Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (13)

Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (13)

Realiteit

Honderd jongen kweken, vier bijhalen met afwijkende ring en dan voor inkorving van de laatste vlucht slechts veertig duifjes beschikbaar hebben, waarvan er plm. 25 inzetbaar zijn. Tien procent kweken we voor de kromsnavel. We weten niet beter. Aan huis verspeelden we eigenlijk nauwelijks een duif, maar met africhten, maar vooral op de prijsvluchten, raakten we zo’n vijftig duiven kwijt. Dat is niet grappig en voor mij onverklaarbaar. Op de eerste prijsvlucht verspeelden we duiven, maar op de volgende acht vluchten voor jonge duiven, bleven we junioren verspelen. Dan is er iets niet in de haak. Heeft het te maken met de breedte van ons vlieggebied?  In regio NoordOost van de GOU, verbazen we ons over het concoursverloop in regio NoordWest. Hogere snelheden, vlotter concoursverloop en veel meer duiven. De duiven van NoordWest hebben een andere vliegroute. Die vliegen in mijn beleving met het Veluwemassief aan hun rechterzijde door de Gelderse Vallei. De duiven van regio NoordOost zullen, bij het opdoemen van de Veluwe, de IJsselvallei opzoeken en de Veluwe aan hun linkerzijde zien. Bij wind van achteren zullen de duiven op grote hoogte vliegen en zich minder bekommeren om het landschap. Vliegen de duiven in een meer westelijke koers, dan zullen de duiven van NoordWest nauwelijks hinder ondervinden van het Veluwemassief en vrijwel rechtstreeks op zoek gaan naar de thuisbasis. In regio Noord van de GOU is de uitslag van regio NoordWest zo ongeveer hetzelfde als de uitslag van GOUNoord. Incidenteel naderen de duiven van GOU Noord de Veluwe vanuit meer oostelijke richting en dan hebben de liefhebbers in NoordOost kans om zich fatsoenlijk te klasseren. De duiven van NoordWest zullen dan een omweg maken om in hun gebruikelijke vlieglijn te komen en verspelen zo kostbare tijd. De vorige keer had ik het over de nationale topper in regio ZuidOost, die uitblinkt in eigen regio, maar op de totaaluitslag zichzelf terugvindt achter de 37e duif van een topspeler in NoordWest. In de uitslag van vorige week hetzelfde beeld. De nationale topper in ZuidOost speelt ijzersterk in eigen kring en regio, maar komt er in de totaaluitslag van de GOU niet aan te pas. Dezelfde “angstgegner” uit NoordWest heeft er plm. twintig voor hen op de uitslag. In een stad als Deventer gooiden de laatste liefhebbers enkele weken geleden met de junioren al de handdoek in de ring. Ze komen er tegenover regio NoordWest niet aan te pas en verspelen hun junioren bij bosjes. Niet bevorderlijk voor het spelplezier en voor het opbouwen van een ploegje jaarlingen!

Oorzaken

De één verspeelt meer junioren, dan de ander. Dat is een waarheid als een koe. In Gietelo verspeel ik wekelijke te veel duiven. Ze komen de volgende dag ook slecht na. Gewoon een feit. Dan ga je zoeken naar oorzaken. Met clubvoorzitter Sven had ik het vorige week over te droge hokken. Een luchtvochtigheid van rond de 65% is ideaal. Te vochtige hokken geven problemen, maar te droge hokken eveneens. Volgend jaar ga ik daar meer aandacht aan besteden. Ik probeer mijn duiven zo natuurlijk mogelijk te houden. Daar passen geen medicijnen  bij. Toen ik dit jaar vanaf het begin veel duiven verspeelde, begon ik te twijfelen. Zou er iets mis zijn met het “kompasje”? Verdwalen mijn duiven, omdat ze in hun kopje niet helemaal helder zijn?  Mijn duiven zitten gewoon bij elkaar. Ze rommelen wat en er ontstaan koppeltjes en er komen nestjes. Op een gegeven moment wordt een mens moedeloos. Als van een broedend koppeltje een partner weg blijft, is de neststand voorbij. Soms denk ik, vooral in het begin, dat je scharrelende en broedende duiven nog gemakkelijker verspeelt, dan duiven die aan hun schapje genoeg hebben. Duiven die uiteindelijk na een week, of meerdere weken, retour komen, daar heb je meestal ook niets meer aan. Ze zijn niet helemaal gezond, te mager en ze missen vluchtritme en ervaring. Twee weken geleden deed ik iets, wat lijnrecht tegen mijn visie en principes in gaat. Uit wanhoop bestelde ik iets “tegen de koppen”. Ik was benieuwd hoe de duiven zouden reageren na drie dagen kuren. Het werd vorige week de vlucht met hoge snelheden. Onze duiven kwamen met een omweg uit het noordwesten retour. Hoewel de duifjes van José vlot thuis waren, ging ze er volledig onderdoor. Gisteren was er een kalme zuidoostenwind. Onze eerste duiven kwamen gemotiveerd uit het zuiden. Mijn tweedegetekende begint met een derde plek in de regio en José speelt met haar eerstgetekende eveneens een mooie prijs in kring en regio. Tot zover niks aan de hand. Als ook de “Erna 888” van José het duifkampioenschap veilig stelt in de kring, is er even opluchting. Als ik ’s avonds om 18 uur in de auto stap richting Twello om de module’s naar de club te brengen, zijn er tien van de vijfentwintig thuis. Dat is heel onbevredigend en wederom hetzelfde liedje. Het lek is nog steeds niet boven!

Toekomst

Ik verkeer in de luxe positie, dat ik geen duiven hoef over te houden voor volgend jaar. De doffer, die enkele weken geleden de 1e GOU Noord speelde, hield ik in. Hij gaat naar het kweekhok. De succesvolle nestzusjes van José mogen vanzelfsprekend ook naar het kweekhok en dan resteren er nog twee duivinnen van mezelf, die goed genoeg presteerden om mee verder te gaan. De overige duiven krijgen allen een toekomst elders. Ik wil minder kwekers doorhouden en dan is het prima, dat er slechts vijf duifjes van 2025 door de selectie komen. Enerzijds vind ik het veelzeggend, dat de vijf uitverkorenen “eigen soort” zijn. Dat is ook teleurstellend, want ik ben naarstig op zoek naar “aanpassers”. Dat zijn in de regel duiven van de beste hokken van Nederland. Vaak onbetaalbare kleinkinderen van de absolute toppers. Ik doe er alles aan om er mee te slagen. Dan is het teleurstellend, als dat niet lukt. Ik zeg niet, dat het geen goeie zijn, maar het zijn duiven die op de Veluwe niet aarden en blijkbaar niet bij mij passen. Het is de harde realiteit!

Arie

Vorig jaar maakte ik al kennis met Arie. Een charmante, weldenkende liefhebber, die in Twello inkorft, als de leden van zijn eigen club in Deventer de handdoek in de ring gooien op de juniorenvluchten. Arie speelt uitsluitend met jonge duiven. Als keurmeester houdt hij van mooie duiven en van “kleurtjes”. In de maanden juli en augustus vindt hij het te druk op de weg en op de campings. Dan speelt hij het liefst met duiven. De rest van het jaar trekt hij er met zijn vrouw en camper op uit. Binnenkort gaat hij naar Italië, want Arie en zijn vrouw zijn ook dol op Norfolk terriërs. Daar is een fokkersdag of show en daar willen ze graag bij zijn. Arie speelde dit jaar niet onverdienstelijk. Zijn ’30 was de naaste belager van “888  Erna” van José. Het enige duifje waar Arie mee verder wil van deze jaargang. Helaas zat Arie gisteren laat en keerde zijn favorietje retour na de prijzen met een gebroken pootje. Arie kan relativeren en verwerkt de lichte teleurstelling over de vlucht als een sportman, zoals het hoort. Het siert de positivo, levensgenieter, dierenliefhebber en duivensporter. Tot volgend jaar, dan praten we gezellig verder over onze gevleugelde vrienden en alles wat ons boeit.

Joep

Deze Apeldoornse oud-marechaussee en duivensportman, kwam dit jaar nadrukkelijk in beeld. Hij verloor afgelopen winter zijn vrouw. “We moeten Joep wat extra aandacht geven”, zei een gewaardeerde, gezamenlijke duivenvriend. Daar was ik het helemaal mee eens. We hadden telefonisch enkele keren leuk contact en toen deed Joep het voorstel om samen te gaan africhten. Normaliter maken José en ik van een africhting een fietsdag, maar door de heupoperatie van José kwam daar helemaal niets van terecht. Voor de vluchten reden we enkele keren naar Elst. Ik vertelde Joep, dat ik voor de vluchten liefst drie keer ga africhten vanaf Ravenstein, volgens de “Martin Geven-doctrine”. Joep had daar geen ervaring mee. “Ik wil duiven overhouden en elk jaar ben ik een keer overmoedig en krijg het deksel op de neus. Twee weten meer dan één en ik voel me er goed bij als ik iemand heb, die over mijn schouders mee kijkt, zodat we samen kunnen beslissen, of het verantwoord is”. Zelf vind ik het ook prettig en gezellig, om het africhten samen te doen. Dat kwam dit jaar bijzonder goed uit, want omdat ik veel gewonde duiven had (gelost onder in de duivenwagen, zeggen we gekscherend) en veel duiven die te laat thuis kwamen, of gezworven hadden. Afgelopen woensdag waren we voor het laatst samen in Ravenstein. Joep had na het overlijden van zijn Mieke een leuke afleiding en nuttige missie. Vanochtend belde ik hem op, om hem te feliciteren: natourkampioen en duifkampioen in de kring en … een leuk ploegje ingespeelde jonge duiven. “Ik zag, dat ik mijn doel bereikt had. Ik dacht aan Mieke, wilde het haar vertellen en toen kwamen ineens de traantjes.” Niets menselijks is hem vreemd. Joep wist, dat het in Gietelo niet liep zoals gewenst. Hij informeerde belangstellend naar José en ik kon hem meedelen, dat José aan het wandelen was en, ondanks alles, aangewezen m.f. en 1e asduif jong in de kring geworden was. Volgend jaar hoop ik weer in de Maaspoort te fietsen met José, maar de africhtingen samen met Joep zijn zeker voor herhaling vatbaar.

A.S. Croatia

Sander kwam met het idee. Meedoen aan een One Loft Race. We gooiden het in de groep. Jaap vertelde onomwonden, dat gokken niet zijn ding is en hield de boot af. Albert zag het wel zitten en Rini wilde ook niet achter blijven. Zelf ben ik benieuwd waar onze duiven staan in een internationaal gezelschap en José vond het allemaal prima. Voor een team van zes duiven betaal je plm. 600 euro en doe je het met vijf teamleden, dan zijn de kosten goed te overzien. De keus viel op de race in Kroatië. Enthousiaste mensen, die gastvrij en betrouwbaar over komen. Vorig jaar werd de allereerste versie gewonnen door Peter Voskamp uit Deventer en we zagen dat Oliver Sabol en de familie Eijerkamp ook tot de deelnemers behoren. Eind april stuurden we zes (vet) blauwe duifjes van ons “eigen soort” via een tussenpersoon in Nijverdal naar Kroatië. De organisator zou ze hoogstpersoonlijk ophalen. Inmiddels zijn we twaalf africhtingen en drie “Hotspotvluchten” verder. Van de ruim 900 ingestuurde duiven zijn er nog ruim 400 aanwezig. Ook hier is het overhouden van duiven niet gemakkelijk. Van ons team van zes, zijn er nog vijf aanwezig, die het tot nu toe heel behoorlijk doen. Er komen nog een aantal wedstrijden, waaronder een semifinale van 400 km. , een finale van 500 km. en een race van 600 km. Er wordt gevlogen vanuit Hongarije, Oostenrijk en Tsjechië. Alle duiven op hetzelfde hok, dezelfde verzorging en condities. Wat een verademing. Misschien kunnen onze duiven het helemaal niet aan, maar veel eerlijker dan dit kan niet. Niet ligging en wind bepalen de uitslag, maar de intrinsieke kwaliteiten van de duif. Daar hou ik van. Ik kijk met belangstelling uit naar de komende weken. (wordt vervolgd)

Kweekwaarde, kwinkslagen en kwekkoe (12)

Kweekwaarde, kwinkslagen en kwekkoe (12)

Samenvatting

Kort na de opening van het jongeduivenseizoen, produceerde ik mijn laatste bijdrage. Vanochtend moest ik eerst even spieken, onder welke kop ik mijn schrijfsels ook al weer de buitenwereld in slinger. De eerste vlucht was in juli een memorabele. Een paar echt vroege duiven, die door het elektronisch constateersysteem niet “gepiept” werden. Duiven, die met zichtbare hittestress een kwartier wezenloos voor zich uit keken op het hok in een steeds groter wordende groep en helaas behoorlijk wat achterblijvers. Een “horrorvlucht”. Uiteindelijk kregen we het constateersysteem aan de praat en lieten we wat uit het hok gepakte duiven over de antenne lopen voor wat staartprijsjes, maar wat een afknapper! Jaap, Sander en Rini stonden als geslagen honden op het gazon toe te kijken. Dat beeld bleef me de hele week achtervolgen. Broer Henk, die eigenlijk nooit komt kijken bij een duivenvlucht, piepte er als een dief tussenuit, wetend dat woorden tekort schieten op zo’n moment. Hoewel mijn hart huilde, vooral vanwege de vele achterblijvers en de desolate staat van de thuiskomers, probeerde ik uiterlijk onbewogen te blijven. José troostte me, want ze begreep hoe ik me voelde. “Gisterenavond bij het inkorven, hoorde ik voor het eerst, dat een clubgenoot ongeneeslijk ziek is. Prima kerel en van hetzelfde bouwjaar 1952 als ik. Ook was ik geschrokken van het overlijden van de echtgenote van Willem de Bruin. Dat zijn onomkeerbare en tragische dingen. Duivensport is niet meer dan een spelletje met elke week nieuwe kansen”.

