Monthly Archives: juni 2014

Freek Openhartig (2)

Freek openhartig (2)

Voorst 26 juni 2014
 
Een havik die in de maand juni 17 jongen pakt bij dezelfde liefhebber.

Gekker moet het niet worden!  Normaliter heb ik in de maand juni weinig last van haviken.
Als de duiven trainen, meldt er zich regelmatig een havik. Meestal doen ze een aanval om te laten zien wie er baas is in de lucht, maar vaak zijn de duiven al uit het zicht verdwenen als ze op het toneel verschijnt. Zo ging het voorgaande jaren. Na half mei is het normaliter relatief rustig in de lucht.
Dit jaar is alles anders! De “armoedzaaier” of “terrorist” die momenteel zijn jachtterrein heeft rond mijn hok, daar hebben de duiven geen goed antwoord op.
Steeds wisselt ze van aanvalsplan en steeds trekt ze aan het langste eind. De “bordercollie tactiek” past ze de laatste dagen regelmatig toe.
Ze verrast de duiven die rondvliegen vanuit hinderlaag en als ze boven de duiven vliegt, is ze levensgevaarlijk.
De duiven gaan in hoog tempo kleine rondjes vliegen op soms nog geen meter hoogte. De obstakels op die geringe hoogte kosten soms ook veren.
De meeste duiven komen in blinde paniek in struiken en coniferen terecht en blijven daar vaak roerloos en met open snavel verstijfd zitten.
’t Lijkt op stoelendans. Wie als laatste in de lucht blijft is het haasje. De korte duikvlucht van de havik is spectaculair om te zien en vrijwel altijd doeltreffend!

Kraaien geen oplossing!

In onze omgeving zitten veel kraaien. Bij onze naaste buren hebben zelfs meerdere kraaien hun nest gehad op beschutte plekken op hun dak.
In het voorjaar zijn de duiven gebaat bij de aanwezigheid van kraaien. 
Zo gauw die opvliegen en lawaai beginnen te maken, voelen de duiven haarfijn aan dat er gevaar dreigt.
Ze ketsen af en slaan op de vlucht. Vaak zie je kort daarop inderdaad de havik passeren in de lucht, soms belaagd door kraaien.
Eind mei vliegen de jonge kraaien uit en daarna heb je weinig meer aan kraaien als bondgenoot. Ze laten zich in juni nauwelijks zien en de duiven mogen het alleen uitzoeken.

Duivenhok fungeert als snackbar voor havik

De havikjaarling, die momenteel mijn hok als Mc Donald beschouwt, is hondsbrutaal.  Zwaaien met een vlag en herrie maken schrikt haar niet (meer) af.
Voorheen bleef ik bij het hok staan om de duiven te observeren, maar daar ben ik mee gestopt. Ze pakt de duiven in de lucht waar ik bij sta.
Blijkbaar is ze afgestompt voor geschreeuw, geklap en gezwaai met een vlag aan een stok. Dat is heel frustrerend.
Soms zet ik een zware vuurpijl in de tuin, met de bedoeling die in de buurt van de roofvogel te laten exploderen.
Helaas ben je steevast te laat met afsteken! In 2012 gebruikte ik ook incidenteel vuurpijlen. Het hield haviken op afstand en de duiven trainden enorm. In 2013 was het uit met de pret.
Steeds meer buren kregen in de gaten, dat ik de knallen veroorzaakte.
Het paard van onze naaste buren dreigde op hol te slaan, de vier herdershonden van een andere buurman raakten getraumatiseerd en de zoon van de achterbuurman werd witheet, toen de stok van de afgeschoten vuurpijl naar beneden kwam en vlak bij zijn antieke sportwagen neerviel.
Het was natuurlijk onwettig wat ik deed  en om verdere ellende te voorkomen beloofde ik om voortaan niet meer te knallen. Toen er in de eerste helft van juni tien duiven gepakt werden (vrijwel elke dag eentje) dacht ik eraan om weer met vuurpijlen te gaan werken. Wanhoop.  Ik kon me nog net beheersen.  Nadat de duiven een kleine week niet los waren geweest, probeerde ik het opnieuw. Het probleem leek opgelost. Zowaar vielen er vier dagen op rij geen slachtoffers. Vorige week maandag was ik er getuige van, dat “de terrorist” met de “border collie techniek”
wederom toesloeg.
De dag erop van hetzelfde laken een pak. De duiven kregen geen moment rust. Net als een junk elke dag dope wil, pakt “de terrorist” elke dag een postduif. Blijkbaar toont ze geen interesse voor andere prooidieren en is mijn hok haar favoriete snackbar.  Toen ze binnen een week haar zevende duif greep, plaatste ik uit wanhoop weer een vuurpijl. Ik hoopte met 1 daverende knal vlak onder haar staart, de havik een eeuwig trauma te bezorgen. Helaas ben ik telkens net te laat met afsteken. Als de prooi gepakt is, heeft het weinig zin om te knallen. De goede harmonie met de buurt is me veel waard!

