Monthly Archives: januari 2017
Zieleroerselen, zotteklap & zever (3)
2017: Zieleroerselen, zotteklap & zever (3)
Zieleroerselen, zotteklap & zever (3)
Afscheid Gerrit Ilbrink
Ergens in de jaren zeventig begon Gerrit met duiven. Dat was leuk voor zoontje Gerrit, was het motief. Vrouwlief Tonnie stond helemaal achter de nieuwe hobby. Natuurlijk werden ze lid van p.v. “De Hoven” in Zutphen, want Tonnie was een “Heufse”. In de beginjaren was “de Strik” de lievelingsduif. Gerrit kreeg deze lichtkrasdoffer met Catthrijssebloed van collega in de papierindustrie Lasschuyt. In 1978 bouwde ik een duivenhok bij “ome Dirk” in buurtschap “Klein Amsterdam”. Ongeveer vijf kilometer van mijn ouderlijk huis. Vader moest niets van duiven weten en oom Dirk, die drie jaren bij ons in huis had gewoond tijdens zijn echtscheiding, stelde zijn enorme tuin beschikbaar. Bij de bouw leverde Gerrit al hand- en spandiensten. Via een 27-mc “bakkie” onderhielden we contact tijdens de vluchten. Mooie tijd!
In 1982 was ik echt doodziek van de duiven. Ik hoestte en had doorlopend koorts. Onderzoek in het ziekenhuis wees uit, dat ik ernstig allergisch was voor een eiwit in de mest en ik kreeg het dringende advies te stoppen met de sport. De natour zou mijn afscheid worden. Alles zat op dat moment tegen. Door een zware blessure, opgelopen tijdens de voetbalwedstrijd Voorst 2 – S.H.E. 2 in Hall, kwam ik drie weken in het ziekenhuis terecht. Tijdens het ziekenhuisverblijf werd tot overmaat van ramp mijn beste duif van het hok gestolen. Eén en al narigheid. In gedachten zie ik nog de legendarische Wim Hofman, toen elftalbegeleider, met zijn hoofd schudden.
In 1983 kochten José en ik onze huidige woning. Destijds rijp voor de sloop. Bijna drie volle jaren werkte ik aan het opknappen van het huis. Vrienden en bekenden hielpen soms een dag mee en dat was lief en goed bedoeld. Eén vriend kwam elke dag terug en hielp me bij avond en ontij en door dik en dun: Gerrit Ilbrink! Tijdens het werk praatten we vaak over duiven. Ik had zelf geen duiven meer, maar ik leefde mee met de fondaspiraties van Gerrit. De duiven van Jos Jilesen uit Boxtel hadden hun intrede gedaan en dat bleek een schot in de roos. Jilesen had duiven van Krauth uit Limburg en dat waren echte fondduiven. In de kring Zutphen behoorde Gerrit in die tijd tot de fondmatadoren. “Mr. Bergerac” was zijn bijnaam. Tonnie was bloedfanatiek, vulde de poulebrieven in, onderhield contacten en spoorde Gerrit aan. Tijdens het klussen polste ik Gerrit, of hij zin had om in te korven voor Barcelona. Gaandeweg werd hij warm gemaakt voor dit avontuur. Tijdens het letten van de overnachtvluchten stond ik vaak zij aan zij met Gerrit bij zijn hok. Ik kende al zijn duiven en het was me opgevallen dat “de 59” altijd fris en vol bravoure arriveerde, maar steevast ruim na zijn nestbroer “de 60”. Gerrit deelde mijn mening dat “de 59” weleens een geboren Barcelonavlieger zou kunnen zijn. Toen deze doffer onderweg naar de Catalaanse hoofdstad was, kreeg zoon Gerrit een ernstig ongeluk met de brommer. Zijn leven hing korte tijd aan een zijden draadje en Barcelona leek helemaal voorbij te gaan aan de bezorgde ouders. Terwijl Gerrit en Tonnie in het ziekenhuis waren, arriveerde “de 59”. Ik klokte de duif en was opgewonden als nooit tevoren. In Oost Nederland waren pas een vijftal duiven retour. Toen Gerrit en Tonnie thuis kwamen, konden ze nauwelijks geloven dat “de Barcelona” het kunstje geflikt had. Een ontlading van spanning, want met Gerrit junior ging het ook de goede kant op! Het jaar erop werd “de Barcelona” opnieuw gezet en wederom pakte hij een vroege prijs. Helaas sneuvelde hij op zijn derde Barcelona op het veld van eer, maar toen pakte zijn dochter een vroege prijs op Barcelona. Het wegblijven van “de Barcelona” maakte veel indruk op Gerrit en na drie keer vond hij het welletjes.
Het veel te vroeg overlijden van Tonnie (49 jaar) was een klap die Gerrit nooit helemaal te boven zou komen. Gerrit zorgde goed voor zijn beide zonen en zijn kleinkinderen, verzorgde zijn duiven als altijd, maar ergens voelde je dat er iets geknakt was in Gerrit. De prestaties met de duiven raakten steeds meer in een neerwaartse spiraal. Tonnie was er niet meer en de beide zonen gaven niets om duiven. Daar stond Gerrit in zijn eentje bij het ochtendgloren zijn duiven op te wachten. Zoon Gerrit, die tegenwoordig toch voor de lol wat duiven houdt in Vaassen, bevestigde afgelopen vrijdag na de begrafenis tegenover mij dat beeld: “Pa ging liever vissen met een vismaat. Dat was gezelliger. Duivensport helemaal alleen viel hem zwaar”. De laatste jaren deed hij niet meer mee aan de vluchten. Een hartinfarct en C.O.P.D. maakten van Gerrit een menselijk wrak. Altijd zat hij in zijn vaste stoel aan het raam. De krant en de t.v. waren zijn tijdverdrijf. Pufjes en medicijnen bondgenoten onder handbereik. Zoon Johan kwam dagelijks koffiedrinken. Kleinzoon Tim, die enkele duifjes van opa kreeg, vergezelde hem vaak. Zelf bezocht ik Gerrit onregelmatig en altijd zag ik in zijn ogen, dat hij blij was met mijn komst. Van Tonnie had ik enkele decennia geleden al gehoord, dat Gerrit me als een vriend voor het leven beschouwde ……
Samen met fondman in ruste Rob Wassink, die Gerrit altijd trouw bezocht de laatste jaren, was ik uitgenodigd voor de begrafenis in besloten kring. Op de begraafplaats in Voorst werd Gerrit herenigd met zijn Tonnie. De “Voorster Duivenvrienden” brachten een bloemengroet en zelf kon ik aan het graf enkele woorden recht uit het hart kwijt. Gerrit was een man van weinig woorden. Eenvoudig, behulpzaam en geboren met een fondduif in zijn hart. Een vriend voor het leven!
