Monthly Archives: juni 2020

Gietel’s Geluk (10)

Gietel’s geluk (10)

Cliffhanger

De vorige keer eindigden we met een soort van “cliffhanger”. Er waren zondag rond het middaguur nog 7 van de 19 duifjes van de tweede ronde onderweg vanaf Drempt/ Doesburg toen ik de negende editie van deze rubriek verzond. Het hokje met de vijf “twins” waar ik speciaal op zou letten. Aan het eind van de middag arriveerde er nog één duif. Daar bleef het bij. Joep, bij wie het zondag ook verre van lekker liep, kwam tot 20 van de 52 op zondagavond. Zou er wat in de lucht gezeten hebben, of zou de gezondheid van de duiven toch niet 100% geweest zijn? Dan hoop je, dat er maandag nog iets na komt. Joep kreeg er maandag 5 bij en in Appen kwam er één duifje retour met een ferme winkelhaak van ongeveer 7 centimeter aan de onderzijde. ’s Avonds, toen José retour was van school, hebben we samen het duifje opgelapt met iets van acht hechtingen. Die maandagavond was ik de hort op en José pakte twee telefonische meldingen aan. Eén van de vijf verdwaalde duiven zat in Beek (Montferland), de andere in Nijverdal. Eerder die dag had ik een jonkie van de derde ronde opgehaald bij Toon Waanders in Voorst. Dit geïmproviseerde hokje telt nu weer 18 junioren van de oorspronkelijk 19 gespeende exemplaren en ze gaan nog steeds als de spreekwoordelijke brandweer bij het ochtendgloren. Een redelijk vruchtbare maandag dus. Bij thuiskomst later die avond, maakte ik afspraken om de twee “verloren zonen” op te halen en vervolgens dook ik onder de lakens.

Dinsdag

Rond koffietijd arriveerden we in Beek, bij liefhebber Meurs. Samen met moeder Toos en hondje Trijntje reed ik het laantje naar de boerenwoning in. Aan de rand van een zandvlakte stond een nieuw duivenhok en de zandvlakte bleek een beoogd bouwterrein voor een nieuwe woning naast de bestaande behuizing. Wie zegt er dat duivenliefhebbers van 76 geen ambities meer hebben? Meurs bleek Bram te kennen en ook Jan de Ruiter. De koffie smaakte goed, het duifje was prima  verzorgd en moeder had een prachtige ochtend, na alle coronabeperkingen. Achterhoekse gemoedelijkheid troef. Daarna richting Twello, naar de visboer en naar de Appie. Een vast ritueel op dinsdag. Boodschapjes, visje eten, post doornemen en daarna doet moeder haar middagdutje. Gauw naar huis, kopje thee met José en dan zie ik tot mijn grote verrassing, dat de ’21 op eigen kracht is thuis gekomen. Of is het een fata morgana en vergis ik me? Zijn broer de ’20, die zondag al thuis kwam van Doesburg/ Drempt, is echt het evenbeeld. Tot in detail hetzelfde en dan moet je goed kijken. “Het is soort dat je niet gemakkelijk verspeelt”, zei NicoJan, toen hij me de moeder overhandigde enkele jaren geleden. Ik moest er onderweg naar Beek aan denken, toen de drie nog vermiste junioren door mijn hoofd spookten. Als ik de ’21 terugkrijg, heb ik de vijf “twins” weer compleet en kan ik aan het eind van het seizoen hun prestaties vergelijken. Op zulke momenten denk ik altijd met weemoed terug aan “Garfield” en zijn nestzus. De ‘803 en ’804 waren in het nest in 1997 evenbeelden. Twee forse vetkrassen. Een soort “twins”. Geleidelijk werd de ‘803 wat vrouwelijker en de ‘804 juist wat mannelijker. Samen werden ze als jong precies twintig keer ingekorfd en ze misten nooit! Zo’n koppel kweek je maar eens in je leven, vooral als je bedenkt dat “Garfield” vier zuivere eerste prijzen won (in groot verband 1e, 1e, 1e en 3e). Vraag het Albert, want dit “superkoppel” werd geboren achter het eeuwenoude “Tolhuisje” en hij weet sommige dingen nog tot in detail en was er bij toen “Garfield” op zijn allereerste prijsvlucht, los vooruit, de eerste won tegen bijna 5000 duiven. Sinds die tijd klopt mijn hart sneller als er “twins” of “tweelingen” in de broedschaal liggen. Dat gebeurt niet zo vaak en bij onze nu nog 17 jongen van de tweede ronde zitten opmerkelijk genoeg liefst vijf “tweelingkoppels”! Misschien is het vijf keer niks, maar stiekem hoop je dat er een “superkoppel” onder zit. En … hoop doet leven. Dat geldt voor iedere sportman en iedere duivenliefhebber, dus ook voor ons team. Soms zie je verschillen optreden na de rui. De vale nestbroers  ‘435 en ‘436, gespeend op 26 april, leken aanvankelijk als twee druppels water op elkaar. Nu de halsrui gestalte krijgt, zie je dat de één de typische roodgroene keverglans krijgt en de ander een “zilvernek” wordt, zonder die keverglans. Ook zie je bij sommige tweelingen verschillen optreden in oogkleur of kleurintensiteit. Dan zijn ze uit elkaar te houden, zonder hulp van herkenningsringetjes. Het blijft fascinerend en straks zal ongetwijfeld blijken, dat er ook karakterverschillen zijn.  Die middag ook nog naar Nijverdal. Het duifje zit bij liefhebber Hofstede. Keurig verzorgd in een apart kooitje op een schoon stukje karton. Mooi op gewicht en ogenschijnlijk niks geleden. Eén nachtje buiten geslapen en door honger gedreven dezelfde dag binnen gelopen en opgegeven. Zulke duiven zijn de moeite van het ophalen misschien nog een keer waard. In ieder geval een groot compliment voor Meurs en Hofstede!

