Monthly Archives: mei 2013

Freek’s Focus (9)

Bij ons in de club

Nog een 5 tot 6 weken en het spel met de jonge duiven begint. Sommige liefhebbers in de club zijn al enige weken aan het africhten. Ook hoor ik weer de traditionele verhalen van verliezen aan huis. Dat overkomt niet alleen onervaren liefhebbers, maar ook ervaren rotten en specialisten. Mijn duivenvrienden Martin & Joke Geven bijvoorbeeld verspeelden er vorige week dinsdag 12 aan huis. “Voor het eerst trokken ze weg en meteen loopt het fout af, mede door miezerig weer”, aldus Martin. Gisterenavond was er in ons clubgebouw de mogelijkheid om je duiven te laten enten tegen paramixo. Binnen “Steeds Verder” hebben we een enthousiaste dierenarts als lid die dit verzorgt. In 2009 vloog deze Maurits Bosgoed voor het eerst mee met een beperkt koppeltje jonge duiven op een simpel hokje en het ging helemaal niet slecht. Na in 2001 gestopt te zijn, deed ik dat jaar ook weer voor het eerst mee. De Belgencompetitie was de aanleiding. Naast mijn twee Naturalduifjes van de club, kreeg ik van diverse liefhebbers in totaal 19 jonkies. Ik liet ze maar zo aanrommelen en hele dagen zaten ze in de acacia van de buren. Ik kon ze overal heen brengen, maar als ik thuis kwam met de auto zaten ze met z’n allen al in de boom op me te wachten. Toen ik rond 1 juni naar Deurne in Brabant ging op een zaterdag om wat Barnevelderhanen op te halen, nam ik ze ook mee. Ondanks de vele duiven in de lucht zaten ze met z’n allen in de acacia te wachten op mijn thuiskomst.

De gezondheid van de jongen in 2009 was adembenemend, de kwaliteit variabel. Slechts eentje bewaarde ik er van lichting 2009, de rest vond ik niet goed genoeg.
Hoewel Maurits ieders bewondering afdwong met zijn verrassende spel en dito uitslagen, keek hij tegen mij op. “Jij bent toch ook een beginner?”, zei hij na enkele vluchten. Ik maakte hem duidelijk dat ik een ervaren beginner was. “Hoe doe je dat met je getekende duiven. Ik snap daar niets van”. Toen ik hem vertelde, dat de eerst aangegeven duif bij het inkorven ook de eerstgetekende werd, ging er een wereld voor hem open. Voor ons is alles vanzelfsprekend, maar voor een beginnende liefhebber is alles abacadabra. Zelfs voor een intelligente jonge dierenarts met ambitie. Na 2010 verdween Maurits van het toneel. Hij ging verhuizen, had onregelmatige diensten, een jong gezin en meerdere hobbies. Ik vreesde dat er aan de korte, stormachtige duivenloopbaan van Maurits een voortijdig einde zou komen en dat vond ik echt jammer. Inmiddels heeft hij weer een ploegje jonge duiven bij elkaar en is al enige tijd aan het africhten! Dat belooft wat, want Maurits is ambitieus, leergierig en gedreven. Ook Dennis Koers, ook een dertiger, is serieus met zijn duiven bezig. Als puber vloog hij enkele jaren bij ons in de club. In kan me herinneren, dat ik hem meenam naar Belgie naar het World Pigeon Centre. Dat was een groots opgezet project met veelvuldig wereldkampioen Jos Thone aan het roer als hokverzorger. Ik kende Jos en zijn Gaby van de huldiging in Deinze in 1997 en hij liet ons zijn toekomstige Barcelonavliegers zien en bood zelfs Dennis een stageplek aan voor de vakantieperiode. We aten in het superluxe restaurant bij het WPC, waar ook Jan Hermans dineerde met Fons van Ophuizen. Natuurlijk stak ik een handje op naar beide heren en even later kwam de ober ons als jonge liefhebbers iets te drinken aanbieden “van mijnheer Hermans”. Voor Dennis was dat een onvergetelijke dag. Om gezondheidsredenen en vooral vanwege zijn onmogelijke werktijden als bakker, staakte Dennis de duivenhobby noodgedwongen. Tot mijn grote verbazing en vreugde liet Dennis vorig jaar onverwacht zijn gezicht zien in de club. “Ik heb ander werk en ik heb besloten om mijn tropische vogels weg te doen en weer postduiven te gaan houden”. Dennis ken ik als een uiterst serieuze jongen en aan zijn gezicht zag ik dat hij het meende. “Freek, de spanning van de vluchten, het omgaan met de duiven, dat heb ik echt gemist. Ik heb heel veel zin om weer mee te vliegen”. Op 5 juli zien we dus Maurits en Dennis terug en dat is een goede ontwikkeling. Berrie Nijkamp stond gisteren naast me bij de inenting. “Zoals Dennis en Maurits, zo zouden we nog 50 liefhebbers erbij moeten hebben”, riep hij enthousiast. Zou elke duivenclub er ieder jaar slechts twee enthousiaste dertigers bij krijgen, dan zou er nog hoop zijn voor de toekomst, dacht ik bij mezelf.

