Monthly Archives: april 2012

Freek’s Flitsen (3)

Het is woensdag 18 april.  In totaal zitten er nu 52 jonkies. Morgen ga ik bij Albert de laatste groep van ongeveer 10 stuks ophalen. Het zijn de jongen van de tweede ronde. Twee stuks gaan er vrijdagochtend naar Eijerkamp. Zijn bestemd voor de Kroatie-race.

Afgelopen weekeinde had ik de duiven los. Zaterdagochtend zaten er twaalf stuks van hok 1 een beetje te lanterfanten in de tuin en rond het hok. Ze waren voor de vierde keer buiten en hadden al wat rondgefladderd van hok naar klep en van klep naar tuin. Dan wordt het tijd om ze de lucht in te jagen. De oudste groep van 28 stuks vloog strak geformeerd rond en ik joeg met een regenbroek op een lange stok de jonkies van hok 1 de lucht in. Kris kras vlogen ze in alle richtingen door het luchtruim. Het was rond koffietijd zaterdagochtend en ik hoopte dat ma havik ook aan de koffie zou zitten. Niet dus!  Het ongecontroleerde vliegen van jonkies die voor het eerst echt de lucht in slaan trekt haviken aan als een magneet. Binnen een halve minuut vloog ze boven mijn hok en zette de aanval in op een onschuldig piepertje.  Zwaaiend met de regenbroek en schreeuwend leidde ik haar van de prooi af. Een beetje verschrikt leek ze het hazenpad te kiezen. Met rustige vleugelslag en quasi nonchalant vloog ze in een omtrekkende beweging in noordelijke richting. Ik hield haar scherp in de gaten en zag dat de jonkies van hok 1 nog in alle richtingen her en der rondvlogen. De oudere jongen maakten zich uit de voeten. Ineens dook ze als een komeet naar beneden. Spectaculair om te zien en net te ver weg om de havik met lawaai te verontrusten. Het betekende het einde van de loopbaan van een van de beide steenrode Bricoux-duifjes van Natural!

Op werkdagen laat ik de jongen niet los. Het liefst zou ik de duiven ’s ochtends om 07.00 uur los willen laten en ’s avonds om 17.00 uur binnen willen roepen. Dat deed ik in 2009 bij mijn herstart en voor de duiven is dat het allermooist. Ze worden “streetwise”, je houdt de hokken schoon en de duiven hebben volop zuurstof. In 2009 liet ik ze gewoon los als de vluchtduiven over kwamen. Ik had er toen 21 en verspeelde er 7 aan de roofvogel. Overdag zaten ze in de acaciaboom van de buren. Dat was net een apenrots. Eind mei nam ik ze op een zaterdag mee naar Arendonk in Belgie en toen ik thuis kwam zaten ze allemaal te wachten op hun “apenrots”. Ik wist, dat zoiets kon. Een jaar eerder nam Jose twee late jongen van het jaar ervoor mee naar Maastricht. Ongeringde exemplaren, die gewoon aten en dronken bij de kippen. Nooit een mand gezien en toen bij wijze van experiment naar Maastricht op een zaterdag. Geloof het of niet, maar beide duiven vonden hun hok terug!  Eentje dezelfde dag en de ander de volgende ochtend. Late jongen die nooit een mand zagen!!!!

De “ruige methode” is in mijn ogen proefondervindelijk de beste manier om jonge duiven (over) te houden. In de praktijk is het een ongeschikte methode. Veel liefhebbers zouden ruzie krijgen met de buurt. Ook met je weduwnaars kom je in de problemen. In mijn geval gelden die problemen niet. Voor mij is het roofvogelprobleem de reden waarom ik het niet aandurf. Nadat de duiven enkele keren buiten waren geweest onder mijn supervisie in het weekeinde, trok ik enkele weken geleden op maandagochtend de kleppen open. Gewoon naar het werk om half acht en bij thuiskomst rond 17.00 uur zou ik de balans opmaken. Dat viel zwaar tegen. Vier stuks miste ik er. Ik wist genoeg. De “ruige methode” kost teveel veren. Ma havik zou zich binnen de kortste keren alleen nog richten op mijn erf, waar ze een voerplek van zou maken.  Nu laat ik de duiven op ongeregelde tijden los en alleen op dagen, dat ik niet hoef te werken. Zo probeer ik de hachelijke maanden maart, april en mei door te komen. Misschien lukt het in juni om te beginnen met de “ruige methode”?  As ut niet ken zoas ut mut, mut ut zoas ut ken!

