normaliter weinig of nooit ziet: Appie Jurriëns, die altijd wel iets zinnigs over de duiven te melden heeft, Albert Roording, oud-leerling van het Isendoorn College, waar ik ruim een kwart eeuw werkte, weet als Pipa medewerker ook waarover hij praat en dan natuurlijk Marinus. A.D.H.D.-er in het kwadraat, een mop, een kwinkslag en een filosofische wijsheid in één minuut. Het gaat bij hem alle kanten op. Blijmoedig, enthousiast, een duif in een goed hart en met niemand te vergelijken. Iedere gek heeft zijn gebrek. Toch voel je: met al zijn drukte en lawaai, met zijn Joe Cockerachtige wankelheid en gebaren, die man deugt! En als beginnend duivenliefhebber heeft hij al hele leuke uitslagen gerealiseerd. Bennie Schrijver, de ongekroonde oud- ijzerboer, heeft een klik met Marinus. Ben is zelf ook een bijzondere en dat trekt elkaar aan. “Marinus heeft zijn duiven tussen de kippen lopen en voert ze gewoon kippenvoer”. Bennie dikt het nog iets aan en geniet van de fratsen van zijn kompaan. Ik herinner me het voorjaar van 1978. Ik bouwde een duivenhok in Klein Amsterdam bij “ome Dirk”. Wijlen Geert Oostra, voor wie ik inviel als onderwijzer op het schooltje in Empe, tipte me om met ijzer omhulde houten panelen van de voormalige GOBI betonindustrie bij Bennie Schrijver te halen. “Wat gaot ie d’r van m-m-maken”, stotterde Ben. Toen ik zei, dat het voor een duivenhok was, kostte het helemaal niks. Bij de uitvaartplechtigheid van moeder Toos in februari, waren Bennie en Hannie aanwezig. In januari 2012, de zaterdag voor het overlijden van vader Ernst, waren Wim en Jopie Hissink uit Warnsveld, de ouders van Hannie, de laatste kolenklanten die kolen bezorgd kregen. Het kostte me telkens een zaterdagochtend en meer. Wim was oud-duivenhouder, hield van trekharmonica en accordeon, was enthousiast tuinman en maakte van de bezorging van de antraciet een bijna dagvullend programma, inclusief koffie en zelfgemaakte erwtensoep. Vader was de laatste keer al 86 en hoewel hij zich groot hield, kostte het gesjouw met de zakken kolen hem steeds meer moeite. Op de terugweg van Warnsveld naar Voorst, vertelde vader Ernst, dat hij weer een vrachtwagen kolen wilde bestellen. “Kan ik op jou rekenen bij het bezorgen”, vroeg hij. Ik antwoordde bevestigend. Op maandagmiddag belde hij naar de groothandel om de bestelling door te geven. Een half uur later vond moeder hem op zijn rug liggend in de garage. Met gereedschap in zijn handen, de sigarenpeuk aan de ene kant van zijn gezicht en zijn pet aan de andere kant. In het harnas gestorven aan een acute hartstilstand. De aanwezigheid van Ben en Hannie bij de uitvaart van moeder getuigde van respect. Ben kende vader goed, want hij bracht regelmatig oud ijzer en Hannie kwam vaak bij haar ouders om de hoek kijken, als we kolen bezorgden. Nostalgie!
