Monthly Archives: maart 2022

Voorster Varia (4)

Voorster Varia (4)

Start

De kop is er af!  Op 10 maart zowel bij Sander als bij Bram de eerste junioren lichting 2022 opgehaald. De duifjes op afzonderlijke hokken geplaatst en binnen een etmaal alle jonkies aan het eten en drinken. Dat is wel eens anders geweest, met koppige weigeraars, die twee tot drie dagen vertikten te eten en dus te drinken. Met knipperende oogjes van de dorst, vallen ze dan terug in conditie. Misschien heeft het te maken met de omstandigheden op het kweekhok? Sander zet het jonge volkje al na een dag of vijftien op de vloer. Ze verlaten het nest, zien de oude duiven eten en doen al vrij snel zelf ook een eerste poging. Bram werkt, naar ik meen, met potjes voer in de broedbakken. Zelf word ik er steeds makkelijker in. Ze worden bij voorkeur in de loop van de ochtend afgezet, hebben dan een dag om aan de nieuwe omgeving te wennen. Voer en water krijgen ze nog niet, dat is zinloos. ’s Avonds worden ze verduisterd en de volgende ochtend, na het opheffen van de verduistering, voer ik ze op de voerplank en zet er een waterbak bij. In het begin neem ik er rustig de tijd voor en laat ze bij voorkeur uit mijn hand eten. De voerkorrels rollen niet weg op die manier en het kuiltje in de hand doet een beetje denken aan het afazen van de ouderdieren. De eerste stap naar tamme duiven en de baas wordt vanaf nu de plaatsvervanger van de ouderdieren. Als je al enige jongen hebt afgezet, verloopt het bij bijgeplaatste jongen nog gemakkelijker. Die zien hokgenootjes eten en goed voorgaan doet goed volgen!

Debuut

Na ongeveer veertien dagen na het spenen, zet ik de klep open en mag het jonge volkje de buitenwereld verkennen. Bij voorkeur zie ik, dat ze van het hok in de tuin vliegen, van het hok naar de schuur en retour op het hok. Spelenderwijs kleine rondjes, die steeds groter worden. Zo gaat het echter niet altijd. Soms zijn de junioren nauwelijks te bewegen om op de vleugels te gaan, maar soms zijn ze heel onstuimig en slaan ze meteen de lucht in. Dan wordt het linke soep, want roofvogels herkennen het vlieggedrag van jonge duiven zonder enige ervaring. Als duiven vooraf de omgeving hebben kunnen inprenten, blijven ze meestal in de omgeving rondtoeren. Bij heel helder weer is de kans groter, dat duiven de lucht in gaan en steeds hoger gaan vliegen. Dan worden de risico’s om duiven te verspelen bij hun eerste vliegoefeningen groter. Landen ze er ergens in de omgeving op een dak of in een boom, dan komen ze vaak aan het eind van de dag en soms zelfs na één of twee nachten buiten slapen, weer thuis. Verloopt het uitwennen heel geleidelijk, dan is er niks aan de hand. Gaat het te onstuimig, dan lopen de spanningen bij de liefhebber op. De kunst is, om je nergens druk om te maken, want meestal loopt het goed af. Momenteel heb ik de jongen buiten en er gingen wat junioren meteen op de vleugels. Vier stuks ontbreken er op het dak van het duivenhok. Ga er vanuit, dat ze ergens in de omgeving op een dak of in een boom zitten en uiteindelijk weer op het honk arriveren. Op dit moment liggen er op de kweekhokken elders al meer jonkies dan geplaatst kunnen worden. Honderd is de absolute limiet voor Gietelo. Vorig jaar had ik er een week voor aanvang van de vluchten nog 124. Het moet leuk en betaalbaar blijven in deze onzekere tijd. Gaan er nu wat duifjes bij het uitwennen verloren, dan is er voldoende reserve onderweg om aan te vullen. Een geruststellende gedachte, al voel ik me als duivenhouder vaak net als een vader voor zijn kinderen.