Stimulans

Gelukkig is er nog gezonde strijd bij “Steeds Verder”. Liefhebbers als Maurits en Dennis zorgen voor vers bloed en jong elan. Met team Romein, met soigneur Cor Buis dit seizoen voor het laatst in Twello als vlieghokmanager, met good-old Jan de Ruiter uit Teuge en met Martin & Joke Geven uit Bussloo ben je verzekerd van concurrentie. Het lijkt mij dodelijk voor een club als 1 liefhebber er met kop en schouders boven uit steekt. Elke week 1 t/m 10 spelen. Dat lijkt me helemaal niets. Gelukkig is dat bij ons in de club niet aan de orde. Behalve de bekende namen zijn er outsiders die met de jonge duiven voor een verrassing kunnen zorgen. Jan Ketelaar uit Terwolde bijvoorbeeld. Altijd nadrukkelijk aanwezig met gekkigheid en flauwekul, nooit te beroerd om aan te pakken als er gewerkt moet worden en met de jonge duiven vaak goed voor 1 of meerdere eerste prijzen. Max Slinkman, onze penningmeester, legt zich de laatste jaren ook toe op het spel met de jongen. GOU-voorzitter en clubgenoot Bram Scherpenzeel is zijn hofleverancier. In het najaar gaan de ingespeelde jongen terug naar “buurman” Scherpenzeel, die ze als jaarling inzet op met name de dagfond. Vorig jaar speelde ik met drie jonge duiven van Bram. Aanleiding was de aangekochte bon tijdens de verenigingstentoonstelling. Daar beleefden we beiden plezier aan. “Pip”, de beste van de drie, speelde zowaar twee eerste prijzen (1e en 4e in de ACC) wat voor mij aanleiding was om afgelopen winter andermaal de bon van Bram te kopen. Bram bracht me afgelopen voorjaar op die bon liefst 5 prachtige jongen, waarvan er eentje voor mijn ogen in de lucht geslagen werd door moe havik. “Pip” zit bij Albert op het kweekhok en daaruit kwamen er ook 4 jongen naar hier. Er zitten dus 4 “Brammetjes” en 4 “halve Brammetjes”. Ook van clubgenoot Henk Blankestijn zitten er op een bonnetje nog 2 jonkies. Henk doet het met zijn mini-ploegje duivinnen overigens fantastisch en staat in de regio op de vitesse bij de toppers. Een gedreven liefhebber die veel voor de club doet en een echte sportman die straks met de jonge duiven alles in het werk zal stellen om de specialisten voor te draaien. Datzelfde geldt voor Frits en Sven van Brummen. Met weinig duiven spelen ze met beperkte middelen op een klein hokje gewoon super. Vitesse, midfond, dagfond, overnachting en jong, Frits en Sven draaien altijd hun duifje. Gisteren bij de enting, kon ik Frits feliciteren met de zege vanaf Orleans afgelopen maandag. Echt blij was hij echter niet, want zijn beste duif was hij verspeeld en dat doet zeer. Vooral als je maar een paar duiven hebt!

Zenuwen

Gisterenochtend dronk ik een bakje koffie bij Martin & Joke. Duivenkrantjes afgeven en gezellig ouwehoeren over …. duiven. Martin begint steevast zes weken voor de eerste prijsvlucht met africhten. Toen ik hem meedeelde dat we nog maar goed 5 weken te gaan hebben tot de eerste vlucht, veerde hij op. “Dan moet ik nodig africhten”, zei hij geschrokken. Zelf blijf ik verrassend rustig. Sommige jongen piepen nog en pas sinds gisteren vliegen alle jonkies echt allemaal samen in een koppel. Als ik ze los laat duiken ze de tuin in en pas als ik met een lange stok en poncho kom aanzwaaien, gaan ze op de vleugels en draaien kortstondig kleine rondjes om het hok. Ik heb bewust voor een bepaalde strategie gekozen en maak me niet zenuwachtig. Op dit moment is geduld een schone zaak. Pas als ze echt gaan vliegen en wegtrekken, zal ik beginnen ze weg te brengen. Forceren heeft geen zin. Vertrouwen hebben in je duiven en vertrouwen hebben in jezelf, daar gaat het om. Al een halve eeuw zit ik tussen de duiven, dus een klein beetje ervaring heb ik wel.