Gerrit werd 75 jaar.
Naschrift: “Voorster Duivenvrienden” is een informele club mensen. Springlevend is de club zeker niet. Een dun lijntje (duiven en respect) verbindt ons. Soms zijn de duivenhouders overleden en houdt de weduwe de band in stand. Dit geldt voor wijlen Arend Schoonheden en bakker Gerard Wissink. Soms betreft het een duivenhouder in ruste, zoals Cees Hensbergen. Albert Hendriksen is een oud Voorstenaar, net als Adriaan Aalpoel en moeder Toos. Johan Gijsberts is dat binnenkort ook. Toon Waanders is met mij nog actief in de weer met duiven in Voorst.
Zieleroerselen, zotteklap & zever (2)
2017: Zieleroerselen, zotteklap & zever (2)
Zieleroerselen, zotteklap & zever (2)
Kweken een tombola?
We kunnen onze kweekkoppels beredeneerd samenzetten, we kunnen ze op het oog en op bouw en afstamming koppelen, of we laten het de duiven zelf uitzoeken. Welke methode je ook kiest, het blijft een tombola. Toch zijn de kansen ongelijk. De ene keer koop je voor 10 euro veertig lootjes en is het veertig keer noppes. De andere keer koop je voor 1 euro vier lootjes en win je drie keer prijs. Heeft dat met gesternte te maken of met dom toeval? Ieder mens kent het verschijnsel. Bij het kweken van duiven heb je een dosis geluk nodig. Albert leverde zo’n veertig stuks in 2016, waaronder één goed duifje. Bram leverde ongeveer hetzelfde aantal en ook hier zat één goeie bij. In de loop der jaren ben ik ervaringsdeskundige geworden. Een superduif heb je slechts eens in de zoveel jaren. Een goeie duif niet eens elk jaar. Gelukkig zijn er meerdere tinten grijs. Een duif met diverse prijzen, waaronder een teletekstnotering, daar ben je natuurlijk blij mee. Mag je wat mij betreft een leuke duif noemen. Daarnaast heb je de bruikbare duiven en de categorie “net niet en echt niet”, waarmee je geen volle zalen trekt. Wat voor de één een leuke of bruikbare duif is, kan voor de ander een goeie duif of superduif zijn. Het ligt er aan wat je gewend bent en hoe hoog je de lat legt. Vooraf kan niemand met zekerheid zeggen uit welk koppel de beste jonge duif zal komen! Het ene koppel is het andere echter niet. Sommige koppels geven meer kans, andere koppels beduidend minder kans. Eén ding staat als een paal boven water: om goeie nafok te geven dient een koppel gezond en in kweekvorm te zijn. In 2014 sluimerde er paratyphus onder de kweekduiven. Ook de jonge duiven waren er niet vrij van. De kweek in 2014 was ronduit teleurstellend en de jonge duiven in Appen presteerden wisselvallig. In 2015 sluimerde het adenovirus. Nanne Wolff adviseerde me vlak voor de vluchten om niet mee te doen. “De komende acht weken mag je er geen wonderen van verwachten en de verliezen zullen groot zijn”, voorspelde hij. Wolff kreeg gelijk. De vorm bleef uit en elke week bleven er duiven weg. Het kweken van duiven is dus geen gewone tombola. Samenvattend: kweekduiven moeten in perfecte conditie aan hun kweekklus beginnen. Zijn de ouderdieren niet 100% tiptop, dan zal de nafok geen meevaller zijn! Zijn de jonge duiven optimaal opgefokt uit gezonde ouderdieren en lopen ze tegen een vervelende besmetting aan in de aanloop naar de vluchten, dan kan het alsnog een teleurstelling worden. Met paratyphus en adeno heb ik dienaangaande slechte ervaring. Een niet al te heftige colibesmetting kunnen de duiven ook zonder antibiotica overwinnen. Licht voeren, vertroetelen en uitzieken. Vrolijk wordt een mens er niet van, zeker niet van de vieze mest en het braaksel, maar het seizoen hoeft niet verloren te zijn. Ik kon er in 2016 over mee praten!
Stamvorming
Wie onze kweekkoppels bekijkt, ziet dat er van stamvorming nauwelijks sprake is. Dat kan ook nog niet. We begonnen in 2009 met wat krijgertjes en hadden voor de kweek in 2010 alleen “Jurriaan” tot onze beschikking. In 2012 diende “Texas Homer” zich aan en in 2014 “Kampioensduif 366”. Drie kampioensduiven en beoogde stamdoffers. Daarnaast schaften we talentvolle duiven aan met een mooie stamboom. Veel aangeschafte duiven brachten niet wat we verwachtten. Andere aangeschafte duiven gingen in 2014 ten onder aan de rondsluimerende paratyphusbesmetting, zonder een eerlijke kans te hebben gehad om zich als kweekduif te manifesteren. In 2015 probeerden we twee vliegen in één klap te slaan: bij Hans Hak haalden we zes zomerjongen uit zijn beste kwekers. Allroundduiven die de dagfond goed verteren en bovendien van het vrouwelijk geslacht. Dat laatste was onze zwakke plek! Er dienden zich op eigen hok geen goede duivinnen aan. Gelukkig was in 2016 alles anders. De vliegploeg marcheerde lekker en de blikvangers waren allemaal duivinnen. Op het kweekhok bij Albert hebben we voor 2017 voor het eerst mogelijkheden om in lichte bloedverwantschap verder te borduren. “Texas Homer” heeft een duivin die net als hij afstamt van onze “Oude Knoedel”. Ook “Jurriaan” hebben we gezet tegen een duivin die aan hem verwant is. De eerste stappen op weg naar stamvorming zijn gezet! De komende jaren hopen we te ontdekken welke duiven het meeste rendement geven en welke de echte toppers voortbrengen. Als je het kweekbestand niet uitbreidt, ben je verplicht om streng te selecteren. Indien alles volgens plan verloopt, dienen zich elk jaar via het vlieghok nieuwe kweekduiven aan. Alleen met asduiven in groter verband, eersteprijswinnaars en teletekstduiven willen we verder. Zonder ambitie haal je de echte top nooit. Kijkend naar Bas & Gerard Verkerk, zie ik dat er nog vele stappen gemaakt moeten worden om bij hen in de buurt te komen. In de praktijk betekent dat alleen kweken uit de allerbesten, zeer streng selecteren en de toppers nooit verkopen. Verder moeten we steeds uitkijken naar echte versterking en werken aan stamvorming. Kweekkoppels samenstellen in de wintermaanden wordt nog leuker!