Lering

Wat ging er zondag mis en kan ik van mijn eventuele fouten leren? Het verspelen van jonge duiven is elk jaar weer een gevoelig onderwerp voor velen. Toch gaat er niets boven jaarlingen die een goeie leerschool gehad hebben. Elk jaar weer komen liefhebbers op de koffie met onervaren jaarlingen die prompt verloren gaan. Iedereen weet dat. Wachten tot de natour is het ook niet. Daar leren jonge duiven te weinig. Over de oorzaak van verliezen met jonge duiven lopen de meningen uiteen. Sommigen denken dat het te maken heeft met verduisteren. Onzin! Joep verduistert niet en toch was hij afgelopen zondag aan de beurt! De jongen zijn te zot, menen anderen. Mijn jongen van de tweede ronde waren rustig en ongepaard. Toch kwamen ze in de problemen. Gezondheid speelt een grote rol, zeggen kenners. Daar zit wat in! Oostenwind en hitte in combinatie met onbekendheid met drinken in de mand levert een fatale cocktail met garantie op ellende. Zuidoostenwind is niet onschuldiger dan noordoostenwind. Integendeel!!!!  Africhten doe je  bij voorkeur bij half bewolkt weer en gematigde temperaturen met kalme wind uit de westhoek. Het vervelende is, dat een “rampscenario” elke keer dat je africht op de loer ligt. Mijn tweede ronde bracht ik vijf keer weg en vijf keer waren ze ongeveer gelijk met het baasje thuis of eerder dan de baas. Dan wordt het gevaarlijk! Overmoed dreigt. De liefhebber gaat zijn duiven overschatten en maakt bijvoorbeeld te grote sprongen of is niet meer kritisch over het weer.  Van liefhebber Hofstede  hoorde ik, dat er zondag een lossing was in Zutphen van Overijsselse duiven. Goed mogelijk, dat mijn duiven in die lossing verzeild geraakt zijn en het verklaart de opvangplaats Nijverdal. Ook Joep sprak van enkele grote koppels duiven boven de plek waar hij loste. Voor onervaren duiven is een kruislossing vaak te veel van het goede. Toon Waanders uit Voorst, richtte afgelopen zondag af vanaf Elst. Hij loste om 9.45 uur en zijn duiven kwamen probleemloos en vlot als groep thuis. Het weer is voor alle duiven ongeveer gelijk, maar de condities kunnen enorm verschillen. Toeval en domme pech kunnen zeker een rol spelen.

Moraal

Africhten van jonge postduiven is een hachelijke onderneming. Roofvogels op de plek van lossing, of lossingen van liefhebbers uit een andere streek kunnen een hoop schade aanrichten. Duiven moeten gezond zijn en vooral de kopjes moeten schoon zijn (ornithose). Bij een strak blauwe lucht, hitte en oost in de wind, moet je met onervaren jonge duiven het onheil niet opzoeken! Begin op korte afstand, maak kleine sprongetjes en spreidt het risico door niet alles in één keer los te gooien. Ga pas verder, als de jongen vóór de baas thuis zijn. Zorg verder, dat de stress er af is, door duiven regelmatig in de mand te steken of weg te brengen en zorg, dat ze leren drinken in de mand! Maar bedenk wel: ook ervaren liefhebbers en zgn. specialisten maken fouten. Als jonge duiven “het kunstje” eenmaal kennen, dan is het een lust om ze weg te brengen. Dan komen ze ook bij minder ideale omstandigheden vlot naar huis. Helaas komen veel liefhebbers niet zo ver en dat is fnuikend voor de duivensport. Bij onvoldoende aanvulling van goed opgeleide en door de wol geverfde junioren, boer je achteruit! Met onervaren jaarlingen win je de oorlog niet.

Verschil

Geografische elementen in het landschap kunnen belemmerend werken voor onervaren duiven. Voor liefhebbers in de GOU speelt de Veluwe een belangrijke rol. Duiven vliegen niet graag over uitgestrekte natuurgebieden. Onze duiven moeten bij het opdoemen van het Veluwemassief kiezen voor de Gelderse Vallei of voor de IJsselvallei. Een verkeerde keuze kan grote gevolgen hebben! Overal in den lande hebben duiven en liefhebbers te maken met andere  geografische elementen en specifieke problemen. In Zeeland speelt het water een grote rol. Duiven vliegen niet lukraak de kortste route als ze over het water moeten. Ook het drinken van zeewater betekent einde oefening voor een duif. De selectiecriteria in verschillende delen van het land zijn daarom niet hetzelfde. De komende weken zijn voor onze jonge duiven cruciaal. Veel liefhebbers gaan op pad met hun onervaren duiven en dat brengt risico’s met zich mee. Gebruik je verstand, heb geduld en werk samen. Gedeelde vreugd is immers dubbele vreugde en gedeelde smart is halve smart. Hou rekening met tegenvallers en geniet als dingen goed gaan. Duivensport is een prachtige sport, maar ook een heel moeilijke sport, sterk van de natuur afhankelijk. Iedereen maakt fouten. Hij die de minste fouten maakt, wint. Maar .. ook zonder te winnen kun je van je duiven genieten. Veel succes! (wordt vervolgd)

 

/pwEe4ZSiNOue0dbgVMdN2R4xtASWDiAohNZM6AlENBERGjh4aLKJqSF1i8hTOhIK723z+jBngqT7iIv7zF0RT7dVfJPkpEVkTYLJgoVitwMUXwTxQpzFJG3JDI5ErlSRNiSMuO1a5EWFv19OmYgzQBnaSKOKxBl7RL9QRmkxomDyIZC+J5a4pzxD6XXpBPjIqhID1NVVYZ2HTnzltwkBqOpRD5oPpehCqvC1WH3P+iZAsNZLyKnpiwBmPeLyUxD8NB7F8s+W6l9sKxJGRk2bYDDiA5Imh4iLKqJ3ff9QX0q0UJjLVpneuq7xEchxleYBgV2vKSK7hSqtod5sGswaVfqadwpIzED0qB7Y6Ltj+8m+s/oChNGIDjMUTf1mtJJQcHjoXHRqqClq9Qj8yIUxHOboWV/6KlVftUDSAGMsPdr1BPPZ+y40f3Cee3XoVZRt7cItrrb07MSn21eCePo3EvacUC30SqjBJnZ9RyEJXjBgkFJgQGL0BcVmAUYNpZaCshD3gwdqDrBCOEdVEjBLHabRcGMVoHBEqCrrqqMyz3BBh+T0HY25x9H0iWtyi7eQVSlvKWedosiRE7ZvBdJJ4rcC6XaIfxVIz+b8qUD6TYnvCqR3UflNIH0K8zOB9Fe7uRVI3xriSeD/LPt/lq1PPTriBf0XmFqkHjGvVvsAAAAGYktHRAD/AP8A/6C9p5MAAAAJcEhZcwAADsMAAA7DAcdvqGQAAAAHdElNRQfjBAoPLTdV8j31AAABaElEQVRo3u2ZP26DMBjF7aSCpiW9AFIHNoi4Qa9AVrYcAZEoCDEwewE8homBhTOwtwsz5BYdqiapiErdiVQ0W1sJ3Hxvw8LS+9nfA/9BjDHEs0aIcwEAAFw6wNX3BsuyJq7rHoZq2Pf96yRJ6vYZM8YQxhghhJBt23eO47wMfdSjKJLCMNx3ADabDZ7P5x+8lE6WZaP1es1OGSiKYspT7ZdlOe2EuKoqgSeA7XYrdELcNM3ZS57n3aRp+ta32cViMSGEdD4srV/4DwAAAAAAAADA/1pO/5UMw5COx6P0w+4MIfSc5/l7bwBxHL/+pn9d1w+KojxxW0KiKD5CiAEAAAAAAAAAAPqSaZr3vS7mZFnGUEIXtR8QhPOTRULIgRAySOOt39MM6Lpe8zTys9ms7gCoqrrjCUDTtF0HYLlcsiAIJB7Mh2F4u1qt2FmIKaV7Sul4yOYppeMoir5OquGmHgAAgG9h3kP8Cbu0bHH/qfIIAAAAAElFTkSuQmCC” alt=”” />