Verliezen

De vluchten kenmerkten zich door wekelijkse verliezen. Na het teleurstellende begin, probeerde ik me te herpakken. Toch kreeg ik de duiven niet, zoals ik dat graag zie. Ik ben maar een simpele ziel, met eenvoudige hokken. In het verleden had ik meestal stro op de zandvloer van een belangrijk deel van mijn hokken. Anno 2025 zitten ze overwegend op metselzand. Kurkdroog in een zomer als deze. Misschien zelfs te droog! Afgelopen donderdag vergezelde ik clubvoorzitter Sven naar de loods in Wezep om de jonge duiven aan te voeren. Hij begon spontaan te vertellen over te droge hokken, waar jonge duiven rode neusjes krijgen en uitgedroogde slijmvliezen. “Mijn vader Frits heeft zijn hokken niet in orde en hij experimenteert met hygrometers en automatische verneveling. Zelf heb ik natte doeken in mijn hok gehangen en sindsdien gaat het beter.”  Sven is een jonge gast. Druk met het verbouwen van zijn woning en de opvoeding van twee spontane en levendige zoontjes van 6 en 4. Timmerman en bouwvakker in hart en nieren en gespecialiseerd in monumentale bouw en tevens leermeester. Ik vertelde Sven, dat veel mensen hem als klein ventje irritant vonden. Een druktemaker met a.d.h.d. en overenthousiast. “Dat weet ik maar al te goed en dat herken ik ook bij mijn jongens. Zelf heb ik veel gehad aan de scouting. Daar heb ik veel geleerd. Samen met Esmee proberen we onze jongens zo goed mogelijk op te voeden. De oudste krijgt een eigen duivenhokje, waar hij zelf alles mag regelen. Esmee neemt ze mee het moestuintje in om ze te laten ontdekken hoe het werkt in de natuur. En natuurlijk willen ze net als papa met gereedschap aan het werk en dingen maken.” Ik geef Sven een welgemeend compliment. Je bent van ver gekomen, hebt je goed ontwikkeld, bent voorzitter en secretaris van de duivenclub, een gewaardeerd en gepassioneerd vakman en met Esmee goed bezig met het opbouwen van een toekomst voor jullie jonge gezin. Mooi om te zien, hoe hij dit jaar voor het eerst goed presteert met zijn junioren, zijn kinderen daar bij betrekt en zich verdiept in voeding, erfelijkheid, hokklimaat en alles wat de duivensport boeiend maakt!  Via het ritje van en naar Wezep, ben ik aan het denken gezet over het hokklimaat in Gietelo! Volgend jaar hang ik zonodig de was op in het hok!

Teleurstelling

Als dingen niet lopen zoals je graag ziet, je wekelijkse verliezen hebt bij de junioren en er niet de vinger achter krijgt waarom ze wegblijven, dan ga je piekeren en zoeken naar oorzaken. Zelfs één van mijn compagnons wilde de oorzaak al zoeken op het kweekhok, waar hij de verantwoordelijkheid draagt. Soms krijg je een bemoedigend appje of mailtje van een collega-duivenhouder, maar die zijn op de vingers van één hand te tellen. Het is als in de natuur. Bij de edelherten wordt de belangrijkste  en sterkste bok uitgedaagd door jongere bokken, die de leiding over willen nemen. Veertigers uit de buurt met veel toewijding en passie, als Sando Verbeek, Johan Gijsberts, Bob van Zeist, staan te trappelen om de rol van zeventiger en “oude bok”  Wagenaar over te nemen. Daarvan ben ik me heel bewust. En dat gaat ook gebeuren. Maar ik ben koppig en genoeg sportman, om dat niet zonder slag of stoot te laten plaats vinden. Gelukkig zijn het sportieve knapen en gaan we op een gezonde manier om met elkaar. Toch houden we elkaar in het oog en soms heb je daar steun aan. Zoals afgelopen zaterdag. We vlogen Soissons met de jonge duiven en Hirson natour. De duiven gingen na het middaguur los en er was een behoorlijk zuidwestelijk briesje. Ik waarschuwde mijn teamgenoten vooraf. Als ze boven de honderd km. per uur vliegen, wordt het een fiasco. Dan komen de duiven uit alle richtingen retour, behalve uit de goeie richting. De bekende en invloedrijke A.S. schrijft vaak, dat bij hoge snelheden de duiven met het beste kompasje naar voren komen. Mogelijk geldt dat voor oude duiven, of voor een relatief smalle vlieglijn, maar in Gietelo kan ik me niet één goeie uitslag herinneren bij “waaivluchten”. Veelal zijn de liefhebbers op de grootste afstand spekkoper met hoge prijspercentages en vroege duiven. Ik zal mezelf niet als voorbeeld nemen, maar Lorena Gijsberts uit Voorst. Achter deze naam gaat Johan Gijsberts schuil. Eén van de beste jonge duivenspelers uit regio NoordOost van de GOU. Vorige week speelde hij op de natour de eerste prijs in de regio met een jonge duif. Met dezelfde jonge duif speelde hij een week eerder ook de eerste prijs in de regio. Ook met de jonge duivenvluchten speelt hij wekelijks aan de kop in kring en regio. Door kortstondig compagnonschap met Marcel Sangers, investeringen  bij Eijerkamp en inbreng van het beste uit zijn kennissenkring, heeft hij zowel naam als faam op zijn hokken. Duiven met faam verdienen overigens zijn voorkeur. Naam is goed voor de commercie. Gisteren begon hij voor zijn doen veel te laat en maakt maar vijf schamele prijsjes (37 mee). Sando Verbeek, die op de hokken van Lorena kijkt en omgekeerd, maakt met hangen en wurgen één staartprijsje (10 mee). In Gietelo, de voorstad van Voorst, ging het niet beter. Twee weken geleden 1e GOU Noord, vorige week 1 (Freek) en 2 (José) in de kring en gisteren ging José er volledig onderdoor. Ze had alles thuis en haar duifjes arriveerden kort na elkaar, net buiten de prijzen. Dan ervaar ik op zo’n moment troost, als ik de uitslag van de andere Voorstenaren bekijk.

Soort

Zijn er duiven, die specifiek met wind van achteren furore maken? Die zijn er inderdaad. Voorstenaar Toon Waanders, die nog wel een paar duifjes voor de aardigheid houdt, maar als tachtiger niet meer meedoet aan prijsvluchten, had ooit een fondduif, die het op de overnachting prima deed met wind van achteren. Ook wijlen Gerrit Ilbrink had ooit een “waaiduif”, die alleen met wind van achteren furore maakte. Bij mijn club “Steeds Verder” is het verschil in afstand tussen mij en Bertus ongeveer vijftien kilometer. Bertus heeft veruit de grootste afstand. Voorheen was dat Jan uit Terwolde, die ongeveer 10 kilometer meer afstand heeft t.o.v. Gietelo. Jan en Bertus zijn serieuze liefhebbers. Beiden hebben niet echt een eigen stam. Bertus houdt niet van zelf kweken en scharrelt zijn duiven overal en nergens op. Jan maakt er geen geheim van, dat hij goed is met duiven van compagnon Albert. Bij harde zuidwestenwind was voorheen Jan favoriet in de club en tegenwoordig Bertus. “Heb je de netten al gespannen bij de IJssel”, roept ons nieuwbakken lid Marco al bij voorbaat. Hij plaagt Bertus graag en die reageert daar wonderwel positief op. Bertus lacht dan zuinig en weet dat hij moeilijk te kloppen zal zijn in de club. Het zit niet in soort, maar puur in de omstandigheden. Wie op de brug bij Heteren over de Rijn rijdt, komt vanuit het vlakke uiterwaardenlandschap ineens in het “hooggebergte” van Nederland. Dat blijft een mooi aanzicht. De Zijpenberg is in feite een met hormonen behandelde molshoop en de Posbank een in de IJstijd ontstane stuwwal. Feit is, dat onze postduiven er ontzag voor hebben. Die duiken linksaf de Gelderse Vallei in of zoeken rechtsaf de IJsselvallei. Mogelijk is het bosgebied dat de Veluwe vormt, bij flinke wind van achteren geen obstakel. Duiven vliegen dan op grote hoogte gewoon over het gebied, dat ze normaliter mijden als de pest. De verhouding GOU NW tegenover GOU NO is qua aantallen momenteel 5:2. Ondanks west in de wind hebben de duiven van NoordWest zwaar de overhand. Volgens sommigen heeft dat met kwaliteit te maken. Kwaliteit van liefhebbers? Van duiven? Van ligging? Ik denk er het mijne van. Ik herinner me een uitslag van de GOU. Eén van de beste liefhebbers van Nederland speelde een week eerder meerdere duiven op Teletekst. Een week later bekeek ik opnieuw de uitslag om te zien hoe die  er nu uit zag. Het was die week op zaterdag zuidoostenwind. In de eigen kring was het “business as usual”: 1, 2 ,3, 5, enz. Ik hield de gemaakte snelheid van de winnende duif in gedachten en bekeek de uitslag van de totale GOU.  Bij de eerste honderd niet te vinden. Bij de eerste duizend evenmin. Ergens rond plek 1200 zag ik de naam. Boven hen stond een liefhebber aan de boorden van het IJsselmeer, die net zijn 37e duif geconstateerd had. Ik verzin het niet. Dan zakt toch je broek af!

Afwijking

Er zijn meerdere liefhebbers, die altijd op zoek zijn naar beter. A.S. was in zijn goeie jaren en mogelijk nog steeds, op zoek naar nog beter. Ook Willem de Bruin ging vaak met Ad naar België op zoek naar de beste duiven. Pieter Veenstra doet het, Gerard Koopman, André en Bert Leideman en talloze anderen. Ook Bas en Gerard Verkerk hebben hun basis van duiven van gebr. de Wit niet zuiver gehouden, maar talloze versterkingen gezocht en gevonden bij topliefhebbers, door samenkweek of aankoop van asduiven. Stilstand is achteruitgang en het zoeken naar beter was soms een hobby binnen de hobby. Hans en Evert Jan Eijerkamp behoren tot de bekendste postduivenliefhebbers ter wereld. Ze hebben de beste duiven, de beste verzorgers, de beste medische begeleiding en een toplocatie aan de boorden van de IJssel. Toch zijn ze in binnen- en buitenland steeds op zoek naar de ultieme duif. Ook bij de nationale top haalden ze duiven. Bij Koopman, de Bruin, bij “Bassie”, bij Bert & André, bij Bakker en vele anderen. Eijerkamp is heel transparant. Wekelijks worden de uitslagen gepubliceerd, ze zijn real-time te volgen en de afstamming van elke aangekomen duif komt in beeld met alle wetenswaardigheden, plus foto’s. Ik bezoek hun site wekelijks, bekijk hoe ze gepresteerd hebben en ben benieuwd met welke duiven ze successen boeken. Als eenvoudige liefhebber vergaap ik me aan duizelingwekkende aankomsten. Ik wil weten, met welke duiven er gevlogen wordt en wat die presteren. Dat is leerzaam, te meer omdat ik zelf voor zeker 90% met duiven van Eijerkamp en hun nazaten vlieg.

Afwijking (2)

Zelf ben ik ook altijd op zoek geweest naar beter en nog steeds laat ik een buitenkansje niet lopen. Door goede contacten kon ik in het verleden duiven testen voor derden en beschikken over nazaten van duiven, afkomstig van de nationale top. Dat is erg leerzaam, interessant en soms ontluisterend. Wat is de intrinsieke kwaliteit van hun duiven? Soms liep me het water uit de mond, bij het bekijken van stamkaarten van nieuwe aanwinsten. Dat kan niet kapot, dacht ik dikwijls op voorhand. Helaas kon het wel degelijk kapot. Bij ons gaat alle opsmuk eraf. Geen medische begeleiding, geen hygrometers, verwarmingsplaten of ventilatoren. Een dorp, waar in het verleden op duivensportgebied nooit iets noemenswaardigs gepresteerd is. Gewoon kruisen met het beste en kijken wat er van alle bombarie overblijft op de jonge duivenvluchten van de GOU. Mijn ervaring met jonge duiven over vele jaren? De beste junioren komen uit de duiven, die op eigen hok na bikkelharde selectie en simpele verzorging het mooie weer maken. Duiven, die bewezen hebben bij mij en mijn verzorgingssysteem te passen. Alle mooie namen ten spijt!  Het duifje, dat momenteel bovenaan staat in onze kring, de ‘888 op naam van José, ondanks falend constateersysteem op de eerste vlucht en José, die er gisteren volledig onderdoor vloog, is een duifje uit de 1e asduif kring van 2021. De duif, die twee weken geleden 1e GOU Noord vloog, is een zoon van de 1e asduif 2022, die in dat jaar ook 1e GOU Noord vloog. De moraal van dit verhaal: heb je goeie duiven, die jou plezier verschaffen en bij jou passen, wees er dan zuinig op. Dure aankopen moeten eerst bewijzen, dat ze beter zijn! Zelf hebben we elk jaar wel een koppel, waar zo veel beroemde winnaars, Olympiadeduiven en internationale toppers in verweven zijn, dat we ons laten verblinden en er soms wel tien jongen uit kweken met behulp van voedsters. Negen van de tien keren, komen we van een koude kermis thuis en toch blijven we dromen. Het is inderdaad een afwijking, maar als we niet meer mogen dromen, kunnen we beter stoppen.