Analyseren

Bram houdt tijdens het vliegseizoen de prestaties bij. Ook Theo Oortwijn vindt het leuk om onze uitslagen uit te pluizen en in statistieken te verwerken. Theo was enthousiast liefhebber, die door gezondheidsperikelen de duivensport moest opgeven. Op de achtergrond vindt hij het, als gewezen boekhouder, leuk om de duivensport te volgen en op papier een bijdrage te leveren. Kennis is macht. Statistieken liegen niet. Op ons kweekhok moet je streng zijn. Welke duiven zijn onderscheidend, welke duiven leveren geen echte bijdrage aan de vooruitgang. Veel koppelingen zijn op papier geweldig. Drie keer die ene topduif op de stamkaart, een gekorrelde roodoger, tegen een rijk gepigmenteerde geeloger met volledige verkenningscirkel. We weten allemaal hoe het moet. Drie van de vier grootouders zijn Olympiadeduiven en de vierde stond op Teletekst. Dat kan niet kapot. Toch wel. Zelf heb ik het al te vaak meegemaakt. Theorie en praktijk zijn twee verschillende grootheden op het kweekhok. Meestal is het niks, noppes, nada!

Praktijk

Sommigen denken, dat een goed hok het geheim is van succesvolle duivensport. Daar zit wat in. Op een niet-deugend hok komen duiven niet in vorm en wordt het nooit wat. Hoe zit, of zat het op eigen hok in Gietelo? In gedachten komen mijn vijf  beste duiven in Gietelo uit de beginjaren voorbij : “de Schalie”, “de ‘70”, “de 30”, “Axel” en  “Garfield”.  Eerstgenoemde was mijn eerste asduif op het zolderhok met de uitvliegopening op het oosten. De “70” en “30” zaten op twee verschillende afdelingen op het zolderhok met kleppen op het zuiden. “Axel” zat op tuinhokje 5 en “Garfield” op tuinhokje 1. Alle hokken werden kort na 2000 met de grond gelijk gemaakt en in brand gestoken. Einde duiventijdperk, dacht ik. Op al mijn hokken had ik ooit een topduif, maar vooral heel veel matige en slechte duiven.

Hokken

In 2009 maakten we een herstart. Op een andere plek in de tuin begonnen we opnieuw. Eén duivenhok, gebouwd enkele jaren voor het einde in 2001, bleef staan. Dit hok had ik eigenhandig gebouwd, met de gedachte dat het moeiteloos een halve eeuw zou kunnen blijven staan. Hardhout, trespa en damwand. Het werd destijds omgebouwd tot kippenhok en bij de herstart weer in oude glorie hersteld. Of het een goed hok was? Van het “nieuwe hok” had ik weinig informatie. Het oude zolderhok op de schuur en de tegen de schuur gebouwde tuinhokjes voldeden prima. Het “nieuwe hok” werd wel gebruikt, want toen we in 1998 overgingen op elektronisch klokken, werden er kabels uitgelegd naar de oude hokken en het “nieuwe hok”. Echte wapenfeiten van het nieuwe hok kan ik me niet herinneren. In 2009 begonnen we met 21 van “Jan en Alleman” verkregen duifjes. De onverwachte herstart na zeven of acht duifloze jaren. Aan het eind van het vliegseizoen was “Jurriaan” asduif GOU/ 2e W.H.Z.B.  Verkregen van Martin en Joke en eigenlijk de enige duif, die echt deugde. Dit hok staat bekend als hok 1. Het hok werd geleidelijk uitgebreid en nu spreken we van de hokken 1, 2, 2A en 3. Vier hokken en als ik dan kijk naar de afgelopen vier jaren, dan trek ik een verrassende conclusie. In 2018 was “Gerben” onze beste duif. Hij had hetzelfde territorium als “Jurriaan”. Dus huizend op hok 1. In 2019 was “Appie Derks” onze 1e asduif van de kring. “Appie” zat op hok 2. In 2020 was “Ronaldo” onze beste jonge duif. Bewoner van hok 2A. Afgelopen jaar was “Ernst” onze topper. Hij vloog 9 prijzen ongepaard op hok 3 (kasthok). Van de hokken word ik dus niet veel wijzer. Het maakt niet uit op welk hok een junior terecht komt. In ons geval maakt de duif het hok en niet andersom.