Duiven die nu al paarlustig zijn, zijn gevaarlijke klanten als je gaat africhten. Ze zijn wel driftig, maar hebben geen enkele ervaring. Een gevaarlijke cocktail! Mijn duiven hebben daar dit jaar geen last van. Vorig jaar had ik “Puck”. Haalde ik op 7 mei bij Albert op. Was na “Texas Homer” uiteindelijk mijn beste jong (3e duifkampioen). Leeftijd zegt niets. Wel moeten ze een minimum leeftijd hebben als je gaat africhten. Ongeveer 11 weken hou ik aan. Mijn eerste jongen zijn gespeend op 11 april en mijn laatste jongen op 11 mei. Ze gaan allemaal mee op 5 juli. Zijn ze dan naar schatting tussen de 11 en 15 weken oud. Moet in theorie allemaal net kunnen, maar dan moet het meezitten met coli en met het weer. Ik hou van uitdagingen. We gaan het mee maken.

Freek’s Focus (8)

Meerdere haviken rond Gietelo!

Mijn verhaal van vorige week blijkt niet te kloppen. Jachtopziener Ap Aalpoel, die al sinds mensenheugnis toezicht houdt op landgoed “de Poll”, trof ik toevallig in het bos op eerste pinksterdag. Ap neemt zijn werk erg serieus en “zit erop als de bok op de haverkist”, zoals dat in de volksmond heet. Hij kent de omgeving als zijn broekzak en is een interessante vraagbaak als het om het hete hangijzer havik gaat. “In mijn gebied zitten drie paartjes, die ongetwijfeld jongen hebben”, vertelt Ap onomwonden. Niet geheimzinnig doet hij over hun nestplekken, die hij globaal aangeeft en die ik niet zal noemen. Zijn ontboezeming kwam voor mij als een verrassing, omdat ik meende, dat er slechts een paartje haviken in onze omgeving zou nestelen. De drie havikshorsten bevinden zich op ongeveer twee kilometer hemelsbreed van mijn duivenhok en dan is het niet vreemd, dat er zo vaak bezoek is van de haviken. “Ik denk, dat er nog meer haviken broeden in jouw omgeving, maar dat is niet mijn werkgebied en daar doe ik liever geen uitspraken over”, aldus de openhartig pratende jachtopziener. “Het baltsen van de haviken begint al in maart, vandaar dat ik bijna zeker weet dat ze jongen hebben en mogelijk het vrouwtje zelf op jacht gaat”. Mijn strategie om de duiven nog een weekje vast te houden kan dus van tafel!

Voedselaanbod van haviken is beperkt!

In een grijs verleden wemelde het op “de Poll” van de wilde konijnen. Als we wandelden aan de Zandwal, zag je tientallen wilde konijntjes bij elkaar. Die tijd ligt achter ons, want er zijn nauwelijks wilde konijnen te bespeuren. Ook fazanten en patrijzen zie je amper. Met de weidevogels is het anno 2013 overal slecht gesteld. Ap Aalpoel weet dat als geen ander. “Alleen wilde ganzen zijn royaal voorhanden, maar die zijn toch iets te fors voor de havik. Ook kraaien zijn alom aanwezig, maar de meeste roofdieren vinden kraaien vies. Alleen een jonge havik, die de jachttechniek nog niet beheerst, wil zich gedreven door honger weleens vergrijpen aan een kraai”. Het is dus niet vreemd, dat onze duiven een favoriete lekkernij vormen voor de haviken!

Jonge duiven een gemakkelijke prooi

Jonge duiven, die nog niet in een koppel vliegen, lopen het grootste risico. Doordat de haviken constant op de loer liggen, laat ik de duiven slechts nu en dan kortstondig los. Je komt in een vicieuze cirkel. Duiven die weinig buiten komen doen er lang over om het vliegen in groepsverband onder de knie te krijgen. Bovendien staan ze ver van de natuur af en worden vadsig en stram. De havik heeft er een neus voor, zo lijkt het. De afgelopen anderhalve week was het zes keer raak. Je laat de duiven los en weet vooraf dat je een uur later bij het binnenroepen een duifje mist. Het vetblauwe zusje en evenbeeld van “Texas Homer” behoorde tot de slachtoffers. Het zijn namelijk echt niet de zieke, slome of opvallend getekende duiven die gepakt worden. Ik dacht er over na en besloot om afgelopen zaterdag de duiven de hele dag de vrijheid te geven. Er waren door het slechte weer toch geen duiven in de lucht. Ineens viel het kwartje bij de junioren. Ze schrokken ergens van en tot mijn verrassing bleven ze als groep bij elkaar vliegen. Eindelijk. De als kamikazepiloten vliegende solisten die kris kras het luchtruim doorklieven zijn een ideale prooi voor de havik. Enthousiast wees ik Jose
op de grote groep die rondtoerde. ’s Avonds bij de telling weer een jong kwijt, maar ik had het gevoel het lek boven te hebben!