Hoe hou je de duiven gezond op deze manier? Het voedingsinstinct wordt niet ontwikkeld als ze niet hele dagen los zijn. Daarom probeer ik de natuur op het hok te brengen. Om de andere dag iets in het drinkwater. Een keer per week een jodiumproduct als “de Reiger” of “Aviol” en verder “Naturaline” of “Forte Vita”, afgewisseld met water met knoflook en/ of appelazijn.
Over het voer gaat regelmatig vlierbessensap. Laat ik een nachtje intrekken. ’s Ochtends gaat er soms wat yoghurt of karnemelk over het voer en de zaak wordt rul gemaakt met afwisselend pikkoek, leem, tuinturf, vitamineral en/ of biergist. Dierlijke eiwitten (a.p.f.) mag je niet onderschatten schreef kenner Arie v.d. Hoek!
Of via het voer, of via het drinkwater wordt dus de kropinhoud lichtelijk aangezuurd. Zo probeer ik het geel en coli voor te blijven. Niet curatief achter de feiten aan lopen, maar preventief de gezondheid in balans houden. Ook gekiemd voer, wat bijzondere enzymen en vitamines bevat, helpt de zaak in evenwicht te houden. Voor het hok heb ik enkele rijen bieslook geplant. Opvallend hoe vaak de duiven daaraan pikken! Gewoon met boerenverstand de natuur een handje helpen. En als ze toch ziek worden?  Dan laten uitzieken indien mogelijk (weerstand opbouwen) en als de vluchten naderen een deskundige dierenarts raadplegen!  Duiven die als eerste een nat neusje hebben, makkelijk het geel krijgen en altijd met elk kwaaltje meedoen kun je het best elimineren. De beste duiven zijn de gezondste en vitaalste. Daar moeten we mee verder.

En mooie stamkaarten?  Laat je niet op het verkeerde been zetten. Vrijwel al mijn duiven hebben mooie stamkaarten!  Toch weet ik nu al, dat er maar een paar bruikbare duiven tussen zitten.  Momenteel ben ik gecharmeerd van een 100% Koopman. Komt van Henk Berentsen. Als een pitbull verdedigt hij zijn schapje en dat zie ik graag. De voorouders zijn een vermogen waard en hebben tientallen eerste prijzen en N.P.O.-overwinningen behaald. Misschien gaat hij de boeken in als mijn eerste topper van Koopman-origine?   In de club mogen we 15 duiven opgeven voor de Derby-vlucht. Voor 1 mei op te geven bij Joke of Hillie.  De prijzen worden op zondagochtend na de vlucht uitgereikt bij een “Vroege Vogels-ontbijt”. Clubgenoot Frits van Brummen is de geestelijke vader van dit initiatief. Heel gezellig.  Mijn vader was de voorbije jaren van de partij met zijn onafscheidelijke accordeon. Dat is geschiedenis, want vader overleed enkele maanden geleden plotseling op 86-jarige leeftijd. In december verwelkomden we de gasten bij het jubileumfeest van de fondclub “IJsselstreek” nog bij binnenkomst met onze accordeons. Toen wist ik niet, dat het ons laatste gezamenlijke optreden zou worden ……
De 15 duifjes voor de “Derby” geef ik pas op 30 april op. Vorig jaar zette ik een duif op de lijst die een uur na het versturen van de lijst al opgepeuzeld werd door de havik, vandaar.

