Freek’s Focus (14)
Kopzorgen i.p.v. kopprijzen!
donderdag 04 juli
Vorig jaar was de opening van het jonge duivenseizoen voor mij een feest.
De kringzege en 9 duiven bij de eerste 20 in de kring Apeldoorn. De 44 ingekorfde duiven waren ’s middags rond 16.00 uur alle 44 thuis en 35 stonden er op de uitslag. Zoiets gun ik iedereen. Natuurlijk kan er maar een de zege opeisen, maar alle ingekorfde duiven terugkrijgen zou al fantastisch zijn. De praktijk is namelijk erg weerbarstig. Er zijn bij ons in de club al liefhebbers uitgespannen nog voor aanvang van de eerste prijsvlucht! Dat is frustrerend en demotiverend. Een keer een tegenslag overwinnen lukt nog wel, maar als je jaar in jaar uit knock-out gaat als een bokser, komt er een moment dat je de ring verlaat. Het aantal ingekorfde duiven daalt bovendien schrikbarend. Ooit hadden we ruim 1000 jonge duiven in de club op de eerste vlucht. Nu brengen 8 verenigingen in de kring met moeite 2000 duiven bijeen (2012) en daalt dat aantal wekelijks met soms wel 30%.
Het spel met de jonge duiven is ontzettend moeilijk. Alleen als de jongen een prima voorbereiding hadden en tiptop gezond zijn, kun je na de inkorving van de eerste prijsvlucht rustig op een oor gaan slapen en dromen van vroege duiven. Vorig jaar wist ik, dat het goed zat. De duiven waren ijverig en levendig. Bracht ik ze weg, dan zaten ze bij thuiskomst van het baasje al rustig in het hok te wachten. Er was niet tegen te rijden! Bij de inkorving sprak ik clubgenoot Jan de Ruiter. Jan vreesde, dat hij diverse duiven niet meer terug zou zien. Ik deelde op dat moment die vrees niet. “Het zou mij verbazen als ik er van de 44 eentje verspeel”, zei ik in het volste vertrouwen. Hoewel grootspraak niet mijn ding is, wilde ik me niet vals bescheiden opstellen. De volgende dag haalde ik de module weg toen er 43 thuis waren. Daarna vulde ik het bad met lauw water en gaf de duiven de vrijheid. Tien minuten later lagen alle duiven uitgebreid te poedelen. Een mooi gezicht. We zaten aan de thee na te genieten van een geslaagde vlucht. Kort daarop ging de telefoon. Er waren blijkbaar mensen belangstellend hoever ik gekomen was. Naar eer en geweten meldde ik, dat ik nog een favoriet miste. “Dus je bent er nog wel eentje kwijt?”, vroeg de beller. “Net nog wel, maar de laatste landt net met een sierlijke boog rechtstreeks in de baadbak!”
Dit jaar is alles anders. De duiven zijn ten eerste een stuk jonger. Vanochtend liet ik ze los, maar het kostte me tien minuten om ze allemaal buiten te krijgen. Zet ik ze op de klep, dan duiken ze linea recta via een andere klep weer het hok in. Dat is niet goed.
Heb ik eindelijk alles buiten na veel gejaag en gevang, dan moet ik ze de lucht in jagen. Vervolgens trekken ze zowaar weg! Dit doen ze echter niet omdat ze vorm hebben, maar omdat ze dan de havik zien loeren in een boom in de omgeving.
Dan het wegbrengen. Tien keer zijn ze weggebracht en elke keer blijven er duiven achter. Bovendien blijven ze uren weg. Individueel loslaten, in groepjes of massaal, dat maakt geen verschil. Elke africhting wordt een fondvlucht en iedere keer kost het veren. Eerst denk je, dat het gebrek aan ervaring is. Inmiddels weet ik beter. Er hapert iets aan de duiven. Het kompasje werkt niet goed. Als “spoorzoekers” komen ze thuis. Uit alle richtingen arriveren ze en ik heb het gevoel dat ze na elke lossing op goed geluk kriskras-vliegend proberen het hok terug te vinden. ’t Doet me denken aan de Duitse staander van jeugdvriend Rinie Vos, die voor zijn jachtproeven wild moet opsporen.
Morgen moeten we inkorven voor de eerste prijsvlucht en ik denk erover om niet mee te doen. Vanmiddag heb ik een afspraak met dierenarts Nanne Wolff en ik wacht af wat zijn bevinding en advies is. Ik bewandel bij voorkeur de natuurlijke weg, maar als het vliegseizoen begint en ik krijg het lek niet op mijn manier boven, dan vertrouw ik graag op de deskundigheid van de man wiens vak en specialiteit het is om duiven gezond te maken.