Doffers

Ooit schreef ik, dat ik meer successen boek met doffers, dan met duivinnen. De asduiven van voor ons afscheid rond de millenniumwisseling, waren allen doffers. Kijk ik naar de beste jonge duiven van de afgelopen vier jaren, dan zijn genoemde vier duiven wederom vier doffers.  Spelen duivinnen dan een ondergeschikte rol? Nee! In 2018 hadden we de eerste vier asduiven van de kring. De 1e was doffer, nummer 2, 3 en 4 waren duivinnen. Het klinkt bijna als pochen, maar is alleen bedoeld om aan te geven, dat die duivinnen geen klungels waren. In 2020 was “Ronaldo” onze beste, maar duivin “Britta” zat er vlak achter. Afgelopen jaar was “Ernst” met negen prijzen onze uitblinker. Duivin “Toos” was met acht prijzen goeie tweede. Ik blijf een “dofferman”, maar eigenlijk doen de duivinnen het helemaal zo gek nog niet.

Zelfkennis

Het begin van alle wijsheid! Ik vind het leuk om te analyseren en daar naar te handelen. Het hok hebben we behandeld. Het geslacht ook. Tijd om naar de kweekwaarde te kijken van de asduiven. De vier asduiven van 2018 mochten uiteraard blijven. Twee gingen er naar Bram en twee naar ons eigen kweekhok. We zijn nu drie kweekjaren verder en wat blijkt?  De 1e, 2e en 4e asduif hebben als kweker nog niets bijgedragen. De 3e asduif, blijkt de duif met kweekpotentie. Gekweekt door Bram uit een wonderlijke kruising met een doffer van Raymond Jonker met pure dagfondafstamming.  Die doffer werd als jaarling verspeeld en wij hadden toen al zijn eerste en enige jongen ontvangen. De ene raakten we al snel kwijt en van de andere verwachtten we echt helemaal niks. Een misrekening. Onze beste duivin in 2020 was haar dochter. Onze beste doffer in 2021 haar kleinzoon. Zelf gaf ze afgelopen jaar ook weer twee kinderen die pure kop vlogen. Aan de vruchten kent men de stam! Het kan raar lopen.

Geheim

Hoe ontdek je de goeie kweker? De duivin met de kweekwratjes aan de ondersnavel? De doffer met de witte teennagels? De duif met de rijke pigmentatie in de ogen? De duif met de volledige “verkenningscirkel”?  Iedereen mag geloven wat ie wil. Je mag ook de hulp inroepen van externe experts, of je vastklampen aan kweektheorieën. Ik denk, dat niemand het weet! Een duif, die als vliegduif zich bewezen heeft, heeft een streepje voor. Ooit las ik, dat je nooit moet trouwen met het enige mooie meisje in een familie. Voor duiven geldt zoiets ook. De kans van slagen met een duif, die als enige in zijn/haar familie deugt, is niet bijster groot. Ik zie graag op de stamkaart meerdere bewezen goeie duiven staan in rechte lijn. Het afgelopen jaar hebben we onze beste jonge doffer van 2021 tegen onze beste jonge duivin gezet. De duiven zijn onverwant en stammen in rechte lijn uit prestatieduiven. Goed maal goed, geeloog tegen witoog, beiden goedgebouwd, maar er is geen enkele garantie! Meestal valt het tegen. Je hebt echter hoop en verwachtingen. Hoop, geloof en liefde. Daar draait het hele leven om. Bij elk huwelijk is er de prins op het witte paard, bij elke geboorte de gedachte aan een verlosser of wonderkind. Dat is ook zo bij de man of vrouw die vijf keer trouwde en vijf keer scheidde en van wie de kinderen nooit verder kwamen dan de coffeeshop of Bijlmerbajes. Je droomt, dat je zoon de winnende goal scoort in de Champions League-finale en bent uiteindelijk trots, dat hij mag invallen in Voorst 5.