Afschieten, klapkooi plaatsen, scherpe pinnen rond levend aas?

Het regent goedbedoelde adviezen. Roofvogels zijn prachtige dieren en ik ben lid van de vogelbescherming. Nu er in de maand juni alleen al 17 duiven gepakt zijn, wordt een mens heen en weer geslingerd. Je verlies accepteren of grijpen naar onwettige middelen?  Als je elke dag een duif inlevert en eigenlijk niet met goed fatsoen je duiven kunt laten vliegen, kun je drie dingen doen:  als een sadomasochist dagelijks je verlies incasseren totdat het hok leeg is, vrijwillig stoppen met duivensport of grijpen naar onwettige middelen. Met 1 gericht schot uit een dubbelloops jachtgeweer kun je een eind maken aan heel veel dagelijkse ellende. Ik heb geen jachtgeweer en er is geen weldenkend mens die zijn jachtacte op het spel zet voor zo’n onwettige actie.
Ik heb kippen en kuikens, maar op de grond komen de haviken hier niet.
Aan een vangkooi heb ik dus niets! Een nette oplossing om af te komen van de plaaggeest heb ik niet.
Gewoon accepteren dus, dat er elke dag een duif gepakt zal worden? Dat kan ik ook niet, want dan heb ik het hok leeg voordat de vluchten beginnen!  Stoppen met duivensport?
Ik twijfel sterk, maar maak seizoen 2014 af, tenzij alle duiven opgegeten zijn.

“As ut niet geet zoas ut mut, mut ut zoas ut geet”

Ik heb besloten om geen duiven meer los te laten bij huis.  Breng ze zo mogelijk dagelijks een stukje weg en conditioneer de duiven, dat ze bij aankomst meteen het hok in duiken.
Dat laatste is niet zo moeilijk. Bij thuiskomst wacht de voederbak en bovendien voelen de duiven zich alleen veilig in het hok en niet daar buiten!
De roofvogel krijgt zo weinig kansen en zal naar verwacht elders een nieuwe snackbar zoeken. Dat is mijn gedachte.
Helaas blijkt deze theorie niet te kloppen.  Vandaag bracht ik de duiven weg. De latere jongen (9 weken oud) naar Spankeren en de oudere jongen naar Velp. Zo ver waren ze nooit eerder weggebracht. Ik reed meteen naar huis. Bij aankomst zag ik dat er nog niets thuis was. Het hok was helemaal leeg.  Tot mijn schrik zag ik ineens enkele duiven zitten in de heesters en coniferen in de tuin. De duiven zaten er met geopende snavel in doodsangst en roerloos. Dan weet ik hoe laat het is.  De “terrorist” zit blijkbaar de hele dag te loeren en weet dat er op zeker moment duiven zullen arriveren. Na enige tijd arriveerden er twee duiven uit het zuiden. Ze vielen op het hok en doken snel het hok in. Toen de trengels klapperden, was dat voor de aangevallen duiven een signaal om de coniferen en heesters te verlaten en snel naar binnen te gaan. Aan het eind van de dag misten er nog drie duiven. Misschien verdwaald, maar mogelijk is er toch eentje in de maag van de havik verdwenen. Gisterenavond hebben mijn jongen (deels opnieuw) een spuitje gehad tegen paramixo. Had ik ze beter thuis kunnen laten? Morgen krijgen ze in elk geval een rustdag en blijven de kleppen gesloten. (wordt vervolgd)