Bij de keus van de 15 duifjes laat ik me wel leiden door herkomst, niet door afkomst. Ze komen overal vandaan en ik zal proberen om de lijst van 15 representatief te laten zijn!  Verstand heb ik er trouwens niet van. In 2010 speelde ik in de club 1 t/m 6 op de derbyvlucht. Niet eenvoudig als je tegen o.a. Joke en Martin Geven, Jan de Ruiter en hok Romein speelt. Bij die zes zat trouwens geen enkele derby!  Dan heb je er dus totaal geen kijk op en kun je de lijst net zo goed door loting m.b.v. een chimpansee samenstellen. Een handige aap verslaat de beste beursgoeroe!
Helaas heb ik geen chimpansee, dus zet ik mijn  100% Koopman als eerste op het lijstje van 15. “Kleine Dirk” dankt zijn bestaan aan een “Kannibaal” en Gerard Koopman is lang niet gek …..

Freek’s Flitsen (2)

Op 11 april vliegen er 28 jonge duiven mooi gegroepeerd. Ze komen uit hok 2,3 en 4.  Een groepje van 12 stuks van hok 1 is enkele keren buiten geweest en fladdert voorzichtig op en rond de klep. In deze groep enkel steenroden, een zilvervale en twee roodschimmels. Hok 5 en 6 wordt momenteel bevolkt door 4 schimmels. Vanavond wordt dit hokje aangevuld met een deel van de tweede ronde van onze kweekduiven bij Albert. Volgende week volgt de rest en dan ben ik op tal.

Waar komen de duiven vandaan?

Ongeveer de helft komt uit duiven die bij Albert zitten. Daaronder bewezen vliegers als jonge duif op mijn hok. Ik noem “Jurriaan” (2e WHZB en 1e asduif GOU), die ik in 2009 bij mijn herstart kreeg van duivenvrienden Martin & Joke Geven.  “Franz” kwam in 2010 van Hans en Evert Jan Eijerkamp. Een kleinzoon van “de Olympiade” en tevens nazaat van “Bartoli”. Een doffer waar ik het vanaf het begin in zag zitten. Vaak als eerste thuis bij africhtingen en daarmee blijk gevend van een goed “kompas”.

Hij werd 2e duifkampioen regio 2 van de GOU. “Jose” is ook van 2010. Hij komt van Henk Berentsen, die ik ken uit de periode dat zijn zonen op het Isendoorn College zaten. Aanvankelijk meende ik, dat het kleine blauwe doffertje een duivin was. Vandaar de naam “Jose”. Deze blauwe doffer, afstammend van duiven die nationaal furore maakten op midfond en dagfond, werd 3e duifkampioen regio 2. “Gijs” is de derde prestatieduif van 2010 waaraan ik mooie herinneringen heb. Een kruisingsproduct (v.d. Merwe, Verkerk, e.a.) wederom afkomstig van Hans en Evert Jan Eijerkamp. Ongepaard op het schapje werd hij 4e duifkampioen regio 2 in 2010. Hoewel 2011 geen topjaar was, kwamen er enkele duiven naar voren die het waard lijken een plaats op het kweekhok te veroveren. “Johan” is er zo een. Een rode Bricoux van Natural. Won o.a. een 1e van de kring tegen ruim 3100 duiven. Ook “Guus” krijgt een kans. Won een 2e in de kring en stamt af van een inmiddels 12-jarige zoon van de geweldige nestzus van “Garfield”.

De andere helft komt van elders. Op de Voorjaarsbeurs kocht ik een jonge doffer van een serieuze duitse liefhebber. De moeder van deze doffer won veel pure kopprijzen. Eigenlijk wilde ik niets kopen, maar toen Martin & Joke van een andere Duitser een jong kochten uit de lijn van “de Kaasboer” van Gaston van de Wouwer wilde ik niet achterblijven. Dat wordt dus een onderlinge “moffencompetitie”. Gewoon een geintje! Bij Natural bestelde ik wederom 6 jonge duiven. Speciaal voor de kleur! Vier schimmels en twee steenroden. Vorig jaar zat er onder de 6 Naturals “Johan”.  Ik teken ervoor als er onder de 6 Naturals weer 1 goeie zit!

