Monthly Archives: maart 2024

Op hoop van zegen (7)

Op hoop van zegen (7)

Verwerking

Onderwijzers zijn vaak van nature belerend. Educatief ingesteld. Je hoeft echter geen onderwijzer te zijn, om deze eigenschap bij jezelf te ontdekken. Het zit waarschijnlijk in de mens. Ouders trachten hun kinderen iets bij te brengen, net als mensen nieuwe collega’s wegwijs willen maken. In ieder mens zit het in meerdere of mindere mate. Dat ik een blog produceer, heeft ook iets educatiefs. Via jouw verhalen wil je anderen iets leren, of deelgenoot maken van je ervaringen. Misschien kun je het troosten noemen. Gedeelde smart is halve smart. Het helpt de zender van het bericht, om teleurstelling te verwerken, of dingen beter te begrijpen. Op scholen is dit principe bekend. Door medeleerlingen iets uit te leggen, ga je het probleem zelf beter begrijpen. Als ik dingen meemaak, schrijf ik ze van me af. Ik ga dingen uitleggen in de hoop ze zelf beter te begrijpen, of ik zoek troost. Ondervinding is de beste leermeester, maar soms leer je van andermans fouten. De lezer van de stukjes is leergierig, weetgierig, of zoekt (on)bewust troost.

Roofvogels

Daar heeft tegenwoordig iedere postduivenhouder mee te maken. Afgelopen dinsdag had ik de oudste groep van 28 stuks los. Ze vlogen langdurig. Ik was lichter gaan voeren en bracht het daarmee in verband. Terwijl ik met de kruiwagen halfverteerde compost naar de voor reed, hield ik een oogje in het zeil. Tot ik me realiseerde, dat er nog een afwasje gedaan moest worden en ik José niet wilde teleurstellen. Vanuit het keukenraam zag ik de schaduw van de vliegende duiven, die mooi compact rondvlogen. Op zeker moment waren ze uitgevlogen, landden op het hok en daarna doken ze meteen de tuin in. Tevreden zag ik ze scharrelen, maar enkele tellen later spatte de hele groep uiteen. Op nog geen meter hoogte leken ze recht op onze woning te botsen. Ik rende naar buiten en zag op ongeveer zes meter van ons huis een sperwervrouw op het gazon op een duif zitten. Toen ik naderde, liet ze de duif los en vloog geschrokken weg. De duif kroop vervolgens onder de brede coniferenhaag. In de lucht was geen duif te bekennen en ik verkende de omgeving, op zoek naar eventueel gewonde duiven. Achter het hok zat een trillende duif. Verstijfd van angst, kon ik haar zo oppakken en in het hok zetten. Intussen  vlogen er toch weer duiven op grote hoogte en hergroepeerde de koppel zich. Ik maakte een foto op mijn mobiel en stuurde die per ongeluk naar één van mijn compagnons. Een goede verstaander heeft aan een half woord genoeg: “26 stuks”, was het antwoord per omgaand. De prooi had zich onder een stapel bouwmaterialen verstopt, achter de coniferenheg. Ik hoefde niet verder te zoeken. De 27 duifjes liet ik in de ren en aan het eind van de middag zat ook “de pech- of geluksvogel” vrijwel ongedeerd in het hok. De ‘927 heet voortaan “Sperwer”.  Of zo’n duif nog van waarde is, moet blijken. Vaak zijn het angsthazen, die bij een volgende roofvogelaanval in doodsangst de koppel verlaten en daarmee meestal hun doodvonnis tekenen.

Sperwer

“Hoe zag je zo snel, dat het een sperwervrouw en niet een havik was?”, vroeg José bij thuiskomst van de sportschool. Ik probeerde het uit te leggen. Een sperwer overrompelt een duif. Ze zat ongetwijfeld al in één van de hoge eiken te loeren en waarschijnlijk hadden de duiven dit in de gaten. Daarom vlogen ze zo langdurig. Op een bepaald moment gaan ze toch landen en onervaren als ze zijn, duiken ze dan hun vertrouwde tuin in. Dat is het moment, waar mevrouw sperwer op wacht. Vanuit hinderlaag nadert ze vliegensvlug en vaak slaat ze dan een duif, die net los komt van de grond en nog amper snelheid heeft. Sperwer en duif landden op het gazon, vlak bij de woning. Met haar iele, relatief lange poten met vlijmscherpe nagels, doorboort ze als het ware de prooi en begint ze ter plekke te peuzelen. De prooi verplaatsen lukt mevrouw niet. Hooguit enkele meters. Dat zie je, als er veerresten in de directe omgeving in de tuin, dichtbij het hok liggen. Dan zie je een plukplek en enkele meters verder nog een plukplek met soms de resten van de duif. Er is een wetmatigheid, die ik uit eigen ondervinding optekende. Als de sperwervrouw net begonnen is aan haar maaltijd en nog hongerig is, dan keert ze vaak binnen tien minuten retour naar “haar” prooi, als ze gestoord wordt.  Met eigen ogen zag ik, dat mevrouw wel probeert haar prooi mee te nemen, maar verder dan enkele meters komt ze echt niet!  Een plukplaats vlak bij je hok is voor 99% zeker het werk van mevrouw sperwer! Meneer sperwer is een klein vogeltje. Twee jaar geleden vloog er één naar binnen bij de aanleunwoningen van moeder in Twello. In de glazen pui met automatische deuren, was het beestje terecht gekomen, toen hij een mus achtervolgde. Wanhopig vloog hij tegen de grote ramen en in het trappenhuis ving ik hem. Het formaat van een tortelduif!  Met zijn scherpe nagels klemde hij mijn vingers af en veroorzaakte bloedende wondjes. Moeder Toos stond erbij toen ik hem losliet op haar balkon. Leven en laten leven …..  het is de schepping.

