Monthly Archives: juni 2013
Freek’s Focus (13)
Frustraties en wanhoop vlak voor de eerste prijsvlucht!
zaterdag 29 juni
Coli
Met “Focus 13” roep je het ongeluk over je af, als je erg bijgelovig bent. Je zou bijna bijgelovig worden, want op het duivenhok lopen de zaken niet op rolletjes. Mensen die mij kennen, of mijn stukjes lezen, weten inmiddels, dat veeartsen niet rijk van mij worden. Niet dat ik deze vakgroep niet hoogacht, maar in mijn manier van duiven houden blijf ik liever dicht bij de natuur. Dat past beter bij me en daar geloof ik in.
Alleen als ik zelf helemaal vastloop, wijk ik af en zoek deskundige hulp.
Misschien is het mijn trots, misschien ben ik eigengereid en eigenwijs, maar ik hou lang vast aan mijn principes! Vaak is het een kwestie van tijd en geduld. In “Focus 12” meldde ik al last te hebben van coli in hok 5/6. Daar waar de laatste “bon- en testduiven” huizen. Een dag na het schrijven brak de pleuris uit en kon ik bij wijze van spreken alle afdelingen dweilen. Zeker twintig jongen hadden hun voer uitgebraakt en de slijmerige, groene mest liep als een druipkaars uit de zitschappen. Werkelijk niet een duif produceerde nog normale mest. Zo zout had ik het nog nooit gegeten.
Geen medicatie
De spoetnikken werden geopend en de duiven werden naar buiten gedreven, waar ze als zoutzakken ineendoken op het hok. Tijd om de hokken zo goed mogelijk te reinigen. De dagen erna hetzelfde ritueel. Duiven vanaf ’s ochtends zeven uur buiten gesloten tot ongeveer zeven uur ’s avonds. Aan de spoetnikken werden blauwe drinkbakjes gehangen, zo konden ze mooi leren drinken door de spijltjes. De duiven kregen licht voer, vaak doordrenkt met vlierbes en rul gemaakt met klei/ pikkoek/ veengrond. Zo mogelijk voerde ik in kleine porties gedurende de dag, met name in het weekeinde. ’s Avonds kregen ze normaal duivenvoer. Al na enkele dagen verbeterde de situatie. Uitgebraakt voer werd ’s ochtends sporadisch gevonden en de mest verbeterde zienderogen. Zonder medicamenten kunnen duiven ook opknappen. In de natuur gebeurt dit al vele eeuwen. Blijkbaar was daarmee nog niet alle onheil voorbij. De neusjes van meerdere duiven zijn niet krijtwit, enkele duiven rochelen en vanochtend lag er eentje dood. Mijn duiven zijn momenteel tussen de 10 en 14 weken oud. Andere jaren zijn ze gemiddeld een maand ouder. Misschien wordt er in korte tijd net iets te veel gevraagd. Paramixo-enting, pokkenenting, verduisteren, samenbrengen van duiven uit meerdere milieus en africhten. Tijd om rustig de kinderziektes te overwinnen krijgen ze niet.
Knupkes
Een vorige keer schreef ik over africhten als er coli sluimert. Dinsdag bracht ik ze voor de zesde keer weg. Tot mijn verrassing zag ik, dat de weg Brummen-Dieren weer toegankelijk was en ik besloot om de duiven naar de voormalige steenfabriek bij Velp te brengen. Bewolkt weer met nu en dan zon, noordwestenwind, het weer kon slechter in mijn beleving. Achteraf was ik toch te enthousiast, want de africhting verliep zeer stroef. De duiven waren 5 keer weggebracht op afstanden tussen de 5 en hooguit 10 kilometer en nu gingen ze naar 20. Met opgelopen dijen van de pokkenenting, met coli en andere kinderziektes onder de leden vroeg ik iets te veel van mijn duifjes. Zestig stuks liet ik in drie groepen los, maar het vertrek op de losplaats was slecht en ik zag dat de drie groepen elkaar vonden in de lucht. Bij thuiskomst zag ik geen duif op het hok zitten, maar wel zag ik er tot mijn verrassing 13 aan de voerbak eten. Voor het eerst verslagen door mijn eigen duiven. Dat is een goed teken, dacht ik. Vervolgens moest ik een uur wachten op nummer veertien. Dat was geen goed teken. In gedachten zag ik me op de eerste prijsvlucht twintig duifjes inkorven. “Eigen schuld, Wagenaar”, riepen de clubgenoten in koor, “jij moest toch zonodig met coli besmette duiven africhten!”