Niet klagen, maar dragen

Vanochtend trok ik de kleppen vroegtijdig naar beneden. Door mijn werk hadden ze gisteren van 11.30 uur tot vanochtend 7.30 uur in het donker gezeten. De echte regelmaat ontbreekt en dat is te zien aan de pennenrui. Als duiven weinig los komen en onregelmatig verduisterd worden, kun je slagpennen verwachten. Sommige jongen hebben al drie pennen gestoten. Het is niet anders. De losgelaten jongen waren wel wat van slag. Ze doken zonder te vliegen rechtstreeks de tuin in en dat leek me geen goed idee. Ik haalde een uitschuifbare stok en zwaaide met de daarop bevestigde poncho. Alles ging de lucht in. Ook het jongste duivinnetje uit “Texas Homer”. Tevreden keek ik in de lucht. Toen ik met de stok en poncho naar de schuur liep, zag ik dat moe havik zich opmaakte voor een aanval. Ze had haar oog laten vallen op het piepjonge “Homertje” dat uit de bocht gevlogen was en nu alleen rondvloog. Als een idioot begon ik te schreeuwen en te zwaaien met de stok met poncho. Gelukkig bleven de jongen keurig kleine rondjes boven het hok vliegen en hervond de kleine de aansluiting waardoor de aanval in de kiem gesmoord werd. Een kwartier later liep alles vredig in de tuin en vulde ik de baadbak. Ik besloot om ze hun gang te laten gaan. Alleen dan worden ze “streetwise”. Toen ik een uur later in de voortuin aan het werk was, waren de duiven ergens van geschrokken. De kippen gingen tekeer en ik liep naar de achtertuin. Weer vloog er een havik boven de duiven, die nu wel in de gaten hadden dat er iets niet klopte. Ze vlogen strak in formatie en de havik wist niet goed welke strategie gevolgd moest worden. Door veel lawaai te maken en te zwaaien met de vlag droop de rover af. Tot drie maal toe keerde ze echter terug en toen had ik het geluk dat er bij de zoutopslag van Rijkswaterstaat een hogedrukspuit in werking gezet werd. Ze bleef loeren en cirkelen boven de duiven, maar durfde niet aan te vallen. Zo zal het vandaag en de komende tijd vaker gaan. Soms heb je geluk, een andere keer pech. Ik reken erop dat er de komende weken nog tien duiven gepakt zullen worden. Bij elke aanval op de groep zullen de duiven alerter en sneller worden en het gevaar eerder herkennen. Op een gegeven moment zullen ze het hok in duiken of als groep op de vlucht slaan bij nadering van de doodsvijand. Ze zullen ermee moeten leren leven!

Coli heerst ook weer

Enkele weken geleden had ik een blauwwitpennetje met coliverschijnselen. Ze werd mager en flauw. Inmiddels is ze zonder in te grijpen weer aardig opgeknapt. Een blauwbontje is intussen aan de beurt. Ze eet weinig en zit het liefst ineengedoken op haar schapje. Na een dag of vijf knappen ze vaak op. Zo niet, dan verlos ik ze uit hun lijden. Vorig jaar had ik twee varianten. Bij variant 1 worden ze ziek, flauw en mager en zie je slijmerige mest en uitgebraakt voer. Hier herstellen ze vaak van. Variant 2 is de dodelijke variant. Misschien is het geen coli, maar adeno. De duiven sterven vaak binnen 24 uur. Vorig jaar liet ik ze uitzieken, maar toen na de derde prijsvlucht de verschijnselen terugkeerden zette ik de aangedane duiven apart met een kuurtje in het water. Ik merkte echter geen verschil. Duiven met de eerste variant knapten na vijf dagen op en duiven met variant 2 gingen dood. Met en zonder kuur hetzelfde resultaat. De herbesmetting geschiedde via de dakgoot. Die heb ik inmiddels verwijderd. De duiven krijgen regelmatig vlierbessensap om de gezondheid te ondersteunen, maar het is geen garantie dat coli je deur voorbij gaat. Soms zijn duiven een dagje van slag na het eten van verkeerde zaken uit de tuin. Eergisteren waren een aantal pollen aardappels flink aangevreten. Aardappelblad is giftig en dat was te zien aan een tiental jonkies. Ze wilden het hok niet uit en even dacht ik dat ze coli hadden. Gelukkig waren ze vanochtend weer hersteld. Oppassen dus met het trekken van voorbarige conclusies!