Moraal

Iedereen beoefent de sport op zijn of haar manier. Iedereen heeft zijn of haar eigen visie en iedereen legt de lat op zijn of haar niveau. We beginnen allemaal vol goeie moed aan een nieuw kweek- c.q. vliegseizoen. Allemaal hebben we voorbeelden en idolen in de (duiven)sport. Zelf had ik in de beginjaren veel steun van Appie Derks en was ik een groot bewonderaar van kleine liefhebber Jan P. Suijkerbuijk. Toen ik in 1980, na tien jaren p.v. “de Hoven” Zutphen, de overstap maakte naar “Steeds Verder” Twello, maakte ik van nabij mee hoe Dick de Boer, met verzorger Jasper Romein, in de jaren tachtig furore maakte met zijn “Tornado” (1e Nat. Dax en 1e Maraton Noord). Een pure Janssenduif nota bene, die alle fondduiven het nakijken gaf!  Ik zat bij Gerrit Ilbrink te letten, toen Dick belde om het grote nieuws heet van de naald te vertellen. Gerrit draaide trouwens zelf ook een hele vroege duif op die Dax, ik meen een uur na de “Tornado”.  Gerrit Jansen was de man van “massa is kassa”. Generaal kampioen met de eerste twee duiven uit de klok, ongeacht hoeveel je er mee had. Jan ter Harmsel en zoon Dirk flikten het met de kleine korf. Opvallend weetje: Jan ter Harmsel en Jan Suijkerbuijk vlogen ooit tegen elkaar bij “Recht Vooruit” in Zutphen! Toeval? Jan Littink uit Wilp was de bakker met het hart van goud. Altijd optimistisch, ondanks een ziekelijke echtgenote, waar hij zielsveel van hield. Voor Jan was duivensport het mooiste dat er op aarde bestond. Niemand kon er meer van een duif genieten dan hij en hij gunde bovendien iedereen de overwinning. Zelf was hij tevreden als hij een bescheiden prijsje in de middenmoot kon winnen. En als zijn favoriet, ondanks de zwarte pilletjes, te laat voor de uitslag arriveerde, had hij genoten van de fantastische thuiskomst van de duif. De eenvoud van de mens Jan Littink, zijn pure liefde voor de duivensport en voor zijn naasten, maakte op mij een verpletterende indruk. Geniet van de omgang met je duiven, van de kweek, van alle facetten van de sport, zoals Jan Littink ons leerde. Hij genoot uitbundig en met mate van een borreltje na de vlucht met bijbehorend sigaartje. Dat hoorde er voor hem bij.  Kenmerkend voor zijn generatie. Het ultieme geluk zit niet in een kampioenschap, want aan de top is het vaak koud en eenzaam. Gewoon genieten van duivensport op jouw manier. Dat we hier in vrede met duiven mogen spelen, als vogelgriep en corona het toelaten, is een zegen. Duivensport blijft een mysterie. Niemand weet het! Als ik het niet weet, denk ik glimlachend aan bakker Littink. Hij had gelijk!  (wordt vervolgd)

Voorster Varia (3)

Voorster Varia (3)

Emoties

De afgelopen weken waren er zaken in het nieuws, die me emotioneel iets deden. Het rapport over voormalig “Indië” in de jaren 1946 – 1950 en natuurlijk de Russische inval in Oekraïne. Eerst was er het vernietigende rapport over de zgn. politionele acties. Vader Ernst kwam niet ongeschonden door de oorlog. Traumatisch was het sneuvelen van zijn lievelingsbroer Henk in 1943 aan het front aan Duitse zijde in de buurt van Charkov. In Rodnokraj om precies te zijn. Henk werd geboren op 15 januari 1925, vader Ernst op 30 december van hetzelfde jaar. Henk vernoemd naar zijn Nederlandse grootvader, Ernst naar zijn Duitse opa. Beide jongens leken niets op elkaar. Henk was blond en had stijl haar. Hij was atletisch, voetbalde op zijn 15e in het eerste elftal en bezocht de H.B.S. Vader Ernst was zwart, had krullen, was dik, geen voetballer en zeker geen leerwonder op school. Ze konden het echter heel goed vinden samen en uit de verhalen van vader komt een beeld naar voren van iemand die op keek tegen zijn getalenteerde, oudere broer. Omgekeerd had Henk ongetwijfeld bewondering voor zijn jongere broer, die hij als peuter “Boetie” noemde. Een naam die vader bij zijn generatiegenoten altijd gehouden heeft. Ernst was sterk en hielp al vroeg met kolensjouwen en kon al op zeer jonge leeftijd een auto besturen. Ook speelde hij verdienstelijk accordeon en trad al voor de tweede wereldoorlog op voor o.a. gemobiliseerde militairen. Hij was toen dertien, hooguit veertien jaar. Nooit merkte ik iets van trots bij vader. Daar zal zijn moeder een rol in gespeeld hebben, vermoed ik. Oom Henk sneuvelde ruim negen jaren voor mijn geboorte. Ik had hem graag willen spreken.