Henk Berentsen uit Warnsveld leverde een compleet elftal. Henk heeft als hobby het kweken van prestatieduiven. Zelf vliegt hij niet met duiven. Zijn duiven komen zelfs nooit buiten het hok. Toch is hij niet zomaar een liefhebber. Zijn voorheen rossige haar verraadt gedrevenheid en fanatisme. Steeds koortsachtig op zoek naar zo mogelijk betere duiven. Henk is creatief en handig. Schildert en fotografeert zijn eigen duiven en heeft alles piekfijn voor elkaar. Hij droomt ervan, dat zijn duiven superuitslagen verwezenlijken en ik doe mijn best die voorwaarden te scheppen. Vorig jaar zat alles tegen met zijn duiven, maar in 2012 beginnen we met een schone lei! Hans en Evert Jan Eijerkamp leverden 5 jonge duiven. Uit de vliegers. Dat zie ik niet als een nadeel. Hun vliegers stammen uit hun beste kwekers en die vliegers hebben al laten zien postduif te zijn door de strenge selectie te overleven.

Clubvoorzitter Jan Groot Koerkamp en zoon Arno leverden vier stuks. Aanleiding was een bon geschonken aan onze eigen club. Ik mocht ze zelf uitzoeken! GOU-voorzitter Bram Scherpenzeel leverde drie mooie jongen. Ook hier was de aanleiding een bon voor “Steeds Verder” Voormalig Fondclub “IJsselstreek” voorzitter Bep Mosterd bracht enkele weken geleden vijf piepertjes. Bep en zijn compagnon Nico willen hun vnl. Pieter Veenstraduiven testen op hokken van liefhebbers die zich onderscheiden met jonge duiven. Hillebrand Klaver tenslotte bracht twee jonkies mee uit Tzummarum.

Daarmee is de selectie voor 2012 compleet. In stilte hoop ik, dat er een “Messi” tussen zit. Een supertalent. Net als de meeste selecties van eredivisieploegen, is het een kleurrijk geheel. Natuurlijk hoop ik ook “in het linker rijtje” te eindigen. In duiventermen betekent dat eerste prijzen winnen en (duif)kampioenschappen behalen. Het allerbelangrijkste is plezier op eigen hok en plezier op de club. Gewoon genieten van de aankomsten van je duiven en de dagelijkse omgang met je gevleugelde vriendjes.  Op voorhand wil ik alle “leveranciers” van jonge duiven hartelijk bedanken voor het in mij gestelde vertrouwen en de veelal belangeloos geschonken duiven. Graag wil ik terug betalen met klinkende prestaties, maar ik kan alleen de garantie geven dat ik met hart en ziel de duiven zal spelen. Niet alles heb je als mens in de hand!

Tenslotte dank ik duivenvriend (al precies 25 jaar) Albert Hendriksen voor zijn welwillende medewerking. Wat is een mens zonder vrienden?

Isendoorn Competitie (2)


Hoe weet je nu van wie een postduif is? Deze vraag kreeg ik vanochtend van een belangstellende leerling. De vaste voetring is geregistreerd bij de Nederlandse Postduiven Organisatie en staat op naam van de eigenaar. Als je een verdwaalde of gewonde postduif opvangt, kun je via de site van de N.P.O. te weten komen van wie de duif is. Zelf doe ik al mijn jonge duiven bij ontvangst meteen een extra ring om de poot met mijn telefoonnummer. Zo zag vriend Rinie Vos afgelopen maandag meteen, dat het bij hem binnen gelopen piepertje (jong duifje dat nog piept i.p.v. koert) van mij was!!