Gelukkig bleef het de hele dag doordruppelen en ’s avonds om 19 uur meldde nummer 54 zich retour. Ik moest denken aan de wijze woorden van duivenvriend Martin Geven: “Ze komen vlot naar huis en je denkt dat ze het kunnen, maar eerst moeten de knupkes erop”. Martin bedoelt dat ze een keer “lopend” en een voor een thuis moeten geraken na een urenlange zoektocht. Dinsdag kwamen bij mijn duiven “de knupkes” erop. Gek genoeg kwamen ze de volgende dag slecht na. Alleen “Saartje”, de 10 weken oude dochter van “Texas Homer”, zat de volgende ochtend ineens op mijn arm in de tuin. Zo’n moment vergeet je niet en mogelijk put het duivinnetje hier ook moraal uit. Inmiddels ben ik van de oorspronkelijke lichting van 79 stuks 24 exemplaren kwijt. Drie stuks geruimd, eentje zelf dood gegaan (donderdagochtend), negen verspeeld met africhten en elf roofvogelslachtoffers. Hoewel al mijn duiven een ring dragen met telefoonnummer, heb ik van niet een duif iets vernomen. Vreemd.
Toeval?
De voorbije week vloog er ook weer een duif tegen de waslijn. Onder de snavel lag de ‘778 helemaal open. Een nare wond, maar met hulp van José kon ik met vier hechtingen de boel weer enigszins aan elkaar naaien. Levenslustig is ze nog niet, maar eten en drinken lukt weer mondjesmaat.
Vorig jaar had ik uit dezelfde moeder een jong dat eveneens de waslijn van de achterburen toucheerde. Die onthoofde zichzelf. U denkt aan toeval? Ik niet! Mogelijk heeft het met de stand van de ogen te maken. Als op een stamkaart meerdere keren de naam opduikt van “de Poot”, “Eenoog” of “Manke”, heb ik mijn bedenkingen.
Martin van Zon
“Van welke schrijver in duivenbladen kun je iets leren?” vroeg een beginnend liefhebber. Dat is een lastige vraag. Meestal ken je de schrijver niet persoonlijk. Wat is de drijfveer en de achtergrond van de persoon? Speelt hij zelf goed met duiven? Is het een medicijnman of een liefhebber die dicht bij de natuur blijft? Is hij professioneel of amateur? Schrijft hij uit idealisme of wordt hij gedreven door ijdelheid? Wil hij zichzelf promoten en eigenlijk graag duiven verkopen? Een beetje kritisch mag je zijn!
Vaak is het een melange van drijfveren. Met mijn stukjes wil ik mezelf deels verantwoorden. Ik wil compagnon Albert op de hoogte houden en de overige duivenleveranciers. Ik denk, dat de onderwijzer in mij ook nog steeds springlevend is en misschien is het deels ijdelheid?
Onlangs las ik een interessant artikel in “Het Spoor” van Martin v. Zon. M. speelt zelf goed en ook anderen hebben succes met zijn duiven. Verder is M. iemand die tegen heilige huisjes durft te schoppen en stelling durft te nemen. Ik heb M. nooit ontmoet en ken zijn achtergrond niet. In zijn laatste artikel schrijft Martin, dat sommige liefhebbers misbruik maken van medicijnen. Ze geven medicijnen om de duiven ietsje sneller te laten vliegen. Hij ziet daarin een groot gevaar en legt een link naar o.a. het ontstaan van coli. Zeker nu ik geplaagd wordt door coli op eigen hok, gaan zijn woorden er bij mij in als Gods’ woord in een ouderling.
Ad Schaerlaeckens
De stukjes van A.S. las ik altijd met graagte. Een liefhebber die fabelachtige prestaties neerzet(te) en de nadruk legt op de kwaliteit van een duif. Dat spreekt mij aan. Een “graan- en water man” is Ad zeker niet.
Met onderstaande herinnering leg ik een link naar de opinie van duivenhouders die menen dat het ongebreidelde cortisonengebruik in het verleden een negatieve invloed heeft op de gezondheid van onze duiven anno nu.
Ooit aan het einde van het “cortisonentijdperk”, werd Ad erg openhartig. In ons clubgebouw werd een film vertoond, waarin A.S. ons zou leren hoe hard te spelen met jonge duiven.