Catharina

Mijn oma, de moeder van Henk en Ernst, vluchtte na de eerste wereldoorlog als economische vluchteling naar Nederland. Duitsland had de oorlog verloren en er was grote armoede en nauwelijks werk. Duizenden vnl. jonge vrouwen trokken de grens over. In een documentaire van de VPRO zag ik dat tientallen jaren geleden en toen begreep ik ineens hoe oma “Keete” aan opa Frederik gekomen was. Catharina kwam uit Kassel en vond werk als kok bij een buitenplaats in de omgeving van Voorst. Opa Frederik bezorgde daar de steenkolen, zag er de zwarte krullen van Catharina en de vonk sloeg van twee kanten over. Ze trouwden en bouwden een woning aan de Rijksstraatweg. Hier achter werden de kolenloodsen opgetrokken, de garage en de paardenstal gebouwd en tevens de lijndienst Deventer – Zutphen v.v. opgezet. Van de lijndienst is nog een leuke anekdote bewaard gebleven. Frederik bezorgde zakken meel bij de bakkers, mandflessen met jenever bij de café’s en kruidenierswaren bij de kruideniers. Overal werd contant afgerekend en opa had vaak een dikke portemonnee op zak. Van de burgemeester kreeg hij een ontheffing om een pistool te dragen “tegen struikrovers”. Opa Frederik zag met één oog zeer slecht. Gevolg van een griep, die op de ogen sloeg. Voor militaire dienst werd hij dan ook afgekeurd om die reden. Wel trok hij een keer zijn pistool in “de Smidse” in Wilp. Broer Henk zag bij de sloop van het restaurant op aanwijzing van voormalig eigenaar Kolkman de kogelinslag in een balk, na het verwijderen van het zachtboardplafond. “Een souvenirtje van je opa”.

Ongelukkig

Opa Frederik was een sterke kerel, die nergens bang voor was. In weer en wind op de bok om de lijndienst te rijden en ’s winters in de bittere kou de kolen bezorgen. Ik herinner me, dat zijn tenen een keer bevroren waren en dreigden af te vallen. Het huwelijk tussen Frederik en Catharina was weinig gelukkig. Oma voelde zich nauwelijks betrokken bij het werk van haar man en stond bekend als iemand, die links en rechts fooien uitdeelde en graag de aardige dame acteerde. Ook kon ze driftig worden en had ze soms “woedkrampen”. Positief aan oma was haar kookkunst. Opa kon eten als een schooier en was een echte smulpaap. Misschien hield dit het huwelijk in stand? Als kind maakte ik oma mee en kreeg geen hoogte van haar. Ze stopte me guldens in de zak en fluisterde steevast: “Steck mal ein en nieks an opa sagen”. Dat voelde niet goed, want ik had veel meer op met opa.

Fout

Toen de oorlog uitbrak in 1940, was opa lid van de N.S.B. Hoewel hij niemand verraadde en zich afzijdig hield, was hij wel lid. Daar ben ik niet trots op natuurlijk. Thuis was de oorlog al eerder uitgebroken. Fré en Keete hadden dikwijls ruzie en de kinderen leden daar onder. Henk zat op de H.B.S., maar vader Ernst vertelde, dat moeder haar zoon ’s ochtends de boekentas nawierp en haar zoon uitschold en voor schut zette in het bijzijn van zijn vrienden. Die vrienden waren kinderen van de huisarts (van Heuven) of een zoon van Oosterberg (anno 2022 nog steeds electronicagroothandel). Henk was een gevoelige jongen, die het door de onenigheid thuis, moeilijk kreeg op de H.B.S. Voetbal was zijn afleiding, maar zijn moeder weigerde de voetbalkleding te wassen. Op zeker moment stopte de opleiding. Waren zijn cijfers onvoldoende? Vader Ernst kon daar geen antwoord op geven. Wel vertelde hij, dat zijn broer ging werken op kantoor in Zutphen en daar in aanraking kwam met Duitse soldaten en sympathisanten van Hitler. “Henk was doodongelukkig thuis en raakte in de ban van Duitsland. Op 5 januari 1941, hij was toen nog vijftien jaar oud, vertrok hij voor een opleiding bij de SS naar Klagenfurt. Ik keek hem na, toen hij met de bus vertrok en zwaaide hem uit. Hij was een idealist, maar het was voor hem ook een vlucht uit de ruzie thuis”, vertelde vader meerdere malen met een brok in de keel. Ik werd op diezelfde leeftijd gegrepen door toetsenist Keith Emerson van the Nice. Anderen liepen weg met Bob Dylan, of Ché Guevara. Dat was in de jaren zestig geheel onschuldig en is typisch iets voor tieners.