Gietel’s Geluk (9)

Gietel’s geluk (9)

Africhten

Nadat op donderdag het herstel intrad en de duiven zienderogen opknapten, begon het bij mij te kriebelen. Op vrijdag weer naar buiten om te trainen en de eetlust was weer goed. De duiven waren natuurlijk nog niet meteen bol en rond, maar ze waren redelijk op gewicht en voelden beslist niet meer slap aan. Zondagochtend ging ik met 67 junioren op pad, plus een mand vol duiven van de tweede ronde. Richting Heteren. Onderweg bij de oprit van de A50 bij Apeldoorn, loste ik de tweede ronde van ongeveer 20 duiven. José was bezorgd  en opperde om de oudste jongen gewoon naar Doesburg te brengen, na de coliperikelen. Ik was eigenwijs en vastberaden en loste in drie groepen in Heteren. Helemaal zeker van mijn zaak was ik echter niet. Ter plekke was het zicht matig en de zon zat verscholen achter een dik wolkenpakket. Verder was het benauwd warm en was er voor later op de dag regen en onweer voorspeld. Bij thuiskomst vlogen er al ongeveer 45 duiven rond het huis. Een geruststelling. Het waren de jonkies van de tweede ronde en één mand Heterengangers. Er waren dus nog ongeveer 45 junioren onderweg. In zulke gevallen, pak ik de schoffel en ga in de tuin aan de slag. Heb dan mooi zicht op het verloop en kan de spanning kwijt in het werk. Het werd echter een echte fondvlucht. Na een vol uur wachten was er nog geen veer bij gekomen. Dan weet je genoeg. Ondanks het benauwde weer, enkele onweersklappen en vrij langdurige regenval in de namiddag, druppelde het niet alleen zweet- en later regendruppels, maar ook duiven. Toen ik ’s avonds afgevoerd en verduisterd had, ontbraken er nog 15 stuks. Heel laat arriveerde nog een duif die avond en de volgende nog vier. In Ede haalde ik die maandag bovendien een duifje op. De volgende dag kwam er nog een duif op eigen kracht thuis en werden er twee opgehaald in Arnhem en Apeldoorn. Uiteindelijk dus van de 67 stuks, 61 stuks thuis. Daar kan ik mee leven, maar de volgende keer neem ik een iets langere herstelperiode na een coli-aanval  in acht en ga ik wat voorzichtiger te werk.

Ronde 2

Vanochtend naar Doesburg/ Drempt geweest met de tweede ronde. Hun vijfde africhting. Het gaat om een groep van 19 stuks. Om 7.45 uur gelost op zondagochtend en bij thuiskomst om 8.15 uur was er nog niets thuis. Eindelijk om 9.45 uur komt de eerste duif thuis. Ze zijn duidelijk in koppels van anderen verzeild geraakt, want met dit mooie weer hebben veel duivenmelkers dezelfde gedachten. Op zulke momenten denk ik altijd aan duivenvriend wijlen Martin Geven. “Wat je ook doet, de knupkes moeten er eerst op”, zei hij altijd. Hij bedoelde, dat duiven het een keer zwaar moeten hebben tijdens het leerproces en solo thuis moeten geraken. Ik denk, dat hij gelijk heeft en raak zelf niet zo gauw in paniek als een africhting een fondvlucht wordt. Toch zit ik niet lekker te tikken, als er nog 18 van de 19 op de dool zijn van een ogenschijnlijk simpel opleervluchtje en ik loop nog maar eens richting het hok van de tweede ronde. Daar zie ik dat er inmiddels vier duiven op de vloer lopen. Lekker. Begint het te lopen. Er is inmiddels wat wind en er komt meer bewolking. We houden de moed erin.

Ronde 3

Op een geïmproviseerd hokje is de derde ronde geplaatst. Twee weken liet ik ze naar buiten kijken en vorige week zondag liet ik ze voor het eerst los. Dat ging goed. Ze scharrelden wat op het dak van het hok en sommigen vlogen van het dak van het hok de tuin in en vice versa. Precies zoals je dat wenst. De duiven kunnen inmiddels vliegen, al beseffen ze dat zelf nog niet. Eén keer schrikken en alles zou zo maar de lucht in kunnen, maar dat gebeurt niet. Op maandag een herhaling van zetten. Lekker rondscharrelen, maar niet de lucht in. Zo leren ze de invliegopening kennen en de omgeving van het hok. De hele dag blijven ze buiten en fladderen wat rond, zonder echt het luchtruim te verkiezen. Dan wordt het dinsdag en bij mij neemt de nieuwsgierigheid over de vijftien duifjes die nog onderweg zijn van Drempt grootse vormen aan. Het is inmiddels 10.30 uur en José kan zo thuis komen van de sportschool. Dan moet ik weten hoe de vlag er bij hangt, want José leeft altijd mee met het duiven wel en wee. Vooral als ik het heb over “de kleintjes” dan is de geboren kleuterjuf extra bezorgd!  Hoera, er lopen al weer twaalf junioren van de tweede ronde in het hok!  Waarschijnlijk is er een clubje bij elkaar gebleven, want die zijn natuurlijk niet allemaal solo thuis gekomen. We hadden het echter over de 3e ronde, die op dinsdag ineens de lucht in schoot. Buitelende en duikelende stuntpiloten en daar heb ik het niet op. Haviken zien dat meteen en zijn er vaak als de kippen bij. ’s Avonds zitten ze echter weer allemaal veilig binnen. Op woensdag laat ik de 3e ronde gelijk los met de 2e en een deel van de 1e ronde. Even zwaaien met een lange stok met een rode voerzak en alles gaat de lucht in. Tot mijn grote verbazing vliegen de jongen van de 3e ronde ineens strak in het gelid, zonder op te vallen! Zo wil ik het zien. De hele dag blijven ze buiten. Bij de buren van Rijkswaterstaat is het de hele dag een hels kabaal. Onderhoud aan de zoutstrooiers. De duiven ketsen heerlijk af, als de heftruck weer eens een stalen bak met een smak laat neerkomen. Heerlijk veilig, want geen roofvogel durft zich op zulke dagen te vertonen!  Na 16 uur wordt het rustig en ik haal de duiven van de verschillende afdelingen binnen om vervolgens de laatste groep van 35 vroege jongen los te laten. Rond 18 uur is de warme hap achter de kiezen en breng ik het overschot naar de kippen. De achterbuurvrouw wenkt me, om te zeggen dat er een duif tegen het glas van de dakkapel gevlogen is. “Hij heeft een ring om de poot en ligt op de inrit”. De duif is nog warm, maar morsdood. “In doodsangst heeft ie zich te pletter gevlogen”, leg ik uit. “Twee maanden geleden lag er op dezelfde plek ook een duif van mij. Die was alleen bewusteloos en heeft het gered. Deze moet ik begraven”. De buurvrouw knikt instemmend. Ze weet, dat ik die duif “Vicky” genoemd heb, naar haar zoontje Vic, die afgelopen najaar geboren werd. Als ik even later de laatste groep binnen haal, mis ik buiten de doodgevlogen duif, nog vijf duiven. Zouden er nog meer duiven zich te pletter gevlogen hebben? Het antwoord komt van  vier duiven, die met geopende bek, schichtig op de klep landen. Waarschijnlijk hebben pa en moe havik samen gejaagd en is er in de nabijheid van de vier angsthazen een hokgenoot voor hun ogen geslagen. In de buurt was de rust wedergekeerd en zat iedereen aan tafel. Voor de haviken het ideale moment om toe te slaan. Het kostte me twee goed afgerichte favorietjes.