Iedereen zat op het puntje van zijn stoel,toen Ad zijn toverformule prijs gaf. “Dexamethasone” was zijn geheim. Wijlen clubgenoot Gerrit van Beek zag ik het woord noteren op de binnenkant van een pakje vloeipapier.
Veel schoten we niet op met de ontboezeming, want aan de cortisonengekte kwam abrupt een einde toen het niet veel later als pure doping en dieronvriendelijk werd gezien en officieel verboden werd. A.S. had waarschijnlijk de behoefte om schoon schip te maken, toen hij het dexamethasonegebruik opbiechtte. Ongetwijfeld was het cortisonengebruik in zijn omgeving een publiek geheim. In onze contreien was het dat zeker niet! Het regelmatig druppelen met cortisonen maakte de duiven kapot.
Vaak werden de gedruppelde duiven verkocht of gedood en speelde men het jaar erop met ongedruppelde jaarlingen! Dat oneigenlijk gebruik van antibiotica iets doet met resistentie van microgespuis lijkt me aannemelijk. Of je de coliproblemen van nu in verband mag brengen met het gedruppel destijds, daar kan ik geen verklaring voor bedenken.
Goeie duiven of goeie medicijnen?
Over kwaliteit van duiven raak je niet uitgestudeerd. Als het verhaal van M.v.Z. over oneigenlijk medicijngebruik klopt (ook A.S. verwijst er afgelopen week zijdelings naar in “de Duif”) is dat een extra reden om kritisch te kijken naar de prestaties van sommige “mirakelhokken”. Hoe goed zijn hun duiven? Hoe is hun ligging? Hoeveel oneigenlijk medicijngebruik ligt er ten grondslag aan de prestaties?
Sommige topliefhebbers verkopen hun duiven en smeden in stilte een nieuwe stam met ….. duiven van de concurrentie. Hoeveel vertrouwen hebben ze in hun eigen “wonderduiven”?
Bepaalde liefhebbers dwepen met duiven van zgn. teletekstkanonnen, die telkens op het juiste moment weten te pieken. Kopen zich arm aan duiven en hebben mappen vol fabelachtige stamkaarten. Tot indrukwekkend spel leidt het zelden. Als ze na jaren met beide benen op de grond staan en ontnuchteren, haken ze misschien gedesillusioneerd af, of …. beginnen ineens echt goed te spelen met duiven van een relatief onbekende liefhebber waar het niet draait om de goede medicijnen, maar om de goede duiven.
Laat je niet gek maken en let niet te veel op stamkaarten. Kijk op eigen hok welke duiven van nature gezond blijven en jou de meeste voldoening geven. Zit het even niet mee, hou dan vertrouwen en waai niet met alle winden mee. Op dit moment gaat het op eigen hok helemaal waardeloos. Duiven ziek, slap en absoluut geen vorm. Over een week is het inkorven voor de eerste prijsvlucht met de junioren. Ik blijf positief. Het kan vanaf nu alleen maar beter gaan!
Trainen
En trainen bij huis? Dat doen mijn jongen natuurlijk ook niet. Ze vliegen
wel functioneel. ’t Is ook niet gauw goed. Bij Albert vliegen de onlangs gespeende latere jongen “als een smeerlap”. Ze vliegen eigenlijk weer te goed. Afgelopen dinsdag liet Albert ze los en hij verbaasde zich erover hoe glad en gezond ze waren. De 44 stuks gingen hoog de lucht in en trokken vervolgens weg om “opgeschept” te worden door een koppeltje van 15 andere duiven. Woensdagavond was nét de helft teruggekeerd ……. ’t Is en blijft een fascinerende hobby en beiden houden we de moed (der wanhoop) erin! ’t Moet een uitdaging blijven en alleen dan kun je intens genieten als het goed gaat.
Blauwe Garfieldjes
Lichtpuntje de afgelopen week waren de twee mooie jongen uit “Blauwe Garfield” van Erik Plant die ik maandag voor het toewijzen van de chipringen ophaalde. Voor Erik breken spannende tijden aan. Is hij bezig aan zijn laatste duivenseizoen? ’t Heeft alles te maken met werk en een mogelijke verhuizing naar een ander deel van het land. Voor mij een extra reden om blij te zijn met onze kersverse aanwinsten.