Kleurtjes

Sander is gek van kleurtjes en heeft steenrode, pikzwarte en spierwitte voedsters. Jaap is dol op schimmels, Rini vindt rood mooi en Albert heeft niks met “anonieme blauwen”. Zelf vind ik kleur ook mooi, maar alleen als ie goed vliegt! Afgelopen seizoen hadden we enkele zwarten, maar die hebben zichzelf al uitgeselecteerd. Echt jammer, want ik zie ze zo geerne. Dit jaar lap ik op woensdag vanaf Ravenstein. Geen overbodige luxe met talloze gewonde duiven en duiven, die soms dagen of weken op de dool waren. Dit jaar doe ik dat samen met Joep. Hij kwam er afgelopen winter alleen voor te staan na het overlijden van Mieke en hij zocht en vond zijn troost bij de duiven. We spreken af met het zicht op de Maas, lossen onze duiven mand voor mand en drinken dan samen een bakkie, dat door José met liefde gezet is. Joep liet me enkele weken geleden een steenrode jaarlingdoffer zien. “Mijn beste jaarling”, zei hij met enige trots. “Als je er een steenrooie uit kweekt, hou ik me aanbevolen”, antwoordde ik gevat. “Dan hebben we een deal”, zei Joep lachend. Samen africhten is leuk en gezellig en levert zo ook nog iets op. Afgelopen week stuurde Joep een foto van een steenrood stoppeljong. Als alles goed verloopt zetten we het duifje tegen een ingeteelde blauwe van onszelf, in de hoop dat we eindelijk de (vet)blauwe overheersing gaan doorbreken. Maar …. kwaliteit gaat boven kleur. Een steenrode is voor mij pas mooi, als ie presteert!  Of we na de domper van gisteren nog enige kleur aan het bijna afgelopen seizoen kunnen geven, moet komende zaterdag blijken.  De wind zit volgens Buienrader de komende veertien dagen vast in de zuidhoek. “Wie het laatst lacht, lacht het best”, zal Bertus denken. En Jan zie ik goedkeurend knikken. “Duivensport, ondanks alles, het mooiste dat er bestaat”, zou wijlen bakker Littink zeggen. Een tevredener en goedaardiger clublid heb ik nooit ontmoet. Succes gewenst en alle winnaars gefeliciteerd en alle verliezers moed en sterkte! (wordt vervolgd)

Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (11)

Frustratie

Ondanks wat lichamelijk ongemak, toch maar weer achter de laptop gekropen. Komende dinsdag gaat José onder het mes voor een nieuwe heup. Zelf word ik komend najaar voorzien van een knieprothese voor mijn linkerbeen. Verder zal ik op korte termijn geholpen worden aan beide ogen (staar). In deze periode begint voor mij het duivenspel. Het elektronisch constateersysteem was door een handige neef voorzien van nieuwe bekabeling en nieuwe stekkertjes. Na het installeren was het meteen goed: alles werkte. Helaas, na enkele geslaagde testvluchten, begaf de zevende en laatste antenne het. Teamlid Albert had nog een reserve-antenne, waardoor alles snel verholpen was. Toen begaf de console, waar de module in hangt, het. Kan gebeuren, denk je. We werken al ruim een kwart eeuw met Tauris binnen de vereniging en aan alles komt een eind. “Ik heb nog wel zo’n voetje”, bood Albert aan en ook dit euvel werd snel verholpen. Vorige week vrijdag was ik voor het eerst naar Ravenstein met de junioren. Een mooie gelegenheid voor een laatste test. De africhting verliep voorspoedig en de duiven werden netjes geconstateerd in de trainingsmodus. Op zondagmorgen samen met sportvriend Joep voor de tweede en laatste keer naar Ravenstein. Opnieuw een vlot verloop en een feilloos werkend systeem. “Laat de eerste vlucht maar komen”, zei ik tegen Joep “wij zijn er klaar voor en hebben ons huiswerk gedaan”.

Weert

De vooruitzichten waren veelbelovend. Nauwelijks wind en uit de noordhoek. Temperaturen rond de 25 graden. Geen beren op de weg. Jammer genoeg zat er een addertje onder het gras. Er was in het zuiden veel bewolking en daar hadden weinigen rekening mee gehouden. In de aanloop naar de vlucht zat het al tegen. Op donderdag begon mijn overdrukhelm kuren te vertonen. Veel gepiep van in mijn ogen overbodige elektronica en telkens dienst weigeren. Ongemerkt kwam ik daardoor in contact met duivenstof. Mijn slijmvliezen raakten geïrriteerd en al snel begon mijn stem te haperen en begon ik te hoesten. De reservehelm deed evenmin wat ie moest doen en een telefoontje naar John Freriks (Koudijs) was mijn laatste reddingsboei. John, die zelf geplaagd wordt door nierfalen en alles wat daar bij hoort, is servicegericht. Ooit zei hij mij, dat ik de trouwste Koudijsklant ben, maar zo behandelt hij mij ook. Een half uur later stond hij al aan de deur met een reservehelm plus oplader. Betere en snellere service kun je niet wensen. Chapeau John en Fiona!  “Steeds Verder” biedt de mogelijkheid om een volle mand voor de liefhebber exclusief te reserveren. Mits je 25, 50 of een veelvoud inkorft. Dat leek me een goed idee. Voor José 25 stuks en voor mezelf 50. Dan komen je duiven niet in direct contact met andere duiven en reduceer je de besmettingskansen. Ik zou zo vier duiven van José en zes stuks van mezelf thuis houden als reserve voor de volgende vlucht. Er zijn altijd duivinnen, die net moeten leggen, of net gelegd hebben. Die hou je vanzelfsprekend thuis. Ook “Carolien” mocht thuis blijven. Carolien Pasman, de echtgenote van fondspeler Wilfred, gaf me enkele weken geleden een duifje op, dat graatmager was. Een echt “scheermes” en vel over bot. Vaak zijn zulke duiven afgeschreven, maar mijn “Carolien” was wierig en had eetlust en dat is bemoedigend. Ik denk, dat ze het redt en we er net op tijd bij waren, met dank aan dierenvriendin Carolien Pasman. De “Carolien 606” mocht nu nog een weekje aansterken. Zaterdagochtend liet ik de thuisblijvers vroeg uit. De gedachte was om ze flink te laten trainen en uit dit clubje twee “lokkers” te kiezen. Het liep allemaal anders dan gepland. Ik had elf thuisblijvers i.p.v. tien. Zag er één over het hoofd. Ze trainden zaterdagochtend zo enthousiast, dat ze waarschijnlijk achter vluchtduiven zijn aangevlogen. Eentje is er nog steeds weg en het nestbroertje arriveerde ’s avonds na het afslaan van de klok. Rini, Jaap en Sander wisten, dat er nog enige duiven op het hok ontbraken en dit zorgde voor verwarring en een vervelende samenloop van omstandigheden. Rond half één waren alle ogen gericht op Kwatta. Enkele minuten later was er ineens een duif, die enkele rondjes maakte en toen op de klep dook. Met mijn hese stam probeerde ik het enthousiasme van de teamgenoten te temperen.. Het systeem piepte niet, dus was het een “thuisblijver” was de gedachte. We hebben veel vetblauwen en die lijken allemaal sprekend op elkaar. Enkele minuten later andermaal een duif en weer geen piepje als teken van herkenning. “Dat ze net thuiskomen als de vluchtduiven arriveren”, is hinderlijk. Bij de volgende duif andermaal geen piepje, maar nu wist ik zeker, dat het een vluchtduif betrof. Het was onze zilvervale. Ik haalde de duif uit het hok en hield de chip boven de antenne, maar er gebeurde niets. Dan slaat de paniek toe. Geen enkele duif werd herkend! Dan gaat er van alles door je heen, want je weet dat je een eventueel kampioenschap met zo’n scheve schaats wel kunt vergeten. Sander haalde de module meerdere keren van de console, maar dat veranderde niets. Ik haalde een schroevendraaier uit de schuur en begon met de moed der wanhoop antenne’s los te draaien. Met het eindstopje in de zesde antenne begon de reanimatie vruchten af te werpen. We hebben vervolgens enkele duiven handmatig over de antenne bewogen, vooral omdat al snel duidelijk werd, dat het geen “makkie” zou worden. Sander, Rini en Jaap stonden als drie geslagen honden bij elkaar. Wat een prachtige vluchtdag leek te worden, draait uit op een enorme afknapper. De door Jaap meegebrachte gevulde koeken van bakker Bril kunnen de pijn en teleurstelling niet compenseren. ’s Avonds is goed tweederde op de thuisbasis teruggekeerd. Op de club was de schade zo mogelijk nog groter. Toch was er een lichtpuntje. Ben Besselink, een bijna tachtigjarige, alleengaande oud-onderwijzer, had het er met 15 van de 19 thuis, goed afgebracht. Ben kwam van de opgeheven Bathmense postduivenvereniging en had een lastig jaar achter de rug. “Ben, je zit me dik voor en bent met 15 van de 19 thuis, spekkoper! “Dit heb je verdiend”. De volgende ochtend meldde hij op de clubapp, dat twee van de vier achterblijvers op de thuisbasis teruggekeerd waren. Bij ons waren er ook twee retour, maar ook nog een twintig onderweg.  Twee onderwijzers bij elkaar, maar andermaal was Ben in de uitblinkersrol. “Goed bezig”, zou Ilja Gort zeggen. Dat zit wel “snor”, dacht ik bij mezelf.

Relatief

Hoewel ik me het weekend heel anders had voorgesteld, ben ik inmiddels goeddeels over de teleurstelling heen. Het kampioenschap is geen item meer. Daar heb ik de zolder mee vol liggen. We kunnen ons nu richten op een mooie uitslag. Als duivenliefhebber gaan me de duifjes aan het hart, die nog onderweg zijn en die we waarschijnlijk nooit meer terug zien. Aan sommigen was ik echt gehecht. José had zo’n mooi klasje. Van de dertig, waren er nog 29 aanwezig. Ze luisterden goed en vormden een echte eenheid. Ineens is de sfeer op het hok weg. Blijkbaar moesten “de knupkes er eerst op” in de bewoording van wijlen Martin Geven.  Martin stierf 1 juni 2016. Ik ben net als Martin van 1952. Hij van november, ik van december. Voor Martin was het negen jaar geleden einde oefening. Wij kregen sindsdien de kans om nationaal kampioen te worden en de beste Nederlandse Olympiadeduif te spelen. Dan moet je niet zeuren, als de klok het begeeft, of dat je op een andere manier een draai om de oren krijgt. Alles is betrekkelijk of relatief. Ik heb het weekend van me af geschreven. Sando en Johan hebben de eer van Voorst met verve verdedigd en volgende week beginnen we allemaal weer met frisse moed. Weliswaar met pijn in het hart en met zere ogen van het getuur op het beeldscherm, maar vrolijk gaan we verder. “Morgen gaat het andere been eraf”, zou vader Ernst zeggen. In gedachten zie ik die andere kolenboer uit Emst knikken met een glimlach. Karel Tellegen. Mist beide benen, maar is nog steeds duivenmelker. Een uitstervend ras, die kolenboeren!  (wordt vervolgd)

P.S. Tijdens het maken van deze aflevering zijn er rond 13 uur nog twee duifjes retour gekomen. Als duivenliefhebber krijg ik daar een kinderlijke vrolijkheid van. Gelukkig, daarom heb ik nog steeds postduiven. (wordt vervolgd)

Kweekwaarde, kwinkslagen en kwekkoe (10)

Kweekwaarde, kwinkslagen en kwekkoe (10)

Onderbreking

Voorlopig moet ik noodgedwongen deze rubriek onderbreken. Gezondheidsredenen liggen er aan ten grondslag. Afgelopen woensdag bezocht ik de oogarts in het ziekenhuis, nadat de optometrist me doorverwezen had. Mijn gezichtsvermogen ging letterlijk zienderogen achteruit. Lezen in de krant en op het beeldscherm werd steeds lastiger en zelfs pijnlijk en in het verkeer begin ik steeds voorzichtiger te rijden, vooral ’s avonds. De optometrist had me verteld, dat ik aan beide ogen “staar” heb. Nader onderzoek in het ziekenhuis bevestigde dit. Met plus 7,5 rechts, doe je met een leesbrilletje van de Action (maximaal plus 3,5) ook weinig. De oogarts stelde voor om beide ogen te opereren met een tussenpauze. Als ik bereid was zelf bij te betalen, zouden mijn ogen mogelijk zo “gerepareerd” kunnen worden, dat ik zelfs geen bril meer nodig zou hebben. Dat klonk me als muziek in de oren, want met brillen, ringen, armbandjes, kettinkjes en aanverwante zaken heb ik niks. Goed zicht is me echter veel, zoniet alles waard!

Sores

Niet alleen mijn ogen spelen me parten. Gisteren ging ik andermaal naar het ziekenhuis. Nu naar een andere afdeling. De huisarts had me verwezen vanwege moeilijk lopen door een versleten linkerknie. Toen de chirurg de röntgenfoto van de knie zag, liet hij me meekijken. “Bot op bot”. De chirurg liet me plaats nemen op de behandeltafel. Al snel stelde hij vast, dat de rechterknie niet minder versleten was. Ook beide heupen waren er niet best aan toe. Er was echter meer onheil, want in mijn knieholte links voelde hij een heel duidelijke hartslag, wat duidt op verwijde vaten. Ook de grote littekens op beide bovenbenen trokken zijn aandacht. Ik vertelde, dat ik met voetballen de hoofdspier in mijn linkerbovenbeen volledig afgescheurd had en destijds drie weken in het ziekenhuis lag. De chirurg, die me opereerde, zei 47 jaar geleden, dat zoiets bijna nooit voorkomt en duidt op aangeboren te korte spieren. Twee jaar later begon ik weer rustig te trainen, maar toen ik op zeker moment een sprintje trok, gebeurde precies hetzelfde in mijn rechterbeen. De chirurg van dienst, adviseerde mij om nooit meer te sporten. “Van mij mag U alleen dammen of schaken”, zei hij. Ik wist genoeg. Toen ik me gisteren aangekleed had, maakte de chirurg plan de campagne. U laat röntgenfoto’s maken van rechterknie en beide heupen en U moet langs de vaatspecialist”. Ik vertelde de arts over de twee openhartoperaties in 2014 en de complicaties nadien. Behalve een longontsteking kreeg ik vrij ernstige trombose in mijn linkerbeen. “Ik kan er twee nieuwe knieën in zetten, maar dat kan alleen, als Uw heupen in orde zijn. Dan hebt U te maken met verwijde vaten en met twee aan elkaar gezette bovenbeenspieren. Die spieren moeten los gemaakt worden van de knie en weer vast gemaakt. Dit is een extra complicatie, want zoiets zie je zelden”. Eigenlijk was ik niet eens verrast door zijn bevindingen. Voor mij werd het tijd om wat humor in de strijd te gooien. “Ik ben een hopeloos geval, maar U moet het niet zien als een probleem, maar als een uitdaging. Ik heb een broer, die op dezelfde dag jarig is als ik. We zijn geen tweeling, want ik ben zes jaar ouder en het eerste kind in het gezin. Destijds was ik een moetje”. De dokter keek ernstig en noteerde zijn bevindingen via het toetsenbord. “Mijn broer, zelf oersterk, noemde mij meerdere keren een voorvochtkindje. Verwekt achter een boompje, maar niet goed afgewerkt”. De dokter moest er om lachen, zoals ik zelf ook altijd doe. Humor verzacht de pijn en houdt leed draaglijk. Al meteen na mijn geboorte begonnen de problemen. De uitgang van mijn maag was te nauw. De borstvoeding kwam er als een fontein uit. Onze huisarts destijds onderkende het probleem niet.  Na zes weken zat ik onder mijn geboortegewicht en was bijna uitgedroogd. Een vervangend arts op het consultatiebureau, herkende de kwaal en ik moest met spoed geopereerd worden. Klazien Ketelaar, inderdaad de echtgenote van clubgenoot Jan, was kraamverzorgster en sprak me er ooit over aan. “Jij hebt door die problemen en de operatie nadien eigenlijk nooit borstvoeding gehad. De kunstmelk was in die tijd nog niet zoals nu. Via de moedermelk krijg je anti-stoffen mee, die jij nooit ontving Dat verklaart volgens mij ook je allergie”. Een slechte start en het begin van een lange reeks ongemakken en genetische problemen. Maar … zo lang er iets aan te doen is, is er hoop.