Verbazing

Het is inmiddels 11 uur en er zijn nog steeds zeven duiven onderweg van Drempt. Zaterdagochtend om 6.30 uur liet ik de 3e ronde los. Stralend blauwe hemel. De piepertjes gingen meteen de lucht in en waren binnen enkele tellen uit het zicht verdwenen. Na een uur begon ik me zorgen te maken. Soms hoor je verhalen over duiven, die bij helder weer extreem hoog gaan vliegen en dan van de radar verdwijnen. Ik moest er aan denken. Na twee  volle uren was er nog veer retour. Ook had ik nimmer een schaduw van overvliegende junioren gezien. “Daar kunnen we een streep door zetten. Zes dagen geleden voor het eerst buiten en allemaal volledig onervaren piepers op nota bene een vluchtdag”, jammerde ik tegen José. Inmiddels vloog de 2e ronde rond en toen ik nergens meer op rekende, zag ik de rondvliegende koppel steeds groter worden. Uiteindelijk keerde de 3e ronde, die nog uit 17 stuks bestond, die zaterdag veilig retour, tegen alle logica in. Vanochtend herhaalde het ritueel zich. Weer om 6.30 uur los en weer meteen uit het zicht verdwenen. Om 8 uur zijn er drie retour, om 9 uur staat de teller op vijftien en rond 11 uur laat ik de laatste “hoogvlieger” binnen. Dit heb ik nooit eerder meegemaakt! Is het de zuurstofrijke omgeving van het geïmproviseerde hok? Is het dom toeval? Terwijl de 3e ronde weer tevreden en voldaan in het frisse hok zit, mis ik uit de afgesloten behuizing van de tweede ronde om 11.30 uur nog zeven duiven van een simpele africhting vanaf Drempt/ Doesburg. Dan gaat de telefoon. Joep. “Heb er van de 52 pas 13 retour vanaf Velp vanochtend”, klinkt het beteuterd. Dat is een domper. Joep heeft al jaren weinig aanvulling en leek dit jaar het lek boven te hebben. Veranderingen aan het hok, andere voermethode en regelmatig onderling overleg, maakten hem weer helemaal enthousiast. Maar nu even niet. Als er tijdens het telefoongesprek twee duiven bij hem arriveren, kunnen we het gesprek iets leuker beëindigen. Waarom gaat het vandaag zo moeizaam?   (wordt vervolgd)

Gietel’s Geluk (8)

Gietel’s geluk (8)

Coli

Geluk bestaat bij de gratie van pech of ongeluk. In de duivensport moet je kunnen incasseren. Ik herinner me een artikel in het Zutphens Dagblad van misschien wel meer dan een halve eeuw geleden over Jo Wentink. Destijds een bekende speler. “Een duivensporter moet kunnen incasseren als een bokser”, was één van de one-liners die ik me uit dat artikel herinner. Ik moest er de laatste dagen meerdere keren aan denken. Ook aan een artikel over de gebroeders Bierhof uit Leuvenheim, na een 1e nationaal St.Vincent. “De liefhebber moet harder lopen dan de duiven vliegen”, aldus Hans Bierhof tegen de journalist.  De afgelopen week was het geluksgevoel in Gietelo ver te zoeken. Met lood in de schoenen ging ik ’s ochtends naar de hokken. Wetend, dat het een vieze bende zou zijn en bang, dat ik dode duiven zou aantreffen. Vorige week vrijdagochtend zag ik de ellende in volle glorie. Wat een viezigheid trof ik toen aan! Natuurlijk was ik er enigszins op voorbereid. Op donderdag zag je het al aankomen. De vlieglust was er niet, geen dons, minder eetlust. Elk jaar had ik er mee te maken en ik verbaasde me er al over, dat het zo lang uitbleef. Ergens ben je dan ook bang, dat je vlak voor het vliegseizoen een uitbraak krijgt!  Toen ik vrijdag zag, dat het “foute boel” was, nam ik me meteen voor om niet meteen te kuren. Colinol plus, vlierbessensap, boterzuur (“Ovocrack”) en Belgasol heb ik standaard in huis en daarmee ben ik aan de slag gegaan. Zaterdag, zondag en maandag veranderde er weinig, ondanks mijn inzet. Lusteloze, brakende duiven, die slecht luisteren en weinig eetlust hebben. Nog steeds uitgebraakt voer in de schapjes en vieze, slijmerige mest. Het enige positieve punt, is dat er geen doden te betreuren vallen. Alle duiven zitten ’s avonds in hun schapje. Zo lang ze hun domein verdedigen, ben ik nog aardig gerust. Maandagavond mis ik de ’69. Hij heeft z’n vaste stek vlak bij de deur en altijd als ik het hok betreed is hij één en al enthousiasme. Vaak ook duikt hij in de voeremmer, net als zijn broer en evenbeeld de ’86. Volgens mij heeft Bram de eitjes van het ouderkoppel als enige overgelegd, zodat ik er op twee weken tijd vier jongen van zou kunnen krijgen. Uit de vader hadden we vorig jaar de jonge asduif (“Appie Derks”) in de ACC op de verdere vluchten en een jaar eerder won Bram de 1e Teletekst GOU Noord vanaf Gien met een ander jong eruit (“Gieniale”). Duidelijk het favoriete paar, zoals Leo Heremans zijn beste koppel vaak aanduidt. Ineens zie ik een blauwe doffer treurend in een hoekje zitten. ’t Is de ’69. Als ik hem oppak, is hij nog redelijk op gewicht, al voelt ie slap aan. Ervaring uit voorgaande jaren heeft me geleerd, dat een jong dat in een hoekje kruipt in colitijd, aan zijn of haar laatste etmaal toe is. Ik pak hem op en spuit hem Para Control Boost in de krop als experiment en steek hem een Marbacapje op, om hem vervolgens apart te zetten. Een noodgreep, want ik heb er weinig vertrouwen in. De volgende ochtend lijkt hij iets opgeknapt, maar schijn bedriegt. Dezelfde dag nog vind ik hem dood. José is geschokt. We overleggen samen hoe verder te handelen. “Paniek is een slechte raadgever”, hou ik José voor. “Alsnog gaan kuren vind ik geen goeie strategie. De duiven zijn goed op weg om de narigheid zelf te overwinnen. De ’69 is precies de pechvogel en uitzondering die het niet redt met de middelen van het baasje”. Die dinsdag valt me op, dat de jongen van de tweede ronde beter herstellen dan de jongen van de eerste ronde. Terwijl de tweede ronde nog niet is geënt tegen paramixo! 