Africhten en lappen
Jonge duiven laat ik in hun eerste maanden graag vaak en langdurig los. Ze leren de omgeving kennen, pikken van alles en nog wat in de groentetuin, leren de gevaren in de boze buitenwereld kennen en worden zo “streetwise”. Zelfs het verschil tussen een havik en een sperwer hebben ze in de gaten. Voor de laatste zijn ze veel minder bang, omdat ze in de lucht niets van de sperwer te duchten hebben. In 2016 liet ik ze de eerste maanden relatief vaak los. Helaas had dat ook tot gevolg dat de duiven de bakkerij in het hartje van Voorst ontdekten als veilig honk. Voor 2017 wil ik de jonge duiven toch weer zo veel mogelijk de vrijheid geven. Natuurlijk zullen de haviken mijn hok weer als snackbar bezoeken, maar de duiven worden daar ook alerter en sneller van. Alleen als het de spuigaten uitloopt en er dagelijks slachtoffers vallen, zal ik de strategie moeten wijzigen. Duiven die veel buiten komen zijn slimmer en verspeel je minder gemakkelijk. Tegen de tijd, dat ze het nodige meegemaakt hebben, laat ik ze ook op zaterdag en zondag los. Soms trekken ze met vluchtduiven het noorden in en dat is een prima leerschool. Dat er zo wel eens eentje wegblijft, zie ik als een winstpunt. Let op: alleen kerngezonde duiven en duiven die al de nodige ervaring hebben, mag je aan Spartaanse praktijken bloot stellen! Johan van Dijk uit Lieren sprak ik enige weken geleden op een maandagavond bij Joke Geven in Cortenoever. Johan vertelde, dat hij zijn jonge duiven in de zomermaanden van 2016 vrijwel dagelijks meenam naar zijn “hondenbaan” als instructeur bij de politie. Zijn werkplek is ideaal gesitueerd op de vlieglijn en hij had de nodige verwachtingen van zijn super getrainde junioren. Toch werden de prijsvluchten voor de jonge duiven geen meevaller voor hem. Vertwijfeld vroeg hij zich af, waarom zijn junioren niet konden domineren bij “Ons Vermaak” in Eerbeek. Hij speelde met een relatief klein aantal jongen en ik denk dat daar de kneep zit. Als je vijf of tien junioren intensief traint door ze vrijwel dagelijks mee te nemen naar je werk, ben je van twee dingen afhankelijk: gezondheid en kwaliteit. Duiven die in matige conditie verkeren zullen hoe dan ook teleurstellen. Als je met een handvol duiven speelt, zoals Johan deed, moet je bovendien het geluk hebben dat er een echt goede duif tussen zit. Zoals ik eerder aangaf kweekten Albert en Bram op veertig junioren ook ieder maar één echte. Met vijf duiven spelen en intensief rijden geeft geen enkele garantie op succes. Zijn het vijf “gewone” duifjes, dan zullen de uitslagen ook heel gewoontjes zijn! Een tombola heeft een beperkt aantal prijzen en heel veel nieten. Johan op zijn beurt is een aparte. Druk met aangespannen paarden, politiehonden en postduiven. Een zeldzame en onmogelijke combinatie. Geografisch op een beroerde plek gesitueerd en gezegend met talloze roofvogels om de deur. Dat zal nooit wat worden, denk je als buitenstaander. Vechten tegen de bierkaai. Toch pleit één ding in zijn voordeel. Johan was niet alleen jarenlang collega en vriend van Martin Geven, hij kan ook iets met dieren. We gaan het meemaken bij leven en welzijn ….. (wordt vervolgd)
Zieleroerselen, zotteklap & zever (1)
2017: Zieleroerselen, zotteklap & zever (1)
Zieleroerselen, zotteklap & zever (1)
Om te voorkomen, dat ik mezelf en mijn schrijfsels te serieus ga nemen, heb ik gekozen voor een luchtige naam met enige zelfspot. Vlaams sluit naadloos aan bij duivensport en de alliteratie bij H,G & L van 2016. Veel van wat we lezen in de duivensport is onwetenschappelijke prietpraat. Zouden duivinnen met “baardjes” echte kweekmoedertjes zijn? Zijn witte teennagels bij een blauwe doffer een teken van kweekwaarde? Is de volledige cirkel om de pupil een aanbeveling voor een stamduif? Is een donkere en brede streep over de staart een teken van vitaliteit? “Zeker weten” roept de één en “grote zever” de ander. We praten en schrijven elkaar na met onze “zotteklap”. Feit is, dat de mens op zoek is naar houvast. Iemand had een hardvliegende blauwe doffer met witte teennagels. ’t Was in de hand een doodgewone duif, maar die witte teennagels waren bijzonder. Zou dat zijn geheim zijn? De meeste matige blauwe duiven hebben donkere teennagels, dus dan lijkt de aanname al gauw een feit. Zelf bezondig ik me ook aan niet wetenschappelijk bewezen aannames. Ik ben maar een simpele jongen. We weten zo weinig over duiven, dat we het graag zoeken in schijnzekerheden en bakerpraatjes. Wie zich daar goed bij voelt en graag gelooft, die gun ik zijn goesting, maar …. blijf wel nuchter en draaf niet door!
Attractievlucht GOU Noord
Op de feestavond kwamen er enkele enthousiastelingen langs de tafels om mensen te enthousiasmeren voor een attractievlucht voor de junioren. Er worden speciale ringen verstrekt die een tientje per stuk kosten. Ik heb veel sympathie voor mensen die iets op poten zetten en bestelde er 15. John Romein, die weinig gelukkig was met zijn junioren, bestelde er desondanks toch 10. Het lijkt veel geld, maar het is ook een prachtige kans om mensen in je omgeving bij de duivensport te betrekken. Bram was meteen enthousiast toen ik hem mailde. Zelf wil ik mijn teamleden de kans bieden om mee te doen. Een verdeelsleutel voor kweker, speler en sponsor ligt het meest voor de hand. Zal Albert ook vragen mee te denken, hij is meestal nogal creatief op dat vlak. Betrek je er een aantal mensen bij en omarmen zij het idee, dan kost het weinig en kan het behalve geld veel lol opleveren! Denk positief, betrek er vrienden en kennissen bij en laat de sponsor de duif een naam geven. Duidelijk een zieleroersel en geen zever of zotteklap! Doen dus.