Havik

Een dag later had ik de tweede groep los. Die kunnen vliegen, alleen beseffen ze dat zelf nog niet helemaal. Het liefst laat ik ze voor het eerst los bij windstil en regenachtig weer, maar dat heb je niet voor het uitkiezen. De junioren hebben in de spoetnik gezeten, op het hok en in de tuin en dan wordt het tijd, dat ze het hogerop zoeken. Het is wel belangrijk, dat duiven elkaar buiten het hok als soortgenoten herkennen. Dat is namelijk niet vanzelfsprekend. Geleidelijkheid is het sleutelwoord!  Op zulke dagen, ben ik het liefst in de tuin bezig, om een oogje in het zeil te houden. Spittend in de tuin, met “Garfield” liggend op een ingedroogde mesthoop, zal de sperwervrouw niet zo snel toeslaan. Garantie is er niet, want ik maakte al mee, dat mevrouw een duif overrompelde op nog geen twee meter afstand van mijn schoenen. Ze heeft dan zoveel focus op de duif, dat ze de mens over het hoofd ziet. In deze periode ben ik meer beducht voor de havik. Momenteel is het mannetje erg actief. Haviken beginnen in maart meestal aan hun broedsel. Net als zwanen, zijn haviken elkaar vaak levenslang trouw en gebonden aan een vast territorium. Meestal hebben ze meerdere nesten, die “horsten” genoemd worden. Vanwege parasieten wisselen ze nog weleens. Het vrouwtje legt meestal 3 tot 4 eieren en in deze fase mag het mannetje zich bewijzen als jager. Ze paren regelmatig en het lijkt erop, dat dit een soort beloning en aansporing is voor hem. Haviken broeden ongeveer een maand, daarna hebben ze nog meerdere weken werk aan het groot brengen van de jongen. Moeder valt in deze fase in de rui en wisselt haar slagpennen nu manlief de zorg voor de jacht op zich neemt. De mannetjeshavik heeft momenteel de trek op de jonge duiven in Gietelo. Nu ze nog niet in een koppel vliegen, kan hij de onbeholpen junioren gemakkelijk uit de lucht plukken en is het thuis gekomen “een wippie voor een kippie”. Woensdagavond ontbrak er een junior van de tweede groep. Je kunt niet de hele dag alles in de gaten houden, maar weet eigenlijk wel hoe laat het is. Donderdag moest de tweede groep wel weer los. Ze begonnen aardig gegroepeerd te vliegen. Terwijl ik aan de volgende voor bezig was, waren er ineens een hoop kraaiachtigen in de lucht. Ook de kippen sloegen alarm. Ik keek omhoog en zag meneer havik, die op het punt stond zijn prooi te scheppen in de lucht. Van echt jagen is geen sprake. Het is als karpervissen in een vijver van drie meter doorsnee. Ik klapte in mijn handen en begon te schreeuwen. In de buurt gingen er deuren open en begonnen er honden te blaffen. “De buurman heeft weer het gekke halfuur”, zullen ze gedacht hebben. De junioren waren in paniek uiteen gestoven en de eerste prooi wist in de consternatie te ontkomen. Meneer was niet ontmoedigd en dook richting de tweede prooi. Het lawaai op de grond, stoorde hem net voldoende om ook zijn tweede doelwit te missen. Typisch de mannelijke havik. Veel aanvallen en weinig scoren. Driemaal was echter scheepsrecht: een vaal doffertje poogde tegen de wind in te ontkomen. Dat was een kolfje naar de hand van de drieste aanvaller. Kinderlijk eenvoudig achterhaalde hij zijn prooi, ging er boven vliegen en als een helicopter met een onderhangende tank vertrok hij in westelijke richting. “Mister Bussloo”, dacht ik. Nadat Martin en Joke eind 2014 vertrokken bij het voormalige MOP-complex in Bussloo, hebben de haviken Gietelo als jachtterrein. In drie dagen drie keer raak voor een knaak! Of je nu gebeten wordt door de hond of de kat, maakt geen verschil. Daar wordt een mens niet vrolijk van. Het leermoment: vrouwelijke sperwers overrompelen onze duiven vlakbij het hok, als ze op het dak rusten of op het gazon scharrelen. Ze kunnen hun prooi niet vliegend verplaatsen en verorberen die ter plekke. Haviken jagen in de regel op vliegende duiven. Zowel het vrouwtje als het mannetje zijn mans genoeg om hun prooi vliegend door de lucht mee te nemen. Het vrouwtje is het meest gevreesd, vanwege haar hoge scoringspercentage. Het mannetje is een opportunist, die vaak mist, maar zich drie slagen in de rondte werkt om vrouwlief te behagen. De mannetjeshavik wordt qua formaat wel vergeleken met het vrouwtje van de sperwer. Mevrouw sperwer is met haar typische overrompelingstactiek veel gevaarlijker voor onze duiven. Meneer havik is weliswaar qua grootte vergelijkbaar met de vrouwelijke sperwer, maar hij is robuuster en sterker en kan een duif in de lucht vervoeren naar zijn nest of plukplaats. Duiven, die strak in het gelid vliegen en al wat ervaring hebben, weten meestal aan de opportunistische mannelijke havik te ontkomen. Als jonge duiven piepen en nog niet strak in het gelid vliegen de eerste weken, zijn ze een gemakkelijke prooi voor de mannetjeshavik!

Rode wouw

Doordat ik van jongsaf geïnteresseerd ben in vogels en ooit lid was van “Vanellus vanellus”, heb ik diverse abonnementen op natuurgerelateerd leesvoer. “Mijn Natuur” is een voortvloeisel van mijn betrokkenheid bij de kievit, met de eerder genoemde Latijnse naam, waarvan ik automatisch abonnee werd. Een leerzaam blad met fantastische foto’s. Afgelopen editie stond de rode wouw in het middelpunt en op de voorpagina. Twee jaar geleden spotte ik een rode wouw boven Gietelo. Met zijn kenmerkende vorkstaart was hij gemakkelijk te determineren. De rode wouw is vanuit de Ardennen bezig aan een sterke opmars in Nederland. Het goede nieuws: het is een prachtige roofvogel, maar geen bedreiging voor onze duiven. De rode wouw houdt van ruig grasland, wat extensief beheerd wordt. Op het menu staan voornamelijk veldmuizen en woelratjes. Verder is het een aaseter en opruimer, zoals onze bekende buizerd. Naar schatting broeden er enkele tientallen broedparen in met name het oosten van het land en rukt de rode wouw verder op.

Optimist

Van nature ben ik optimistisch. In drie dagen “drie keer raak voor een knaak” betekent niet, dat ik de moed opgeef. Tot na de paasdagen blijven de duiven binnen. Even de routine bij de roofvogels doorbreken. Ik ga dan de onervaren nieuwe groepen in de middaguren de vrijheid geven. De oudste groep durf ik wel in de ochtend los te laten. Ook in voorgaande jaren had ik weleens meerdere dagen op rij pech met de roofvogels. Vooral in de uitwenfase.  April wordt een moeilijke maand, maar daarna wordt het probleem kleiner. In mei is er meer aanbod van jonge prooidieren in de vrije natuur en worden onze duiven slimmer en sneller. “Richt je op de duiven die overblijven”, zeiden Martin en Joke altijd. In 2016 ging ik van 115 duiven bij aanvang, naar 15 stuks aan het eind van de rit. Een ontsnapte of bewust losgelaten “tamme” havik pakte toen in haar eentje 60 duiven in Gietelo. Er zit een triest verhaal achter, dat ik later hoorde, maar in dit verband niet relevant is. Toen kon ik de duiven niet aan huis los laten en bracht ik ze enkele keren per week naar Ravenstein als training. Wie dat overleeft, kan alles aan. Vorig jaar begonnen we met 100 stuks en eindigden met 50. Dat was voor Gietelse begrippen een meevaller. Wie dichtbij hoogspanningsdraden duiven houdt, weet wat er kan gebeuren. Wie in de uiterwaarden woont, is gewend aan natte voeten. Bertus v.d. Esschert in Welsum had zijn duivenhok ooit in het IJsselwater staan. In Gietelo wonen we in het leefgebied van verschillende roofvogels. Dan weet je vooruit, dat je in het gunstigste geval tien duiven voor de roofvogels kweekt. Leuk is het niet, maar er zijn ergere dingen! (wordt vervolgd)