Rodnokraj

Oom Henk raakte door granaatscherven twee keer zwaar gewond. Oma Keete had het bebloede verband, waar de wond in zijn schouderblad mee was afgedekt, bewaard. Ik zie het nog voor me. Zoiets maakt indruk op een kind. Toen hij na de tweede blessure terug wilde naar het front, maakte hij een tussenstop bij een broer van Keete in Duitsland. Deze broer had maar één kind en die was als dienstplichtige gesneuveld in het begin van de “Krieg”. De oom  was voorman bij een kalkmijn en wilde zijn neefje laten onderduiken. Henk was gedecideerd: “Onkel August, ik laat mijn kameraden niet in de steek” en vertrok andermaal naar Rusland. In 1943 kwam het bericht uit Tilburg. Vader Ernst zag de brief als eerste in de bus. “Henk schreef trouw naar ons, maar ineens hoorden we niks meer. Toen wist ik genoeg”. Elke keer als vader het vertelde, kwamen er waterlanders. “Hij kreeg, samen met vier andere soldaten een voltreffer van zwaar geschut. Er bleef niets van hen over. Toen ik de brief uit Tilburg in de brievenbus zag, ben ik gauw naar de kolenloods gelopen. Niet veel later zag ik mijn moeder van de dijk rollen. Ze was helemaal hysterisch van verdriet. Ook vader huilde als een kleine jongen. Dat moment staat in mijn geheugen gegrift”.

Indië

Het verlies van zijn lievelingsbroer was voor vader Ernst een trauma. Zelf bemoeide hij zich alleen met de kolen. Wel werd hij opgepakt om te werken in Duitsland, maar door onderweg uit de rijdende trein te springen en daarna onder te duiken op boerderij “de Ossenkamp” in Voorst, bleef hij uit het zicht van de Duitsers. Na de oorlog was het een chaos in Nederland. Opa Frederik werd als gewezen N.S.B.-er opgepakt en naar een mannenstrafkamp gestuurd. Oma Keete ging naar een vrouwenkamp. In het ouderlijk huis werden andere mensen geplaatst en vader werd een “outsider” in zijn eigen huis, die nog net gedoogd werd op zijn slaapkamertje. Collega kolenboer Bertholet en zijn broer, beiden nota bene postduivenliefhebbers, haalden in het bijzijn van enkele politiemannen, het paard en de kolenwagen op. Vader was 19 jaar oud en had paard en kolenwagen zorgvuldig verstopt voor de Duitsers. “Met jou hebben we niks te maken. Jouw ouders waren fout in de oorlog en komen niet meer terug”, kreeg hij te horen. Tegen een overmacht van vier volwassenen was hij niet opgewassen. Hij vergat dit voorval nooit! In 1946 kwam de oproep voor Indië. Vader was dienstplichtig en voelde zich meteen na de oorlog een soort paria, met beide ouders in een strafkamp. De bevrijding als feest, ging geheel aan hem voorbij. Hij zocht per fiets zowel zijn vader als zijn moeder op in hun strafkamp, om afscheid te nemen vanwege de militaire dienst. In zijn eentje vertrok hij, zonder uitgewuifd te worden, met de s.s.”Waterman”. De eerste lichting dienstplichtigen van de 7 december-divisie. “We dachten, dat we in Indië als een soort bevrijders zouden optreden, zoals de Canadezen in Nederland.” Voor vader Ernst waren de Indiëjaren eigenlijk best mooie jaren. Hij werd monteur en tevens chauffeur op een bergingsvoertuig. Gestrande voertuigen uit ravijnen lieren met zijn “Mack” met de bijnaam “Klein Duimpje” en met soms drie vrachtauto’s in de kraan achter zich aan door dessa’s en kampongs. Niet zelden beschoten door een onzichtbare vijand in het oerwoud en daarna weer in de geïmproviseerde garage van drie kapotte auto’s één rijdend voertuig maken. Werk dat vader op het lijf geschreven was! Bij het vertrek uit Rotterdam beloofde de generaal, dat de Indiëgangers weer met een jaar voet aan wal zouden zetten in Nederland. Dit liep iets uit. Pas na drieënhalf jaar kwamen ze terug. Als een paria vertrok vader eenzaam uit Rotterdam. Getraumatiseerd door een wereldoorlog. Als een paria kwam hij terug met s.s. “Boissevain”. Wederom een “foute oorlog”, waar de onwetende dienstplichtigen met minimale middelen trachtten een koloniale strijd te voeren voor het vaderland, terwijl Soekarno met zijn mensen streed voor een onafhankelijk Indonesië. Bij terugkomst in Nederland werd nergens meer over gepraat. Snel werk zoeken en niet te veel nadenken, was het devies. Het paste in de tijdgeest van wederopbouw, vergeten en vergeven.