Voor 1997 droegen duiven nog meer ringen. Duiven die meededen aan wedstrijden kregen een gummiring om met codes. Die gummiring moest bij terugkeer van de vlucht zo snel mogelijk in een duivenklok weggedraaid of weggedrukt worden. Bij internationale wedstrijden droegen duiven zelfs twee gummiringen. Ook was er in een slagpen van de duif soms een geheime code gestempeld. Dit alles om fraude te voorkomen. Ik vond dat als jochie al mysterieus en interessant. In 1998 werd in Nederland het elektronisch klokken ingevoerd. Aanvankelijk kregen de duiven een dikke chipring om hun vrije poot. Tegenwoordig wordt er een klein chipje in een gleufje van de vaste voetring geschoven. Via de onder de invliegklep geschoven antennes worden de aankomsten van de duif automatisch geregistreerd in een speciale module. Met deze module gaat de liefhebber bij het inkorven en bij het zgn. “afslaan” naar zijn club. Hier worden alle modules uitgelezen en er wordt een uitslag gemaakt. Per honderd duiven worden 20 of 25 prijzen toegekend (1:4 of 1:5). Een prijswinnende duif wordt dus geklasseerd op de uitslag. Echte topduiven winnen vrijwel altijd prijs. Geen “staartprijsjes”, maar “kopprijzen” wel te verstaan. Duiven met veel eerste prijzen luisteren vaak naar welluidende namen. Soms zijn dat namen van voetbalhelden (‘Zlatan” of “Messi”), anderen kiezen voor wielerhelden of andere supersterren. Namen als “Dombo” of “Sukkel” passen bij duiven die steevast “na de prijzen” arriveren.

Zijn wedstrijden met postduiven wel eerlijk? Duiven hebben allemaal een verschillend woonadres, toch? Gelukkig vliegt elke duif op zijn of haar eigen coordinaat. Tot op de meter nauwkeurig! Wel zijn er faktoren die van invloed zijn. Duiven vliegen van nature graag in een groep. Soms blijven ze te lang in een groep en komen ze met een omweg thuis. Ook de wind kan van invloed zijn. Een goeie duif is vooral een slimme duif, die de kortste weg naar huis kiest!

Hoe ver kan een duif vliegen? Vergelijk het met atletiek. Je hebt sprinters met enorme spieren, die explosieve kracht hebben en de 100 meter binnen 10 seconden lopen. Je hebt ook atleten met soepele spieren. Onooglijk en schriel. Zij zijn gebouwd voor de marathon. Zo is het bij duiven ook. Op de snelheidsvluchten (vitesse) moet je krachtige, slimme duiven hebben.
Voor de lange afstand (fond) heb je duiven nodig die het vooral lang vol kunnen houden. Soepele duiven met veel doorzettingsvermogen, dus. Barcelona is het bekendste en zwaarste concours in Nederland. Duiven die Barcelona vliegen moeten overnachten. Zelf vlieg ik met mijn jonge duiven vluchten van 100 tot 500 kilometer. De duiven worden ’s ochtends gelost en arriveren na enkele uren en in elk geval dezelfde dag, al naar gelang de zwaarte van de vlucht.
Bij warm weer en tegenwind vliegt een duif ongeveer 65 kilometer per uur. Bij gunstige omstandigheden en staartwind kan dit oplopen tot wel 130 kilometer per uur!


Een havik heeft een duif verschalkt en plukt de veren

Momenteel zitten mijn jonge duiven in de fase van de peuterspeelzaal. Ze fladderen onhandig rond het hok, moeten de omgeving nog verkennen en zijn kwetsbaar als peuters. Roofvogels worden aangetrokken door het stuntelige vliegen van de piepers. Sperwers duiken op de duiven als ze op het hok zitten of badderen in de baadbak in de tuin. De sperwer peuzelt zijn duivenboutje ter plekke op. Dit geeft veel stress en de onervaren duiven vliegen dan in blinde paniek te ver weg en kennen de weg naar het hok niet terug. De grotere havik pakt zijn prooi in de lucht. De jonkies vliegen in het begin chaotisch en nog niet in groepsverband. De vrouwtjeshavik slaat de onnozele jonge duifjes simpel in de lucht en vliegt er mee weg. Het instinct van de andere duiven zegt dat er iets niet klopt. Ook hier kan blinde paniek ontstaan. De jonkies vliegen angstig in een bepaalde richting weg, zonder terug te keren. Misschien komen ze in Duitsland terecht en mogelijk in Friesland, waar de Waddenzee pas het signaal tot stoppen is. De uitgeputte, uitgehongerde duifjes lopen soms bij een andere duivenliefhebber binnen. Via de telefoonstrip om de poot neemt zo’n man dan contact met je op en kun je afspreken wat er met de duif gaat gebeuren. Soms haal je het beestje op, soms wil de liefhebber in kwestie de duif een nieuwe kans bieden op zijn hok. Je stuurt dan het eigendomsbewijs en de liefhebber laat jouw duif op zijn naam overschrijven bij de N.P.O.