Laatste nieuws
Vanochtend een afgelopen dinsdag achtergebleven jong van Velp
opgehaald bij Jos van Roon in Brummen. Het betrof het bonduifje van plaatsgenoot Johan. Meteen de jongen meegenomen voor een africhtingsvluchtje van andermaal
Velp. Bij thuiskomst zaten er 50 in het hok, dus het gaat beter en …ze lopen vlot binnen. De moraal komt terug bij duif en melker!
Freek’s Focus (12)
Coli, coli en nog eens coli!
Van coli wordt een duivenliefhebber niet vrolijk. Vieze mest en overal uitgebraakt voer. Duiven die slecht luisteren vanwege weinig eetlust; ergernis alom, vooral vlak voor of tijdens het vliegseizoen.
Freek’s Focus (11)
Van heterogeen naar homogeen
In 2009 herstartte ik na zeven duifloze jaren met duiven van Jan en Alleman. Gewoon vrijblijvend voor de gein. Dit herhaalde zich de jaren daarna. Je maakt kennis met de origine Janssen, Heremans, Bricoux, v. Loon, Koopman, van Dijck en allerlei kruisingsprodukten. Onder alle soorten en rassen, zuiver en gekruist, kom je bruikbare duiven tegen. Echte toppers zijn echter dun gezaaid! De middelmatige graaneters hebben de overhand. Tot vorig jaar was het een heterogene bedoening. Duiven uit wel tien verschillende milieus en uit meerdere landen. Geheid loop je tegen problemen aan met de gezondheid. Al die duiven brengen hun eigen virussen en bacterien mee en op jouw hok komt dit tesamen en moet er een nieuwe balans gevonden worden. Overal waar eenhoksraces gehouden worden met duiven uit verschillende milieus en uit verschillende landen kent men dit probleem. Gespecialiseerde duivendokters hebben er meestal de handen vol aan.
Zelf maakte ik ook kennis met dit fenomeen, maar dan op kleine schaal. Uiteindelijk kwam het meestal goed, behalve in 2011. Na een goed begin op de openingsvluchten, kwam er ineens de klad in. Ik zocht naar verklaringen en meende in inferieur stro de belangrijkste boosdoener gevonden te hebben. Zekerheid omtrent de oorzaak van de terugval had ik echter niet. Vorig jaar zaten de duiven niet meer op stro, maar op metselzand. Ook toen kwam er na drie kringzeges op rij een terugval. Nu was er coli in het spel. Opgelopen in de reismand? Veroorzaakt door het samenbrengen van te veel verschillende milieus op 1 hok? Mogelijk een herbesmetting van eerdere colibesmettingen in mei via de opgedroogde uitwerpselen in de dakgoot van het duivenhok? Voor de zekerheid verwijderde ik afgelopen winter de bewuste dakgoot!
Dat het samenbrengen van duiven uit verschillende milieus extra risico’s meebrengt, dat staat voor mij als een paal boven water. In 2012 hield ik de prestaties van alle duiven zorgvuldig bij. Ook keek ik kritisch naar het rendement van meerdere duiven uit hetzelfde milieu. Ik kwam meer en meer tot de vaststelling dat mijn doenwijze een soort tombola oplevert waar geen ontwikkkeling in zit. ’t Is leuk als je pas begint, maar na enkele jaren mis je de progressie en bovendien loop je telkens weer tegen dezelfde problemen met de gezondheid van de duiven aan. Het roer moest om voor mijn gevoel. Na evaluatie met Albert kwamen we tot een alternatief strijdplan. Enerzijds afstappen van het samenbrengen van duiven uit allerlei milieus en anderzijds nastreven van stamvorming. We hakten knopen door en voegden de daad bij het woord. Soms met pijn in het hart moest ik liefhebbers meedelen dat ik geen prijs meer stelde op “testduiven”. Albert nam de verantwoordelijkheid op zich om de hokvulling van 2013 voor zijn rekening te nemen.