 

Freek Openhartig (1)

Freek openhartig (1)

 Voorst zat. 7 juni 2014

Na lange radiostilte eindelijk een teken van leven.  Afgelopen voorjaar ben ik geopereerd aan een lekkende hartklep.
Vier hartkleppen heeft een mens en bij mij lekte de mitralisklep al zeker sedert 2006.  Ingrijpen was destijds niet nodig, want de lekkage was aanvankelijk beperkt.

Eind 2013, toen mijn auto naar de a.p.k. moest, attendeerde José me op de al jaren lekkende hartklep. De huisarts hoorde een verergerde ruis en toen ging het balletje rollen.
Na diverse onderzoeken was de diagnose en het stappenplan duidelijk: reparatie middels een openhartoperatie.  “Duivenseizoen 2014 kun je vergeten, Frederik Hendrik”, schoot als eerste door me heen.  Zwolle had een wachttijd van 10 weken en met een minimale herstelperiode van 6 weken besloot ik met de duiven een jaar over te slaan. Toch zat het me niet lekker. Wat moest mijn compagnon met alle te kweken junioren?  Dan ga je op internet zoeken naar wachttijden bij hartcentra.  Enschede kwam met een wachttijd van 2 of 3 weken als beste uit de bus. De keus was snel gemaakt. Maandag 24 februari ging ik onder het mes in Medisch Spectrum Twenthe. Met Albert een koppeldatum afgesproken en een streefdatum rond 15 april om te spenen.

Blijdschap en opluchting!

Toen ik dinsdagochtend uit de narcose ontwaakte, voelde ik me hondsberoerd. Achter de monitoren zorgelijke blikken. Ik vreesde, dat het einde in zicht was en mijn laatste dag was aangebroken.
De chirurg die me opereerde kwam met een bedrukt gezicht aan mijn bed.
“De operatie is mislukt. Het spijt me”.  Ook een hartchirurg is een gewone sterveling en het is niet leuk om met zulke berichten aan het bed van een patiënt te komen. Je slikt en aanvaardt de excuses. Niet veel later kwam er een andere hartchirurg. Hij stak zijn hand uit en stelde zich voor.  “Grandjean”, hoorde ik en zijn verschijning en reputatie schonken me vertrouwen. “U hebt een bloeding en ik ga U met spoed persoonlijk opereren. Het komt allemaal goed”, stelde hij me gerust.
Woensdagochtend ontwaakte ik voor de tweede keer uit de narcose en ik voelde me meteen een stuk beter. Toen professor Grandjean me die ochtend bezocht, vertelde hij dat hij de te nauwe ring om de mitralisklep passend gemaakt en het omgekrulde klepblad gerepareerd had. “Door de stuwing en bloeding heeft Uw tricuspidalisklep in de andere harthelft het begeven. Ook daar is een plastiek geplaatst en diverse chordae (peesdraden) zijn vervangen. Jammer dat U geen zeiler bent, anders had ik het uit kunnen leggen”.

 Het herstel ging daarna vlot. Het doorgezaagde borstbeen genas voorspoedig, mijn hart blijkbaar ook en hoewel hij van mij een standbeeld verdient, schakel ik geen kunstenaar in. Mocht ik in 2014 echter een bijzondere duif ontdekken, dan is “Grandjean” de eerste naam die in aanmerking komt!  Enkele weken na de operatie waren er wat complicaties. Trombose en longontsteking in mijn geval. Gelukkig was ik op 9 april voldoende hersteld om de eerste jonkies van 2014 in ontvangst te nemen. Bram Scherpenzeel bracht ze en een dag later kon ik er een heel stel ophalen bij compagnon Albert. Net als voorgaande jaren was ik enkele dagen eerder bij Henk Pannekoek in Heerde geweest met moeder om mijn stofhelmen te “updaten”.