Zondagochtend

Ik werd op dertig december 1952, op de verjaardag van vader Ernst, geboren in het huis van opa en oma. Vader werkte vaak dag en nacht bij “van de Berghe en Schut” in Zutphen, maar soms ook nog thuis in de kolen. Zeker als er wagons gelost moesten worden. Al kort na mijn geboorte bleek, dat ik de borstvoeding niet binnen kon houden. Dit gaf veel spanningen en oma gaf de schuld aan moeder Toos. Gelukkig overleefde ik de crisis, na een spoedoperatie op de leeftijd van zes weken. Tussen Toos en Keete kwam het niet meer goed. Toen ik een half jaar oud was, vertrokken mijn ouders naar de overkant van de weg. Buurvrouw Smeerdijk was weduwe en vreesde verplichte inwoning, want er was grote woningnood. De watersnood in Zeeland was net enkele maanden achter de rug. Haar bovenverdieping stond leeg. Mijn ouders maakten dankbaar gebruik van het aanbod. Weg bij oma! Toen ik de eerste woordjes begon te brabbelen, kon ik het woord buurvrouw niet uitspreken. Het werd “Buja”. Mevrouw Smeerdijk was kinderloos gebleven, maar ze zag met mij toch een soort kinderwens in vervulling gaan. Ze had een overvloed aan speelgoed en toen ik naar de kleuterschool ging, mocht ik haar drie kippen voeren en kreeg ik een tuintje van haar. Dat verzorgen van haar kippen en het rommelen in een eigen tuintje, heeft me blijvend gevormd! “Buja” speelde een grote rol in mijn prille jeugd. Oma Keete vond dit verschrikkelijk en was vreselijk jaloers. “Alte Troete, vieze Soeroegaattante” en andere bijnamen verzon ze om me bij de buurvrouw weg te houden. Mijn momenten met opa Frederik daarentegen koester ik. Op zondagochtend zat ik met hem op de groene bank buiten. Opa droeg steevast een groen Manchester ribpak en met een rode zakdoek poetste hij mijn snotterbelletje weg. “Heb je hoenderkukens gegeten”, vroeg hij dan. Ik wist niet wat hij bedoelde en dan gaf hij zelf het antwoord met “de poten kommen nog uut oe neuze”. Daarna begon hij steevast liedjes met me te zingen en te verhalen over de “Holle Bolle Gijs”. Stichtelijke woorden sprak hij ook. “Bemoei oe nooit met politiek, zoals ik deed. De hele wereld is komedie. Wil ie toch ergens bie, wordt dan lid van de iesvereniging”. Natuurlijk begreep ik toen niet wat hij bedoelde. Daarom volgde er steevast een uitleg: “Jongen, als het dooit pröt niemand meer ergens over en ben ie overal van af”.