We besloten om laat te kweken. Rond 15 maart moesten de eerste jonkies uit het ei kruipen, die dan door voedsters zouden worden groot gebracht. Omstreeks 1 april zouden de beoogde kweekduiven dan kunnen beginnen met het groot brengen van “ronde 2”. Twaalf koppels werden er voor dit doel gerecruteerd. Onze 13-jarige “Oude Knoedel” werd tot stamvader gebombardeerd. Niet vanwege zijn ouderdom, maar vanwege zijn opmerkelijke rendement als kweker. Tien jaar was hij een “nobody”. Er waren jaren dat hij in opslag zat en er niet uit gekweekt werd. Er waren jaren, dat er wel uit gekweekt werd zonder dat de jongen getest werden. Als 11-jarige deed zijn eerste en enige zoon examen en deze “Guus” onderscheidde zich in het slechte seizoen 2011 met een kopprijs in de regio. Als 12-jarige hadden we twee kinderen van hem. Eentje werd bij het uitwennen gepakt door de sperwer, de ander werd 3e duifkampioen jong bij “Steeds Verder”. “Guus” gaf in 2012 meteen “Texas Homer” (1e asduif regio 2 en vier keer 1:100 op rij) en de tweede ronde gaf hij twee prima duivinnen, waarvan “Ducky Duck” een kringzege behaalde. Geen enkele duif op ons kweekhok kwam in de buurt van het rendement van onze “Oude Knoedel”. Van de welgeteld vijf nazaten slaagden er vijf met brio voor hun examen! Met onze statistieken moesten we aan de slag, vond ik en Albert was het met me eens. Er werden in de zomer en in het najaar van 2012 nog enkele kinderen geboren uit onze nestor en deze duiven maken deel uit van de kweekbrigade. Wel moesten we op zoek naar passende partners. De beste duiven 2012 en van voorgaande jaargangen hadden we reeds op het kweekhok zitten en met een gelimiteerd budget stroopten we de betaalbare verkoopsites af. Zoals Go-ahead Eagles met beperkte middelen zoekt naar groeibriljantjes. Zo schaften we een duivin aan uit de vader van “Victor” (1e asduif GOU 2012) van Jan de Ruiter speciaal voor “Texas Homer”. Dit gebeurde op de veiling van eerste prijswinnaars ten bate van onze eigen club “Steeds Verder”. De overige transfers verliepen via internet en dat gericht zoeken van de ideale partner voor een bepaalde kweekduif was telkens een uitdagende en spannende bezigheid voor ons beiden.
Natuurlijk zal er veel kaf onder het koren zitten. Toch zien we nu al meer homogeniteit. Veel vetblauwe duiven met hier en daar een witte pen of een wit streepje achter de ogen. Veelal zijn het neven en nichten van elkaar en … nazaten van onze “Oude Knoedel”! Op hok 1 tot en met 4 zijn uitsluitend bij Albert geboren jonkies geplaatst. Op hok 5 en 6 zijn een beperkt aantal jongen van onszelf gezet, aangevuld met duiven die veelal op een bon door Albert of mijzelf zijn aangeschaft. Nu heb ik de mogelijkheid om de gezondheid van de duiven op de diverse afdelingen te vergelijken.
De afdelingen zijn gemiddeld 1.25 mtr. breed en 2.50 mtr. diep. Per afdeling huizen er gemiddeld 12 duiven. Hok 1 en 2 hebben geen dakisolatie en hebben een loze ruimte van ongeveer 2 meter. De hokjes zijn potdicht van boven, maar in de loze ruimte is een opening voorzien van ongeveer 1 vierkante meter. De afdelingen 3 tot en met 6 heb ik de afgelopen winter voorzien van dakisolatie middels dupanelplaten. In het plafond zit in het midden een ventilatiestrook van ongeveer 15 centimeter en in het dak is een strook van ongeveer 10 centimeter voor ventilatie open gelaten.
Op hok 1 en 2 zaten 28 duiven. Drie werden er gepakt door haviken, eentje door de sperwer.
Op hok 3 en 4 zaten 20 duiven. Eentje werd er gepakt door de havik.
Op hok 5 en 6 zaten 31 duiven. Vier stuks werden er gegrepen door haviken. Drie moest ik er noodgedwongen om gezondheidsredenen ruimen.
De hokken 5 en 6 zijn wat breder, vandaar dat ik er meer duiven plaatste. Vooralsnog ondervind ik de meeste gezondheidsproblemen op deze twee afdelingen.
’t Is nog te vroeg om conclusies te trekken, maar er tekent zich wel een tendens af!
Gisteren met hulp van Jose de enting tegen pokken m.b.v. het kwastje doorgevoerd. De afgelopen week begonnen de jongen voorzichtig te trekken. De oudste jongen zijn nu 12 weken, dan is er een groep van 10 weken en de jongsten zijn 8 weken.