Duiven

Het verzorgen van de duiven verloopt door het fysieke ongemak wat moeizamer. Ik ben meer tijd kwijt en neem tussendoor wat rust. Zoals ik de vorige keer al schreef, trainen de duiven aan huis niet geweldig. Soms zijn ze even uit mijn gezichtsveld, maar dat mag je geen wegtrekken noemen. De jongste junioren zijn de duiven van José. De laatst bijgeplaatste junioren zijn bijna tien weken oud en gemiddeld is de groep van 29 stuks nog geen 80 dagen oud. Dan moet je voorzichtig zijn. Ik heb ze vier keer in de mand gehad en los gelaten op 1, 2 en tweemaal 3 kilometer. De oudste jongen, van mezelf, hebben twee keer in de mand gezeten en zijn op 2 en 3 kilometer gelost. We zijn begonnen met 30 (José) en 70 (Freek) ringen. Een groot compliment voor de kweekafdeling, want het leverde 30 en 70 jongen op. Geen zwakkelingen, nauwelijks onbevruchte eieren, kortom een geslaagde kweek. De 30 jongen van José komen uit dezelfde ouders als de door mezelf afgezette junioren. Toch vind ik ze door elkaar genomen net iets mooier. De hogere temperaturen, het lengen van de dagen tijdens de groei, het zal er allemaal mee te maken hebben. Via de verloting van jonge duiven van Gerard Bolink, die naar Ameland verhuisd is, kwamen er twee afwijkende ringnummers uit Bathmen. Ook de verzilverde bon van Johan Gijsberts, leverde twee mooie jongen op. Acht junioren (7 van mezelf en 1 van José) gingen als prooi van de havik de boeken in. Verder waren er de nodige gewonde duiven door de aanvalsdrift van het druistige mannetje van de havik. Die verwondingen aan borst en poten zijn inmiddels allemaal hersteld. Daar kunnen we mee leven. Momenteel zie ik de havik nog maar weinig verschijnen. Wel was er vorige week ineens de slechtvalk. Niet de karakteristieke “klapklapklapzweef” vleugelslag van de havik, maar het afwijkende silhouet van de snelste vogel ter wereld volgens experts. “Wanderfalk” noemen onze Oosterburen hem. Een roofvogel die vele kilometers maakt rondom zijn nest. Bij gebrek aan rotsen broedt de slechtvalk op torens, hoge fabrieksgebouwen, e.d. Zijn duizelingwekkende snelheid bereikt hij, als hij met ingetrokken vleugels in duikvlucht een prooi “stoot”. Dit gaat met zo’n snelheid, dat het slachtoffer vaak de rug breekt op het contactmoment. Wat er met de ‘86 van José gebeurde, weet ik niet. Op die bewuste dag keerde ze laat in de middag retour met een gapend gat op de plek waar de vleugel aan het lichaam bevestigd is. Het beestje heeft pijn en vliegt niet graag, maar ik heb hoop dat ze volledig herstelt. Wat me opviel: als de havik verschijnt, escorteren de kraaien de rover en vallen hem/haar lastig. Toen de slechtvalk op duivenjacht was boven Gietelo, lieten de kraaien zich niet zien! Inmiddels beginnen mijn ogen pijn te doen. Het kost me te veel moeite. Ik wens U een mooie zomer en een goed vliegseizoen. Als mijn gezondheid het toelaat, hoop ik mijn blog na de staaroperaties te hervatten. Tot dan!

P.S. Onze duiven zijn één keer geënt tegen paramixo-rota en vorige week met het borsteltje tegen pokken. Of dat voldoende is, zal blijken en hoort U t.z.t. als alles volgens plan verloopt.

Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (9)

Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (9)

Trainen

De vorige keer had ik het over de training aan huis van de lichting 2025. Vijf tot tien minuten is natuurlijk veel te weinig. De duiven verlieten het hok bij het los laten niet enthousiast. Dat is kenmerkend. Duiven, die in orde zijn, vliegen als een streep het hok uit. Nu moest ik sommige duiven het hok uit jagen en gingen ze vervolgens op het dak van het hok zitten. Ik hoor verhalen van liefhebbers, waar de junioren ongenadig trainen. “Ze zijn minimaal een half uur uit het zicht verdwenen en blijven aan huis, bij terugkeer, gewoon met spirit trainen”, hoor je dan. Zulke verhalen zijn er elk jaar en tegen de tijd, dat de vluchten beginnen, ontbreken de “voorjaarskampioenen” op de uitslagen. Natuurlijk is het fijn, als junioren aan huis weg trekken. Daar leren ze de omgeving door kennen en bouwen ervaring en zelfvertrouwen op. Toch lig ik er niet van wakker, als de junioren niet willen trainen. Ad Schaerlaeckens schreef er in het verleden regelmatig over. Zijn jongen waren in het voorjaar meer aan het “grazen” dan aan het vliegen. Toch kwam er altijd een kentering en was hij schier onklopbaar, als het in augustus/ september gebeuren moest. Opgemerkt dient te worden, dat er in het verleden scheutig gebruik gemaakt werd van cortisonen, die gelukkig verboden werden, maar die wel een ander licht werpen op de prestaties destijds. Jonge duiven moeten zich ontwikkelen en weerstand opbouwen. Je kunt niet verwachten, dat ze van februari tot medio september in topvorm verkeren. Vergelijk het met het voetbal in de eredivisie mannen. P.S.V. was lange tijd de gedoodverfde kampioen. Toch begon de motor na de winterstop te sputteren. Go ahead Eagles schakelde P.S.V. in Eindhoven uit voor de K.N.V.B.-beker in die periode en won enige dagen later in Deventer opnieuw in competitieverband. Dat had niemand voor mogelijk gehouden. Ajax, het afgelopen jaar “Italiaans spelend vanuit de verdediging”, kreeg onverwacht de titel in de schoot geworpen, door het “ineenstorten” van P.S.V., zo leek het. Toch liep het anders. P.S.V. herpakte zich en Ajax bezweek onder de druk. De uitkomst is bekend en P.S.V. werd in mijn beleving de terechte kampioen. Jonge duiven kennen niet de druk, zoals voetballers die ervaren. De stress zit bij de duiven in het onbekende. Het vervoer, hitte, harde wind, het zoeken en al dan niet vinden van drinkwater. Verder is er de infectiedruk, die de vliegvorm beïnvloedt. De rol, die het baasje speelt, is natuurlijk heel bepalend. Hoe worden de duiven verzorgd in het vliegseizoen? Worden ze medisch begeleid, of is de baas van de meer natuurlijke benadering? Langdurig trainen en wegtrekken in het voorjaar, is prima, maar zeker geen garantie voor topprestaties in het vliegseizoen!

Zorgen

Zorgen over het trainen van de duiven in april en mei, maak ik me niet. Elk jaar verloopt dat anders. Er zijn andere dingen, waar ik me zorgen over maak. Beide knieën lijken versleten en mijn beide heupen zijn eveneens pijnlijk. Ik loop als een oude man. Mijn linkerachillespees werkt evenmin mee, waardoor het verzorgen van de duiven en het werk in de tuin steeds meer een uitdaging wordt. Ik ben geboren met “fiene bötjes”. Vergeleken met broer Henk (“staol en graniet”) en broer Ben (“atletisch”), ben ik een wandelend wrak. Een licht skelet, aangeboren te korte en kwetsbare spieren, een opgelapt hart, een gemankeerde linkerschouder, platvoeten met hamertenen, zijn een kleine greep uit de lange lijst van mankementen. Toch wil en mag ik niet klagen. Enkele dagen geleden kreeg ik bezoek van een 55-jarige dame, die ik ken van mijn laatste werkgever. Ze gaf leiding aan een groep schoonmakers en uit hoofde van mijn functie, had ik vrijwel dagelijks met haar te maken. We hadden altijd een goeie band samen, met wederzijds respect. Ze had veel meegemaakt. Een moeilijke jeugd, met speciaal onderwijs vanwege ernstige dyslexie. Haar man verloren, toen ze zelf goed veertig jaar was en een scala aan lichamelijke ongemakken. Sinds vier maanden is er de diagnose M.S.  Op een gegeven moment hadden we het over “geluk”. Kun je geluk afdwingen?  Mijn gesprekspartner op een zonnige ochtend aan de koffie, was hier heel gedecideerd over. “Vaak valt er niks af te dwingen en sta je voor een voldongen feit”. Ik viel even stil en dacht aan de inmiddels elf oud-klasgenoten van de lagere school, die zijn overleden. Aan Jan, die naast me zat en die ik bewonderde. Geboren met een stofwisselingsziekte, geteisterd door polio en een wandelend hoopje ellende. Wat viel er voor hem af te dwingen? Hij bleef altijd vrolijk en optimistisch, maar stierf jong. Ook klasgenoot Willem had geen geluk. Zeer ernstig dyslectisch, waardoor hij zelfs de lidwoorden de, het en een niet kon onderscheiden. Ik keek tegen hem op, want hij had een hok met wel vijftig postduiven, die gadegeslagen door de hele familie, rond de boerderij toerden. Van hem kreeg ik mijn eerste duiven, die zich niet thuis voelden in het sinaasappelkistje aan de muur bij mij en telkens terug vlogen naar het hok van Willem. Als veertiger stierf hij veel te jong aan een ongeneeslijke ziekte. Ook de andere negen oud-klasgenoten, die niet meer onderons zijn, hebben hun eigen verhaal. “Niet klagen, maar dragen”, hoor je mensen soms zeggen. Dat is ook zo. De ellende om ons heen ligt voor het opscheppen. Denk aan Gaza, aan Oekraïne, aan de mensen in Afrika met H.I.V, die afhankelijk zijn van medicijnen , die ze niet meer krijgen van Amerika. Ver weg, maar ook dicht om ons heen tiert de ellende welig. Weliswaar van een andere orde, maar niet minder vervelend. Mensen in geestelijke nood, met alcohol- e/o drugsproblemen, met financiële zorgen of relatieproblematiek. Ook zijn er mensen, die wakker liggen van de luxe-problemen. Ik ga komende week naar de dokter, blokkeer de tuin- en duivenperiode en ga overleggen, of er tussen oktober en februari nog iets te verhapstukken valt aan mijn krakkemikkige gestel. José is inmiddels thuis gekomen van de sportschool. Dat betekent even bijpraten, een lekker broodje uit de oven nuttigen en dan kreupelend naar het tuincentrum. Zoekend naar pareltjes voor het aan te leggen (pluk)tuintje voor José.   (wordt vervolgd)

Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (8)

Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (8)

Finito

Vanavond arriveren er rond de twintig speenklare jongen. Vanaf morgen worden die afgehaald. We slaagden er in april niet in om alle bonnenkopers te bedienen en ook waren er enkele serieus geïnteresseerde liefhebbers, die enkele duifjes reserveerden. Achter in de week volgen de allerlaatste speenrijpe jongen en daarna is het “finito”. De kwekers worden gescheiden en op licht voer gezet. Ze hebben hun best gedaan en zijn toe aan welverdiende rust. Omdat er zich altijd bonnenkopers op het allerlaatste moment melden, soms uit het buitenland, hielden we de laatste kweekronde ruim aan wat aantallen betreft. Vijf junioren te veel kweken komt beter uit dan één jong te weinig en de meeste bonnenkopers willen iets te kiezen hebben. Omdat we ruim in de voedsters zitten en er eventueel “kwekers” gedegradeerd worden tot voedster, hoeven we niet voor aanvulling voor ons zelf te zorgen. Na afloop van de jonge duivenvluchten komen er bovendien, als het goed is, tientallen bevlogen junioren beschikbaar, zodat we ons over verjonging van het kweekhok of voedsterbestand niet druk maken. Mochten de laatst gespeende jongen komend weekend niet opgehaald worden, omdat alle bonnenkopers tevreden gesteld zijn, dan komen deze laatste jongen van 2025 beschikbaar. Even een belletje, of mailtje naar 0575501707/ freekwagenaar@upcmail.nl  tussen 18 en 20 mei verschaft U en ons duidelijkheid.