 Aan het schrijven van stukjes voor de site zou ik voorlopig niet toekomen. Ik moest rustig herstellen, geen stress. Therapie in het ziekenhuis, duifjes verzorgen, beetje klungelen in de moes- en siertuin, elke middag siësta van 13 tot 15 uur op dringend advies van een hartchirurg in Enschede en verder geen sores en flauwekul. Inmiddels heb ik mijn werk op school gedeeltelijk hervat.
Tijd voor een levensteken op de site. Mijn José is een dagje uit met een vriendin en dat geeft mij de gelegenheid om een terugblik op de eerste 8 weken duiven in 2014 te geven.
“Freek’s Fiasco” is een titel die me me opkomt. Het allitereert en geeft goed weer wat er speelt. Toch kies ik voor een andere voor de hand liggende naam: “Freek openhartig”.

Honderd jongen kwamen er in totaal. Bram leverde er 15, Henk Berentsen 8, Jeroen van Vugt 3, Dirk uit België 2 en Hans en Jan uit Deventer 1. 
De overige 70% kwam uit ons kweekhok in Twello.  In april haalde ik er ongeveer 40, eind mei haalde ik de laatsten van een groep van 30 stuks.
De jongen werden geplaatst op leeftijd in 7 afdelingen van in totaal 10 meter.
Bij onze eigen duiven (1e en 2e ronde) veel nazaten van onze “Oude Knoedel”.  Van deze 14-jarige stamvader zelf haalde ik 4 prachtige jongen op. De kweek van zijn zoon “Guus” mislukte, van kleinzoon “Texas Homer” kwamen ook 4 jongen en van achterkleinzoon “Hummer” 2 dochters.
Insiders weten dat onze “Oude Knoedel” een zoon is van de nestzus van wereldkampioen “Garfield”.  In 2014 zijn we voor het eerst in de gelegenheid om jongen te fokken die van vaders- en moederskant raken aan onze stamdoffer, zonder echt aan zware inteelt te doen.

 Helaas bracht 2014 tot heden weinig goeds.  Allereerst waren er gezondheidsproblemen bij de kweekduiven. Een drama, vooral voor Albert. Met hulp van dokter Nanne Wolff proberen we het lek boven te krijgen.
Mede door verduistering en grote overlast van roofvogels (stress) komen de problemen van de ouderdieren snel tot uiting bij de junioren. Veel uitval derhalve, want een “hinkepinker” (paratyphus??) wordt meteen geruimd!  Leuk is anders. Elke keer ga je met frisse tegenzin naar het hok. Welke duif loopt er nu weer mank? Je voelt je in zekere zin verwant aan de boeren die met een besmettelijke dierziekte hun veestapel moesten ruimen. Gewoon traumatisch!

 Van coli wordt een mens evenmin vrolijk. Twaalf grote flessen vlierbessensap goot ik de voorbije acht weken over het voer. Het is een fabel om te denken dat je daarmee coli voorkomt. Jongen van 4 of 5 weken met coli moest ik soms uit hun lijden verlossen. Jongen van 10 weken hebben betere kansen om de besmetting te overleven.
’t Blijft een vies gezicht. Brakende duiven die onverteerde granen vermengd met vieze groene of gele drab in hun schapje deponeren. Ik gaf tot heden met vlierbessensap geïmpregneerd voer, mixte er klei en mineralen door en klopte door de rulle melange geknipte bieslook en oregano. Aan kuren heb ik een hekel. Ik probeer altijd eerst met natuurlijke middelen de zaak te klaren. Wat schiet je er mee op om zwakke broeders op de been te houden? Martin Geven vertelde me vorige week, dat hij goede ervaring heeft met een organisch zuur. Zoiets wil ik wel proberen.