Roodfactor
Het is alarmerend hoe weinig rode en vale duiven je ziet in de duivenkranten. Vroeger las je over “de Vale trein” uit Semmerzake, “het Rode Goud”, “de Rode Vossen” enz. Toen hadden burgemeester Hermans en Jantje Theelen rode duiven, net als Bertus Camphuis, Peter van Osch en Freek Romein in onze omgeving. Ik herinner me een jaar, dat vrijwel alle nationale winnaars in het NPO-krantje rood waren, hoewel in zwart wit afgedrukt. Tournier had rood, Ludo Claessens had rood en zelfs wit en de Gebrs. Janssen hadden altijd enkele roden. Tegenwoordig moet je de roodfactor met een lantaarntje zoeken. Hebben we een hekel aan de rode kleur, denken we dat ze te aantrekkelijk zijn voor roofvogels, of zijn ze kwalitatief inferieur? Feit is, dat veel hokken die ooit de roodfactor hadden, geleidelijk uit de roodfactor geraken. Bertus Camphuis had rood, maar dat werd steeds minder. Marcel Sangers was ooit zeer succesvol met rood, dus ze kunnen het wel! In 2014 haalden we zes zomerjongen bij Hans Hak in Maurik. Hans had ooit zijn “Oude Rooie”, die hij bestempelt als “beste duif ooit”. Zijn “Topfokker” is schimmelkleurig en stamt er van af. Toch zag ik op zijn kweekhok en in zijn verkopingen op Duiven.net nooit een rode of vale duif. Dat roept vragen op. Waarom zie je tegenwoordig zo weinig rode duiven? Komt het doordat je de kleur definitief kwijtraakt als je uit blauwe duiven fokt die zelf volop uit rood ontsproten zijn? Een schaliekleurige kweek je terug (recessief), maar een rode duif niet. Alleen de sierduivenrode kleur die we kennen als “chocolate” zie je opduiken bij duiven waar aan twee kanten “Meulemans” in zit. Ik heb het echter over postduivenrood. Zijn we uitgekeken op rood, is hun veerkwaliteit zon- en slijtgevoeliger, zijn ze kwetsbaarder of ziektegevoeliger? Wie het weet mag het zeggen. Feit is, dat Albert en Freek in hun kweekstrategie voor 2017 ruim baan geven aan de roodfactor. In 7 van de 12 kweekkoppels is één der partners roodfactor. We houden van de kleur. Variatie in kleur vergemakkelijkt het snel herkennen op het hok en als ze van de vlucht komen en we zijn niet overtuigd dat ze kwalitatief minder zijn. Soms denk ik, dat blauwe of geschelpte duiven uit een roodfactorkoppeling een streepje voor hebben. Onze “Toos” van 2016 is geschelpt en komt uit een rode doffer. Onze “Yvonne” van 2016 is geschelpt en komt uit een roodbonte duivin. De “Oude ’05 van Camphuis was eveneens een geschelpte uit rood gefokt. Bij Jan Suijkerbuijk zag ik vroeger van nabij hetzelfde verschijnsel. Is dat toeval of een wetmatigheid? Zever, zotteklap of een feit? Omgekeerd komt het nooit voor. Uit de “Oude ‘05” met een blauwe of geschelpte duivin kwamen nooit roden. Wel schalies! Wie het verdwijnen van de roodfactor op tophokken kan verklaren, mag het zeggen. Zelf gaan we er onbevooroordeeld mee aan de slag op zoek naar het antwoord.
Sweet seventeen
Even overwoog ik deze naam te kiezen voor mijn schrijfsels van 2017. Albert opperde “Team Spirit”. Zelf ben ik gecharmeerd van de terugkerende klank, maar “Sweet Seventeen” klonk iets te zoet en had iets “Lolita-achtigs” voor een man van mijn leeftijd, die in de oude situatie eind dit jaar “van Drees zou trekken”. Ik lees “de Duif” en ben vertrouwd met de sappige taalvondsten van de Belgen. Ik roep tegen José dat ik weinig “goesting” heb en dat ik “mijn kot ga kuisen”. Een beetje duivensjapper struikelt heus niet over zever en zotteklap. Wat ik heel belangrijk vind is gezondheid. Zelf ging ik in 2014 en 2015 vier keer onder het mes en in mijn vriendenkring gingen dierbare vrienden onder een zwart i.p.v. een wit of groen laken. Gewoon in grote lijnen gezond met hier en daar wat leeftijdgebonden kwaaltjes, dan teken ik voor 2017. Een hecht teamgevoel en onderling plezier, dat is ook wenselijk. Over successen praat ik niet. Daar droomt iedereen van en successen mag je niet voor jezelf claimen. Als de randvoorwaarden goed zijn, José me trouw blijft, Bram en Albert hun best doen met de kweek, Rinie de duiven uit de lucht blijft kijken, de haviken niet te veel honger hebben en moeder Toos, Trijntje en Jaap geen gekke dingen doen, dan zal ik ook mijn uiterste best doen om van 2017 weer een mooi jaar te maken. Ik wil met mijn zieleroerselen mezelf oppeppen en in het spoor houden en hoop, dat U zin, zever en zotteklap kunt onderscheiden. Open en eerlijk zijn naar de lezer en naar mezelf, dat is mijn streven. Een tip of een geheugensteun geven, een anekdote delen en een glimlach ontlokken. Fondman Dirk van Hofwegen, met wie ik in Vriezenveen in een forum zat, benadrukte, dat je moet geloven in je eigen duiven. “Jij hebt de allerbeste duiven en als je ze heel goed verzorgt, dan zullen ze dat bewijzen”. Geloven in je duiven en in jezelf, meer hoeft dat niet te zijn, zeggen de Vlamingen. (wordt vervolgd)
Hoop, geloof en liefde (17)
2016: Hoop, geloof en liefde (17)
Hoop, geloof & liefde (17)
Duivenweekend
Afgelopen vrijdag hield “Steeds Verder” haar traditionele bonnenverkoop. Een tentoonstelling zit er niet meer in, vanwege gebrek aan animo. Enerzijds jammer, want het bracht “reuring” en gezelligheid. Bram verzorgde de teksten in de catalogus en had de regie. Voorzitter Jan zorgde voor het drukken en verdelen van de boekjes, Hans voor de oliebollen, Adrie voor de bar en zo droeg ieder zijn of haar steentje bij. Bram vroeg me, of ik ook een deel van de bonnen zou willen verkopen. Net als vorig jaar. Eigenlijk is het gekkenwerk om de bonnen in je eentje te verkopen. Je moet heel snel omschakelen, attent blijven en er zijn altijd bonnen bij waar je niet zo veel van kunt vertellen. Je kent niet alle schenkers persoonlijk, weet soms ook niet met welke duiven ze vliegen en dan wordt het een vlak en onpersoonlijk praatje. Als je met z’n tweeën bent, heb je telkens een korte adempauze, heb je gelegenheid om een slok water te drinken en de volgende bon in je op te nemen en hoef je bonnen die je niet liggen niet te verkopen. Ook het aanprijzen van je eigen waar kun je aan je medeverkoper over laten. Ideaal! Het was een gezellige avond met een leuke opbrengst voor de club.