Roofvogels

In mei wordt het aanbod van jonge vogels en andere prooidieren in de natuur groter. Haviken, van nature toch vogels van het bos, zijn duidelijk minder aangewezen op onze postduiven en laten zich minder zien. Toch werden er begin mei twee duiven van hier gepakt. Freek is er zeven kwijt en José één. In de twee maanden, dat onze junioren buiten komen, zijn dat er acht en dat is gemiddeld één per week. Daar kan ik dramatisch over doen, maar eigenlijk houden we hier bij het kweken al rekening mee. Gisteren zag ik de havik arriveren. Meneer blijft interesse houden voor zijn vaste snackadres. Kraaiachtigen escorteerden hem. Met name één kraai wijkt niet van zijn zijde en irriteert de havik dusdanig, dat hij zich niet op zijn prooi kan fixeren. Een mooi tafereel, waar ik van kan genieten. Op ongeveer 50 meter van ons hok broedt een eksterpaar. Tot nu toe, zijn het niet mijn bondgenoten in de strijd tegen de havik. Ze reageren niet. Mogelijk verandert dat, als de eksters jongen hebben? Onze duiven vliegen strak in het gelid. De jongste lichting sluit moeiteloos aan. Geen solistische capriolen, van stuntelige debutanten, die een makkelijke prooi vormen voor de havik. Conclusie: de duiven vliegen compact en zijn attent en aan de havik gewend. De havik lijkt door meer aanbod in de natuur minder hongerig en minder op de duiven gericht en bovendien maken bezorgde kraaiachtigen, die in mei zelf jongen verzorgen, de havik het leven zuur door groot alarm te slaan en door hem het jagen schier onmogelijk te maken met hun escorte en schijnaanvallen.

Trainen

Vorig jaar trainden de jongen aan huis in mei en juni naar hartelust. Wegtrekken, twintig minuten uit het zicht blijven en dan nog een vol uur trainen aan huis was de standaard. Dit jaar hebben ze nooit langer dan twintig minuten getraind. Mede door angst voor roofvogels en incidenteel los laten, blijft het enthousiaste trainen aan huis achterwege. Vanochtend hielden ze het na vijf minuten vliegen al voor gezien. Natuurlijk zie ik liever, dat ze uitbundig en langdurig trainen, maar ik maak me nog geen al te grote zorgen. De mest is goed en de duiven zien er op het oog goed uit. Geen vuile neusjes, of “slome duikelaars”. De duiven nemen vlot een bad en scharrelen graag in de tuin. Ze hebben de paramixo-rota enting gehad en binnenkort ga ik ze met Rini met het borsteltje enten tegen pokken. Verder krijgen ze niks, behalve goed voer en grit en mineralen. Tot nu toe hebben ze twee keer een drietal dagen het bekende zuur van Kasperink (tricho-killer) in het drinkwater gehad.

Stoer

Clubgenoot Jan Ketelaar is meestal de “aanpakker” bij de inkorving. Steevast krijg ik jaarlijks opmerkingen over onze jonge doffers. “Grote, forse doffers en de duivinnen zijn van normaal formaat”, roept Jan steevast. Als hij dan weer een jonge doffer in handen krijgt is het: “wat een knoeperd”. Jan Ketelaar heeft het hart op de tong. Nadrukkelijk aanwezig. Niet vies van een geintje. Jan zorgt voor “reuring” en is nooit te beroerd om de handen uit de mouwen te steken. Praktisch ingesteld en al een halve eeuw trouw lid. Aan zijn opmerkingen over onze jonge doffers ben ik gewend. Veel van onze duiven zijn aan elkaar verwant en het merendeel komt uit de lijn van oerstamvader “Brutus”. Een lange en vrij forse duif. Afgelopen week stuurde Albert een appje met een uitgebreide stamboom van “Olympic Frank”. Acht generaties terug duiken er in de stamboom bekende namen op als “Axel”, “Mike Tyson” en “Pleunie”. Hoewel Albert in de jaren negentig onze kweker van dienst was, werden genoemde duiven achtereenvolgens gekweekt door Jan de Visser, Henk Gerritsen/ Gerrit van Looijengoed en Cor Hanegraaf. Bij Albert vertoefden ze op het kweekhok achter het Tolhuisje in Voorst. Via Raymond Ramaker, Henk & Frank Jacobs, Albert Hendriksen en Bram Scherpenzeel, kwam “Olympic Frank” in Gietelo terecht voor het verrichten van zijn heldendaden (beste Ned. Olympiadeduif jong in 2020) en blijkt de cirkel rond! “Mike Tyson” was trouwens een enorme knoeperd in de hand. Via “Cor van Gogh”, een kleinzoon van “Olympic Frank”, maar in mijn ogen een nog betere duif dan zijn opa, zit “Mike Tyson” in het voorgeslacht van de meerderheid van onze duiven. Blijkbaar hou ik van stoere doffers. Ze mogen best aan de maat zijn, maar atletische bouw is een voorwaarde. Aan onbenullige slagschepen heb ik een hekel. Benieuwd, hoe Ketelaar deze zomer aankijkt tegen de doffers van de lichting 2025.

Voeren

Hoe moet je jonge duiven voeren? Mijn leermeester Jan Suijkerbuijk, was een uitgesproken liefhebber van gerst. Tegenwoordig zie je ook gepelde gerst, ook wel gort genoemd, trouwens. Ik ben geen “influencer” en volledig onafhankelijk en onbezoldigd. Ga geen merken noemen. Mijn voer zou je “licht” kunnen noemen. Ik ga uit van een juniormengeling, waaraan ik gerst en gort toevoeg, alsmede een klein deel zwarefondmengeling, vanwege hennep, lijnzaad en pikzwarte mais, alsmede paddy. Licht, maar wel gevarieerd. Ik voer bij voorkeur op een (wegklapbare) voerplank. Ga er liefst bij zitten en ga met mijn handen door de pikkende meute. Zo worden duiven tam en vertrouwd met de baas. Ik voer op gevoel, beetje bij beetje. Als de eerste duiven gaan drinken is dat een teken, dat ze genoeg hebben. ’s Ochtends hou ik er streng de hand aan, ’s avonds ben ik iets royaler. Duiven gaan met een gevuld kropje naar hun schapje, maar er blijft nooit één korrel voer liggen. De voerplank wordt weggeklapt, dus alles is schoon voor de volgende voerbeurt en aan muizen in huis en op het hok heb ik een gruwelijke hekel! Deze doenwijze handhaaf ik tot de derde prijsvlucht. Daarna pas ik samenstelling en hoeveelheid aan, naargelang de afstand en zwaarte van de vlucht. In principe gebruik ik in mijn tuin en op het duivenhok geen chemische middelen. Geen kunstmest en gif en ook bij de verzorging van de duiven blijf ik zo dicht mogelijk bij de natuur. Daar kleven risico’s aan, maar die neem ik op de koop toe. Als de duiven presteren, dan hebben duif en liefhebber gepresteerd en zijn het niet de spuitjes en poedertjes van dokter X of Y, die het geheim van het succes zijn. Mede daarom ben ik gek op duiven, die op eigen hok gepresteerd hebben. Dan weet ik zeker, dat het de intrinsieke kwaliteiten van de betreffende duif zijn. Er zijn trouwens meerdere wegen, die naar Rome leiden en ik heb de wijsheid niet in pacht.  (wordt vervolgd)

Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (7)

Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (7)

Succes

Koningsdag ligt achter ons en het weer belooft de komende dagen veel goeds. De maand april beleeft haar laatste week. Gisteren werd de derde vitessevlucht vervlogen. Geen gemakkelijke vluchten tot heden, met in de regel oost in de wind. Afgelopen week werden de laatste twee duifjes voor José opgehaald en zijn onze vlieghokken op tal. We mogen niet klagen. Alle jongen op de kweekhokken kwamen goed op, er waren nauwelijks onbevruchte eieren en de lichting 2025 staat me wel aan. Zelf zetten we precies 70 junioren af, waarvan er inmiddels 6 aan de havik ten prooi vielen. Ook zijn er meerdere junioren, die broek of staart missen, of klauwwonden hebben in  stuit of borst. Het hoort er allemaal bij, als je hok in het groen ligt en in de nabije omgeving het ene landgoed grenst aan het andere. Recreatiegebied Bussloo speelt ook een rol. De mannetjeshavik, waarvan wij veel overlast hebben, heeft zijn horst niet ver van de grote plas. Hij komt steevast uit het westen en vertrekt, met of zonder prooi, immer in de richting waar hij vandaan komt. Sinds het vertrek van Martin & Joke Geven, eind 2014 van Bussloo naar Cortenoever, zijn de haviken voor hun malse duivenboutje aangewezen op Gietelo. Vrolijk word ik er niet van, maar als liefhebbers een eerste prijs melden tegen enige duizenden duiven, met een “bonduif” van hier, fleur ik weer op. Komende week gaan de winnaars op vakantie naar Turkije en verzorgt een goeie kennis tijdelijk de duiven. “Ik wil geen slaaf zijn van de duiven. De duivinnen vlogen op nest. Als we terugkomen, gaan ze op weduwschap”, aldus vader Jan. “Die eerste prijs pakken ze ons niet meer af”!

Kroatië

Afgelopen vrijdag bracht ik zes junioren naar Nijverdal. Het verzamelpunt voor Kroatië AS. De organisator zou de duiven een dag later persoonlijk ophalen. Deze race wordt voor de tweede keer georganiseerd. Peter Voskamp uit Deventer bewaart geweldige herinneringen aan het debuut in 2024. We stuurden overwegend duivinnen uit zes verschillende koppels. Leeftijd ongeveer zes weken oud. Met vijf teamleden delen we de kosten. Die zijn te overzien.

Kolenboer

Een dag of tien geleden werd ik gebeld door mevrouw Tellegen uit Emst. Haar man Karel had een bon van ons. Ik herinner me die vrijdagavond, misschien wel vijftien of twintig jaar geleden. “Steeds Verder” had haar kaartavond en er was een inkorving voor een “taartvlucht”. Onder de inkorvers bevond zich kolenboer Karel Tellegen en vader Ernst zou gaan klaverjassen. Ik stelde beide kolenboeren aan elkaar voor. Uniek natuurlijk, want de kans dat twee levende kolenboeren elkaar ontmoeten, was toen al tamelijk zeldzaam. Ze hadden het over H.B.O.1, Ibbenbueren en Sophia Jacoba. Voor niet-kolenboeren klinkt dat als computertaal, maar Karel en Ernst beleefden kortstondig een mooi moment, dat Karel zich nog goed kon herinneren. “Mien man kump met de taxi naar oe toe, want hie hef gien benen meer”, zei mevrouw Tellegen. Ik dacht aan de enting tegen paramixo-rota, die ik in de planning had bij dierenarts Robert Kasperink en stelde voor dit te combineren met het verzilveren van de bon. Ik had de OLR-duifjes bij me, alsmede vier net afgehaalde speenrijpe jongen en de dertig duifjes van José. Die avond zouden ook Jan en Stijn drie aangekochte bonnen komen verzilveren, zodat ik Karel slechts één duifje kon overhandigen. In de aangebouwde serre zat Karel met zijn verzorger en diens echtgenote. Die laatste bleek erg belangrijk, want haar echtgenoot was herstellende van een heupoperatie en Karel kan zelf de duiven al helemaal niet meer verzorgen. We hadden het over duiven, kolen, voetbal en biljarten. Heel gezellig, onder het genot van een bakkie koffie. Een duivenhouder van 76 zonder benen, annex kolenboer. Daarvoor zet ik graag de thuisbezorgservice in werking!

Voskes

In onze contreien denk je bij die naam meteen aan Henk Voskes. Bij Henk gaan de jaren tellen. Hij gaat richting de negentig. Het verzorgingshuis is zijn laatste halte. “Ik sta ingeschreven op de wachtlijst, maar ik verkope mien huus nog niet. Dan kan ik toch nog op de fietse van het verzorgingshuus naor mien hok”. De postduivensport vergrijst. Taaie rakkers als Henk en Karel capituleren niet, maar met steeds meer oude rakkers heeft de duivensport geen rooskleurige toekomst.

Afscheid

De afgelopen weken stonden in het teken van afscheid. Broer Henk meldde me op de dag van zijn overlijden, dat zijn oude baas Jan Bredenoord was overleden op 81-jarige leetijd. Henk leerde het vak bij Bredenoord en werkte nog met de vader van Jan. Het liet hem niet koud. Jan Bredenoord is via Tineke een oom van teamgenoot Sander. De schoonmoeder van zus Erna overleed op 92-jarige leeftijd en ongeveer gelijktijdig stierf de schoonmoeder van teamgenoot Albert op 82-jarige leeftijd.  De moeder van Yvonne had al tientallen jaren M.S. en was fanatiek GAE-fan. Jammer dat ze de bekerfinale in de Kuip net niet meer meemaakte. Ook de moeder van onze onvolprezen Annet Jutten, zeer gewaardeerd bestuurslid en clubgenote bij “Steeds Verder”, verruilde het tijdelijke voor het eeuwige. Ze was 97. Soms sterven er in korte tijd een heleboel bekenden in je omgeving en soms is het dienaangaande een hele tijd stil.
Afgelopen woensdag bezochten José en ik, vergezeld van zus Erna en haar nieuwe vriend, een concert van Colin Blunstone (bijna 80). Ooit de zanger van “the Zombies” in 1964 (“She’s not there”). Na het uiteenvallen van de band, eind jaren zestig, pikte een Amerikaanse d.j. het nummer “Time of the season” van het weergaloze, maar totaal geflopte album “Odessey and Oracle” op. The Zombies bestonden niet meer, maar ze scoorden in Amerika wel een geweldige hit. Tientallen jaren later kwamen the Zombies weer bijeen. De vrienden Colin Blunstone en toetsenist Rod Argent waren de enige echte Zombies. Jim Rodford, een neef van Rod, bespeelde de bas, zoals hij deed bij “Argent” en bijna twintig jaar bij “the Kinks”. De zoon van Jim op drums. Samen met José bezochten we misschien wel tien concerten. Nederige, echte muzikanten. Vriendelijk en toegankelijk. Vaak combineerden we het met een hotelovernachting. Jim Rodford overleed na een val van een trap en Rod Argent treedt na een tia niet meer op. Het optreden van de “Colin Blunstone-band” in Hengelo (O), was voor ons de laatste keer. Colin was nog behoorlijk bij stem, maar de opmerking van de vriend van Erna deed de deur dicht: “Het leek of Colin al opgebaard was en voor de gelegenheid opgelapt was voor een laatste optreden”. Voor muzikanten is optreden verslavend, maar Colin kan als enige overgebleven Zombie, beter de handdoek in de ring gooien, voordat hij een echte zombie is!  Met respect denken we aan Colin en de overige “Zombies” terug, maar … je kunt ook te lang doorgaan! Aan alles komt een eind.