De vraag die me gesteld werd over wat wel en wat niet te lezen in de duivenbladen, heb ik de vorige keer maar ten dele beantwoord. Martin van Zon gaat de confrontatie niet uit de weg. Legt de vinger op de zere plek. Soms een tikkeltje provocerend, maar zijn stukjes stemmen tot nadenken. Ad Schaerlaeckens is door de wol geverfd, weet iets van medicijnen en de praktische toepassing bij postduiven, kent de sport en de duiven van onze zuiderburen en kan op humoristische, ietwat onderkoelde manier zijn artikelen vullen. Duivensport is zijn hobby en (bij)baan. Wie zijn artikelen volgt, weet dat het bij Ad dit jaar ook niet allemaal op rolletjes loopt. Vooral door zich kwetsbaar op te stellen, wint hij aan sympathie en geloofwaardigheid. Gert Jan Beute schrijft bijna zoals hij praat. Durft zich kwetsbaar op te stellen en speelt de laatste jaren op hoog niveau. Duivensport is voor hem een “way of life”. Soms iets te kort door de bocht en niet altijd even diplomatiek qua taalgebruik, maar zeker niet onsympathiek! Andre Christiaens vind je op pagina 2 van “de Duif”. Zoekt het in natuurlijke aanpak en dat spreekt me uiteraard aan. Vroeger hadden we Arie van de Hoek. Kwam in zijn schrijfsels integer en deskundig over. Zijn achtergrond als landbouwingenieur benutte hij om onze kennis over duivenvoeding te verbeteren. Van de legendarische Piet de Weerd las ik met name boeken. Hij kende alle liefhebbers van naam en faam en bezocht ontelbare kampioenen. De vader van dierenarts Henk de Weerd was een soort handelsreiziger in postduiven, die de heroïek van machtige fondkleppers en de anekdotes van het Vlaamse, Waalse, Limburgse en Brabantse duivenmetier van voor en na de oorlog prachtig kon verweven. In mijn jonge jaren smulde ik ervan! Een deel van mijn theoretische basiskennis ontleen ik aan laatstgenoemde twee schrijvers. Wie tijd en zin heeft, kan van alles lezen in duivenkranten en op sites. Pik eruit wat je kunt gebruiken en vergeet de rest zo snel mogelijk.
En de jonge duiven? Als ze goed trainen, glad zijn en vlot naar huis komen van een oefenvlucht van 50 kilometer, dan kun je ze in vertrouwen inkorven op de eerste prijsvlucht. Trainen ze niet, is er twijfel over de conditie of blijven ze uren (of definitief) weg van een africhting, laat ze dan zitten tot de natour, of consulteer een deskundige en gespecialiseerde duivendokter. Dat doe ik vanmiddag ook!
Archieven
- juni 2025
- mei 2025
- april 2025
- februari 2025
- januari 2025
- november 2024
- oktober 2024
- september 2024
- juli 2024
- maart 2024
- februari 2024
- januari 2024
- december 2023
- november 2023
- oktober 2023
- december 2022
- november 2022
- oktober 2022
- september 2022
- juli 2022
- juni 2022
- mei 2022
- april 2022
- maart 2022
- februari 2022
- januari 2022
- december 2021
- november 2021
- oktober 2021
- september 2021
- augustus 2021
- juli 2021
- juni 2021
- mei 2021
- april 2021
- maart 2021
- januari 2021
- december 2020
- oktober 2020
- september 2020
- augustus 2020
- juli 2020
- juni 2020
- mei 2020
- maart 2020
- september 2019
- augustus 2019
- juli 2019
- juni 2019
- mei 2019
- april 2019
- maart 2019
- oktober 2017
- september 2017
- augustus 2017
- juli 2017
- juni 2017
- mei 2017
- april 2017
- februari 2017
- januari 2017
- december 2016
- november 2016
- oktober 2016
- september 2016
- augustus 2016
- juli 2016
- juni 2016
- mei 2016
- april 2016
- november 2015
- juli 2015
- mei 2015
- oktober 2014
- augustus 2014
- juli 2014
- juni 2014
- september 2013
- augustus 2013
- juli 2013
- juni 2013
- mei 2013
- april 2013
- februari 2013
- januari 2013
- oktober 2012
- september 2012
- augustus 2012
- juli 2012
- juni 2012
- april 2012
- maart 2012