5 dagen

Het is vandaag de zesde dag na het massaal uitbreken van coli op vrijwel alle afdelingen. Je ziet de duiven zienderogen opknappen. De mest wordt beter en vandaag geen sporen van uitgekotst voer meer gevonden. De duiven beginnen weer te luisteren en de eetlust komt terug. Vanavond was het een lust om te zien hoe de duiven op mijn commando van de ren naar het hok stormden en aanvielen op de gereedstaande voerbakken. Voor het eerst weer schoon voer, zonder Colinol, boterzuur of vlierbes en geleidelijk keren we van het lichte voer terug naar de normale samenstelling. Op aanraden van Joke Geven, gaf ik vandaag en gisteren de duiven volop grit. Joke kreeg de tip van de gebroeders Leideman. In schone broedschotels zette ik grit, piksteen vermengd met wat fijn zaad gereed in de rennen en de duiven stortten zich er werkelijk op. Blijkbaar hebben ze er behoefte aan en spoelt het de darmen schoon. Enkele uren later vulde ik de baadbakken en ook dat werd bijzonder gewaardeerd. Vol overgave plonsden ze erin en ploeterden dat het een lieve lust was. Voor mij een teken, dat het herstel was ingezet, want zieke duiven willen geen bad! Nadat ik enige dagen had getwijfeld over de naam van mijn schrijfsels dit jaar, werd ik bij het aanschouwen van de badende junioren overvallen door een geluksgevoel.

3 ronden

Een dag of tien geleden haalde ik de derde ronde van onze kwekers op. Nooit eerder deed ik dat. Hoewel niets in het leven zeker is en bijna alles tijdelijk, voel ik dat het heel belangrijk is om de waarde van onze huidige kweekkoppels in te schatten. Dat kun je alleen, als je de jongen eruit aan de tand voelt. Met zes jongen uit een koppel, krijg je een beter inzicht dan met twee. Daarom gaat onze tweede ronde gewoon mee op de vroege toer en spelen we de derde ronde op de nalijn. Een compliment voor Gerard, de verzorger van de kweekduiven. De derde ronde is prachtig opgekomen en met veel plezier leid ik ze op voor de navluchten. Het hok, waarop onze jongste generatie gehuisvest is, deed dienst als opfokhok voor een kloek met kuikens en daarvoor als merelvrije ruimte voor aardbeiplanten. Met wat aanpassingen heb ik er een hok van gemaakt voor de derde ronde en nu wil ik ook testen, of de duiven hier aarden en prijs kunnen vliegen. Een nieuwe uitdaging! De derde ronde is overigens, wonder boven wonder, vooralsnog de colidans ontsprongen.

Opvangers

Veel aanvliegers heb ik in Gietelo nooit. Enige weken geleden zat er een pieper van Wilfred Pasman uit Empe, die dezelfde dag nog werd opgehaald. Een oude duif van Lazeroms uit Drente rustte enige dagen in Gietelo uit. Toen ik de liefhebber belde, kon ik het niet laten, om te vragen of hij familie was van “Theo de Tank”. Oudere voetballiefhebbers herinneren zich ongetwijfeld de bikkelharde Feijenoord verdediger Theo Lazeroms, die ooit samen met “IJzeren Rinus” Israël in de achterhoede van de Rotterdammers stond in een grijs verleden. “Een neef van mijn vader”, antwoordde de eigenaar, die later keurig meldde, dat de duif veilig thuis gekomen was. Afgelopen zondag meldde ik een jonge duif van Herman en Dennis Beverdam uit Enter aan. ’s Middags stonden Herman en Rini al aan de voordeur. De vrouw van Herman is een volle nicht van José. Mina, de moeder van José en Riek, de moeder van Rini, waren zusters. Even later zaten we in Gietelo met onze neef en nicht aan de thee. Herman kent de duivenwereld als geen ander en leeft ervan. Al snel komen er anekdotes voorbij. José en Rini halen jeugdherinneringen op en Herman kan boeiend vertellen over de duivensport. “Ik was in China bij een klant van me en de goeie man vertelde, dat hij ging poulen op Lois en Binky. Ik begreep er niets van. Later viel het kwartje. Hij poulde voor de Rolls Royce en de Bentley”. Ik moest denken aan de jaren, dat ik bij p.v. de Hoven lid was tussen 1970 en 1980. Je zette de duiven voor de “Scheerweg” en de “HeeftWieHeeft”. Karel Franken had in die jaren wel een Mercedes, maar ik geloof niet, dat ie hem met de “Scheerweg” won. Of ik moet even niet opgelet hebben. Herman is de trotse bezitter van twee hokken met Meulemansduiven. Prachtige zwaar gehamerden heeft ie zitten, zoals ze uit “de Oude van den Bosch” x “de Janssenduivin” rolden. Zeldzaam werden ze, zelfs Karel Meulemans himself heeft ze niet meer zitten. Internationaal is er nog steeds vraag naar en Herman is er zuinig op. Zoon Dennis werkte als fiscaal jurist, maar had daar geen lol in. Nu zit hij helemaal in de postduiven, net als zus Grinka. Met het opgeven en ophalen van duiven, maak je van alles mee. Zelf haalde ik dit jaar twee duifjes op. De ’06 kwam bij familie Vossebeld in Hengelo (O) terecht en de ’10 haalde ik op bij oud-plaatsgenoot Johan Gijsberts in Zutphen. Vaak raak je een opgehaalde duif opnieuw kwijt, maar soms heb je er geluk mee. De moeder van de ’10 zat twee jaar geleden in Ulft. Ik haalde haar op en het werd één van mijn beste jongen in 2018. Zo zijn er wel meer verhalen bekend van topduiven, die in hun jeugd op de dool raakten en later uitgroeiden tot ware cracks.