Op hoop van zegen (6)

Op hoop van zegen (6)

Klusdag

Gisteren hadden we bij Steeds Verder onze traditionele “klusdag”. Deze keer geen subsidie van “Heel Holland doet”, omdat er geen speciaal project viel aan te wijzen. Wel poetsen, papier voor in de manden snijden, dweilen, goten reinigen, schoffelen en snoeien. Bestuurslid Stefan Jansen is jaarlijks de onmisbare spil en werkverdeler. Hij heeft de materialen en het gereedschap en zorgt voor de afvoer van blad. Voor de technische klussen op bouwgebied hebben we ook de know how en uitvoering in huis, maar deze keer waren Frits en Sven daarvoor niet nodig. Je merkt, dat de club kleiner en minder vitaal wordt, maar we proberen stand te houden richting het honderdjarig bestaan.

Duivensportcentrum

Afgelopen week trof ik Ap van Cittert en echtgenote bij van der Bijl. Ze haalden er duivenvoer en aanverwante zaken. Zelf ben ik er trouwe klant. Duivenvoer, kippenvoer, kattenbrokjes, groenteplantjes, bollen, bloemzaden, meststoffen en tuingereedschap, sleep ik er vandaan. In het seizoen kom ik er wekelijks en tref dan soms bekenden. Gezellig even bijkletsen en een beetje roddelen. Ap was lichtelijk ontdaan en moest zijn hart luchten. “Er zijn de laatste tijd weer veel bekenden uit het duivenwereldje in  mijn omgeving overleden. Fondman Ben Hendriks is overleden, Mike Wensveen (84) leeft niet meer, Gerrit Veldhuis (89) is in februari vlak voor zijn negentigste verjaardag overleden en onverwacht is sportvriend Cramer (70) dood gevonden in zijn huis. Een dag ervoor was hij nog op mijn 75e verjaardag”.  Het is de teloorgang van de duivensport. Liefhebbers vallen weg en er is geen enkele aanwas. Het trotse Apeldoornse Duivensportcentrum, ooit het voorbeeld van onderlinge samenwerking en solidariteit, is onlangs ook verkocht. Ik herinner me verenigingen als Union, Juliana, Wilhelmina, Apeldoorn  en de destijds superieure Vale Ouwe, die er gehuisvest waren. Ook p.v. Beatrix, maar of die club er ook gevestigd was weet ik niet zeker.Twee verenigingen elders in Apeldoorn houden met enige moeite nog dapper stand.  Van duivensport in het Duivensportcentrum is vrijwel niets over.  De laatste dapperen hebben zich onder de paraplu van “Vale Ouwe” verenigd, maar het is vechten tegen de bierkaai! Onderweg naar huis word ik overvallen door nostalgische gevoelens. Ik denk terug aan enkele jaren geleden, toen José en ik Ben en Annie toevallig troffen op station Assel. Er zaten tientallen mensen op het terras in het zonnetje en ineens hoorde ik het woord “Barcelona”. Ik keek om me heen en zag Ben zitten, die toen al geen schim meer was van de gymnastiekleraar van weleer. In 1997 stonden we samen als standhouders op de allereerste grote postduivenbeurs in China en we haalden samen mooie herinneringen op. Mike Wensveen was ook een bijzondere liefhebber. Hagenees van oorsprong en met een hoge rang in het leger. Mike zat destijds in een relatie met vriendin  Anneke en schreef stukjes over de duivensport. Zo leerde ik hem kennen. Aardige vent, maar we verloren elkaar uit het oog. De kleine Gerrit Veldhuis was een bijzonder goeie en serieuze liefhebber. Met zijn “broer” Fokko Schouwstra dwong hij respect af  “met de kleine korf”. Ik herinner me Gerrit als een echte liefhebber en bijzonder aimabele man.  Liefhebber Cramer was ooit lid in Eerbeek. Sander leerde hem daar destijds kennen. Ten gevolge van keelkanker had hij het bekende gaatje onder zijn hals. “Hij sprak zonder luidspreker met zijn eigen techniek goed verstaanbaar en nam voor ons het voer mee. Ik kan het nog nauwelijks bevatten. Hij korfde altijd in, dus we gaan hem op alle fronten missen”, aldus de voormalige huisschilder van Cittert.

Raymond

Voordat deze versie een verkapte grafrede wordt, schakel ik over op een leuker onderwerp. Toen ik afgelopen winter in onze eigen club een bonnetje van Raymond Ramaker aan de man moest brengen tijdens de clubveiling, was de animo voor deze bon gering. Ten onrechte! Raymond is een herstarter met een verleden als jeugdlid in afd. Salland. Door omstandigheden moest hij de duivensport destijds opgeven. Ik herinner me de jeugdige Raymond, met zijn lange golvende lokken, nog als de dag van gisteren. Enthousiaste jongen en gepassioneerd duivenliefhebber. Hij ging de bouw in, vestigde zich in Den Ham, startte een eigen bedrijf, met inmiddels 14 mensen in dienst en verloor enige jaren geleden zijn moeder op  tragische wijze op 62-jarige leeftijd. Gelukkig getrouwd, drie gezonde kinderen, een goedlopend bedrijf. Wat kan een mens zich nog meer wensen?  De één denkt aan een boot, de ander aan een Ferrari en Raymond dacht aan postduiven. Oude liefde roest niet. Toen in Twello iedereen zat te slapen en ik de bon voor een habbekrats kon kopen, bedacht ik me geen moment.  Gisteren gingen Sander en ik naar Den Ham. Mooie omgeving en prettige ontvangst. We waren op zijn goed doordachte en verluchte hokken en kregen twee prachtige jongen mee uit zijn kweekboxen. Hoewel hij komend jaar voor het eerst gaat spelen met tweejarige duivinnen  (twee duivinnen op één doffer), weet Raymond precies wat hij wel en niet wil. Een winnaarstype met passie voor de duivensport, waar we nog van gaan horen!