Geel

Elke liefhebber kent “het geel” of “tricho”.  Het schijnt, dat medicatie voor die kwaal niet, of nauwelijks beschikbaar is. Zelf lig ik daar niet van wakker. Wat ik nu ga schrijven is gebaseerd op eigen ondervinding en heeft geen medische onderbouwing. Geel zie ik als een indicator. Als de balans in het lichaam van de duif verstoord is, komt geel om de hoek kijken. Bestrijding van het geel is bestrijding van gevolg, niet van oorzaak. Beter is, om te zorgen, dat de duif weer in balans komt. Met gevarieerde voeding, klei, zuivere potgrond en allerhande mineralen zoekt de duif zelf de balans en krijgt het geel geen kans. Dat is mijn visie. Als ik iets gebruik om het geel te onderdrukken, is het “tricho-killer” van Robert Kasperink. Het is een zuur. Veel liefhebbers gebruiken “gele druppels” om het geel te voorkomen. José weet, dat ik nogal een “knoeipot” ben. Geelbruine vlekken op huid en kleding waren schering en inslag en ik besefte al snel, dat ze niet bij me passen.

José

Dertig duifjes met een gele ring met rose-streepje (L.L.) huizen op het zgn. “kasthok”. Het zijn de duiven van José. De jongste lichting. Sommige duifjes zijn van de vierde, of zelfs vijfde ronde. Met behulp van voedsterduiven, haal je meer rendement uit je kweekduiven. Ervaring uit het verleden leert me, dat de vierde of vijfde ronde vaak de beste junioren oplevert. De duiven zijn tweede helft maart tot begin april geboren en hebben mildere temperaturen, langere dagen en meer zonlicht gehad in hun eerste weken. Ze beginnen hun eerste toertjes om het hok te maken en zijn momenteel erg kwetsbaar voor roofvogels. Ik anticipeer op de roofvogels, door de duiven regelmatig drie, vier of vijf dagen op rij niet los te laten in maart/april. Momenteel zijn onze duiven niet erg vlieglustig. Ik vind dat niet erg. Laat eerst de duiven van José maar rustig de aansluiting maken bij de overige junioren. Zo rond half mei moet de hele bups dan echt gaan vliegen en hanteer ik zonodig de vlag. Ik brei nu een eind aan mijn blog, want ik heb José beloofd om vanmiddag de belastingaangifte in orde te maken, want 1 mei nadert met rasse schreden! Over de bekerfinale van “Kowet” heb ik het niet eens gehad. Ik zat in één van de vele tientallen bussen en had de mooiste tweede paasdag van mijn leven. (wordt vervolgd)

 

 

Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (6)

Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (6)

Tijd

Begin februari zette Albert de laatste blog op onze site. Inmiddels twee maanden geleden. Steeds was er op zondagmorgen iets anders te doen. Overleg binnen het team, junioren ophalen, voer en bijprodukten aanleveren, het hoort er allemaal bij. Het is ook de periode, waarin de grote moestuin omgespit moet worden en er gezaaid en gepoot wordt. Het maken van een blog schiet er dan bij in. Voor mezelf zijn de afgelopen weken in totaal zeventig jongen in Gietelo geplaatst. Voor José haalde ik vanochtend nog vier jongen die speenrijp waren voor het kasthok. Nog acht stuks liggen er. De ringen voor eigen gebruik zijn benut. Nu kunnen we aan anderen gaan denken. De eerste liefhebber, die we gaan bedienen, is een serieuze en relatief jonge liefhebber. Hij had vorig jaar wat bonnen en kocht er enige junioren bij. Op zijn hok kreeg hij te maken met paramixo, coli en alles waar je voor vreest. Het werd een verloren seizoen voor de jongen. Het verschaffen van “garantieduiven” is dan een logisch gebaar. Ook zijn er zes “O.L.R. – duiven” bijna speenrijp. Eén van de teamleden opperde het idee om aan een “one-loft-race” mee te doen. Daar moet je voor open staan. Met vijf teamleden lappen we de kosten, die zo goed te overzien zijn. Het wordt een race in Kroatië. Volgende week zullen er ook de nodige “bonduiven” speenrijp zijn. Dit zijn jongen van koppels, waarvan we zelf ook minimaal vier jongen voor eigen gebruik afgezet hebben. Met behulp van voedsters is dat te realiseren. Als laatste komen de bestelde duiven. Liefhebbers vragen dan om bepaalde koppelingen, of willen nazaten uit onze beste kwekers. Dat worden dan duifjes van mei of juni. Meestal gaan ze bij de nieuwe eigenaar rechtstreeks naar het kweekhok, maar we vinden het eigenlijk heel prettig, als de aankopen uitgetest worden.

Club

Onlangs  was de jaarlijkse prijsuitreiking van onze eigen club. Het is goed elkaar weer te ontmoeten en bij te praten. Ook was er de traditionele klus- en poetsdag in en rondom ons verenigingsgebouw. Uit Deventer kwamen enkele nieuwe leden, maar we verliezen ook een gewaardeerd lid: Gerard Bolink. Gerard is pas enkele jaren lid.  Nadat “Snelle Wieken” in Bathmen werd opgeheven, kwam Gerard met clubgenoot Ben onze gelederen versterken. Al enkele tientallen jaren is Gerard, alsmede zijn partner Diana, gecharmeerd van Ameland. De liefde is zo groot, dat ze twaalf jaar geleden al een poging waagden om zich op Ameland te vestigen. Door omstandigheden (de huizenmarkt werkte destijds niet mee), ging dat toen niet door, maar het verlangen werd niet minder en afgelopen winter kwam alles in een stroomversnelling. Er werd een oude “commandeurswoning” aangekocht. Destijds in de achttiende eeuw gebouwd door een walvisvaarder en de eigen woning in Bathmen ging vlot van de hand. Gerard, die eind dit jaar met pensioen zou gaan, nam er een voorschot op en ze vertrekken deze maand  al. De kweekduiven gaan mee, want ze hebben zich aangemeld bij één van de twee postduivenverenigingen op Ameland, om daar een nieuwe start te maken. Dertien speenrijpe junioren zijn in onze club verloot ten bate van de club. Omdat Sander, José en Freek in principe in aanmerking komen voor een duifje en de twee jongste dochters van Sander wel een duifje willen, zijn er in Gietelo twee afgezet  voor de aardigheid. Een leuk gebaar van de “Amelandvaarders”. Gerard en Diana werden  gehuldigd als dagfondkampioenen van onze vereniging en sluiten hun kortstondige lidmaatschap dus op een hoogtepunt af. Dat een mooie droom voor jullie op Ameland in vervulling mag gaan, is de wens van de hele club!

Kweekwaarde

Zit inmiddels al ruim zestig jaar tussen de (post)duiven en zag in die jaren veel dingen veranderen. Als jongeling was je gebiologeerd door Belgische aanvliegers. Ik herinner me de steenrode schimmel van 1968, die als pieper tussen de sierduiven van Henk en Jaap Hupkes belandde. Ik kocht hem voor een gulden en probeerde de vleugelstempels te ontcijferen. De duif was van ene August uit Hemiksem. Achteraf denk ik, dat het een duif was voor de Quievrainvluchten. Een zeer levendige duif en een echte lokker, die achter alles wat door de lucht kliefde aanklapperde. Een pure vitesseduif, zoals je ze destijds veel in België zag. Toen ik me rond mijn achttiende verjaardag aanmeldde bij Appie Derks in de Baankstraat in de Hoven, had ik de “Rode Schimmel” nog steeds. Bij binnenlandse africhtingsvluchten was hij steevast mijn eerste duif, maar als we wat verder België in gingen, gaf hij niet thuis. Een leermoment! In die tijd haalde ik ook jonge duiven bij dierenhandelaar van Harten in Apeldoorn. Hij woonde aan de Oude Beekbergerweg in een wit huis met diepe tuin en handelde in apen, kraaien en vooral duiven. In gedachten zie ik hem voor me met zijn “boksersneus” Tijdens de zomermaanden zaten er soms honderden duiven. Veelal aanvliegers. Op zeker moment had hij de Belgische opvangers apart zitten en daaruit formeerde hij “kweekkoppels”. Er was blijkbaar vraag naar duiven uit de bakermat van de duivensport. Op zondagochtend, als we ons verveelden, reden we dikwijls op de fiets naar van Harten. Rini was er meestal bij, maar ook Jaap en Jan Groot Boerle gingen mee. Tussen de honderden duiven zocht je met je ogen naar een “pareltje”. Op de terugreis met de fiets stopten we steevast bij Ruisch aan het kanaal in Lieren om een ijsje te scoren. Mooie jeugdherinneringen! Veel wijzer werden we niet van alle aanvliegers. We zochten naar mooie ogen, zoals John Lambrechts ze beschreef en toonde in zijn destijds populaire duivenboeken. Naar brede ruggen en naar prachtige vleugelprofielen, zoals Vanderschelden de liefhebbers voorhield. In die jaren geloofden hele volksstammen nog in zaken, waar we nu schamper om lachen.

Kweekwaarde (2)

Het geheim zit niet in de ogen, niet in de rug, niet in het vleugelprofiel en niet in de Belgische origine. Jan Suijkerbuijk geloofde in “het kompasje”. In de  duif met de  beste oriëntering. Verder geloofde hij in gerst en “vlugge jongen”.  Samenvattend: zoek het in slimme en vitale duiven met natuurlijke gezondheid. De mand is de beste keurmeester!  Zelf werd ik ouder en wijzer en had het geluk soms een teletekstwinnaar of eerste asduif op het hok te hebben. Ik hoopte er verder mee te komen, maar ontdekte, dat de meeste teletekstwinnaars en asduiven in groot verband, geen garantie zijn voor succes in de kweek. Dat was even slikken! Veel bewezen prestatieduiven hebben geen intrinsieke kweekwaarde. Daar komt bij, dat je voor het fokken van een bijzondere duif twee ouders nodig hebt, die bij elkaar moeten passen en elkaar moeten aanvullen. Zie die maar eens te vinden! Ik geloof trouwens niet (meer) in het ideale kweekkoppel, waar de toppers achter elkaar uitrollen. Het is heel ingewikkelde materie en ik probeer het voor mezelf simpel te houden. Duiven, die met meerdere partners regelmatig een goeie of bruikbare nazaat geven, hebben blijkbaar kweekwaarde. Duiven, die daar niet in slagen, hebben die kweekwaarde blijkbaar niet. Daar moet je geen energie meer in steken, want dat is tijdverspilling. Ik geloof wel in “genenstapeling”. Stamkaarten met zo veel mogelijk bewezen goede duiven in rechte lijn in het voorgeslacht. In de hand, mag er aan een kweekduif niets ontbreken en doffer en duivin moeten liefst complementair zijn. Elkaar aanvullen. Ook aan de gezondheid van de duiven mag niets mankeren. Vervolgens heb je nog maar één ding nodig om een topper te kweken: geluk!

Kweekwaarde (3)

In “de Duif” kijk ik graag naar foto’s van topduiven en de bijbehorende pedigree. Hoe kweken topliefhebbers hun toppers? Ik probeer er iets van te leren. Maken ze gebruik van “heterosis” c.q. bastaardsterkte? In reportages over Eijerkamp, Gerard Koopman, Willem de Bruin en Verkerk, om maar een zijstraat te noemen, valt me één ding in het bijzonder op. Hun beste duif is vrijwel altijd gefokt uit het beste van eigen hok in kruising met het beste van elders. Bij de Bruin zie je een geslaagde kruising met een duif van Lin, of een via Eijerkamp verkregen duif van Bakker, als het gaat om het allerbeste. Blijven we in Reeuwijk, dan zien we bij Gerard en Bas hetzelfde. Ineens is er een witte (?) overwinnaar, of duikt er een asduif van Noorlander op in de stamkaart van de beste duif. Bij Eijerkamp en Koopman zie je hetzelfde. Bijna altijd is er een aangekochte nationale asduif of Olympiadeduif in het spel. In combinatie met het beste van eigen hok wordt dan de superduif geboren. Op eigen hok experimenteren we met vader op dochter, of moeder tegen zoon produkten in kruising met een andere lijn. Komend jaar moet blijken, of we daarmee verder gaan, of in een doodlopende straat beland zijn. Ondervinding is de beste leermeester en wie niet waagt, die niet wint!

Harry

In blog 4 had ik het over schoolvriend Harry. Vijf jaar lang klasgenoot en beste maatjes. De man, met wie ik al mijn stages op de P.A. samen liep en waarmee ik vele mooie momenten meemaakte. Ruim een halve eeuw zag ik hem niet, maar ik dacht nog altijd met weemoed terug aan hem. Twaalf dagen geleden schrok ik, toen ik zijn overlijdensadvertentie las. Harry was van 30 oktober, ik van 30 december 1952. Ik hoopte, dat het een andere Harry was, maar een blik op de site van voetbalvereniging “Sallandia” bevestigde mijn bange vermoeden. Ik bezocht de condoleance. Ik had sterk de behoefte om hem de laatste eer te bewijzen. Meerdere keren dacht ik aan een kleine reünie met vier schoolvrienden. Het kwam er niet van en achteraf betreur ik dat zeer. Een gemiste kans!