Moraal

Het coliverhaal van de afgelopen zes dagen, heb ik zo goed mogelijk geschetst. Van de ene op de andere dag zijn de duiven collectief ziek en na een dag of vijf treedt herstel op. Althans in Gietelo en bij deze variant.  Ik koos er voor om de duiven zelf de ziekte te laten overwinnen met enige hulp, zoals omschreven. Duiven, die niet meer in hun schapje vliegen en wegkruipen in een hoekje, zijn meestal binnen een etmaal overleden. De coli-bacterie vreet zich door de darmwand en de duif sterft door bloedvergiftiging, zo las ik op internet. Kuren was ook een mogelijkheid. Toen op de vijfde dag één duif stierf, achtte ik het zinloos om alsnog te gaan kuren. Je zag namelijk, dat de grote meerderheid aan de beterende hand was en de coli zelf zou gaan overwinnen. Het liefst zou ik de duiven volgend jaar vaccineren tegen adeno, circo, rota. Je bespaart bij een goed werkend vaccin jezelf en de duiven een hoop ellende. (wordt vervolgd)

Gietel’s Geluk (7)

Gietel’s geluk (7)

Coli

Drie maanden bleven we verschoond van deze gesel. Sinds enkele dagen is het volop raak. Overal uitgekotst voer op de zitschapjes, al dan niet drijvend in een onbestendige, slijmerige, groengele derrie. Geen enkele vlieglust en apathisch gedrag van “slappe vaatdoeken” die nergens op reageren. Zeg maar gerust het c-woord. De nachtmerrie van elke jonge duivenspeler. Niet alleen Jan-met-de-Pet krijgt er vroeg of laat mee te maken, maar ook Bas Verkerk, Willem de Bruin, Bosua en Eijerkamp worden niet overgeslagen. Bij Bas was het enkele jaren op rij zo fnuikend, dat hij de junioren niet kon of wilde spelen op de jonge duivenvluchten. Natuurlijk kun je meteen gaan kuren en vaak helpt dat. Er zijn verschillende medicijnen die met wisselend succes ingezet worden, afhankelijk van de gevoeligheid van de bacteriën die jouw duiven plagen. “Jungtierkrankheit” noemen de Duitsers het. Het is een verzamelnaam voor allerlei varianten van narigheid. Vaak beginnend met het adenovirus, dat de weerstand aantast en dan overgaand naar coli. Een verstoring van het natuurlijk evenwicht in de darmen van de duif, waar altijd colibacteriën en andere vaak nuttige bacteriën de duif in balans houden. Afhankelijk van de weerstand van de duif en eventueel andere sluimerend aanwezige infecties, herstelt de duif na enige tijd. Of de duif gaat dood.

Opa

Aan moederskant heb ik een bijzonder oude opa. Ik ben vernoemd naar beide opa’s en toevallig levert dat de naam op van een beroemde stadhouder: Frederik Hendrik. Opa Hendrik leefde, zo uit het blote hoofd, tussen 1860 en 1936. Hij diende geruime tijd als ziekenverzorger in voormalig Nederlands Indië. Toen hij op oudere leeftijd de dienst verliet met een klein pensioentje, trouwde hij Tonia Bresser en verwekte op oudere leeftijd nog zeven kinderen. Moeder Toos (90) vertelt nog vaak over haar vader. Een trotse, koppige man met principes. Hij moet zeventig geweest zijn, toen hij de kleine Toosje verwekte. Zes jaren later stierf hij aan “ouwe mannenkwaal”. Toen op zekere dag één van zijn kinderen in het wiegje op sterven na dood was, gaf de oude dokter van Heuven het kindje op. “Hendrik, er is niets meer aan te doen, het kindje gaat dood”. Toen de dokter hem die bevestiging gaf, ging hij zelf aan de slag met allerlei kruiden en middeltjes die hij als ziekenverzorger in Indië had toegepast. “Als het kindje toch dood gaat, kan ik niks verkeerd doen, Tonia”, sprak hij en deed alles om het kindje te redden. Met succes! Mijn moeder, die in een klein wereldje leeft, heeft het vaak over haar vader. Misschien aard ik een beetje naar opa of ben ik onbewust geïnspireerd door hem. Dokter Moerman, ook duivenhouder, heb ik altijd bewonderd. Dat wil niet zeggen, dat ik onnozel ben. Mijn leven dank ik op meerdere momenten aan de traditionele medische kennis en aan vakkundige chirurgen. Aan dokter Verhagen, die me met zijn grote handen als baby van zes weken opereerde. En aan dokter Grandjean, die me na een mislukte open hart operatie door een collega, opnieuw opende en mijn leven redde. Heb zelfs een gezonde portie achterdocht bij “kwakzalvers” en zelfbenoemde “wonderdokters”. Toch grijp ik niet gemakkelijk naar medicijnen. Zelfs een simpel paracetamolletje slikte ik alleen als pijnstiller na de operaties aan mijn hart en na andere operaties. Alleen als het echt noodzakelijk is, ben ik blij met medicijnen. Voor mezelf en voor mijn duiven.

Remedie

Natuurlijk zit ik in zak en as, nu mijn duiven zwaar onder de coli zitten. Dan maak je afwegingen en gaat bij vrienden te rade voor advies. Ik stelde een voertje samen van één deel Versele junior, twee delen “Gaby” van Beijers, twee delen “Recup” van Beijers en één deel “Boardingmix” van Matador. Een zgn. lichte mengeling, die U gewoon naar eigen inzicht kunt samenstellen. Het voer maak ik aan met een dopje “Colinol plus” van DHP en met een flinke scheut vlierbessensap uit Corrie’s boerderijwinkeltje. Dit roer ik flink en gooi er dan drie scheppen “Ovocrack” (boterzuur) van Nanne Wolff over. Als de mix nog te vochtig is gooi ik er wat “Terramix” van Versele door en wat klei uit pikkoek met een greep “Ocean Gold” van Matador. Het gaat erom, dat het een rul mengsel wordt, dat graag opgenomen wordt. In het drinkwater gaat “Belgasol” van de Weerd. Ik merk, dat de duiven het met Colinol plus aangelengde drinkwater niet graag drinken en dat moeten we niet hebben. De duiven laat ik niet los. Vrijdag had ik ze nog buiten en dat was een fiasco. ’s Avonds om tien uur zaten er nog tien stuks op het dak van het hok. Ze hadden geen eetlust en zaten apathisch in elkaar gedoken. Met veel moeite pakte ik sommigen en anderen loodste ik met kunst en vliegwerk door de deur naar binnen. Nadat twee weken geleden één gewonde duif (twee gebroken poten) verkoos om buiten te blijven liggen en ze prompt door de steenmarter van het dak van het hok geplukt werd, was buiten slapen geen optie!