Vleugelproblemen

Toen we bij de hokken van Raymond stonden, vlogen de 48 duivinnen in de blauwe lucht. Zigzaggend en met veel spirit doorkliefden ze het luchtruim. Dat zien we graag, maar het houdt ook een risico in. Terwijl 47 duivinnen zich skyhigh uitleefden, zat er ineens een blauwe duivin op de valplank van het zolderhok. Dan schrik je en weet je, dat er iets niet in orde is. Even later zat de duivin op de grond. Ze wilde opvliegen tegen het gaas van de ren van de junioren. Op zoek naar haar oude hok, denk je dan als buitenstaander. De ren bevindt zich ongeveer 80 centimeter boven het maaiveld en de duivin viel pardoes terug op de grond: vleugellam!  Raymond baalde zichtbaar. “Geen verkeerde, waar ik veel verwachting van heb, maar nu is het dubieus.”  Vleugelproblemen zijn elk voorjaar een serieus item. Duiven hebben lang opgesloten gezeten, hebben gekweekt en worden dan gescheiden. Sommigen denken, dat magnesiumtekort te maken heeft met vleugelproblemen. In de stukjes van WdB schrijft de tandarts er ook over. Hij is beducht voor harde wind in het voorjaar. Soms spelen jagende roofvogels ook een rol. Duiven trainen te onstuimig, raken elkaar met de vleugels in de lucht en dat veroorzaakt vleugelproblemen. Doordat we zelf niet met oude duiven spelen, kennen we het probleem niet persoonlijk. Wat ik hoor, is dat met rust sommige duiven herstellen en anderen definitief hun sportwaarde verliezen. Ik hoop voor Raymond, dat de kwetsuur bij zijn blauwtje meevalt.

Paramixo

Van duivendokter Robert Kasperink vernam ik, dat paramixo bijna wekelijks een item is in zijn praktijk. Een clubgenoot had “draaihalzen” in de nestschotel. Als ouderdieren lang geleden voor het laatst geënt zijn, geven ze de jongen geen weerstand in het ei mee. Ik neem geen risico en laat mijn junioren kort na het spenen enten tegen paramixo/ rota. Het betekent in de praktijk, dat ik meerdere keren naar Emst moet rijden met twintig of dertig jongen, maar dat heb ik er voor over. Enige tientallen jaren geleden, werden we geconfronteerd met junioren, die achteruit liepen, op hun staart zaten en wanhopig naast de korreltjes voer pikten. Wat een trieste bedoening. Bij ons waren het met name de late jongen die getroffen werden. Ik hoop het nooit meer mee te maken, want de beelden staan in mijn geheugen gegrift! Wie laks is, komt mogelijk op de koffie en zit met de gebakken peren. Rap enten!

Garfield

Onze in 2016 in het wild geboren rode kater, zag het leven van zijn moeder en twee zusjes niet zitten. Hij liep steeds achter me aan en probeerde vriendschapsbanden aan te knopen. Hoewel ik als postduivenhouder niet op voorhand gecharmeerd was van de jonge kater, ging ik al snel voor de bijl. Eerst was hij schuw en bang voor aanraking, maar na ongeveer een half jaar was het ijs tussen ons definitief gebroken. Ik kocht kattenbrokjes voor mijn jonge vriend en we werden beste maatjes. Hij slaapt op een deken onder het afdak, vlak bij de achterdeur en wacht me ’s ochtends mauwend op, als ik de deur open. “Garfield” is erg intelligent. Hij is een buitenkat en mag niet binnen komen. Soms staat hij voor de drempel en houdt één pootje roerloos omhoog, terwijl hij me vragend aankijkt. “Mag niet”, roep ik dan en braaf trekt hij zijn pootje dan terug. Hij weet, dat hij niet naar de duiven mag kijken en ik vertrouw hem 100%. Hij is van nature een goedzak, eigenlijk een “watje”. Totaal ongeschikt voor het leven van een verwilderde kat. We hebben veel overeenkomsten. We hebben hem nooit laten castreren. Hij “sproeide” niet en is een voorbeeldig zindelijke kat. Zijn uitwerpselen legt hij in een diepe kuil, die hij als een volleerde doodgraver met veel zorg toedekt. Een fijnere kat kun je niet wensen. Jaarlijks in voor- en najaar is hij kortstondig “van het padje”. Dan is hij op vrouwenjacht en volgt zijn instinct. Steevast is hij dan een etmaal onvindbaar en komt als een gewonde frontsoldaat verfomfaaid en gewond thuis. Wat ze uitspoken in het holst van de nacht weet ik niet, maar het gaat er heftig aan toe! Vorige week was hij na twee nachten nog niet thuis. Een goeie vriendin van hem, die hier regelmatig zijn voerbakje leeg at, werd onlangs aan de drukke rijksweg overreden. Ik maakte al rondjes door Appen, om de bermen af te speuren op zoek naar een vermeend verkeersslachtoffer. “Zul je net zien dat na het overlijden van onze dierbare moeder, ook onze rode vriend aan zijn eind komt”, zei ik tegen José. Hoewel Garfield en ik een sterke band hebben, waar José niet tussen komt, is José veel gevoeliger. “Ik kan mijn draai niet vinden en denk de hele dag aan ons katje”, zei ze meerdere keren. “Zou er een kattenmepper actief zijn in de buurt”, vroeg ik me af. Toen de nood het hoogst was en we bijna in het noodlot gingen geloven, stond meneer ineens op de stoep. Met bloed aan zijn oren en hinkepinkend op drie poten. Hij had honger. Tien minuten later lag hij vermoeid op mijn schoot. De hele dag waren we dankbaar en blij.  De verloren zoon was terug!