Geheugen

Zonder iets na te zoeken, put ik moeiteloos uit mijn geheugen. Ik zie bij moeder Toos, dat dit niet blijvend is met het stijgen der jaren.  Ik ben me er van bewust, dat ik dan dingen kan verwisselen. Heen- en terugreis met de stoomschepen “Waterman” en “Boissevain” bijvoorbeeld. In gedachten hoor ik vader Ernst vertellen, dat hij Rotterdam verliet op de “Waterman”, maar misschien keerde hij retour met dit schip? Toen ik de afgelopen weken geconfronteerd werd met het “Indië-rapport” in de media en daarna met de inval in Oekraïne, was ik voor mijn vader blij, dat hij dit niet meer hoeft mee te maken. Voor hem zou dat allemaal nog veel confronterender zijn dan voor mij. Op de één of andere manier heeft vader Ernst veel van zijn emoties op mij overgedragen. Na een kaartavond bij “Steeds Verder” in de wintermaanden, bracht ik hem altijd thuis. Dan had hij een paar wijntjes op en kwamen de verhalen uit de oorlog en uit Indië. Hij noemde me dan steevast “Henkie” en was dan in de veronderstelling, dat ik zijn gesneuvelde broer was. Ik vond dat enerzijds niet leuk ( ben geen SS-er), maar anderzijds ook heel bijzonder. “Ik haal jullie door elkaar. Je hebt veel overeenkomsten met mijn broer”, zei hij dan. Achttien jaar werd hij. Toen ik bijna veertig jaar geleden een beunhaasmetselaar had in de persoon van “Grote Hendrik”, hoorde ik mooie verhalen. “Jouw vader is maar een paar dagen ouder dan ik. Samen gingen we naar Indië. Ernst noemden we “Boetie”. Jouw oom Henk heb ik ook goed gekend. Een fijne vent, hielp iedereen, gaf bijles en was een fantastische voetballer. Jammer, dat hij bij de SS ging, maar je hoeft je niet voor hem te schamen”. “Grote Hendrik” is enkele jaren geleden overleden. De Indiëgangers die nog leven zijn intussen minstens 95. Krijgen als beloning een symbolische trap na. Dienstweigeraars van toen worden gerehabiliteerd. Prima. Ik snap nu wel de stellingname van vader Ernst: ”Als er ooit oorlog komt, breek ik de benen van mijn drie zonen. Ik laat ze niet dood schieten in een oorlog. Daarvoor ben ik te vaak belazerd en heb ik te veel meegemaakt”.

Hulde

Afgelopen zaterdag gingen Sander en ik naar de Voorjaarsbeurs in Houten. Voor 230 euro filters gekocht voor mijn beide helmen, waardoor ik weer klaar ben voor een nieuw seizoen,wat ademhalingsbescherming betreft. We zagen ook de presentatie van de Olympiadeduiven “op de rode loper”. Onze eigen “Olympic Frank” ontbrak in het kooitje. Enerzijds wel jammer, want de organisatoren verdienen een pluim voor de vorstelijke presentatie van de Olympiadeduiven. Keurige kooien, luxe opstelling, goed bewaakt, top!!!  Met onze Frank hadden we de eerste ronde pech. Door een vechtpartij gingen de eieren overstuur. Uitgerekend in het weekend van de Voorjaarsbeurs zouden zijn eieren van de tweede ronde uitkomen. De duif is gezamenlijk eigendom en dan moet je samen tot een keuze komen. We wilden geen enkel risico nemen. We kozen voor zijn jongen, niet voor de show. Met gemengde gevoelens keken we zaterdag naar de lege kooi. Misschien maken we zoiets nooit meer mee, want de beste jonge Olympiadeduif van het land heb je waarschijnlijk maar één keer in je loopbaan.

Junioren

Nog steeds is er niet één jong van 2022 in Gietelo gearriveerd. Het zal echter een kwestie van enkele dagen zijn, want de junioren zijn bijna speenrijp. Ze liggen gezamenlijk op de vloer en worden door een heleboel “ouders” gevoerd. Twee mooie schimmeltjes uit “Emma” springen in het oog. “Emma” kregen we van Eijerkamp en Joke Geven, enkele weken voor het overlijden van Joke. Het was haar lievelingsduif uit de combinatie “Wout x Paulien”.  In de twee jonge schimmeltjes zit bloed van Willem de Bruin, Leideman, diverse Eijerkamptoppers, Ludo Claessens, onze eigen toppers “Jurriaan” en “Garfield” e.a. De schimmelkleur komt nog van “Topfokker” van Hans Hak. Ik rekende uit, dat het ongeveer 80% Eijerkamp is en 3% Hak, maar de schimmelkleur komt niet via Leideman, maar via Hak. Ook de tweede ronde lijkt “schimmel” te worden. Erfelijkheid blijft fascinerend met de groe(n)ten van Hak! Kun je nagaan, hoe een bepaald gen acht generaties op rij stand houdt en in dit geval zichtbaar blijft.  (wordt vervolgd)