Verantwoording tot nu toe

Van de oorspronkelijk gespeende 79 jongen, waren er vanochtend nog 70 aanwezig. We merken momenteel nauwelijks iets van sperwers. Bij het uitwennen kunnen sperwers voor veel stress zorgen. Bij een onverhoedse verrassingsaanval op duiven die op het hok zitten of in de tuin lopen kan veel stress ontstaan. Onervaren jonge duiven die net of pas enkele dagen buiten komen kun je daardoor verspelen. Bij de havik is er van stress geen sprake. Haviken pakken de kris kras rondvliegende jonkies in de lucht, zonder dat de overige duiven dit meekrijgen. Dan gaat de telefoon en moet ik mijn verhaaltje onderbreken. Buurvrouw Alie heeft slecht nieuws. Er ligt een dode duif achter de bessenstruiken. Ik loop via de tuin naar de achterburen en zie dat de sperwer in de tijd dat ik dit stukje tikte de 809 heeft afgekloven. Als ik deze alinea herlees bedenk ik dat het is alsof de duvel ermee speelt. Nota bene de sperwer waar ik nog helemaal geen last van had, tot je erover schrijft …. “Is het een dure?” vraagt de buurvrouw, die blijkbaar iets over de verkoop van Leo Heremans gelezen heeft. “Dat niet, maar ze komt wel uit mijn allerbeste duif”, mompel ik een vloek onderdrukkend. Als pleister op de wonde krijg ik een bos seringen mee. De dag is halverwege. Vier aanvallen van de havik gezien en een slachtoffer van de sperwer opgeraapt. ’t Gaat hard, maar we liggen op schema…… Op dit moment lopen er nog 4 van Bram (van de 5). Van het bonnetje van clubgenoot Henk Blankestijn lopen er nog 2 (van de 3). De 5 testduifjes van Henk Berentsen zijn tot heden de (doden)dans ontsprongen. Ook de blauwe op bon van plaatsgenoot Johan zit er nog. Van het bonnetje van Bert Klein Haneveld is er nog 1 (van de 3) aanwezig. We proberen de moed erin te houden. Niet kijken naar wat je mist, maar koesteren wat je nog hebt. Een zure les die ik leerde van Martin & Joke Geven ……..

Freek’s Focus (7)

Haviken broeden later!