Toosje
Op voorspraak van de dochters van Sander kozen we dit jaar voor duivennamen uit de Walt Disneywereld. We hadden “Donald” , “Dagobert”, “Willie Wortel”, “Lampje” (1e asduif SVT) en natuurlijk “Kwik”, “Kwek” en “Kwak”. Broer Henk vond het leuk om een duif “Hendrik” te noemen en zijn kleindochter Lize werd op nationaal niveau turnkampioene bij de dertienjarigen, waarmee ze een vernoeming verdiende. We hadden ook een “Toosje”. Op 22 februari appte Sander, dat er twee duifjes gespeend konden worden. Ik was op dat moment bij moeder in het verzorgingshuis in Bathmen. “Wie is Sander?” , vroeg moeder. Ik vertelde haar van de drie leuke dochtertjes die ze al enkele keren ontmoet had in Teuge. “Mag ik mee?”, vroeg ze. Ik besloot haar in de auto te tillen en mee te nemen. Daar genoot ze zichtbaar van. Bij het hok aangekomen, zette Sander het duivinnetje op haar arm en maakte een foto. “We noemen het duifje naar moeder”, zei ik en zo geschiedde. Precies een etmaal later sloot moeder haar ogen definitief. “Toosje” ontwikkelde zich goed. Een glad vetkrasduivinnetje, dat steevast als eerste in de ren zat ’s ochtends als ik het schuifje opende. Op de eerste vier prijsvluchten pakte ze trouw haar prijs, maar op de zeer moeizaam verlopen Roye, bleef ze weg. De vrijdag erop kregen we per mail bericht, dat ze bij ene Francois Hemelaers in de buurt van Luik was terecht gekomen. Een oude man zonder auto, die met behulp van Google translate in gebrekkig Nederlands zijn verhaal deed. Ik vroeg hem de duif enige dagen te verzorgen en dan los te laten bij goed weer. Ik stelde hem twintig euro als onkostenvergoeding in het vooruitzicht en vertelde hem over het bijzondere verhaal achter het duifje. Francois wilde graag meewerken en wenste geen vergoeding. Wel liet hij doorschemeren, dat hij blij te maken was met een duif van fondorigine. Op dinsdagmiddag zat “Toosje” weer in Gietelo. Ik stuurde een bedankje met een biljet van twintig euro naar zijn huisadres. Op de omslag vermeldde ik “Uitnodiging biljarttournooi”, niet zonder reden. De brief kwam aan en iedereen tevreden. Voor “Toosje” heb ik een bijzondere partner op het oog op het kweekhok. Hoop, dat ze geluk brengt! Dan hoor ik gemorrel aan de deur en weet dat José terug is. Ze wil om 13.10uur naar filmzaal Mimik in Deventer, waar een film draait over “Wilderness”. Aanbevolen door een vriendin. Natuurlijk gaan we samen. Daarom zeg ik: wordt vervolgd!
Archieven
- oktober 2025
- september 2025
- juli 2025
- juni 2025
- mei 2025
- april 2025
- februari 2025
- januari 2025
- november 2024
- oktober 2024
- september 2024
- juli 2024
- maart 2024
- februari 2024
- januari 2024
- december 2023
- november 2023
- oktober 2023
- december 2022
- november 2022
- oktober 2022
- september 2022
- juli 2022
- juni 2022
- mei 2022
- april 2022
- maart 2022
- februari 2022
- januari 2022
- december 2021
- november 2021
- oktober 2021
- september 2021
- augustus 2021
- juli 2021
- juni 2021
- mei 2021
- april 2021
- maart 2021
- januari 2021
- december 2020
- oktober 2020
- september 2020
- augustus 2020
- juli 2020
- juni 2020
- mei 2020
- maart 2020
- september 2019
- augustus 2019
- juli 2019
- juni 2019
- mei 2019
- april 2019
- maart 2019
- oktober 2017
- september 2017
- augustus 2017
- juli 2017
- juni 2017
- mei 2017
- april 2017
- februari 2017
- januari 2017
- december 2016
- november 2016
- oktober 2016
- september 2016
- augustus 2016
- juli 2016
- juni 2016
- mei 2016
- april 2016
- november 2015
- juli 2015
- mei 2015
- oktober 2014
- augustus 2014
- juli 2014
- juni 2014
- september 2013
- augustus 2013
- juli 2013
- juni 2013
- mei 2013
- april 2013
- februari 2013
- januari 2013
- oktober 2012
- september 2012
- augustus 2012
- juli 2012
- juni 2012
- april 2012
- maart 2012