Feestmiddag Doornspijk
De gezamenlijke prijsuitreiking van regio 1 en 2 vond plaats in Doornspijk. Ondanks code oranje en gladde wegen, viel de opkomst zeker niet tegen! Dat was fijn, want de bestuurders van noordwest en noordoost hadden hun best gedaan om er een mooie middag van te maken. Deze keer was Albert met me mee gegaan. Natuurlijk was clubgenoot John Romein met zijn maatje Aart Bronkhorst er ook. John is deze winter overal het mannetje. Wat een seizoen heeft hij achter de rug! Hij is het levende bewijs, dat je met drie superduiven vrijwel onklopbaar bent in alle competities en kampioenschappen. Vaandeldrager en vlaggeschip was natuurlijk zijn “Messi”. Zowel op de vitesse als midfond was deze superdoffer een klasse apart. Bij FC Barcelona vormen Messi, Suarez en Neymar en supertrio. Dat gaat bij John, die overigens een voetballiefhebber (Feyenoord) is, niet op. Op zijn hok zijn het twee duivinnen die het supertrio completeren. “Michelle”, de moeder nota bene van “Messi” en “Eline”. Deze “Eline” heeft al twee fantastische jaren achter de rug. John zette haar op het kweekhok, maar plaatste haar later toch terug op het vlieghok. Als vierjarige duivin werd ze in de eigen club zowel op vitesse, midfond als natour derde duifkampioen, telkens achter hokgenoten. Afgelopen najaar kochten we een laat doffertje van “Eline”. Later regelde Albert, die goed met John is en hem vaak helpt op computergebied, nog een duivinnetje. Je hoeft echt niet vermogend te zijn om aan goed materiaal te geraken! In Doornspijk zaten we aan tafel met good old Gerrit Veldhuis (80 plus), zijn chauffeur Meindert Derksen (40) en Bessel, Bessel en Bob. Goede verstaanders weten dan, dat ik de familie van Zeist uit Apeldoorn bedoel. Zij vormen het zoveelste bewijs, dat je als team elkaar aanvult en versterkt. Leuke tafelgenoten bovendien. Vader Bessel (65) is ongeveer van mijn leeftijd en de zonen zijn dertigers. Als combinatie stralen ze ambitie en gedrevenheid uit!
Naast me zat Aart Bronkhorst. Aart heeft het nodige achter de kiezen en het afgelopen jaar kreeg hij te maken met ernstige gezondheidsproblemen. Gelukkig zijn de doktoren in Amsterdam de laatste tijd goed te spreken over zijn genezingskansen en is Aart zelf optimistisch en positief. Prachtig nieuws aan het begin van een nieuw jaar!
Nieuwe ronde, nieuwe kansen
Bram was zaterdag gewoon thuis. Hij had zijn kweekduiven op vrijdag samen gezet en was zaterdag druk met zijn vliegkoppels. De duiven waren er aan toe, volgens Bram. Begin maart kan ik in Appen de eerste lichting van Bram verwachten. Albert wacht nog even. Zijn kweekkoppels zitten nog maar net op een ander hok en moeten daar eerst aan gewend raken. We hebben 12 beoogde kweekparen (zie site) en daarnaast zitten 12 “schaduwkoppels”. Albert wil de eieren van de kwekers na een dag of wat verleggen en ze vervolgens opnieuw op eieren laten komen. Het betekent, dat de eerste en tweede ronde een halve maand in leeftijd zullen verschillen. In de praktijk zal dus de uitwenperiode in Appen bekort worden en dat is met het oog op de haviken niet verkeerd. Zelf geniet ik altijd van het samenstellen op papier van de kweekparen. In het najaar ga ik vaak naar bed, met in mijn hoofd de kweekduiven. Allerlei combinaties schieten dan door mijn hersenen. Eigenlijk weten we er geen bal van, maar je hebt de illusie dat je alles zelf in de hand hebt. In mijn jonge jaren verslond ik alles wat er ooit over duiven geschreven is. John Lambrechts was in die jaren een gezaghebbende auteur. Ik geloof in het belang van rijkgekleurde, sprekende ogen en probeer op dat vlak te compenseren. Uit twee fletse bleekogers (“schijtogen”) hoef ik ze niet. Ons kweekhok staat nog in de kinderschoenen. Een echte stamduif hebben we (nog) niet. ’t Is vooral zoeken naar de ultieme duif waar we mee verder willen. In veel van onze duiven zit “de Oude Knoedel”. “Toos” (regiowinnares Laon) en “Yvonne” (8e asduif GOU) behoorden tot de beste jongen van 2017. “Toos”, een kleindochter van “Jurriaan” zette ik bewust terug op haar grootvader. En “Yvonne”, ook meerdere keren met “de Oude Knoedel” in het voorgeslacht, wordt de gedroomde partner van “Texas Homer”. Niet toevallig is dat een kleinzoon van de “Oude Knoedel”. “Marga” en “José”, de beste “Brammetjes” van 2016, worden gekoppeld aan twee kleurrijke broers. Daar zit een filosofie achter. We beogen “variatiebreedte” via de uiterlijke verschijningsvorm, compensatie van de ogen en we brengen “de Oude Knoedel”, Hans Hak en het beste van Bram samen. Het is een gok, een gevoel, een droom en mogelijk een illusie. Als het echter een succes wordt, gaan we op het kweekhok ergens naar toe. Worden de mogelijkheden in 2018 vergroot en komt stamvorming dichterbij. Daarnaast proberen we nieuwe kruisingen uit. Via John Romein, Nico-Jan Koenders, Henk Bussing, Erik Plant e.a. Uitgangspunt is, dat we alleen interesse hebben voor het allerbeste van een hok. Liefst in zuivere vorm, want kruisen kunnen we zelf! De kunst is om met een beperkt budget je doel te bereiken.