Met in het oosten het IJssellandschap, in het zuidoosten de Halmen, zuidelijk de kolken met het Rosenthal’s bosje, zuidwestelijk het Appense Veld, vervolgens landgoed Beekzicht met “Ekebij” , overgaand in grondgebied van landgoed “de Poll”, het recreatiegebied Bussloo en de cirkel eindigend op de fameuze “Bomendijk” in het noordoosten, wonen we in de bosrijke groene long van de gemeente Voorst. Ree, ijsvogel, das en vos leven en wonen er op slechts honderden meters afstand, waar ook de haviken hun territorium hebben. Vorig jaar waren de haviken in de maanden maart en april erg vraatzuchtig. Zo rond 10 mei werd het toen rustig. Als moeder havik haar legsel voltooid heeft, gaat ze ongeveer 5 weken broeden. Wanneer de eieren uitkomen, houdt ze de eerste periode de jonkies warm. In die broedfase ruit de havik. In de praktijk betekent dit dat er in deze fase nauwelijks iets te vrezen is voor de postduivenhouders. De mannetjeshavik jaagt en van hem hebben de duiven aanzienlijk minder te duchten. Als moe weer mee gaat doen met de jacht, is ze trager en zijn de duiven sneller en attenter geworden. Voor haar ligt de focus op andere prooi in het vrije veld, zo lijkt het. Als ze zich toch met de duiven bemoeit, werkt ze als trainingsstimulator die de compacte groep op scherp zet. Dit jaar lijkt alles anders. Vrijwel dagelijks plukt ma havik hier een jonge duif uit de lucht. Vanochtend sneuvelde de laatste. Het ritueel is steeds hetzelfde, op het tijdstip is geen peil te trekken. ’s Avonds na 17 uur, als ik terugkom van mijn werk, trek ik de kleppen open en ga vervolgens de piepers jassen. De andere piepers fladderen dan wat om het hok en zo nu en dan maakt er eentje een schichtig rondje. Vanuit het keukenraam werp ik zo nu en dan een blik. Als het eten opstaat snel de hokken kuisen tussen de bedrijven door. Dan zie je niet wat er in de lucht gebeurt. Als ik ze om 18 uur binnenroep is er steevast eentje weg. Spoorloos. Dan weet je, dat de havik weer langs geweest is. Vandaag liet ik ze om 8 uur ’s ochtends los. Ik moest om 13 uur beginnen op mijn werk en zou ze dus rond het middaguur afvoeren en verduisteren. De jonkies schoten vanochtend de lucht in. Nog steeds kris kras alle richtingen uit. Al snel landden ze stuk voor stuk op het hok. Van vliegen in een koppel is nog totaal geen sprake. Mijn enige donkere witpen bleef als enige vliegen. Frivool en dartel doorkliefde hij het luchtruim. Ik had zo’n voorgevoel dat zijn levenslust zijn ondergang zou worden en nog geen minuut later tekende zich zijn doodvonnis af. Vanuit het westen naderde moe havik, een kraaienescorte in haar kielzog. Door de drukte van de kraaien bleef de donkere witpen vliegen. Moe havik leek in oostelijke richting weg te vliegen. Terwijl de kraaien triomfantelijk omkeerden, maakte de havik hoogte en boog toen af.  Ik schat dat ze op ongeveer 150 meter hoogte vloog en de witpen maakte nietsvermoedend zijn frivole rondjes op naar schatting 40 meter hoogte. Ineens trekt de havik haar vleugels langs het lichaam en in een duizelingwekkende glijvlucht suist ze richting het hulpeloze jong. De trefkans is in deze situatie 100%. Moeiteloos grijpt ze haar prooi, alsof ze een schepnet heeft en vliegt er mee weg als een zware legerhelikopter met een tank. De natuur is meedogenloos en indrukwekkend, maar ik heb dit schouwspel te vaak gezien en wordt er naargeestig van. Hier fokken we geen jongen voor!

 
Martin Geven zei het enkele weken geleden al. De natuur loopt achter door de lange winter. Bovendien werden de haviken afgelopen voorjaar verstoord in onze omgeving door het rooien van bomen in de omringende bossen. Mogelijk zijn de haviken wel twee weken achter op schema en blijven de dagelijkse aanvallen van moe havik voortduren. In dat geval kan ik twee dingen doen. Gewoon doorgaan met loslaten en accepteren, dat er dagelijks een jonge duif gepakt wordt. Of ….. het loslaten een week opschorten. Een dilemma overigens, want over 7 weken is de eerste prijsvlucht en een deel van de jongen is nog niet buiten geweest en het andere deel heeft nog moeite om de valplank terug te vinden en is zo groen als gras. Ik heb echter geen zin om de jonge duiven als kanonnenvoer op te offeren in een oneerlijke strijd.
 
Voorlopig geen jongen van “Blauwe Garfield” van Erik Plant. Zoals wij nog geen jongen hebben van onze “Oude Knoedel” heeft Erik pech met zijn kweekwonder. Misschien lukt het een volgende ronde? We houden contact. Zo lang we onze jongen nog niet met een 3D-printer kunnen reproduceren, moeten we ons schikken naar de grillen van de natuur. De twee laatste jonkies uit “Texas Homer” (11 mei gespeend) daarentegen doen het fantastisch. Als ze me zien, komen ze naar me toe. Uit de toegestoken hand eten ze hun kropjes berstensvol. Een keer met de vinger in de drinkbak is voor hen het sein om de kopjes in het water te steken. Het zijn “bijdehandjes”. Zulke ga ik echt niet opvoeren aan moe havik!  Verder is er weinig te melden. In de tuin heb ik weer allerlei gewassen en kruiden gezet die ook voor de duiven interessant zijn. Oost-Indische kers, oregano, ramenas op aanraden van Jan Onstenk, e.a. Het wachten is nu op het mooie weer en …. het broeden van de haviken!  Komende week wil ik enten met het borsteltje tegen pokken. De week erop tegen paramixo. Als ze toch niet naar buiten kunnen ……  Daarna wordt het een race tegen de klok om de duiven tijdig klaar te stomen voor de eerste klokvlucht begin juli. Heb mijn twijfels, maar ga er wel voor!

Freek’s Focus (6)

“Dreamteam 2013” bijna compleet!