Scherp

“De liefhebber met het scherpste mes, komt het verst”. Wie mijn stukjes leest, weet dat het geen uitspraak van mezelf is. De Suijkerbuijken geloofden er heilig in. Vanochtend ruimde ik de ’03. Zat al een week pips te kijken, vloog met tegenzin en at slecht. Ik zie het altijd even aan. Een jonge duif mag kortstondig “ongesteld” zijn en krijgt de kans zich te herpakken. Een weekje geduld heb ik, maar dan is het op en wegwezen. Het is al moeilijk genoeg om tussen kerngezonde junioren een topper te ontdekken!  Duivensport is een afvalrace en “survival of the fittest”. Jan Suijkerbuijk was mijn leermeester. Een liefhebber van de oude stempel. Denk nog vaak aan Jan terug. Zijn duiven waren heilig voor hem. Hij stond ermee op en ging ermee naar bed. Jan was zuinig, eenvoudig en hard. Van medicijnen had hij geen verstand en die waren veel te duur. Altijd een goedkope zak voer en een overtuigd liefhebber van gerst. Zijn “Ouwe Rooien” en “Goeie Valen” heb ik vaak in handen gehad. Zijn “Blauwe ‘82” was een fenomeen. Zoon uit eerstgenoemde. Alle liefhebbers in de Hoven kenden die doffer. Als “de ‘82”  aan de Vliegendijk naar beneden dook, wisten ze dat de duiven aanstonds konden arriveren. De beste duif, die Jan ooit had, was in zijn ogen de ‘89”.  Met elf zuivere eerste prijzen en 50 keer in de top 10, was het een zeldzame klasbak. Jan zelf, hield geen statistieken bij. De vlucht van de komende week telde alleen. De prestaties van “de ‘89” zocht ik zelf op in de oude uitslagen. Gekweekt op het hok van broer Gerard, zonder stamkaart of afstamming. Vorige keer schreef ik, dat goeie duiven meestal mooie duiven zijn. Duiven met een atletisch lichaam, goed gespierd en zacht van pluim, met uitstraling in hun blik. De ’89 nam ik aan het eind van zijn loopbaan mee naar China. Ik kon Jan bij thuiskomst 1000 gulden overhandigen. De hoogste prijs, die Jan ooit beurde voor een duif. De ’89 kreeg in China de naam “Sugar Spider”. In de hand was het een gewone duif en als kweker had hij weinig talent. Hij werd geveild en de koper heb ik nooit ontmoet. Met de prestaties van de duif was niks mis, maar echt goeie nazaten had ie nooit gegeven. Ook daar had ik het eerder over. Veel goede vliegers en asduiven, hebben geen kweekwaarde. Door empirisch onderzoek (lees:  door schade en schande) heb ik deze kennis opgedaan.   (wordt vervolgd)

Op hoop van zegen (5)

Op hoop van zegen (5)

Roofvogels

Gisteren zag ik het mannetje van de havik tussen mijn eerste groep van 29 junioren duiken. Hij miste en gisterenavond zaten er gewoon nog 29. Ik schreef het eerder. De mannetjeshavik is druistig. Wil zich bewijzen richting zijn partner, maar heeft minstens tien kansen nodig om één keer te scoren. Het volwassen vrouwtje van de havik daarentegen is precies omgekeerd. Ze jaagt kortstondig en is dodelijk effectief. Het valt me trouwens op hoeveel “prietpraat” er over roofvogels verkondigd wordt door postduivenhouders. In Gietelo zit ik al jaren in de frontlinie. Ben geen roofvogelexpert, maar weet wel waar ik over praat. Daarom vanuit mijn eigen ondervinding wat nuttige informatie over dit onderwerp

Torenvalk

Klein roofvogeltje. Zie je vanuit de auto langs de snelweg vaak “biddend” boven berm en landerijen. Jaagt vnl. op muizen. Onze duiven hebben er niets van te vrezen!

Buizerd

Het fabeltje, dat roofvogels uitsluitend jagen op zieke en zwakke dieren, is gebaseerd op de jachttechniek van de buizerd. We zien ze vaak cirkelend hoog in de lucht met soortgenoten en gebruik makend van thermiek. Een echte aaseter. Pakt ernstig verzwakte prooien en onnozele (half)tamme vogels, haasjes en konijntjes. Een dood gevlogen, of ernstig verminkte postduif onder de hoogspanning, is de enige postduif die eindigt als feestmaal voor de buizerd. Buizerds hebben derhalve geen schutkleur nodig. Je ziet ze in licht-  en donkerbruin tot bijna zwart. In 2024 vloog er rond Gietelo een bijna wit exemplaar. Een passerende oud-collega had het zelfs over een “sneeuwuil”. Ik zie graag veel buizerds in Gietelo.

Sperwer

Alom aanwezig. In stadsparken en in steden plotseling opduikend en jagend langs coniferen en gebruikmakend van de “verrassingsaanval”. Het mannetje van de sperwer is duidelijk kleiner. Pakt mussen en kleine zangvogeltjes. Mevrouw sperwer is duidelijk groter en gek op onze duiven. Een sperwer moet haar prooi overrompelen. Een in de tuin lopende postduif of een op het dak rustende duif zal ze proberen te verrassen. Vliegende duiven hebben van de sperwer niets te duchten. De sperwer heeft relatief lange poten, die dun zijn als luciferhoutjes. Bij jonge exemplaren zijn de zilverwitte dwarsstrepen eerder gelig van kleur. Jonge vrouwtjes, die hun jachttechniek nog niet verfijnd hebben, kunnen in het voorjaar heel vervelend zijn voor klein pluimvee, duiven en vogeltjes in volieres. Doordat ze door honger gedreven tegen het gaas gaan hangen, zorgen ze voor grote onrust en paniek

Havik

Van nature een wat schuwe woudvogel. De havik jaagt in tegenstelling tot de sperwer in de lucht. Een talentvolle jager met een scala aan jachttechnieken. In Gietelo is de havik verantwoordelijk voor zeker 90% van alle roofvogelslachtoffers. In Bussloo bij Martin & Joke Geven, was de havik ook een voortdurende plaag. Soms dacht een duif daar slim te zijn, door zich in een boom te verstoppen. Een vrijwel zeker doodvonnis, want tussen de takken van de bomen is de havik superieur in wendbaarheid en snelheid. Jonge duiven, die nog niet goed in een koppel vliegen, worden in Gietelo simpel uit de lucht geplukt. Als een vrouwtjeshavik zich boven de rondcirkelende koppel duiven heeft geposteerd, boven het hok bijvoorbeeld, gaan alle alarmbellen rinkelen. De groep wordt dan a.h.w. naar beneden “gedrukt” en dat levert veel dode en gewonde duiven op. In panische angst cirkelen de duiven soms op minder dan een meter hoogte en botsen tegen waslijndraden en allerhande obstakels. Duiven belanden in heggen, in schuren en tegen ruiten, met poot- en nekbreuken als gevolg. Dan zie ik liever het “luchtgevecht” op grote hoogte. Een duif, die in paniek de koppel verlaat, is vaak het haasje. Als duiven regelmatig met haviken te maken hebben, kiezen ze door ervaring wijs geworden, voor de optie vluchten.  Gewoon na een kwartiertje terugkeren als de kust veilig is. Haviken zijn opportunisten. Als ze in de gaten krijgen, dat de duiven compact blijven en vluchten, geven ze hun poging op en zoeken een gemakkelijker slachtoffer. Pa en moe havik kunnen beiden een duif “slaan” in de lucht. Moeder is slimmer en doeltreffender en vliegt met speels gemak met een duif in haar klauwen weg. Haviken hebben net zo’n gelig jeugdkleed als de sperwer. De poten van een havik zijn duidelijk grover. Sperwers hebben poten als luciferhoutjes, haviken poten als krielkippen. Dat is een belangrijk herkenningspunt. De havik is schuwer.