Zuurstof

De duiven zitten dus ’s nachts verduisterd in het hok en ’s ochtends open ik, voor het optrekken van de verduistering, het schuifje van de ren. De duiven zijn geconditioneerd en stormen dan naar buiten in de ren, waar wat aangemaakt licht voer klaar ligt op de vloerplank. Als de hokken leeg zijn, zet ik alles open om te luchten. In deze dagen overzie je dan met afgrijzen de vieze bende in de schapjes. Ik maak dan alles goed schoon en ververs de drinkbakken. De rennen zijn voor mij een zegen, zeker in deze colitijd. ’s Avonds herhaalt het ritueel zich in omgekeerde richting. Ik voer dus aangemaakt voer zoals omschreven en de porties zijn ongeveer gehalveerd. Na het voeren gaat de verduistering in (14 uur) en als ik zelf gegeten en eventueel afgewassen heb, loop ik alle duiven nog even na. Dit doe ik al jaren en vooral nu de duiven het heel moeilijk hebben is dit extra belangrijk. Ik speel enkele tellen met elke duif en voel in het kropje of er gegeten en gedronken is. De duiven zitten daar al op te wachten. Zelfs nu ze er als zoutzakken bij zitten, verdedigen ze hun slaapplekje. Iets minder fanatiek dan gewoonlijk, maar toch! Na mijn ronde door de hokken is José benieuwd naar mijn bevinding. “Halen ze de ochtend?”. Dit is een belangrijk criterium. Als er duiven dood gaan, moet ik ingrijpen met medicijnen. Dat hebben we samen afgesproken, want José bemoeit zich niet met de duiven, maar staat er zeker niet onverschillig tegenover. Er staat al enkele jaren een potje 4-in-1 mix klaar van de Weerd en het spul is nog bruikbaar tot 2021. Ik hoop, dat het potje dicht kan blijven!

Ongewis

Het schrijven over de duiven lucht me op. Natuurlijk heb ik de wijsheid niet in pacht en voel ik me verantwoordelijk voor het welzijn van mijn duiven. Zoals ik in 2016 wakker lag in bed, toen de (tamme) havik in enkele maanden tijd 60 duiven sloeg, lig ik nu wakker van de coliperikelen. Maak ik de juiste keuzes? Belangrijk is, om nuchter te blijven en je niet te laten leiden door paniek. Wat is verantwoord en waar liggen de grenzen? De duiven moeten het zo mogelijk zelf overwinnen en ze krijgen daarbij alle hulp die denkbaar is. Overdag zuurstof, schone hokken, aangezuurd licht voer en ondersteuning via het drinkwater. Verder veel liefde en aandacht. Als er duiven ten onder (dreigen te) gaan, treedt plan B in werking. Het geeft een kick, als straks de vluchten beginnen en de duiven geen medicijnen gehad hebben. Het ene jaar lukt dat, het andere jaar niet, maar je moet niet te snel overstag gaan. Van alles wat duiven zelf overwinnen, worden ze uiteindelijk sterker!

Jannie

Gisteren won Bram de eerste prijs in de club met “Jannie”. De enige overgewende jaarling. “Jannie” zat vorig jaar hier bij de latere jongen die net mee konden. Ze won wel enkele keren prijs, maar was geen topper. Aan het eind van het seizoen wilde Bram haar toch overnemen en inpassen in zijn hok. Op dat hok zit een zusje en evenbeeld en op een gegeven moment haalde Bram de twee door elkaar. “Jannie” kwam ongewild buiten en bleef, zonder dat ze terugkeerde in Gietelo. Dat gebeurt eigenlijk nooit, want één keer ophalen is al bijzonder. Op jonkies op uitkippen wint ze de eerste prijs. Dat staat in schril contrast met de verhalen over weggebleven jaarlingen, die in hun jeugd niet of nauwelijks gevlogen hebben. De duiven in Appen/ Gietelo krijgen een gedegen opleiding tot het eindstation en daar plukken ze hun verdere loopbaan de vruchten van. Alleen is het overwennen naar Twello soms “een dingetje”. Nu de junioren hier de komende week niet buiten komen, kan Bram vanaf morgen zijn ploegje over te wennen jaarlingen mooi uit laten, zonder dat we last van elkaar hebben. “Jannie” is vernoemd naar een dierenvriendin uit de Alblasserwaard, die twee jaar geleden een jonkie van ons opving en verzorgde. Helaas heb ik haar e-mailadres niet meer, anders had ik haar het goeie nieuws kunnen meedelen. Mocht je dit lezen, Jannie, stuur dan een mailtje. De volgende keer kan ik vertellen hoe het met de coli verder verlopen is. Ik hoop, dat mijn bevindingen U tot steun zijn. Gedeelde smart is immers halve smart? (wordt vervolgd)

Gietel’s Geluk (6)

Gietel’s geluk (6)

Kweekhokje

Afgelopen jaar hadden we twaalf kweekkoppels op een uur rijden van Gietelo. Inmiddels heb ik een paar duizend kilometers afgelegd, om te overleggen, om voer te bezorgen, om jongen op te halen, e.d. Voor de uitbraak van de coronacrisis, ging moeder Toos trouw mee met haar hondje. Tachtigers verzorgen mijn duiven en moeder als negentiger voelt zich daar thuis. Eigenlijk heb ik geen eigen kweekhok nodig, want elk jaar worden er steevast meer junioren aangeboden dan ik plaatsen kan. Een luxe-positie die je wel zelf moet afdwingen!  Dat ik er een eigen kweekhok op na houd, heeft te maken met het feit dat ik niet afhankelijk wil zijn. En natuurlijk vind ik het hartstikke leuk om zelf kweekduiven te zoeken en te koppelen. De beste vliegduiven van de laatste jaren verhuisden naar ons kweekhok en de aanvulling kwam van duiven die we aankochten of verwierven.

Eijerkamp

Al tientallen jaren kruist Hans Eijerkamp mijn weg. Mijn vorige auto, waar ik  ruim 300.000 pechvrije kilometers mee aflegde, werd gesponsord door de familie Eijerkamp. De prijsuitreikingen van de Ponderosa Vrienden Club waren een jaarlijks hoogtepunt in het winterseizoen!  Toen in 1998 de eerste grote duivenbeurs in China werd georganiseerd, werd ik door Eijerkamp uitgenodigd als standhouder in Peking. Een geweldige ervaring. “Garfield” werd als kersvers wereldkampioen jonge duiven aan Eijerkamp verkocht. Enige maanden later werd hij getransfereerd naar China. Daarna waren er de duivenreizen onder de paraplu van Eijerkamp. Dick Scholten, als vriend en oud-werknemer van Hans, organiseerde talloze reizen, die tot in de puntjes verzorgd waren. Naast China, herinner ik me de reis naar de Olympiade in Kaapstad, waar een schitterende rondreis aan verbonden werd. Een vaste groep duivenvrienden vormde de harde kern, waar Dick steeds weer op rekenen kon. José en ik bewaren daar prachtige herinneringen aan. Dat er ook Eijerkampduiven naar Gietelo kwamen, was niet meer dan logisch. Soms waren het “testduiven” en soms duiven voor het kweekhok. Natuurlijk was niet elk schot raak, maar reden tot klagen is er niet. In 2018 hadden we de eerste vier jonge asduiven van de A.C.C.  In alle vier zit Eijerkampbloed!