Tonnie

In het leven doorloop je verschillende fases. Op de kleuterschool heb je de eerste vriendjes. Op de lagere school maak je weer andere vrienden. Dan volgt in mijn geval de (m)ulo in Zutphen en vervolgens de kweekschool in Deventer. Overal kom je leuke mensen tegen, maak je vrienden en vervolgens verwateren die contacten, als je een periode afsluit. Dan volgt er een onderofficiersopleiding in Bussum van een half jaar. We lagen met zestien man op een kamer en ik kan ze stuk voor stuk uittekenen en met naam en toenaam noemen. Een mooie tijd, maar geen van hen kwam ik ooit nog tegen. Toen volgde de parate tijd bij de genie in Seedorf. Hetzelfde verhaal. Prachtige herinneringen, fantastische dienstmaten, maar na het afzwaaien zag ik niemand ooit terug. Blijkbaar werkt het zo in het leven. Als je alle contacten in stand wil houden, kom je aan leven niet meer toe. Of ligt het aan mij? Sinds een half jaar zit ik op biljarten in Klarenbeek. Via oud-collega Miek kwam ik er terecht. Ik dacht er niemand te kennen, maar na enkele weken voelde ik me er helemaal thuis. In gezelschap van Harry Preusterink, Jos Huits en Arthur Nowack speelde ik mijn eerste potje biljart als student in Deventer bij café “Zondag” aan de Bierstraat in Deventer. Vlak bij de bovenwoning waar Harry met zijn vader woonde. Jos en Harry zijn inmiddels niet meer onder de levenden en ik besef hoe snel alles voorbij gaat. Op de biljartclub kwam ik in contact met Tonnie. Een ervaren biljarter, die al twee keer een tia had en deels herstelde van een dwarslaesie. Op zijn driewieler komt hij naar de club en zijn spastische handstand verraadt zijn medische verleden. Tonnie is een aimabele man van geboortejaar 1951. Ervaren lasser in betere tijden en generatiegenoot, die er lol aan beleeft om anderen in te wijden in de geheimen van het librespel. Hij heeft geduld en humor en probeert mij ook de basis van het biljartspel bij te brengen. Geen eenvoudige missie, want ik ben geen natuurtalent. Ik geniet van de nieuwe omgeving, de nieuwe contacten en het edele biljartspel. De ideale combi voor mij, naast de hectiek van het duivenspel. Mogelijk komt hij zichzelf tegen in deze blog, want via internet heeft hij de weg naar onze site gevonden. Tonnie is in mijn ogen een natuurtalent in het overbrengen van kennis en ik probeer zijn aanwijzingen op te volgen. Geloof mij: biljarten is een kunst. Dun, dik, hard, zacht, effect, houding, je moet aan veel dingen tegelijk denken. Morgen zijn er weer clubwedstrijden. Voordat ik stoot moet ik me concentreren en aan de wijze woorden van Tonnie denken: “Hebbe, hebbe, hebbe en dan er doorheen”. Vooral dat laatste vergeet ik telkens weer.

Roofvogels

Als ik eenmaal achter het scherm zit, rollen de regels er haast vanzelf uit. Ik zie, dat mijn blog items genoeg heeft en moet nodig stoppen, want het is tijd om te voeren. De roofvogels houden de duiven scherp. Elke keer als de duiven los gelaten worden, is de havik er als de kippen bij. Het mannetje van de havik is de grote onruststoker. De junioren, die al enkele weken aan huis trainen, zijn meteen vertrokken als ze de vrijheid krijgen. Daar beleeft de havik weinig lol aan. Het meest kwetsbaar zijn de jonkies, die aan hun eerste trainingsrondjes om het hok beginnen. De mannelijke havik herkent de jeugdige stuntpiloten intuïtief en schept de onnozele beginnelingen moeiteloos uit de lucht. Meestal ben ik in de tuin aan het werk, als de duiven buiten zijn. Vaak sta je machteloos toe te kijken, als de havik nadert en aanvalt, maar soms kun je reddend optreden. Zoals eergisteren. De duiven sloegen tijdig op de vlucht bij het naderen van het onheil. Het mannetje trok zich quasi nonchalant terug, maar hield blijkbaar van afstand de boel in de gaten. Toen de duiven terugkeerden en deels in de tuin scharrelden en in bad lagen, kwam hij dekking zoekend achter onze woning laag aangescheerd op volle snelheid en overrompelde toen de hele koppel. Dan blijkt, dat de havik een uitgebreid repertoire aan jachttechnieken beheerst. In de vlucht greep hij een junior. Het duifje bungelde aan één poot onder de havik. Vier eiken belemmerden een snelle aftocht en ik rende al schreeuwend en klappend achter de havik met zijn bungelende prooi aan. In de consternatie van opvliegende kraaien, kakelende kippen en uiteenstuivende duiven, miste ik een stukje van de film. Ik had het slachtoffer afgeschreven, maar op het eind van de middag kwam de jonge doffer retour. Een beetje mank, maar verder ongeschonden. De mannetjeshavik is een onruststoker, maar in doeltreffendheid geen schim van zijn vrouwelijke partner. Het is een dagelijkse strijd. De ene keer zegevieren de duiven, de andere keer trekt de havik aan het langste eind. We moeten er mee leren leven en 10 tot 15 procent van de te kweken junioren reserveren als prooi voor in ons geval de havik. Nog ongeveer drie weken liggen we in de vuurlinie. Ervaring leert, dat in mei het aanbod aan jonge zang- en weidevogels toeneemt en onze duiven meer rust en kansen krijgen het vege lijf te redden. (wordt vervolgd)

Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (5)

Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (5)

Tuin

Zondagochtend. José is richting sportschool en Freek duikt achter het toetsenboord van de laptop. Ik heb geen idee waarover deze blog zal gaan. De afgelopen week ging ik regelmatig de buurt in met de kruiwagen om mest voor de tuin te verzamelen. Anoeschka, die schuin tegenover ons woont, heeft twee rijpaarden en dus mest. Haar echtgenoot, die loonwerk verricht, baalt. Dat doet hij met zijn eigen balenpers, waarmee hij hooi van niet intensief bewerkte weilanden oogst. Het hooi is voedsel en strooisel voor in de twee stallen. Soms wordt er wat hennepvezel of stro toegevoegd. Alles wat ik ophaal, hoeven ze zelf niet af te voeren. Inmiddels heb ik naar schatting 50 kruiwagens mest opgehaald. Een ritje heen en terug is ongeveer een halve kilometer. Goeie gymnastiek! Enkele weken geleden heb ik de tuin al flink bekalkt. Nu nog de mest verspreiden en het handmatig omspitten komend voorjaar kan beginnen. In de tuin staan nog knolselderij, rode bieten en groenlof. Door de milde vorst zijn deze gewassen de winter goed doorgekomen. Vooral de groenlof is een ware luxe. Meerdere keren per week oogsten we de groenlof, die voor heerlijke salade zorgt. Andijvie en witlof kunnen er niet aan tippen. De verwachting is, dat we over drie weken 38 jonge duiven kunnen spenen. Die worden momenteel groot gebracht door voedsters. Ongeveer twee weken later, rond 10 maart, hebben we de zeventig jongen voor onszelf in Gietelo gehuisvest volgens planning.

Uitjes

Doordat we in de zomermaanden druk zijn met de jonge duiven en de moestuin, gaan  we in die periode niet met vakantie. Eerlijk gezegd, heb ik daar dan ook totaal geen behoefte aan. We hebben geen arbeidsverplichtingen en mantelzorgtaken meer en zelf zou ik een meerweeks uitstapje in de zomermaanden naar het buitenland ervaren, als een hinderlijke onderbreking van het vakantiegevoel dat ik thuis ervaar. Voor José ligt het anders. Duiven en moestuin zijn niet haar hobby. Ze gaat in de zomermaanden soms naar haar broer in Maastricht voor een weekend. Of met zussen een dagje op stedentrip. Ook ging ze jaarlijks met haar broer en twee zussen naar een Europese (hoofd)stad voor een cultureel verblijf van enige dagen. Ze kwam wel aan haar trekken en zeurde nooit, als ik thuis “op de kippen en kat paste”. In de winterperiode zijn we minder gebonden. We vinden het beiden heerlijk om midweeks een hotel te boeken, ergens in den lande en er even helemaal uit te zijn. Vorige week vertoefden we enkele dagen op kasteel “Erenstein” in Kerkrade. Op 23 februari, de sterfdag van vader Ernst, bezochten we het mijnmuseum in Heerlen. Dan komen alle herinneringen aan het kolentijdperk in alle hevigheid terug. Overgrootvader Hendrik was kolenboer en expediteur, opa Frederik eveneens en vader Ernst was de derde generatie in het kolenvak en in de expeditie. Als jongen op de basisschool, dacht ik eraan de vierde generatie kolenboer te worden. De ontdekking van de gasbel in Slochteren gooide roet in het eten. Met de kennis van nu, is het niet realistisch om het aardgas de schuld te geven. De tijdgeest veranderde en het gemak dient de mens. Kolenstook zou ook zonder aardgas ten dode opgeschreven zijn. Op 23 februari werden de eerste twee jonkies geboren. Toevallig de sterfdag van vader. Laat het nou net de jongen van “Ernst” zijn, die de 23e geboren werden!

Plannen

Elk jaar denk je terug aan het voorbije seizoen. Wat ging er goed, wat ging er fout en wat kan er beter?  Het afgelopen jaar doken er opvallend vaak vreemde duiven op de spiegelende zonnepanelen van Rijkswaterstaat op vluchtdagen. Onze naaste buren ter linkerzijde vanuit de tuin bezien. Deze panelen liggen vrij vlak en dorstige postduiven zien er steevast een waterplas in. Ik herinner me de tweede prijsvlucht afgelopen jaar. Er arriveerde uit het westen een groep van naar schatting twintig duiven. Daaronder een derde deel vreemdelingen. Onze eigen duiven maakten aanstalten om te landen op onze hokken, maar de vreemdelingen trokken onze duiven telkens mee omhoog richting de zonnepanelen van Rijkswaterstaat. Dit ritueel herhaalde zich minimaal tien tot vijftien keer, waardoor de duiven erg nerveus werden en van slag raakten. De baas trouwens ook. Daarmee verspeel je kostbare tijd en mogelijk de eerste prijs in de regio. Het plan is, om op alle landingsplateaus een waterbak te zetten vanaf de allereerste africhting. Waarschijnlijk zullen er ook vreemde duiven gebruik maken van deze faciliteiten, maar dat is alleen maar goed. Vreemde duiven op de zonnepanelen zorgen voor onrust en leiden de eigen duiven af. Duiven die drinken op de klep en een korreltje voer pikken, zorgen voor rust en aantrekkingskracht, waardoor we, zo hopen we, geen lokduiven nodig hebben.

Kiemvoer

“De Duif”, “Duifke Lacht” en “Het Spoor der kampioenen” zijn onze duivenkranten. Ik lees ze graag. De ene week vluchtig, de andere keer intensief. Laatst las ik een reportage in “De Duif” over een liefhebster (U leest het goed), die wekelijks kiemvoer aan haar duiven verstrekt. Ik deed dat ooit zelf ook, maar stopte er mee. Het geeft rompslomp. Je moet het kiemende voer vaak spoelen, vooral bij warm weer. Toch levert de omzetting in ontkiemend voer veel waardevols op en ik heb me voorgenomen deze oude traditie in ere te herstellen. Natuurlijke vitaminen ongebruikt laten en synthetische vitaminen duur kopen, dat is niet slim. In de zomermaanden gaat het ontkiemen razendsnel. Een kiempje van één millimeter is al prima. In het verleden gebruikte ik meestal “Zoontjensmengeling” om kiemvoer te maken.

De Pelikaan

In het verleden deed ik ooit mee aan een attractievlucht van p.v. “De Pelikaan” uit Oosterwolde. Een enthousiast lid van die club haalde me over op één of andere kampioenenhuldiging destijds. Mogelijk was ik de enige deelnemer uit regio NoordOost en een doorslaand succes was het niet voor ons. Afgelopen winter zag ik de betreffende liefhebber opnieuw. “Freek, we organiseren onze Golden Classic. Dat is net iets veur joe”. Zijn aanstekelijk enthousiasme trok me over de streep. “Met twee speciale ringen van elk 25 euro doe je mee en ik regel verder alles veur joe”. De ringen kregen we toegestuurd en de jonkies kunnen we 8, 15 of 22 maart aanleveren in hun clubgebouw, alwaar ze bij opbod verkocht worden. De opbrengst van die veilingen, alsmede de tweehonderd ringen van 25 euro vormen de prijzenpot (85%, want er zijn natuurlijk kosten). De helft is voor de speler, de andere helft voor de kweker. Op de site van “De Pelikaan” (https://www.pvdepelikaan.nl/) uit Oosterwolde lees je alle info over aangewezen (reserve)vluchten en verdere informatie en voorwaarden. Of er nog ringen beschikbaar zijn, weet ik niet. Je kunt ook een jong aanschaffen en dan doe je ook mee. Een leuk initiatief, waar ik best wat reclame voor wil maken!

Duivencafë

Het winterseizoen is de stille tijd voor de duivenliefhebber. Er zijn wat kampioenenhuldigingen, maar daar wordt niet iedereen voor uitgenodigd. In onze club “Steeds Verder” zijn Rein en Hans de initiators van het winterse duivencafé, dat incidenteel op vrijdagavond plaats vindt. Je treft er wat oude bekenden en mogelijk een verdwaald nieuw lid. Er wordt geouwehoerd en gepraat over de gezondheid van leden en partners, over duiven uiteraard, maar ook over “Kowet”, vakantieplannen en alles wat ons als liefhebbers bezig houdt. Meestal zitten we met ongeveer twaalf leden rond een grote tafel. Het clubgebouw wordt kortstondig warm gestookt, we doen de man drie euro in de pot en tegen de tijd dat de pot leeg is gaan we naar huis. Geen zuipfestijn. Gewoon twee uurtjes bijpraten en dan is het ook mooi geweest. Niks meer en niks minder.

SuperFondClub GOU

Komende vrijdagavond is de huldiging en prijsuitreiking van deze fondclub. Het feest is in Kootwijkerbroek. Koud en warm buffet, tot in de puntjes verzorgd. Rini zit nog vol van de biefstukken van vorig jaar, zodat Sander dit jaar meegaat als chauffeur. Traditiegetrouw zit de zaal om 20 uur vol. Hoe dat kan? Kwestie van de gasten verwennen, zorgen voor strakke organisatie en mooie (gratis) prijzen. De Fondclub IJsselstreek is helaas ter ziele, maar de Suoerfondclub is nog springlevend! We gaan het meemaken in “Kootjebroek”.