Doelstelling
Sinds 2009 zijn we bezig op ons kweekhok. Eerst uitzoeken wat we willen, dan kijken wat er bij je past en wat aanslaat. De roofvogels zijn een sterk belemmerende factor in onze situatie. Dat is een gegeven. Paratyphus kan je strategie ernstig verstoren, daar zijn we ook achter. Als je een doel en een visie hebt, weet je dat de weg die leidt naar ultieme vervulling, is bezaaid met voetangels en klemmen. Het is worstelen en weer boven komen. Uithuilen, de rijen sluiten en weer doorgaan. Soms is het mieren en martelen en soms gaat het van een leien dakje. Als we in de zomermaanden tijdens de vluchten weer samen genieten van de terugkeer van onze duiven, Rinie de duiven van ver als stipjes ziet naderen en wij genieten van de laatste tientallen meters, dan weten we weer waar we het voor doen. In vervoering en extase geraken, als de duiven als kanonskogels arriveren en vroege prijzen pakken. Wat zou wijlen Jan Littink genoten hebben als hij erbij was geweest. In gedachten hoor ik het zeggen: “Man, duivensport is het mooiste wat er bestaat!” Om successen te boeken, moet je echter harder lopen dan je duiven vliegen is een uitspraak van fondman Hans Bierhof. Het is allemaal waar. Zonder hoop, geloof en liefde wordt het echter niks! (wordt vervolgd)
Hoop, geloof en liefde (16)
2016: Hoop, geloof en liefde (16)
Hoop, geloof & liefde (16)
Team Freek Wagenaar is amper een feit, of er is al een eigen site! Albert is handig met de computer en voor hem is zoiets een fluitje van een cent. Bram maakte me op de geboorte attent. Een leuke verrassing. Ook de kweekkoppels voor 2017 staan er op. Het zal de buitenstaander opvallen, dat we veel vertrouwen hebben in de duiven van Hans Hak en hun overwegend onbevlogen nazaten. Dat is een gok. Zo komen we snel achter de waarde van deze duiven. Een leuke bijkomstigheid is, dat “de kleurtjes” goed vertegenwoordigd zijn. Valt de kweek uit onze “Hakjes” tegen, dan sturen we eind 2017 meteen bij. Ons gezamenlijk kweekhok in Twello is relatief jong. We begonnen in 2009 en in dat jaar werd “Jurriaan”, die ik kreeg van Martin & Joke Geven, onze eerste kweekduif. Meteen na de start 1e asduif GOU en 2e WHZB. Een droomstart! Helaas was het niet elk jaar feest. Soms was geen enkele duif goed genoeg om tot kweker bevorderd te worden. Om de kweekstal uit te breiden kochten we via internet her en der duiven die iets beloofden. Helaas waren het meestal loze beloftes. Duiven kwamen en gingen en rond 2014 sneuvelden met name diverse aankopen door paratyphus. Een sluipmoordenaar. We werden weer teruggeworpen. In de zomer van 2015 kochten we zes zomerjongen bij Hans Hak in Maurik. Waarom Hans Hak? ’t Is een liefhebber met een eigen stammetje, in hoofdzaak gebaseerd op één kweekkoppel. Geen moderas, want daar heb ik niets mee. Wel een basis afkomstig van één der sterkste hokken op de dagfond: Braad-de Joode. Wie de erelijst ziet van “Iniësta”, “888” of “Nick”, ziet prestaties die je maar weinig ziet. Veel kopprijzen en regelmatig Teletekst! Ik besprak e.e.a. met Albert en zocht Hans op in Maurik. Net als Kees de Joode verdient Hans zijn brood op de steiger als metselaar. Ik bestelde een zestal zomerjongen, had voorkeur voor duivinnen en wilde ze uit de toppers. In de zomer van 2015 haalde ik ze op. Al vrij snel werd duidelijk dat het vrouwelijk ogende schimmeltje een doffer was. De overige vijf bleken inderdaad duivinnen zoals Hans ze uitzocht. In 2016 betrokken we onze nieuwe aanwinsten bij de kweek. Dat werd aanvankelijk geen meevaller. Eentje wilde niet leggen, een ander had de eitjes schier en weer een ander had andere pech. Een schamele oogst derhalve. Uit het schimmeldoffertje hadden we ook maar één jonkie. Deze krasduivin, later “Yvonne 116” gedoopt, bracht het tot 8e asduif van de GOU. Dat was een meevaller, gelet op het geringe aantal halve “Hakjes” waarmee we startten. Ik vergat nog te zeggen, dat we ze kruisten op eigen duiven. Later in het seizoen, toen al duidelijk was dat de “116” tot mijn favorietjes behoorde, kweekte Albert nog wat latere jongen uit het ouderkoppel. Een schimmel, een roodkras, twee valen, een bijna witte en een lichtkrasje, net als de “Yvonne116”. Deze jongen hebben we weloverwogen en op goed geluk gekoppeld, soms met een rechtstreekse van Hans. Aangezien we een beperkt aantal kwekers hadden (door paratyphus en een strenge selectie) nemen we met deze onbewezen duifjes een grote gok. We hebben deze keuze samen gemaakt en zijn benieuwd hoe het uitpakt.
Nico-Jan
Enige weken geleden kochten we via internet een duivin van Nico-Jan Koenders. Het duifje was mijn persoonlijke favoriet en desgevraagd bleek het ook in de ogen van de verkoper met stip genoteerd aanrader nummer één. Soms heb je dat. Het is geen garantie, maar het is geen slecht voorteken. Toen de duivin aangeschaft werd, hadden we onze kweekkoppels op papier al gezet. U begrijpt, dat de Koendersduivin de plek van één van de twaalf beoogde kweekduivinnen gaat overnemen. Ik heb een voorstel, maar moet dit nog met Albert bespreken. Meestal doet Albert niet moeilijk en is hij meegaand als het om koppelideeën gaat. Met twee kapiteins op één schip kom je er niet! Ik heb hoge verwachtingen van “Nicolientje”. Datzelfde geldt voor het duivinnetje, dat ik haalde bij Henk Bussink in Zetten. Ze blijft in Appen en wordt gezet tegen het late doffertje van John Romein uit “Eline”. Naast de junioren van Albert en Bram, zullen er straks als alles meezit enkele blauwe jongen zitten van mijn eigen en enige “kweekkoppel”. Ik lijk warempel Jan Suijkerbuijk wel!