Volgende week wil ik voorzichtig beginnen met opleren, mits ze gezond blijven uiteraard.
Freek’s Focus (10)
Duiven moeten zich “senang” voelen.
Op eigen hok gaat het fantastisch! Ik lijk warempel GJB wel. Leuke initialen overigens. ’t Lijkt op GBJ (Hilterman) en dat was ooit een begrip op de radio, maar dat geheel terzijde. Als ik de verduistering ophef ’s ochtends, gaan de duiven naar buiten en … vliegen linea recta de tuin in. Is dat normaal en is dat wenselijk? Feit is, dat ze die vreemde gewoonte vorig jaar ook hadden. Toen begon ik met drie kringoverwinningen op rij, dus … geen reden om je daar zorgen om te maken. Toch klap ik na vijf minuten in de handen en jaag ze de lucht in. Ze vliegen dan snedig rond, zwenken veel naar links en rechts, maar … trekken niet weg. Als het kan, laat ik ze de hele dag buiten zitten met gesloten kleppen. Ze scharrelen wat in de tuin, dunnen de rode bietjes uit, gaan in de bolconifeer “chillen”, badderen wat in de grote baadbak en ketsen af als er kraaien naderen of roofvogels.
Gisteren bij het binnenroepen van de duiven kwam Bram Scherpenzeel de tuin in gelopen. Ondanks de beslommeringen van een eigen bedrijf en diverse bestuurstaken (o.a. voorzitter afd. 8/GOU) neemt Bram de tijd om te informeren hoe het gaat met de jonge duiven bij mij. Ik gaf hem enkele van de vier nog aanwezige “Brammetjes” in handen. “Ze zien er goed uit”, was zijn mening. De noppen zijn mooi wit, de ogen “droog” en ze worden al een beetje duif. “Al afgericht?” vroeg hij belangstellend. “Zover zijn ze nog niet. Eerst moeten ze aangeven daar aan toe te zijn en bovendien is het weer totaal ongeschikt”, antwoordde ik naar eer en geweten.
Bram vertelde over liefhebbers in de club die wel gingen africhten en het deksel op de neus kregen. Ook aan huis worden er veel jongen verspeeld. Doodzonde, want daar kweek je ze niet voor.
Hij noemde clubgenoot Max, die vooral met jongen van Bram speelt, die met africhten op amper 5 km. al in de problemen kwam. Van Martin hoorde ik dat Jan de Ruiter er aan huis 20 verspeelde en Martin zelf raakte er afgelopen vrijdag vanaf Klarenbeek (5 km) nog 4 kwijt. Ook clubgenoot Stefan raakte er aan huis heel veel kwijt. ’t Is weer raak voor een knaak!
Zelf denk ik, dat duiven zich net als mensen “senang” moeten voelen. Als je met allemaal seksegenoten in een saai hok zit en je mag 1 keer per dag een uurtje verplicht vliegen, dan zou ik me als duif niet echt gelukkig voelen. ’t Is als met mensen. Als je iets te verliezen hebt, ga je normaal gesproken niet aan de drank of drugs en heb je bij de dames van lichte zeden niets te zoeken. Soms zie ik op een pulpzender de uitspattingen van vnl. Britse jeugd op vakantie. Jongens die in hun eigen braaksel op de brancard in een ziekenhuis liggen, begeleid door liederlijke meisjes die amper op hun benen kunnen staan in hun t-shirts met de tekst “FUCK ME”. Hoe triest moet je dagelijks leven zijn om hier naar uit te kijken als jongere? Duiven zijn net mensen en mensen net duiven.
Jonge duiven, die wel iets te verliezen hebben, zullen in mijn ogen niet zo gauw het hazenpad kiezen. Een jonge doffer die trekkebekkend met een leuke duivin in de tuin scharrelt ( “brommers kieken”) en die lekker kan badderen en kan scharrelen in de tuin en in de omgeving van het hok, zal niet snel zijn “Eldorado” willen inruilen voor een ongewis avontuur! Gewoon de hele dag doen waar je zin in hebt en ’s avonds uitkijken naar het moment dat het baasje de kleppen opent en je je buikje mag vol eten. Vervolgens je favo-rustplekje opzoeken en ff lekker stoeien met de hand van het baasje, waarna de gordijntjes dicht gaan en je mag dromen van alles wat je hebt meegemaakt. Dat wil toch elke jonge duif?