Soms sta je voor een raadsel.  Zondag 25 mei werd voor mijn junioren een ramp. Ik bracht ze enkele dagen eerder naar Klarenbeek/ Loenen. Toen ik met de auto de oprit opreed, zag ik de koppel van ongeveer 40 junioren tot mijn verrassing al. Zoals zo vaak, meldde een havik zich en verdween de groep spoorslags, maar een half uur later waren ze allemaal present.
De jongen trainden in die fase als gekken. Die bewuste zondagochtend trokken ze meteen bij de ochtendlossing weg. Misschien uit veiligheidsoverwegingen, want meestal is de havik al na enkele minuten present voor een aanval die ze op die manier ontlopen. Ruim een uur later kwamen ze retour en haalde ik ze binnen. Als ze zien dat ik aanstalten maak om de kleppen te openen, duiken ze als gekken binnen enkele seconden buitelend over elkaar heen door de gaten van de superval.  ’s Middags  waren we rond 15.00 uur retour van een wandeling naar Zutphen langs de IJssel. Onderweg had ik het plan opgevat om de jongen nog even weg te brengen naar Cortenoever (5 km). ’t Was warm en er stond een overwegend oostenwind, dat wel, maar zo dicht bij huis zou dat geen rol spelen. Dat was een zware misrekening!  “Ze zullen voor 16.30 retour zijn, dan kan ik ze voeren en verduisteren en heb jij intussen het eten klaar”, vertrouwde ik José toe in alle ernst.
Wat er gebeurd is, zal altijd een raadsel blijven. Waren ze toch eigenlijk te jong? Werden ze meegezogen door andere duiven? Konden ze zich door het verduisteren vanaf 16.30 uur onvoldoende oriënteren? Waren ze niet helemaal fris in de kopjes?  Van de 38 jongen waren er ’s avonds slechts 11 retour.  De volgende dag volgden er 6 en op dinsdag nog 2.
Daarna ging het licht uit!  “Alle jongen dragen ringetjes met telefoonnummer”, troostte ik José die er een beetje ziek van was. “Er worden er vast en zeker opgegeven en die haal ik natuurlijk subiet op”.
De praktijk is echter weerbarstig.  Bram bracht een duifje mee uit de buurt van Schiphol. Mager als een scheermes. Ook zat er een duif afkomstig van Bram in Hengelo. De mensen hadden het ringnummer afgelezen, maar lieten de duif in de tuin lopen. Korte tijd later was ie verdwenen. Een jong van mezelf zat in Tiel. Toen ik belde naar het Centraal Hok, was ze dood. Een ander jong zat in Amerongen. Ondanks de telefoonring ook weer in een Centraal Hok. Ik reed er de volgende dag heen. De duiven zaten in een schone schuur in keurige, genummerde kooitjes. Ik maakte de eigenaar een compliment. Helaas was het derde cijfer niet correct en was de duif helemaal niet van mij. Ook dat nog.
De man bood me koffie aan en wilde zelfs de benzine vergoeden, daar lag het niet aan. Ik zuchtte een keer, dacht aan de in tweede instantie geslaagde hartoperatie en bedankte de vriendelijke meneer voor alle inzet voor andermans duiven.