(wordt vervolgd)
Het ontstaan van Team Wagenaar
Team Freek Wagenaar Voorst
Het teamgevoel was er dertig jaar geleden al!
Toen José en ik september 1986 onze huidige woning betrokken, waren er al heel snel vijf ongeringde duifjes. Gerrit Ilbrink, die ons hielp met verbouwen, bracht ze mee. De duifjes sliepen op de hooizolder boven de stal in onze bouwvallige, grote schuur en vlogen vrij om het huis. ’s Ochtends zaten ze in de vensterbank van de keuken en pikten tegen het raam. José vond dat schattig en het besluit viel om in 1987 weer met postduiven te spelen. Ik was nog lid gebleven van “Steeds Verder” na mijn noodgedwongen capitulatie in 1982 vanwege ernstige allergie. Destijds vloog ik vanaf het erf van “oom Dirk” in buurtschap Klein-Amsterdam. Er werden ringen besteld en ik nam contact op met Rinie Vos en Albert Hendriksen. Rinie zou een aantal jongen voor me kweken uit zijn van der Wegen-bonduiven van Eijerkamp. Albert zou er eveneens een stuk of wat fokken en tevens zouden zijn duiven later in het seizoen als voedsters dienen. Ik kreeg van Dik de Boer, die datzelfde jaar de 1e Nationaal Dax zou spelen met zijn fameuze “Tornado”, de toezegging van een ronde eieren van zijn dagfondduiven. Iedereen kwam zijn beloften na en op de vluchten met jonge duiven waren Albert en Rinie steevast als supporters aanwezig. Albert en Rinie hadden zelf duiven rond het huis vliegen, maar waren niet aangesloten bij een club. Hun duiven waren niet geselecteerd op vliegprestaties. De lat lag dus niet hoog en de kinderhand was snel gevuld. Zelf was ik al blij, dat ik weer duiven had. Helaas stak de allergie spoedig de kop weer op. Toch was 1987 een gedenkwaardig jaar. We vlogen vanaf Duitsland en de vluchten verliepen dikwijls stroef. Rinie had “van der Wegen” en Albert deed het met duiven van wijlen Tinus Bosscher. Elke week was het weer spannend wie er zou winnen. Albert had zijn “Appie’s” en Rinie had “Rappie’s”. In het heetst van de strijd dook ook de aanduiding “Slappie” op. Vaak ging het aardig gelijk op, maar op de laatste vlucht vanaf Orleans vergaarde Rinie onsterfelijke roem met zijn legendarische “Stip”. Deze duif had op de oostlijn gevlogen en werd ineens op Orleans gezet bij duister weer. Slechts vijf duiven kwamen op de dag van lossing thuis van het nationaal inkorfcentrum, waaronder “de Stip”. Rinie was sprakeloos en trots als een pauw. In het jaar 1987 werd in mijn ogen de basis gelegd voor “Team Freek Wagenaar”. Albert was zo enthousiast geworden, dat hij zich aanmeldde als lid bij “Steeds Verder”. Rinie beperkte zich tot zijn Duitse Staanders, maar heeft nog steeds postduiven voor de lol en werd in 1987 eigenlijk al supporter en trouw teamlid.
Hoe het verder ging
Met veel plezier denk ik terug aan de herstart in 1987. We woonden amper een jaar op de huidige plek in buurtschap Appen. Samen met Rinie en Albert beleefden we de vluchten intens. Sportief gezien stelde het niet zo veel voor, maar we hadden veel lol samen en waren erg enthousiast. Wat beleving betreft konden we 1987 moeilijk overtreffen, maar bij mij ging de sportieve ambitie wel iets verder. Met Belgische knollen win je nooit de race temidden van echte renpaarden, dat besef had ik natuurlijk wel. Geen kwaad woord over duiven van Janus van der Wegen en Tinus Bosscher, maar voor het spel met de junioren zijn er betere duiven denkbaar.
Eind 1987 ging ik naar mijn goede vriend Jan Suijkerbuijk. Ik leerde Jan kennen toen hij rond 1971 van “Recht Vooruit” naar “de Hoven” verkaste. Ik had me een jaar eerder aangemeld bij deze Zutphense volksclub, toen ik 18 jaar werd. Ik herinner me, dat Jan niet welkom was. In die tijd moest er gestemd worden en veel “Heuvenezen” kregen spontaan jeuk bij het horen van de naam Suijkerbuijk. “Ze geven geen biertje weg en pakken al het poulegeld” was het argument om tegen te stemmen. Als beginnend liefhebber snapte ik weinig van het gekrakeel en ik praatte erover met clubnestor Appie Derks, die destijds de sterkste speler was. Appie vreesde de sportieve concurrentie, maar zag het ook als een uitdaging. Er werd gestemd en met het kleinst mogelijke verschil werd Jan P. Suijkerbuijk aangenomen. Enkele jeugdige liefhebbers uit het dorp Voorst gaven de doorslag en mede daardoor had ik vanaf het begin een klik met Jan, die geleidelijk uitgroeide tot een hechte vriendschap die uiteindelijk tot zijn onverwachte dood op 87-jarige leeftijd duurde.
Jan Suijkerbuijk stelde me diverse keren voor om samen de duivensport te bedrijven. De afstand in kilometers was de belemmerende factor. Toen ik eind 1987 bij hem aanklopte, kreeg ik spontaan een late donkere schalieblauwe uit zijn toenmalige stamdoffer. “Zwarte Jan”. Ook “Marietje” en “Grote Kop” kreeg ik van hem. In 1988 kocht ik verschillende bonnen van Bertus Camphuis. De toonaangevende liefhebber uit Eefde. De Camphuisduiven pakten als boter op de boterham op de Suijkerbuijkjes. Dat bleek in 1989 razendsnel. De kruisingsproducten maakten me datzelfde jaar kampioen in het noordelijke deel van wat toen nog afd. Salland heette. Het kampioenschap gaf me zelfvertrouwen en ik besloot om andermaal bij Camphuis aan te kloppen. Bertus maakte in 1989 indruk met twee nestbroers (’01 en ’02) en met twee jaarlingen (’05 en ’06). Daar wilde ik ze uit hebben! Jan Suijkerbuijk kende Bertie Camphuis uit zijn tijd bij “Recht Vooruit”. De vader van Bertie was er lid en de jonge Bertie kwam met senior mee. Toen ik in het najaar van 1989 naar Eefde ging, pikte ik Jan Suijkerbuijk bij zijn rijtjeshuis aan de Vliegendijk op. Samen naar de Gaanderij in Eefde.