Calon

Dat jaar ging ik op bezoek bij Herman en Ria Calon. Herman was al eens bij ons geweest en vond dat het tijd werd om ook hen te bezoeken. We kennen Herman en Ria van de genoemde Eijerkampreizen. Vooral de reis naar de Olympiade in Porto was legendarisch. Toen we vanuit de bus ergens duiven zagen vliegen, besloten we om op eigen houtje deze liefhebbers te bezoeken. Met een man of vijf gingen we te voet op pad. Herman Calon was één van de gekken. Fondspeler Ben van de Berg was er ook bij, net als de betreurde Johan van Dijken uit Groningen. Met Douwe en Bas trokken we ook dikwijls op, maar ik geloof niet dat zij er die keer bij waren. Dwars door braamstruiken, over een snelweg en andere obstakels. Herman Calon liep steevast voorop. Wat een conditie en doorzettingsvermogen heeft deze Zeeuwse boerenarbeider. Herman heeft iets weg van Willem de Bruin. Een enorme dadendrang en inzet. Nooit moe en altijd doorgaan. Dat heeft hij in het dagelijks leven en in de duivensport. Bij Herman namen we die winter een vliegdoffer mee. Een overjarige, uit de beste lijnen. Als laatje verhuisde hij in Zeeland enkele malen van hok en broedvak en daardoor ontpopte hij zich als vechtersbaas en kwelgeest. Een prachtige doffer in de hand bovendien. “Hij is hier niet te handhaven. Zorgde voor kapotte koppen bij mijn getekende duiven. Een drama. Je betaalt hem als ie bevalt, anders mag je hem terugbrengen. Eigenlijk wil ik hem niet kwijt”, aldus de inmiddels tachtiger! Herman had in 2019 de beste jonge duif van Nederland op de korte vluchten. Deels met Willem de Bruin-bloed. Herman is een aparte, die wel wat weg heeft van de Bruin. Alleen is Herman nog gedrevener en nog fanatieker! Ooit spoorde hij José op, die nog in een achterbuurt van Lissabon was, toen de bus wilde vertrekken. José is Herman nog steeds dankbaar! En de doffer? Vorig jaar hadden we veel pech met hem, maar dit jaar lopen er vier mooie jongen. Hoop doet leven!

Bussink

Ooit kocht ik een duifje op een veiling van Henk Bussink. Toen ik Henk enkele jaren later trof op een vergadering vroeg hij naar de nazaat van zijn “Tom”. Ik vertelde, dat het duifje niet lang geleefd had en geen succesverhaal werd. “Dan heb je garantie. Kom maar een andere halen”. Dat vond ik bijzonder sympathiek en samen met moeder ging ik die winter naar Zetten, waar ik uit een mandje met duiven er één mocht uitzoeken. Ik zocht een duivin uit en toen later de stamkaart tevoorschijn kwam, bleek ze te komen uit zijn beste vliegdoffer en beste vliegduivin. Samen scoorden de ouders twaalf eerste prijzen en behaalden ze aansprekende asduiftitels in groot verband. Nieuwe aanwinsten geven nieuwe hoop en op grond van de prestaties van de ouders had ik hoge verwachtingen. Het eerste jaar viel tegen. Van een laat jong mag je niet te veel verwachten in het voorjaar, dus moest het in het tweede kweekjaar gebeuren. Helaas bleken de jongen niet honkvast en dan sta je in dubio. Door de geweldige afstamming en vanwege het uiterst sympathieke gebaar van Henk, kreeg de duivin nog een derde kans. Dit jaar werd ze gekoppeld aan een jonge doffer van Bram, die hier ongepaard tot zeven prijzen kwam. Zijn nestbroer deed weinig voor hem onder. Zal drie keer scheepsrecht zijn? Van de eerste en tweede ronde lopen er nog vier jongen. Het ziet er dus veelbelovend uit.

Willem

Zijn naam viel al in de alinea over Herman Calon. Veel liefhebbers spelen hard met de duiven van Willem de Bruin en de kerstverkoop van zomerjongen via “de Duif” is al jaren op rij een groot succes. Zijn die duiven echt beter? Volgens A.S. wel. Ze vliegen soms wel 100 meter per minuut sneller dan de duiven elders in het land. Nu moet je wel weten hoe de hazen lopen. Willem en Ad zijn al jaren vrienden. Toch wil ik uit eigen ervaring mee kunnen praten. Momenteel lopen er ruim twintig jongen, die voor minstens 50% WdB-bloed hebben. Niet rechtstreeks, maar wel uit de actuele toplijnen als “Hurricane”, “Urbanus”, “Murphy’s Law”, e.a. Geen verwaterde “oude glorie” dus. Steeds op zoek naar beter. Het lijkt wel een hobby binnen de hobby. Ervaring heeft me geleerd, dat zelfs de grootste namen en mooiste stamkaarten geen enkele garantie op succes vormen. Eerst zien, dan geloven! Duiven die in het noorden of westen van het land succesvol zijn, komen op de Veluwe soms niet uit de verf. Omgekeerd geldt misschien hetzelfde. Duiven die op mijn hok, in dit deel van het land, met mijn verzorging, het eerst op de klep landen, dat zijn voor mij de besten. Pas als ze hard vliegen komt de stamkaart in beeld. Niet eerder! En 100 meter per minuut sneller vliegen, zoals A.S. beweert? Dat kan heel goed. Langs de kust waait het bijna altijd harder!

Hoop

Hoop, geloof en liefde. Waar las ik die titel eerder? Bijgehaalde duiven zorgen voor nieuwe hoop. Die hoop komt voort uit het geloof, dat je hebt in mensen als Herman Calon en Henk Bussink. Dan wil je graag slagen met hun duiven en deze mensen belonen met mooie prestaties. Hoe ga je hun duiven koppelen? Ik heb goeie hoop, dat de kweek uit hun duiven dit jaar wel slaagt. Had ik ze misschien tegen elkaar moeten zetten om een gouden koppel te vormen? Je weet het niet. Net zo min, dat je weet of het bloed van de Willem de Bruinduiven “Gietel’s geluk” gaat opleveren. Nooit hadden we zoveel jonge duiven als dit jaar. Een eerste, tweede en derde ronde en allemaal hebben ze een mooie stamkaart. Toch zal het grote gros niet brengen wat je hoopt. Welke duiven scoren en welke duiven zullen missen of verloren gaan? We hebben hoop en moeten geloof hebben in onze duiven. Met liefde heel veel aandacht geven en veel inzet tonen. Zoals Herman Calon en Willem de Bruin harder lopen, dan hun duiven vliegen. Nuchter blijven en je boerenverstand gebruiken. Niet gaan africhten met onervaren junioren bij warm weer en oostenwind. Vooral met zuidoostenwind geen risico’s nemen. Straks einde september weten we meer. (wordt vervolgd)