 Soms zit het mee en soms zit het tegen. Momenteel zit het niet mee. Vaak is de overlast van haviken na half mei een stuk minder, maar dit jaar is alles anders. Een duifje verspelen aan de havik hoort er bij als je in het groenste deel van de gemeente Voorst woont. Bij jachtopziener Ap Aalpoel van “de Poll” broeden drie paartjes haviken. Ap heeft echter geen zicht op wat er buiten zijn jachtgebied broedt. Momenteel wordt mijn duivenkolonie werkelijk geterroriseerd door waarschijnlijk steeds dezelfde havik.  “Een armoedzaaier” noemt duivenvriend Martin Geven zulke exemplaren. Een terrorist in mijn ogen. Het zijn vrouwtjeshaviken van een jaar oud, zonder horst of partner, die op een bepaalde plek rondhangen en jouw duivenhok beschouwen als de Mc Donald. De hele dag ligt ze op de loer, houdt het hok in de gaten en slaat onmiddellijk toe als de duiven los gaan. De afgelopen 14 dagen was het zonder uitzondering steeds raak voor een knaak zo gauw de duiven de vrijheid kregen. Zelfs als ik ze vier dagen op rij opgesloten hield, veranderde er niets aan de situatie. De vijfde dag liet ik ze met bevende knieën los en prompt had ie er al na drie minuten eentje te grazen genomen.
Gisteren was het in kort tijdsbestek de achtste keer op rij dat ze toesloeg. Al na enkele minuten zag ik, dat ze een jong greep.
Ik moest boodschappen doen voor moeder en was een uurtje weg. Bij thuiskomst lag er een geslagen jonge duif bij de achterdeur. Dat is het voordeel als je als enige in een buurtschap duiven houdt. De buren weten je dan blind te vinden. ’s Avonds bij de telling was ik inderdaad weer twee duiven kwijt. Vandaag van hetzelfde laken een pak. De duiven zijn koud buiten, of ik zie “het kreng” achteloos een jonge duif grijpen vanuit mijn ooghoek. Elke dag een duif inleveren aan een havik, dat tikt flink aan en telt net zo hard af. Net als gisteren zijn er dus vandaag weer twee gegrepen. José hoort me dagelijks aftellen: 44, 43, 42, 40, 38.  “Als je tien duiven in een week verspeelt aan de havik, vrees ik dat je hok leeg is als de eerste prijsvlucht begint”, rekent José me voor. Je wordt er inderdaad moedeloos van.  “Drie jongen op dezelfde dag gepakt door de havik, eentje opgeruimd met een manke poot en eentje dood door coli. Leuke hobby en morgen is het weer hetzelfde liedje”, zei José terecht met enig cynisme. Ik probeer mijn optimisme te bewaren. “Als ik er half juli nog maar minstens twee over heb. Dan heb ik zeker de getekenden en door het gejaag van de havik trainen de duiven zonder vlag als gekken en komen in superconditie. Bovendien hoef ik bij Hillie als vluchtpenningmeester heel weinig te betalen, heb ik genoeg aan één zak voer voor een heel seizoen, ben in twee minuten klaar met hokkrabben en zit na het vliegseizoen niet opgescheept met een hok vol overbodige duiven”. Ik probeer me tegenover José groot te houden met stoere verhalen, maar dat is een pose. Ben nu precies 59 dagen duivenhouder in 2014.  Heb de duiven naar schatting hooguit 40 keer kortstondig laten vliegen. Ben met 100 jongen begonnen en ben er al 62 kwijt. ’t Wordt elk jaar gekker.  Hoop dat het tij keert, maar momenteel is het om te huilen!

Pakt een havik bij voorkeur zieke of opvallend gekleurde duiven?  Ik geloof er niets van. Heb drie roodkrassen van april en drie rode duiven van mei. Niet één gepakt. Van de vier schimmels is er nog eentje over.
Verder zijn het allemaal blauwbanders en blauwkrassen. Een zieke duif vliegt weinig. Het zijn steeds de meest levenslustige en vlugge duiven die gepakt worden door de havik.
Momenteel zijn het de half en eind mei gespeende jongen die hun eerste toertjes om het hok maken. Ze buitelen frivool, vliegen niet strak in een koppel en vormen de ideale prooi voor de havik. De apriljongen zie je in de lucht hun vleugels aantrekken als de havik gesignaleerd wordt en verdwijnen meteen uit het zicht. Soms worden ze verrast en kunnen ze niet tijdig wegkomen.
Met doodsangst vliegen ze dan in hagen, bomen, in openstaande schuren en blijven verstijfd zitten tot lang nadat het gevaar geweken is. Soms vliegen ze zich te pletter tegen muren en ramen.
(wordt vervolgd)