Over enkele dagen hoop ik de laatste jonkies toe te kunnen voegen aan mijn lichting 2013.  Gekscherend noem ik het mijn “dreamteam”.  Een beetje ambitie mag je best uitstralen. Iedere vooruitstrevende duivenliefhebber begint vol goede moed aan een nieuwe lichting. Het is de toekomst. Stiekem hopen we, dat er een Cruyff, Messi, of Maradonna schuilgaat in de bende jonge duiven.

Zaterdag hoop ik bij Albert twee jonkies op te halen uit “Texas Homer” met “Katootje”.  Toevallig stond afgelopen week “Viktor”, de halfbroer van “Katootje” op de omslag van “Het Spoor”.  Deze “Viktor” was afgelopen jaar de onbetwiste vaandeldrager op het hok van clubgenoot Jan de Ruiter uit Teuge met 18 prijzen op 18 inkorvingen. Hij werd 1e asduif van de hele G.O.U. en 2e snelheid W.H.Z.B. Een echte dus! Binnen “Steeds Verder” werden afgelopen najaar de kinderen uit eersteprijswinnaars verkocht t.b.v. de club. Daaronder ook een klasrijk duivinnetje uit de “72” van Jan, want toen heette hij nog geen “Viktor”.
Vooraf belde ik met Jan. Je moet nooit het enige mooie meisje trouwen uit een familie, leerde ik ooit en ik vroeg me af of de “72” misschien een “lucky punch” was. Jan vertelt altijd bedachtzaam en zonder zweem van grootspraak. Ongevraagd meldde hij, dat zijn asdoffer gefokt was uit zijn allerbeste kweekdoffer en toen wist ik genoeg. Geld om een bod uit te brengen op “Bolt” van Leo Heremans, dat hebben we niet. Als het gaat om een prachtig laatjong uit de beste kweker van Jan de Ruiter en de opbrengst gaat bovendien naar de eigen club, dan durven we wel een paar knaken kapot te slaan.
Toch is het afwachten wat zo’n koppeling brengt. “Texas Homer” heeft vnl. Janssenbloed met een vleugje Meulemans en “Katootje” heeft veel Meulemansbloed in de aderen. Zeker geen kruising in het wilde weg en in mijn hart is er dan de stille hoop dat het koppel “pakt”. Zo zal elke rechtgeaarde postduivenliefhebber koppels zetten waar hij hoge verwachtingen van heeft. Hoop doet immers leven?  Meestal is het achteraf een tegenvaller en dan koppelen we onze favorieten om en hebben we volgend jaar weer nieuwe hoop en zo houden we de moed erin!
Ook van Erik Plant verwacht ik een dezer dagen een belletje. We bestelden de jongen van zijn fameuze “Blauwe Garfield”. Past op papier uitstekend bij onze “Oude Knoedel”. Erik koppelde zijn kweekwonder aan een eigen kleinkind en dat lijkt me een aanbeveling. Eentje wil ik er op het vlieghok, de ander gaat rechtstreeks op de kweek. Kwestie van risicospreiding. Zo proberen we weloverwogen te investeren op de korte en wat langere termijn.  Ook zonder met kapitalen te smijten bij Pipa, kun je in eigen omgeving gelukkig genoeg pareltjes vinden! 
 
De vorige keer had ik het over “luxe” en “superdeluxe” jongen. Albert werd al zenuwachtig toen hij het las. Ik heb makkelijk kletsen, hij moet het op het kweekhok zien waar te maken. Natuurlijk waren niet alle 21 jonkies van de “superdeluxe” categorie. Dat kan ook niet, want een “superdeluxe” ronde kweek je maar eens in de zoveel jaren als alles meezit!  Toch was ik tevreden met wat ik afhaalde. Naast enkele “superdeluxe” exemplaren, waren er “luxe” en “gewone” exemplaren.  Het is van belang om de overgang vlot te laten verlopen. Soms blijven ze meerdere dagen weigerachtig aan de voederbak en uitkijken naar ouderduiven. Deze groep voelde zich vrij snel thuis en na twee dagen waren alle kropjes berstensvol gevuld met voer en voldoende vocht en groeiden ze zonder terugval door.
De eerste twee weken krijgen ze ’s ochtends rul voer. Ik gooi over het voer afwisselend vlierbes, yoghurt of karnemelk en laat dit een nacht intrekken. Zonodig bevochtig ik ’s ochtends het voer nogmaals op dezelfde wijze of pers een halve citroen over het voer en maak het dan rul met behulp van biergist, klei, veen, pikkoek, bak allerhande, grit en mineralen. Telkens in wisselende samenstelling en afhankelijk van wat voorhanden is. Soms wordt er gesneden bieslook doorheen geslagen. De jonkies eten in de natuur ook geen schoon en steriel voer en zo ben ik er zeker van dat ze genoeg enzymen, vitamines en mineralen opnemen.
In de drinkbak gaat afwisselend appelazijn met knoflook, naturaline, “fles van Gust” en zo nu en dan een paar druppels de Reiger. Ook gewoon schoon water lusten ze! Vitamine A, B-complex, D, E, ijzer, zwavel, jodium en citroenzuur. De componenten die A. Christiaens in “de Duif” zo vaak aanhaalt om de balans in het duivenlichaam te bewaren en waarmee je de duiven pantsert tegen o.a. het geel.
Los kwamen ze nog weinig. In het hok zijn ze veilig voor de havik en ik vrees dat ma havik nog niet broedt.  Zo nu en dan liet ik ze ’s avonds kortstondig buiten. Ze fladderen dan van de klep op het hok en vervolgens duiken ze de tuin in. Sommigen hebben de baadbak al gevonden. Ik vind het prima zo. Op een speelse manier verkennen ze de omgeving en dat heb ik momenteel veel liever als onstuimige jongen die de lucht in schieten en ten prooi vallen aan haviken.
 