Er zijn echter veel jonge duiven die op zaterdag en zondag opgesloten zitten. Niks te beleven in een deprimerend hok. Die gaan op maandagmorgen bol van de energie de lucht in en als het helder is, kan het maar zo zijn dat ze op goed geluk de wijde wereld in gaan. Ze hebben immers niks te verliezen? Onbewust lijken ze een ander (beter) leven te zoeken.
Ik vertelde eerder over mijn ervaringen met 5 late ongeringde jonge duiven in 2008. Die mochten gewoon hun gang gaan, er werd niet naar om gekeken. Zonder dat ze ooit een mand zagen, werden er twee in Maastricht gelost. ’t Was de bedoeling dat ze niet weer zouden keren, maar ze hadden te veel te verliezen en kwamen netjes thuis. Vanaf Maasdam werd het experiment herhaald met vijf duiven. Nu keerden er vier retour. Nota bene een Maastrichtganger bleef vanaf Maasdam achter. Serieuze collega’s die hun geringde rasduiven op vijf km. wegbrengen zien zelfs hun voorjaarsjongen niet terug, laat staan de “domme” late jongen. Dat was voor mij een leermoment. Duiven moeten zich hechten aan hun leefomgeving, moeten de kans krijgen het firmament in zich op te nemen en moeten zich “senang” voelen.
Vanochtend om 8 uur liet ik mijn duiven los en om 11.30 uur riep ik ze noodgedwongen binnen. Ze werden afgevoerd en om 12.00 uur sloot ik de gordijnen en ging naar mijn werk. Er volgt dan een “nacht” van ongeveer 20 uren. Dat is niet ideaal, maar door mijn werk kan het niet anders. Donderdag worden ze gecompenseerd en mogen de gehele dag aanrommelen. Ook in het weekend gaan ze gewoon naar buiten. In Gietelo wonen verder geen postduivenhouders, dus niemand heeft er last van mijn afwijkende gewoonten. Ik geloof dat mijn doenwijze de duiven “streetwise” maakt. Ze zijn gehecht aan hun plekje. Tot nu toe zijn er 7 gepakt door de havik, eentje door de sperwer en 3 heb ik er zelf opgeruimd. Van de 79 zitten er nog 68. Helaas moest ik gisteren het blauwbontje van Henk Blankestijn uit zijn lijden verlossen. Aanvankelijk dacht ik aan coli. ’t Beestje was al 2 weken van slag. ’s Ochtends vloog ze linea recta naar de grote eikenbomen aan de rijksweg. Pas ’s avonds na het verduisteren glipte ze de spoetnik in, die ik speciaal voor haar open liet. Daar kreeg ze een klein handje voer aangeboden, maar ze pikte steevast niet 1 korreltje. Achteraf denk ik, dat ze iets gepikt heeft wat haar slokdarm blokkeerde. Instinctief zonderde ze zich af in de kruin van de boom waar ze de hele dag roerloos bleef zitten. Jammer, want het was een pienter, goedgebouwd duifje. ’t Spijt me, Henk!
Nu de duiven allemaal strak in het gelid de lucht doorklieven, hebben de haviken er geen lol aan om de duiven aan te vallen. De ervaring leert, dat straks bij het africhten de haviken proberen hun slag te slaan. Vooral bij individueel africhten proberen ze de arriverende duiven in hun glijvlucht naar het hok te verschalken. Zover is het nog niet. De duiven trekken nog niet weg. Mogelijk remmen de jongere duiven (11 mei gespeend) het groepsproces. De mest is prachtig. Mooie ronde bolletjes. Geen natte ogen en geen vuile neuzen, dus de signalen staan op groen. De wind staat momenteel helemaal verkeerd, dus het kost me geen moeite geduldig te zijn. Ik hang liever niet aan de eerste galg …..