Slechtvalk

De snelste roofvogel!  “Wanderfalk” zeggen onze oosterburen. Dat geeft aan, dat slechtvalken een groot jachtterrein hebben, dat zich over vele kilometers kan uitstrekken. Postduiven zijn erg bang voor slechtvalken. Het zijn “stootvogels”. Met duizelingwekkende snelheid duiken ze van grote hoogte op hun vliegende prooi. Dit veroorzaakt zo’n klap, dat de duif in de lucht de rug breekt. Soms werken slechtvalken samen als ze jagen. Hun nesten zitten in de vrije natuur op rotswanden. In ons land bouwen ze hun nest op torens, fabrieken, hoge silo’s e.d. In Apeldoorn, Deventer en Zutphen huizen slechtvalken. Op ruïne “de Nijenbeek” zat ook een paartje. Dat is hier 1500 meter vandaan. Trouwe supporter Rini, die zelf met zijn jachthonden goed thuis is in de natuur, meldde me dat er op “de Nijenbeek” geen slechtvalken meer zitten. Slechtvalken zullen vast ook stadsduiven opruimen, maar wie zijn hok in de buurt heeft van het nest van de slechtvalk, kan de lol op! Ik hoop, dat mijn bijdrage U iets wijzer gemaakt heeft. Roofvogels zijn prachtige vogels, die ook willen eten, net als U en ik. Toen in 2016 een zeer waarschijnlijk ontsnapte havik hier in Gietelo een schrikbewind uitoefende en loslaten van de duiven onmogelijk werd, stond ik op het punt om met de duivenhobby te stoppen. Zestig stuks werden er door “het monster van Appen” verschalkt tot het moment, dat ze waarschijnlijk zelf te grazen genomen werd. Toen normaliseerde de toestand zich. Met tien roofvogelslachtoffers op jaarbasis kan ik  goed leven. We wonen in de “groene long” van de gemeente Voorst. Aan alle kanten omgeven door natuur. “Ekeby”, Appense Veld, recreatiegebied Bussloo, de bomendijk van landgoed “de Poll”, de uiterwaarden van de IJssel en landgoed “Beekzicht”. We hebben de lusten van een prachtig woon- en wandelgebied en daar horen de lasten ook bij. Niet klagen, maar dragen!

Duiven

Zeventig junioren huizen er in Gietelo. Wat zou ik zijn zonder compagnons? Komende week komen er nog acht bij en dan ben ik op tal. Nu moeten er nog twintig Lady’s Leagueringen aangeschoven worden voor José. Die komen op het “kasthok”.  In de eerste week van april verwacht ik de duifjes voor José en half april hoop ik “vol” te zitten in Gietelo. Als alles naar wens verloopt kunnen we ook de “bonduiven” in de tweede helft van april afhandelen, met dank aan onze voedsterduiven. We proberen er een erezaak van te maken. Vorig jaar nodigden we de bonnenkopers op dezelfde dag uit. Rutger Slagman uit Rijssen had een goeie hand van uitzoeken. Zijn bonduif werd bij hem de beste van het hok. Ik kan me herinneren, dat de ’93, een simpel blauw duifje, bleef zitten op die zaterdag. Niemand zag er iets in. Noodgedwongen zette ik het duifje bij mijn laatst gespeende jongen. Eindigde wel bij de twintig beste nationale duiven voor Olympiadecriteria en bij de beste asduiven van de kring. Ook dit jaar willen we weer een afhaaldag voor bonduiven houden. Zullen duifjes van onze beste koppels zijn. Liefhebbers willen graag iets te kiezen hebben. Je kijkt er wel op, maar niet in! Volgende week zondag gaan we naar Raymond Ramaker in Den Ham, om onze enige bon van 2024 te verzilveren. Sander wil mee. Zoek ik bij voorkeur een doffertje uit, als er iets te kiezen valt en noem hem dan “Raymond”.

Kweekbestand

In het verleden vond ik het altijd een uitdaging om duiven van anderen te testen. In het begin  was ik niet erg selectief. Gaandeweg veranderde dat. Ik wilde geen fondduiven, ik wilde optimaal gezonde duiven (anders wordt het niks) en nog later kon ik topduiven eisen. Er kwamen duiven van Gaby, van Gerard, van Pieter, van Willem, van André en Bert, van Stefaan en van Leo en van andere grote namen. Niet rechtstreeks natuurlijk, maar wel “warm” en uit de beste bloedlijnen. Dat is verhelderend en leerzaam. Als je jaar in jaar uit begint met dezelfde bloedlijnen, wordt het ook saai. In mijn jonge jaren waren er ook meerdere vriendinnetjes. Een “womanizer” of “vrouwenverslinder”was ik zeker niet, maar meteen met je eerste vriendinnetje gaan samenwonen, leek me geen goed plan. Een mens wil vergelijken, wat past er bij je en waar kom je het verst mee? Met duiven is het niet anders. Zo kreeg ik, met dank aan de mensen die me testduiven verschaften, een aardig beeld van de intrinsieke kwaliteiten van verschillende duivenstammen. Waar ik het best mee geslaagd ben?  Ooit dacht ik met asduiven ver te komen. Meteen na mijn herstart in 2009 hadden we de 1e asduif van de afdeling GOU. Ook in 2016 behaalden we die titel. Achteraf zijn we met die duiven op het kweekhok niet echt geslaagd. Blind varen op de grote namen en op de bekende “hypeduiven”, daar heb ik nooit in geloofd. Wat bleken uiteindelijk de duiven, waar we verder mee kwamen?  Het sleutelwoord is afstamming of genenstapeling. We kregen de beschikking over een fantastische doffer met grootouders, die stuk voor stuk een Olympische titel of NPO-zege hadden behaald. Een stamkaart, waar de bewezen kwaliteit van afdruipt. Blijkt zo’n prepotente duif goeie nafok te geven met meerdere partners, dan kom je in de buurt. Geven de kinderen en kleinkinderen op hun beurt de goeie eigenschappen gemakkelijk door, dan zit je op een goudader!  Eureka!  Vaak zijn asduiven min of meer toevalstreffers, geboren uit min of meer “gewone”duiven. Ga je er mee kweken, dan geven ze “gewone” duiven en geen asduiven. De stamkaart is dus wel degelijk van groot belang. Wat er niet in zit, zul je er niet uithalen. Zoek naar erfkracht bij duiven uit een rijk getalenteerde lijn met overtuigende prestaties. Mijn ervaring: wat echt goed is, komt snel. Geduld is goed, als het niet te lang duurt en staar je niet blind op prestaties elders, die op jouw hok niet uit de verf komen. Goeie duiven zijn vaak mooie duiven. Een uitspraak van André Roodhooft. De man , die bij Natural duizenden jonge duifjes door zijn handen zag glijden en thuis op eigen hok geweldig presteerde met zijn eigen duiven. Ik deel die ervaring.  (wordt vervolgd)