Het voorbije weekeinde liet ik mijn duiven voor het eerst los. Ik was in de tuin aan het werk en hield een oogje in het zeil.
Toch was er tot drie maal toe een sperwer die voor paniek zorgde. Het kostte me twee duifjes. Afgelopen maandag liet ik ze gewoon om 07.00 uur los. Ze waren al enkele keren buiten geweest en ik dacht, dat het verantwoord was. ’s Avonds bij thuiskomst na het werk miste ik er vier. Enkele uren later belde vriend Rinie Vos, die er eentje had opgevangen. Hemelsbreed nog geen 1500 meter van huis nota bene. Ik haalde haar meteen op en voortaan heet ze Noelle, naar de dochter van Rinie. De broer van Noelle, Robert Vos, zit in klas 3 van het Isendoorn en hij wordt aan het duifje gelinkt t.z.t.
Er zijn dus al 5 jonkies weg! Dat is ook de reden waarom ik de namen voor de duiven pas in juni koppel aan leerlingen. In juni zitten de duiven op de middelbare school. Ze kennen de omgeving, herkennen van ver de loerende roofvogels en zijn al redelijk door de wol geverfd! (wordt vervolgd)

Isendoorn Competitie (1)


Begin maart arriveerden de eerste jonge duiven. Inmiddels heb ik er nu ruim 40. Morgen komen er weer zes. Uit Belgie. Over veertien dagen heb ik alles binnen. Dan staat de teller halverwege de 60 stuks. Als “testpiloot” vlieg ik in de zomermaanden met jonge duiven van anderen. In maart en april komen ze als “piepertje” binnen en doorlopen dan in korte tijd de peuterspeelzaal, de basisschool en het voortgezet onderwijs. Ik draag in mijn hok altijd een overdrukstofhelm met koolstoffilter. In 1982 kwam mijn allergie aan het licht. Altijd koorts, spierpijn, overmatig slijm en benauwdheid na een bezoek aan de duiven. Dat is niet normaal en niet vol te houden natuurlijk. De diagnose in het Deventer ziekenhuis was overduidelijk: de duiven moesten weg!  Toch bleef het kriebelen. Ik was “duivengek” vanaf mijn achtste jaar. Kocht de eerste duifjes van klasgenoot Willem Bruggink. Altijd als ik naar school fietste keek ik met een schuin oog naar de duivenzolder van kroegbaas Adriaan Kik. Een Belg met een onverstaanbaar Vlaams accent en met zwarte postduiven. Wat keek ik tegen die man op.
In die periode leerde ik ook Rinie Vos kennen. Een buurjongen waarmee ik voetbalde, kievitseieren zocht in het voorjaar en … rommelde met postduiven.  Ik was helemaal bezeten van duiven. Las tientallen boeken over postduiven en vastbesloten om profspeler te worden in Belgie in de duivensport.

In mijn jonge jaren waren er diverse kinderen met duiven. Johnny Hensbergen, Riekie de Weerd, Han van Schoonhoven, Willem Bruggink, Henk en Jaap Hupkes, Tonnie Brink, Jopie van Toorn, Jan Groot Boerle, Rinie Vos en Tonnie Pas zijn allemaal generatiegenoten!  Wat jonger zijn Chris en Adriaan Aalpoel. Sommigen leven al niet meer, anderen ben ik volledig uit het oog verloren. Soms was de duivenhobby van voorbijgaande aard, soms zat het dieper. Van Jaap Hupkes en Rinie Vos weet ik, dat ze nog steeds postduiven houden voor de aardigheid. Ze zijn niet aangesloten bij een vereniging. Tonnie Pas speelde met fondduiven tot zijn dood. Ook Chris en Adriaan Aalpoel spelen met postduiven in georganiseerd verband.