Kloksysteem

Uit de club kwam het app-bericht, dat onze Taurisklokken weer goedgekeurd zijn en gearriveerd. Toevallig  bracht neef Dick afgelopen week de zeven gereviseerde antennes retour. Allemaal voorzien van nieuwe bekabeling op maat en van nieuwe stekkers. Het vergt een kleine investering, maar dan heb je zelf het gevoel er alles aan gedaan te hebben, om problemen met het kloksysteem te voorkomen de komende jaren. José is nog niet retour. Er was  genoeg te melden en het vloeide vlot uit mijn vingers. Helaas ben ik de laatste dagen weer wat benauwd en hoesterig. Ben bang, dat het stof uit de mest van de paarden er mee te maken heeft. Altied wat! (wordt vervolgd)

Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (4)

Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (4)

1969

Een artikel in “de Stentor” van afgelopen maandag, bracht me ineens terug in 1969. Het ging over het 100-jarig bestaan van voetbalclub Sallandia. Woordvoerder namens de club was Harry Preusterink (72). Hij was één van de klasgenoten in Havo 4. De vooropleiding van de “Rijkskweekschool voor onderwijzers” aan de Singel in Deventer. Ik was het voorbije schooljaar geslaagd in Zutphen aan de Martinetschool voor mijn MULO-diploma en vervolgde mijn opleiding in Deventer. Dagelijks op de fiets over de Wilpse dijk. Moeder was hoogzwanger van broertje Ben, die in september geboren werd. Zusje Josien mocht nog niet naar de kleuterschool, Erna mocht voor het eerst naar “de grote school”, waar ook broer Henk op dat moment zijn capriolen uithaalde. Zus Tonny ging voor het eerst naar een internaatschool en vader Ernst was druk doende om ander werk te zoeken naast zijn bestaan als kolenboer. In ons dorp waren de meeste huizen goed en wel aangesloten op de aardgaspijplijn en de kolenomzet daalde in korte tijd enorm. Vader zocht het in zijn oude stiel. Toen hij rond 1962 de kolenzaak van mijn opa Frederik overnam, werkte vader in loondienst voor COMEGO. De vestiging in Zutphen regelde het transport van melk tussen de aangesloten melkfabrieken deels zelf. “Vrije rijders” vervoerden echter het leeuwendeel. Vader reed in 1962 op een tankwagen van COMEGO en kende het klappen van de zweep. In Twello behoorden de gebroeders de Wilde tot de “vrije rijders”. Ze deden ook in zand- en grinttransport en reden bloemen en groente. Derk de Wilde zat in een huwelijkscrisis en was de man van het melktransport. Om zijn huwelijk te redden, wilde hij het melkvervoer van de hand doen. Vader nam me mee naar de onderhandeling. Wat bracht een rit op? Wat betaalde je aan wegenbelasting en verzekering?  De nood was bij beide partijen hoog en de koop was snel gesloten. De oude Volvo Titan met neus en de 20-tonsoplegger met tank verhuisden naar Voorst, nadat de formaliteiten met COBERCO (de naam veranderde meerdere malen) geregeld waren. Vader deed soms vijf ritten Loenen – Deventer op een dag en ik hoorde hem op de Deventer dijk al van ver, want de Titan produceerde een bulderend geluid. De Volvo had 165 pk. Broer Henk rijdt tegenwoordig in een M.A.N. 750 pk en heeft een Scania V8 in bestelling van 770 pk. Tijden veranderen. Pa was in zijn nopjes met zijn nieuwe werk, maar de combinatie kolen – melk was niet gemakkelijk. Tijd om kolen op te zakken, had hij nauwelijks, maar met een opgroeiende zoon in huis, kon hij delegeren. Op school in Deventer was het even wennen, maar al snel sloot ik vriendschap met Arthur Nowack uit Zutphen. Een jongen met Indische roots, waarmee ik een goeie klik had. Harry Preusterink was ook een maatje naar mijn hart. Een echte Deventer volksjongen, voetballend bij Sallandia en …. met postduiven. Thuis had ik postduiven, maar ik mocht ze eigenlijk niet houden van mijn vader. Harry was met zijn vader bij een echte postduivenvereniging en dat vond ik natuurlijk bijzonder interessant. Doordat vader heel druk was met zijn dubbele baan en ik daarin een onmisbare schakel was, kwam het met de duiven zelden tot een echte confrontatie. Ik liet bovendien, naar de mode van toen, mijn haren groeien en dat viel bij vader evenmin in goede aarde. Als twee doffers koerden we wat en verdedigden ons eigen territorium en bovendien wist ik, dat moeder Toos achter me stond. Er ontstond een status quo en we deden ieder ons eigen ding. In die tijd, kwam ook “ome Dirk” bij ons in huis. Een oudere broer van moeder, die in echtscheiding zat en ongeveer drie jaren bij ons in huis woonde. We moesten een plekje opschikken, onze slaapkamer delen en zien, dat we de harmonie bewaarden. Er ontstond een nieuwe dynamiek. Leerzaam en vormend.

Jaren zeventig

Op school vermaakte ik me uitstekend. De ouders van Harry gingen uit elkaar en de postduiven verdwenen. Hij kwam op een bovenwoning in de Bierstraat terecht. Harry had het, net als ik, op zijn manier niet gemakkelijk. Alles was volop in beweging. We droegen veelkleurig corduroy en spijkerjasjes waren helemaal hot. In de muziekwereld gebeurde van alles. Ik was liefhebber van de grote keyboardhelden: Keith Emerson, Rick Wakeman en in Nederland Rick van der Linden. Via klasgenoot Gerard Bevers werd ik op het spoor gezet van Chicago Transit Authority. Een band met een vaste blazersafdeling. In platenzaken beluisterden we de nieuwe elpee’s. Van oom Dirk kreeg ik mijn eerste platenspeler. Stelde niet veel voor, maar ik was er erg blij mee. Op school speelden we schaak en het klaverjasspel was eveneens populair, naast het zwikken. We hadden lol, dronken een biertje in de stationsrestauratie en slaagden tussen de bedrijven door voor ons Havodiploma. Op de onderwijzersopleiding kwam ik gelukkig weer bij Arthur en Harry in de klas. Ook “kapper” Jos Huits maakte deel uit van het vriendengroepje waarin ik me thuis voelde. Op de “kweekschool”, destijds Pedagogische Academie geheten, ging je als “kwekeling/ hospitant” naar het basisonderwijs, voor 1 dag in de week. Samen met Harry vertoefde ik op de Kwartetschool, de van Vlotenschool, de Bernardusschool voor speciaal onderwijs en de openbare basisschool van Schalkhaar. Op zekere dag kwam de directeur, meneer Brinksma, door de klassen om reclame te maken voor een cursus van de N.V.S.H. “Het is moeilijk om aan een baan te komen in het basisonderwijs, maar met deze zesweekse cursus kun je een testimonium behalen, waarmee je expert bent op het gebied van sexuele voorlichting. Het vergroot je kansen op een baan”. Het woord “testimonium” klonk goed. Harry keek zijn vrienden aan en was meteen enthousiast. “Zullen we dat met ons vieren doen? Daar kunnen we een hoop lol beleven”. We stemden in.

Ben

Ik herinner me de cursus nog goed. In een pand aan de Bokkingshang, dichtbij de dames van lichte zeden. Rondom een lange tafel zaten naar schatting een twaalftal cursisten, waaronder ons vriendengroepje. De cursusleider kieperde een sporttas vol condooms, spiraaltjes en aanverwante artikelen op de tafel en de kennismakingsronde kon beginnen. Eén van de cursisten was Ben, een leraar van middelbare leeftijd. Ik begreep niet goed, wat hij in deze groep zocht, maar dat werd spoedig duidelijk. De cursusleider was voorstander van de dingen bij de naam noemen. Na elke cursusmiddag zouden twee cursisten de notulen verzorgen voor de week erop. Al vrij snel werd duidelijk, waarom Ben deelnam aan de cursus. Hij worstelde met zijn eigen sexualiteit binnen zijn relatie en maakte ons daar graag deelgenoot van. Ben had nog een probleem. Hij stotterde. Nadat we enkele weken verder waren, vroeg hij weer eens het woord. “Ik ben open en bloot duidelijk geweest over mijn sexuele verlangens, maar ik vind, dat de studenten van de P.A. weinig inbreng hebben en er ter lering ende vermaak bij zitten”. De toon was gezet en de cursus werd niet gezelliger. Aan het eind van de middag bood Harry aan om met mij de notulen voor de volgende week te verzorgen. Op de leerschool pakte Harry op zeker moment de typemachine. “Fré, ik ben helemaal klaar met die Ben. Hij zette ons gewoon voor lul, maar daar krijgt ie spijt van”. Harry begon voortvarend te typen. “B-B-Ben vond, dat de s-s-studenten van de P.A. er t-t-ter lering en  v-v-vermaak b-b-bijzitten”. Ik lag onder de tafel van het lachen en ging er van uit, dat hij dit als geintje bedoelde. “Als jij verder gaat met de lesvoorbereiding, dan maak ik de notulen voor straks in orde”. Die middag zaten we rond de lange tafel en deelde Harry de notulen uit. Ik ging uit van een serieuze versie, maar toen ik het A4-tje las, zag ik dat hij de ongekuiste “stotterversie” had vermenigvuldigd. Harry zat er niet mee en zonder blikken of blozen (zijn kracht) keek hij het gezelschap rond. De cursusleider zat met de notulen omhoog en Ben leek op slag van zijn sexuele frustraties en stotterproblemen verlost. Iedereen kuchte wat en de cursus voltrok zich die middag in een iets andere sfeer. Ben hield zich opvallend rustig, de cursusleider deed, of er niets gebeurd was en sexualiteit was ineens een serieuze kwestie.

Eieren

Later die week zaten we met z’n vieren gezellig te klaverjassen. Misschien hadden we een tussenuur, maar door de academisering en de afgeschafte verschijningsplicht, was dat niet helemaal duidelijk. Op zeker moment kwam de tweeling aangelopen. Dat waren twee aardige, ééneiige  zussen, die duidelijk niet in een volksbuurt geboren waren.  Ze zaten in een parallelklas en waren nieuwsgierig naar het verloop van onze bijzondere cursus. “Wat doen jullie eigenlijk op die cursus?” vroeg de ene helft. Dat was koren op de molen van Harry. Zijn speelkaarten op tafel leggend, formuleerde hij zijn antwoord zorgvuldig:  “Vraog het de jongens maar. We werken de man tien eieren naar binnen en dan gaan de gordijnen dicht.” Harry bleef stoïcijns en pakte vervolgens de kaarten weer op. De tweeling droop af, met blosjes op de wangen. “Wat hadden we Ben afgelopen week mooi te pakken, niet? Dat was effen neudig”. Harry was een kameleon. Altijd zichzelf moeiteloos staande houdend in alle kringen. Selfmade en authentiek en met veel humor. Toen ik in het najaar van 1974, (74/5),  mijn onderofficiersopleiding volgde op de Palmkazerne in Bussum, ging ik op een avond met de trein naar Amersfoort, naar de Bernhardkazerne. Daar volgden Arthur en Harry bij verschillende onderdelen hun militaire opleiding. Ik trof hen op hun kamers. Het is inmiddels ruim een halve eeuw geleden. Met Arthur is er nog nu en dan contact. Harry en ik zagen elkaar nooit terug. Als hij dan paginagroot met foto in de krant staat, komt ineens de herinnering aan toen terug. Ik hoef het niet te romantiseren, ik beleefde het als een mooie tijd!

Kleuren

We hebben overwegend blauwe duiven en uit twee blauwbanders zul je nooit blauwkrassen kweken. Omgekeerd kan wel, al zijn er fokzuivere krassen, die uitsluitend kras voortzetten. Voor ons is kleur ondergeschikt. Toch is het wel eens lastig als je een hok met uitsluitend blauwbanders hebt en de meeste duiven bovendien verwant zijn aan elkaar. In mijn jonge jaren zag ik haarscherp elk detail aan een duif, maar nu ik ouder word, mis ik de nuance. Ook kost het me moeite om ringnummers af te lezen. Bij witte en lichtgele ringen is er nog enig contrast, dat voordeel hebben we in 2025. Als ik uit een koppel twee gelijkwaardige jongen heb, waarvan de één blauw en de ander geschelpt is, dan verkies ik de geschelpte. We hebben in 2025 één bijzonder koppel wat kleur betreft. De vader is een vaalschimmel en de moeder een koolzwarte. Wat er aan kleur uit valt is op papier onbeperkt : vaal, roodkras, steenrood, blauw, gehamerd, lichtkras, donkerkras en zwart. Bovendien is wit en ooievaar mogelijk, alsmede elke kleurslag in combi met de schimmelfactor. Of er ook schalie uit kan komen, is afhankelijk van wat er in het voorgeslacht van beide ouderdieren voor komt. De schaliekleur is recessief. Bij Janssen Arendonk aan beide kanten, kweek je geheid vroeg of laat schalieblauwen.  De kleur is voor ons ondergeschikt. Het gaat om de goeie duif, ongeacht zijn of haar kleur. Een hok met uitsluitend verwante blauwe duiven is verwarrend, als je ouder wordt en minder goeie ogen hebt. Ik herinner me ook, dat Steven van Breemen voorstander was/ is van variatie in de verschijningsvorm. Je ziet zelden een hok met uitsluitend vale en rode duiven. Ik geloof daar ook niet in. De gebroeders Janssen A.  hadden hun “Wondervoske”. Hoewel rood makkelijk vererft, bleef het aandeel rode duiven beperkt door de jaren heen. Bertie Camphuis, Cees, Gerard en Jan Suijkerbuijk kweekten hun topduiven soms uit een rode doffer. Steevast was de stervlieger dan een blauwe, of lichtkras. De oude ’05 van Bertie Camphuis is een voorbeeld. De legendarische ’82 van Jan Suijkerbuijk was een blauwe, gefokt uit zijn “Ouwe Rooien”. Ook de ’89 van Jan, met elf eerste prijzen en 49 keer top 10 kwam uit een vale bij broer Gerard. Op ons hok hebben we “Vale Brave”. In 2021 en 2023 vader van de beste jonge asduif in de kring. Beide asduiven zijn blauw en in mijn beleving, is dat geen toeval. (wordt vervolgd)