Bij Bertus en Annie aangekomen, was ik behoorlijk gespannen. Ik keek tegen Bertus op. Al snel gingen we in de richting van een klein hok waar een mandje gereed stond. Ik volgde braaf, maar Jan Suijkerbuijk was het daar niet mee eens. “Bertus ie mot die jongen niet afschepen, rommel hef he zelf genog”. Bertus verschoot van kleur en liep vervolgens naar het hok van de weduwnaars. Jan stootte me aan en gaf me een knipoog. Een golf van opwinding ging door me heen. Bij de voormalige weduwnaars aangekomen lagen alle jongen op een kluitje op de vloer. Ze glommen van gezondheid. Ik pakte de één na de ander van de vloer, maar kon geen keuze maken. “Met de stamkaarten erbij wordt het gemakkelijker”, opperde ik. Een minuut later had ik de stapel handgeschreven A-vijfjes in handen. Koortsachtig zocht ik naar de bekende ringnummers van de ’01 en de ’05 en de daarbij horende jongen. Met een lichte schalieblauwe witpendoffer uit de ’05 en twee prachtige lichtkrasduivinnen uit de ’01 in het mandje, moesten we het nog eens worden over de prijs. Ook dat werd een meevaller! Op weg naar huis, stootte Jan me andermaal aan. “Ik mos em effen op weg helpen, maor as de helft weur is van wat er op de stamkaart steet, mot ik er jongen uut hebben”. Blij als een kind was ik met de drie nieuwe aanwinsten en precies op tijd. In 1990 maakten de eerder genoemde doffers Bertus Camphuis Nationaal kampioen vitesse en midfond. Een unieke prestatie. De ’01 won in dat jaar een belangrijke dagfondvlucht en werd voortaan “Autowinnaar ‘01” genoemd. De broers ’05 en ’06 werden getransfereerd naar Eijerkamp en werden omgedoopt tot “Wonderboy ’05 en 06”. Voor mij waren deze duiven nu onbetaalbaar.
Op eigen hok wende ik de drie jonge Camphuisjes gewoon uit. Dat werd me bijna fataal. Het jong uit de ’05 verbrijzelde een poot. Gelukkig kon ik mijn ereschuld aan Jan inlossen. De combinatie ’05 met ’01 leverde enkele jongen op die naar de Vliegendijk verhuisden. Jan op zijn beurt fokte er een doffer uit die tien eerste prijzen zou winnen. Een broer ervan ging terug naar Albert en werd er vader van de beste duif die ooit achter “het Tolhuisje” geboren werd en die op mijn hok in Appen wereldfaam verwierf: “Garfield”. Het rechtstreekse jong uit de “Wonderboy ‘05” verhuisde naar Albert en kreeg daar de naam “Pootje”. De “Oude Knoedel” komt uit een nazaat van “Pootje” met de nestzus van “Garfield”. Niet voor niets zijn we zuinig op deze bloedlijn.
Na de amateuristische, maar gedenkwaardige start met de jonge duiven in 1987, werden de bakens dus razendsnel verzet. “De Stip” van Rinie liep over van karakter. Op de tentoonstelling was hij de schoonste, maar zijn “kippenvleugel” beperkte hem in zijn mogelijkheden. Op de zwaarste maratonvluchten ging hij mee en altijd keerde hij op karakter huiswaarts. Uiteindelijk ging hij retour naar Rinie, die hem overwende en waar hij stokoud werd. Ook de overige duiven uit 1987 kwamen kwaliteit tekort. In de periode rond 1990 vlogen we nog gewoon met oude duiven. De ’70 en de ’30 waren duiven waar ik in die periode veel plezier aan beleefde. Vooral op de dagfond. De ’70 stamde uit een eitje van Dik de Boer, geboren achter “het Tolhuisje”. De ’30 kwam uit de eerste duif van Jan Suijkerbuijk (“Zwarte Jan”) met de dochter van “Autowinnaar ‘01”. Op een gegeven moment was ik verhinderd en ik herinner me dat Albert en Rinie de duiven zouden klokken. Dat moet in ’89 of ’90 geweest zijn. De uitslag moet nog ergens liggen. Ik meen dat het Orleans of Chateauroux was. De verwachtingen waren hoog gespannen, want de ’30 en de ’70 (samen 100%) waren in vorm. Of ze de eerste prijs wonnen, dat weet ik niet zeker. Wel dat ze beiden vroeg zaten! Zal Albert vragen, of hij zich die dag herinnert. Niet alleen met de jonge duiven, maar destijds ook met de oude duiven, was er het teamgevoel. Zoals José en ik elkaar al bijna 40 jaar kennen en nog steeds niet getrouwd zijn. Met de duiven is de kogel eindelijk door de kerk en Team Freek Wagenaar een feit. Nu met José het juiste moment afwachten voor een huwelijksaanzoek ……. (wordt vervolgd)
Archieven
- juni 2025
- mei 2025
- april 2025
- februari 2025
- januari 2025
- november 2024
- oktober 2024
- september 2024
- juli 2024
- maart 2024
- februari 2024
- januari 2024
- december 2023
- november 2023
- oktober 2023
- december 2022
- november 2022
- oktober 2022
- september 2022
- juli 2022
- juni 2022
- mei 2022
- april 2022
- maart 2022
- februari 2022
- januari 2022
- december 2021
- november 2021
- oktober 2021
- september 2021
- augustus 2021
- juli 2021
- juni 2021
- mei 2021
- april 2021
- maart 2021
- januari 2021
- december 2020
- oktober 2020
- september 2020
- augustus 2020
- juli 2020
- juni 2020
- mei 2020
- maart 2020
- september 2019
- augustus 2019
- juli 2019
- juni 2019
- mei 2019
- april 2019
- maart 2019
- oktober 2017
- september 2017
- augustus 2017
- juli 2017
- juni 2017
- mei 2017
- april 2017
- februari 2017
- januari 2017
- december 2016
- november 2016
- oktober 2016
- september 2016
- augustus 2016
- juli 2016
- juni 2016
- mei 2016
- april 2016
- november 2015
- juli 2015
- mei 2015
- oktober 2014
- augustus 2014
- juli 2014
- juni 2014
- september 2013
- augustus 2013
- juli 2013
- juni 2013
- mei 2013
- april 2013
- februari 2013
- januari 2013
- oktober 2012
- september 2012
- augustus 2012
- juli 2012
- juni 2012
- april 2012
- maart 2012