Op hoop van zegen (4)

Op hoop van zegen (4)

Laatste vlucht van ons moedertje

Het einde kwam niet onverwacht. Op 23 februari blies moeder Toos haar laatste adem uit. Een dag eerder was ik nog met haar bij de kweekduiven. Bijna smekend vroeg ze, of ze mee mocht. Moeder kon ik nooit iets weigeren. Ze kon al heel lang niet meer zelfstandig lopen en ze was sterk afgevallen, doordat ze al zeker sedert het begin van het nieuwe jaar niet meer at. Ik tilde haar op de bijrijderszitplaats van de Caddy  en zo begonnen we aan onze laatste gezamenlijke rit richting de gemeente Voorst. Er waren twee jonkies gereed om te spenen. Meestal hebben we een grote groep speenrijpe jongen ineens, maar soms lukt dat niet. Het doffertje zetten we in de mand, het duivinnetje bij moeder op de arm. Ik maakte een foto van het tafereel. “Duivin Toosje 930 gaat ons komend vliegseizoen misschien wel geluk brengen”, opperde ik. Of ze het allemaal besefte, betwijfel ik. Toch wilde ze erbij zijn. Misschien wilde ze mij een plezier doen, of zou ze gevoeld hebben, dat haar einde heel nabij was? Terug in Bathmen, zei ze , dat ze het heel leuk vond. Later op de middag kreeg ze hevige buikpijn. Zus Erna, die dicht bij “het Dijkhuis” in Bathmen woont, was erbij. “Ik ga dood”, riep ze, kermend van pijn. Erna belde de dokter. In de avond kwam de dienstdoende huisarts om moeder voor het eerst een dosis morfine in te spuiten. Dat was de afspraak, die enkele weken eerder gemaakt was. Ze had volgens het verplegend personeel een rustige nacht. De volgende dag zouden we als broers en zussen rond het middaguur bijeenkomen. De dokter zou dan beginnen met het installeren van een morfinepomp. Rond koffietijd opende ik de deur van haar slaapkamer. Het leek, alsof ze op me gewacht had. Na de begroeting wees ze met haar linkerarm naar het schilderij van vader Ernst op de muur. Dat ging moeizaam en met vertrokken gezicht. Gevolg van een schouderbreuk enkele maanden eerder. Ik dacht, dat er een vlieg op het behang zat, want een vliegenmepper had ze altijd onder handbereik. Ze probeerde me iets te vertellen, maar ik begreep haar niet. Opnieuw wees ze met haar linkerarm met haar laatste krachten naar pa. Ineens viel het kwartje. Ik stelde haar gerust en vertelde, dat ik haar begreep. Toen ging de deur open. Maud en Els, twee kleindochters vergezeld door hun moeder, kwamen binnen en schrokken zichtbaar. Moeder keek naar het schilderij, met in haar rechterhand pluchehondje “Trijntje”.  Het bed werd van de muur geschoven en Maud zetelde zich naast haar oma. Haar rechterhand op haar voorhoofd en de linkerhand op moeder’s arm. Ze prevelde troostende woorden. Moeder ademde met haar mond open en haar ogen half open. Vier volwassen mensen stonden er geroerd bij. Na ongeveer tien minuten sloot moeder haar ogen en werd de ademhaling rustiger. Vijf minuten later leek het, alsof ze in diepe slaap gevallen was. We keken elkaar aan en voelden pols en hals. Het was 11.25 uur. Ze was letterlijk weggegleden van het leven in de dood. Zonder pijn, zonder medicamenten, in alle rust omgeven door dierbaren. Zoals haar hondje Trijntje voorjaar 2022 weggleed onder mijn handen en onder liefkozende bewoording, voordat de dierenarts de laatste spuit kon zetten. In beide gevallen was de cirkel rond en kozen Moeder en Trijntje voor de natuurlijke dood op het juiste moment. We hebben er vrede mee. Moeder Toos had een mooi en goed leven, omgeven door liefde. Ze was als zevende kind de jongste thuis en bereikte de hoogste leeftijd. Ze was van 1929 en de laatste van een generatie. Een geweldige moeder, die zichzelf wegcijferde voor haar man en kinderen. Ons oudste teamlid. Nooit zal het meer zijn, zoals het was. Maar … de prachtige herinneringen zijn onuitwisbaar. Moedertje bedankt!

Zestig

Precies zestig jongen zitten er in Gietelo. Een groep van 29 en een groep van 31. Uit beide groepen moest ik één jong verwijderen. Als een jong minder vitaal oogt en achter blijft in ontwikkeling, dan moet je hard zijn. Met sterke, gezonde jongen is het al moeilijk genoeg. Vorig jaar had ik een jong, dat heel lang “kind” bleef. Op de leeftijd van acht weken, schudde ze met haar vleugels en piepte meewarig, alsof ze gevoerd wilde worden. Ik zal vast niet de enige zijn, die dat meemaakt. Martin Geven, maakte het ook mee in zijn jaren op Bussloo. “Ruim ze maar meteen op, want dat wordt nooit iets”, stelde hij onomwonden. Ik wilde de proef op de som nemen vorig jaar en liet “Pippie Langkous ‘80” tegen beter weten in lopen. Toen ze een week of tien was, liep ze binnen in Goor. Ik haalde haar op, maar enkele weken later sneuvelde ze op een africhtingsvlucht. Martin kreeg gelijk. Vorig jaar hadden we een jong met “spreidpoten” in het nest. Ik kende het fenomeen van de kuikens van de Barnevelders. Zou te maken hebben met de niet helemaal ideale temperatuur in de broedmachine. Het duifje kreeg elastiekjes om de knijpringetjes om beide poten. Dat zou het euvel moeten verhelpen. Ik was vertederd door de gedachte aan Jan ten Hove. Een dapper klasgenootje van de lagere school met polio. Aan Jan bewaar ik goeie herinneringen. Hij stierf, toen ik in Duitsland in militaire dienst zat. Het duifje met de spreidpoten werd geen succesnummer!  Joke Geven was een echte dierenvriend. Lapte gewonde dieren op en deed alles om ze in leven te houden. Martin was ook gek met dieren, maar hij kende geen genade. Toen Joke in 2016, na het overlijden van Martin op 1 juni dat jaar, in zijn voetsporen trad, was ze ook in de benadering van zieke en zwakke dieren allang op de golflengte van Martin gekropen. “Steek je energie in sterke en gezonde dieren. Met zwakkelingen blijft het pappen en nat houden”. Survival of the fittest. De havik van Bussloo, die dagelijks op de loer lag, maakt een mens realistisch!  “Maak je niet druk om duiven die verloren gaan. Richt je op de duiven die je nog hebt”, is een troostende uitspraak van Martin op dagen, dat havik of slechtvalk zijn of haar slag slaat.