Albert sprak ik afgelopen week kort. Hij heeft heel wat bonnenkopers blij kunnen maken. Ze moesten lang geduld hebben, want de eerste twee rondes kwamen naar Gietelo, maar de derde ronde is grotendeels uitgevent door Albert. De jongen uit het “Texas Homerkoppel” zijn naar de familie van de Berg in Apeldoorn gegaan. Vorig jaar kweekten we er twee kringwinnaars uit, alsmede de asduif in regio 2. Dat is geen garantie dat deze twee jonkies goed zijn, maar ’t geeft wel hoop. Vader Hein is een sympathieke, echte liefhebber. Bovendien een man die zich inzit voor de sport (o.a. regiovoorzitter). Ook zoon Justin en diens zus zijn nauw bij de hobby van vader betrokken. Zulke mensen gun je het beste wat je hebt zitten. De jonkies van “Jurriaan” (asduif GOU 2009/ 2e WHZB) zijn voor oud-clubgenoot Peter Voskamp. Peter is een jonge gedreven liefhebber met toekomst en het zou leuk zijn als hij er goed mee is. De jonkies van “Texas Homer” worden verdeeld. Dennis Koers, een jonge gedreven herstarter in de club, wil voor zijn bon het duivinnetje eruit. Het tegenjong heb ik beloofd aan Henk Berentsen, die elk jaar voor mij belangeloos een stel jongen kweekt. De jongen uit onze asduif van 2012 zijn echter nog niet “klaar”. Ook de meeste andere jongen uit onze gezamenlijke kwekers zijn op bonnen weggegaan. Albert regelt dat allemaal naar eigen inzicht, rekening houdend met eventuele wensen, maar ik stel het wel op prijs de jongen te zien voordat ze weggaan. Gewoon omdat ik benieuwd ben wat er in de schotel ligt.
Van Erik Plant kreeg ik een mailtje met de mededeling dat er nu toch jongen zijn van zijn sterkweker. Ze zijn geringd en nu is het afwachten of ze goed opkomen. Erik volg ik uiteraard op de uitslagen. Vorige week had hij er 18 van de 20 in de prijzen en een week eerder 19 van de 20. Met zijn eerste duiven blijft hij bovendien aardig in het kielzog van grote mannen als Eijerkamp en Petrie. Zijn “Blauwe Garfield” is een kleinzoon van onze “Garfield” (wereldkampioen jong 1997). Onze “Oude Knoedel van 2000” is een zoon van de nestzus van “Garfield”. De bestelling van jongen uit de sterkweker van Erik is dus een doordachte zet, net zoals de aankoop van “Nieuwe Olympiade” van Leo Heremans door Hans en Evert Jan Eijerkamp een weloverwogen aankoop is. De “Blauwe Garfield” van Erik is trouwens bij Eijerkamp geboren.
We hebben nog ruim vier weken tot de eerste prijsvlucht met de jongen. Doe geen gekke dingen met dit warme weer en bij deze noordoostenwind. De tijd dringt, maar als je forceert is er weer een jaar verloren.
Ik blijf rustig, terwijl ik mijn jongen voor de toekomst niet nodig heb. Geloof me, speel alleen met jongen die zich “senang” voelen en ga africhten als de wind draait en er wolkjes in de lucht drijven. Haastige spoed is zelden goed!
Archieven
- juni 2025
- mei 2025
- april 2025
- februari 2025
- januari 2025
- november 2024
- oktober 2024
- september 2024
- juli 2024
- maart 2024
- februari 2024
- januari 2024
- december 2023
- november 2023
- oktober 2023
- december 2022
- november 2022
- oktober 2022
- september 2022
- juli 2022
- juni 2022
- mei 2022
- april 2022
- maart 2022
- februari 2022
- januari 2022
- december 2021
- november 2021
- oktober 2021
- september 2021
- augustus 2021
- juli 2021
- juni 2021
- mei 2021
- april 2021
- maart 2021
- januari 2021
- december 2020
- oktober 2020
- september 2020
- augustus 2020
- juli 2020
- juni 2020
- mei 2020
- maart 2020
- september 2019
- augustus 2019
- juli 2019
- juni 2019
- mei 2019
- april 2019
- maart 2019
- oktober 2017
- september 2017
- augustus 2017
- juli 2017
- juni 2017
- mei 2017
- april 2017
- februari 2017
- januari 2017
- december 2016
- november 2016
- oktober 2016
- september 2016
- augustus 2016
- juli 2016
- juni 2016
- mei 2016
- april 2016
- november 2015
- juli 2015
- mei 2015
- oktober 2014
- augustus 2014
- juli 2014
- juni 2014
- september 2013
- augustus 2013
- juli 2013
- juni 2013
- mei 2013
- april 2013
- februari 2013
- januari 2013
- oktober 2012
- september 2012
- augustus 2012
- juli 2012
- juni 2012
- april 2012
- maart 2012