Door mijn allergie moest ik noodgedwongen stoppen. Toch liet de sport me niet los. Ik bleef gewoon lid van “Steeds Verder” en volgde de sport op afstand. In 1986 gingen we in Gietelo wonen. In het najaar bracht Gerrit Ilbrink me 5 ongeringde duifjes mee, die ik op de hooizolder los liet. Het leek, alsof ik van de allergie verlost was. De vrienden Rinie Vos en Albert Hendriksen zorgden in 1987 voor duiven en in datzelfde jaar vloog ik weer mee. Al snel stak de allergie weer de kop op in alle hevigheid. Met behulp van stofkapjes, stofmaskers e.d. probeerde ik de blootstelling aan duivenstof te voorkomen. Het bleken lapmiddelen. Niet veel later kwam er via Koudijs mijn eerste overdrukhelm. Eureka!
Toch bleef ik gevoelig. Ik bouwde “stofarme” hokken, hield weinig duiven en kon zo mijn hobby blijven beoefenen.

Voor- en najaar zijn de moeilijkste periodes. Tijdens de kweek komt er veel stof vrij en in het najaar tijdens de rui is het helemaal bar en boos.  Dan moet je creatief zijn. Vriend Albert Hendriksen vindt kweken het leukste onderdeel van de sport en zelf houd ik het meest van het spel met jonge duiven. Het kwartje viel ….  Albert kweekt en Freek speelt met uitsluitend jonge duiven. Zo hebben we het jaren gedaan en samen mooie successen geboekt. Absoluut hoogtepunt was de wereldtitel in 1997.  Behaald met “Garfield” in Gietelo met Freek als speler en Albert als fokker.

Na de successen volgde een wat mindere periode. De motivatie daalde bij beiden en in 2001 kwam er in goed overleg een einde aan de samenwerking toen Freek zijn duiven verkocht. Freek ging raskippen fokken (Barnevelders) en Albert verhuisde naar Twello. In 2009 stak het duivenvirus onverwacht de kop weer op. Een “Belgencompetitie” was de aanleiding.
Clubgenoten en duivenvrienden hoorden het gerucht, dat Freek weer met een paar duifjes wilde gaan spelen. In een mum van tijd werd het kippenhok weer duivenhok en zaten er 21 jonkies. De beer was los …..

De havik sloeg in 2009 meerdere malen toe. Toch zat er onder de “overlevers” een jong doffertje, dat zijn mannetje stond.
Afkomstig van Joke en Martin Geven en “Jurriaan” genoemd, naar een hulpvaardige oud-Isendoornleerling (Jurriaan Boerstoel). “Jurriaan” werd 1e asduif van de hele GOU en 2e in de nationale competitie WHZB. Dat was een prettige verrassing en een stimulans om door te gaan.


Op dit moment (3 april 2012) fladderen de eerste jonge duiven rond het hok. Gisteren liet ik ze om zeven uur in de ochtend los. Toen ik om 17.00 uur thuis kwam, miste ik er 4.  Waarschijnlijk werden ze belaagd door sperwer of havik.  Enkele uren later belde vriend Rinie Vos. Er was een “piepertje” bij hem binnen gelopen. Ik haalde het blauwe duivinnetje meteen op. Het duifje gaat Noelle heten, naar de dochter van Rinie en wordt gekoppeld aan zoon Robert Vos, die op het Isendoorn College zit. Ook de overige jonge duiven krijgen t.z.t. een naam die verzonnen is door leerlingen van het Isendoorn College.

De volgende keer zal ik de namenlijst publiceren. Mochten er nog Isendoornleerlingen zijn, die een leuke naam weten, dan mogen ze me mailen.  freekwagenaar@planet.nl •Dit e-mailadres is beschermd tegen spambots. U heeft Javascript nodig om het te kunnen zien.• •Dit e-mailadres is beschermd tegen spambots. U heeft Javascript nodig om het te kunnen zien.• .  Waarschijnlijk heb ik nog een paar duifjes beschikbaar om een naam aan te koppelen!  (wordt vervolgd)