Vorige week was ik met Albert bij Bert Klein Haneveld en zijn moeder in Borculo. Albert moest hier een bonnetje verzilveren. Aardige mensen en oude bekenden. In Borculo is op een fabriek een nestkast voor slechtvalken geplaatst en Bert was hier bepaald niet enthousiast over. De slechtvalken jagen in onderlinge samenwerking en plukken ook overtrekkende wedstrijdduiven uit de lucht. Gestresste weduwnaars die het hok niet uit durven, jongen die verloren gaan bij het uitwennen, de liefhebbers in Borculo kunnen erover meepraten. Via de webcam zie je, dat een slechtvalkenpaar in de periode dat de jongen opgroeien wel vier (post)duiven per dag nodig heeft. Een regelrechte bedreiging voor het voortbestaan van de sport als de ontwikkeling zo doorgaat!
 
Op het moment heb ik dus ruim zeventig jonge duiven, die nog niet echt uitvliegen. De kleine veertjes stuiven in het rond als een plaatselijke sneeuwbui en een enkel pennetje wordt er door sommige jonkies gegooid. Door mijn werk kan ik niet altijd regelmatig verduisteren. Vandaag voerde ik ze rond het middaguur af en schoof de verduistering toe. Een lange nacht dus. Als het baasje moet werken, moeten de duiven zich aanpassen en niet andersom.  As ut niet ken zoas ut mut, mut ut zoas ut ken! Morgen heb ik wat meer tijd voor de duiven en loop ik er aan het eind van de dag even langs.  Elk duifje krijgt even persoonlijke aandacht. Daar wennen ze aan en ik denk, dat ze dat prettig vinden. Ik ervaar het zelf ook als prettig. Soms pak ik na een robbertje stoeien een duifje uit zijn of haar schapje. Gewoon even door de handen laten glijden, kijken of er al kleur in de ogen komt en genieten als ze je aanstaan. Zo leer je ze kennen als individu en raken ze vertrouwd met de baas en zijn handen. Een belangrijk onderdeel van de hobby!
 
Vandaag werd ik weer eens geconfronteerd met de nietigheid en betrekkelijkheid van alles. Ik zag op school de kleindochter van Cor Bruinsma. Niet te verwarren met geliquideerd topcrimineel Klaas Bruinsma.  Cor was jarenlang, niet alleen als verkoopleider in zijn witte jas, een gezien postduivenliefhebber. Cor is geestelijk niet meer de man die hij was in betere tijden. Dat werd helaas bevestigd door zijn vriendelijke kleindochter. Twee weken geleden hoorde ik van Thijs, de kleinzoon van voormalig marktmeester en postduivenliefhebber Jan Reuvers uit Zutphen, gelijkluidende verhalen. Ook diens voormalig clubgenoot Gerard Suijkerbuijk kreeg er op hoge leeftijd mee te maken. Alzheimer, Parkinson en aanverwante aandoeningen; we staan er allemaal bloot aan.  Gelukkig hoorde ik vandaag van de kleinzoon van Peter van Osch, dat het met zijn opa en oma nog gewoon helemaal goed gaat. Zelf ben ik de zestig net gepasseerd, maar besef ten volle dat ik het meeste brood achter de kiezen heb. In de duivensport ben je dan nog relatief jong trouwens. Niemand weet wat hem of haar te wachten staat op zijn of haar oude dag, maar als ik mag kiezen, verkies ik het syndroom van Berlengee of de ziekte van Bricoux!