Vlierbes

Er is een tijd geweest, dat ik wel tien grote flessen vlierbessensap verbruikte in één duivenseizoen. Dat was in de tijd, dat we nog niet goed wisten, wat we met coli aan moesten. Ik geloofde heilig in de preventieve en zelfs curatieve werking van dit sap. ’s Avonds gooide ik een kwartliter op een emmertje voer, liet het een nachtje impregneren en maakte de kliederige massa rul met gedroogde klei, veengrond en allerhande mineralen. Met name de piepers reageerden prima op deze doenwijze, die ik wekelijks toepaste. Toch kregen de junioren gewoon coli. Hadden ze het eenmaal, dan gingen er ook gewoon een paar dood, ondanks de vlierbessenkuur. Het is dus geen “wondermiddel”. Toch haalde ik onlangs weer 5 flessen vlierbessensap. De toepassing is nog steeds hetzelfde. De klei, veengrond en mineralen zorgen voor het reinigen van het inwendige van de duif en het stelt de duif in staat eventuele tekorten aan te vullen. Frits Hulshof uit Brummen, nam deze doenwijze in een grijs verleden van me over. Hij haalt de zorgvuldig gekozen klei uit de polder en gelooft heilig in de nuttige werking. Ik gebruik als klei uit gemakzucht de “Taubenkuchen” van Backs. De flessen vlierbessensap haal ik in het boerderijwinkeltje van Corrie in Voorst. Het is geen wondermiddel, maar ik voel me er goed bij. Nog steeds is het adagium in Gietelo:  “Blijf zo dicht mogelijk bij de natuur”.

Onderhoud

Rituelen bepalen voor een belangrijk deel mijn duivenhobby. In het voorjaar begin ik steevast met het bestellen van de filters voor het komende seizoen. Een stuk of tien verbruik ik er. Als de filters verzadigd raken, begint de helm te piepen. Als het om gezondheid gaat moet je niet verkeerd bezuinigen. Ruim veertig jaar geleden (1982) werd in het ziekenhuis onomstotelijk aangetoond, dat ik lijd aan een ernstige vorm van allergie. Ik krijg bij blootstelkling aan duivenstof (uit mest en veren) flinke koorts, griepverschijnselen en overvloedige slijmvorming met benauwdheid op de koop toe. Als ik bij elk contact met duiven een goed werkende overdrukhelm en beschermende kleding (overall) draag, kan ik mijn hobby gewoon uitoefenen. Volgens John Freriks van Koudijs, ben ik de trouwste klant van ademhalingsbeschermingsmiddelen.  Ben aan mijn derde “Kite” begonnen vorig jaar en herinner me ook wel een stuk of vier “Engelse helmen”. Deze waren heel degelijk en konden tegen een stootje. Onderdelen zijn allang niet meer leverbaar. De accu droeg je aan de broekzak en was verbonden door een stroomkabel. Soms bleef de kabel ergens achter haken en ook de actie-radius was beperkt. Dat was toen een duidelijk nadeel. Voor  liefhebbers, die nu nog nergens last van hebben, kan ik niet genoeg benadrukken: denk aan je gezondheid!  Stof is slecht voor je longen en krijg je last van allergie, dan ben je helemaal in de aap gelogeerd. Draag een vorm van ademhalingsbescherming met P3 filters. Dan voorkom je op termijn een hoop ellende! Ben je inmiddels allergisch, dan zijn er nog steeds mogelijkheden. Maar …. voorkomen is beter dan genezen en je gezondheid gaat boven alles. Dat moest ik even kwijt. Andere rituelen in het voorjaar zijn schoonmaak en onderhoud aan de hokken. In het kasthok begonnen de gaaspanelen iets door te zakken. Met aluminium kokerprofiel kon ik dit euvel vrij simpel verhelpen. Aan de rennen van hok 1 en 2 begonnen verduisteringspanelen last te krijgen van houtrot. Met trespapanelen van een tweedehands materialenhandel heb ik het probleem definitief opgelost. Ook heb ik een kuub scherp zand uit de hokken verwijderd en een bigbag schoon metselzand in de hokken verspreid. Daarvoor had ik alle plafondpanelen uit de hokken gehaald (demontabel). Ongelooflijk hoeveel stof zich in één  jaar afzet. Slecht werk en binnen enkele dagen kon ik een stoffilter vervangen. Komende week ben ik nog wel enkele dagen aan het soppen in en om de hokken. Groen uitgeslagen spoetnikken, mosvorming op tegels en golfplaten, ben nog lang niet klaar. Niet echt leuk werk, maar … het hoort erbij.

Doffers

Heb het gevoel, dat net als vorig jaar, de duivinnen dik in de meerderheid zijn. Uit een blauwe stamdoffer met zijn vale duivin kweekten we dit voorjaar 5 nazaten. Vijf blauwtjes en dan weet ik: vijf duivinnen. Bij andere koppels heb je niet die zekerheid. Vrij veel koppels met twee duivinnetjes in het nest. Ik zie liever twee doffers in het nest, maar dat gaat niet op afroep. ’t Is wat het is. Maandag ga ik met de jongste groep naar Robert Kasperink. De enting voor paramixo-rota. In voorgaande jaren wachtte ik vaak tot het moment dat alle jongen voor onszelf waren afgezet. Nu kiezen we voor meteen enten en later nog een gezamenlijke tweede enting. Paramixo-rota. De combi met herpes is ook beschikbaar, maar ik herinner me artikelen van dierenarts Henk de Weerd, die daarin geen pleitbezorger was van die combinatie. De pokkenenting doen we begin juni met “het borsteltje”. Intussen hoor ik gemorrel aan de deur, ten teken dat José terugkeert van de sportschool. Tijd om de laptop te sluiten en het getikte per mail aan Albert te sturen, die het op zijn beurt plaatst op de teamsite. Ieder teamlid zijn ding!   (wordt vervolgd)