Monthly Archives: juli 2024
Op hoop van zegen (10)
Op hoop van zegen (10)
Luijksgestel
Na het “code roodweekend” was dit de tweede prijsvlucht. Voor ons plm. 116 km. Je weet vooraf, dat snel binnenlopen op zo’n vlucht allesbepalend is. Sander was met zijn gezin op vakantie naar Kijkduin, Jaap was voor de liefde naar Dronten en José deed de boodschappen. Samen met Rini moest de klus geklaard worden. We verwachtten de duiven even na 9.30 uur en waren op alles voorbereid. Rini keek met zijn haviksogen richting de kerk in Voorst. Richting Zutphen. Uit die hoek komen de duiven normaliter. Het was goed half tien en in de lucht alles rustig. “Afgelopen woensdag was het weer bagger. We gingen fietsen in de omgeving Ravenstein en namen de duiven mee voor een africhting. Bij thuiskomst rond half zes, was nog geen 50% van de duiven thuis, volgens de module. Ik zag, dat de duiven van hok 1 allen geconstateerd waren, maar van het achterste hok was volgens de klok nog geen veer thuis. Dat is schrikken. Gelukkig waren de duiven er wel, maar op donderdag was ik met Albert weer enkele uren bezig om te ontdekken, wat er nu weer aan mankeerde. Ik ga even kijken, of alles staande bij is”, zei ik tegen Rini. Terwijl ik naar het prieeltje met de module liep en Rini de hemel aftuurde in de bekende richting, zag ik uit het westen een koppel van plm. 15 duiven naderen. Ik stond perplex. De duiven cirkelden om het hok en enkelen doken richting de zonnepanelen op de loods van Rijkswaterstaat, op ongeveer twintig meter van ons hok. De duiven bleven rondcirkelen en hielden elkaar in de lucht. Elke keer, dacht ik dat ze zouden “vallen”, maar na zeker tien “doorstarts” na even zoveel rondes, gaven we de moed op. Onze lokker zat braaf op het hok, maar gehinderd door zeker vijf vreemde duiven, kwam er van landen en constateren niets terecht. Op 40 eindelijk de eerste duif en op 42 waren er 27 geconstateerd. “De duiven waren er, wij waren er, maar het zat even tegen”, riep ik tegen Rini. Uiteindelijk viel alles toch mee. “Bij de eerste groep zitten drie getekende duiven. Dat is toch positief?” Wie de uitslag en de standen bekijkt, ziet dat we niet mogen klagen!
Roofvogels
Vorige week werd één van mijn favorieten gepakt door een roofvogel. Vroeg op de eerste vlucht en dan ineens weg bij huis. Zijn nestbroer was al in april gepakt. Vandaag was het weer raak. Er hebben vijf koppels een nestje en ik bracht na het schoonmaken van de hokken de broedende duiven een stukje weg. Ik kies daarvoor een willekeurige richting en een afstand van hooguit 5 kilometer. Bij thuiskomst zag ik een klein groepje duiven rondvliegen. Ze waren angstig en durfden niet te landen. Ik keek op de module en zag, dat de weggebrachte duiven gearriveerd waren. Na een uur rondcirkelen en niet durven landen, besefte ik, dat er “iets” aan de hand was. Onraad. Ik liep om het hok en keek in de tuin van de buren. Hier was niets te zien, dat de angst kon verklaren. Het betrof duiven van José. Ik had net deze ochtend een lijst met elf namen van duiven van José opgehangen. Een deel van haar duiven kreeg ik binnen, er mankeerden er nog drie. “Lourdes ‘82”, “Marietje ’90 en “Katrien ‘93”. Ik vertelde het aan José. “Met een beetje geluk krijg je er nog twee terug, zei ik profetisch. Eentje is er zeer waarschijnlijk vanochtend gepakt. Rond het middaguur kwam “Lourdes ‘82” retour. Een half uur later was ook “Katrien ‘93” geconstateerd. “Marietje ‘90” is waarschijnlijk opgevreten. Hatelijk, want ik had net vanochtend schoonzus Nettie een appje gestuurd. Sinds enkele dagen wist ze, dat de ‘989 voortaan “Nettie ‘989” zou heten. Toen ik een naam moest hebben voor het nestzusje, was de keus voor Marietje, de enige zus van Nettie, de meest logische optie. Hatelijk. Bewust stellen we het geven van namen uit tot na het begin van de vluchten, om teleurstelling te voorkomen. Een garantie, dat het goed gaat is er nooit. Zwager Jan, de echtgenoot van Nettie, volgt al enkele jaren de verrichtingen van onze duiven vanuit zijn flat in Ommen. “Compuclub voorlopige uitslagen, NO en kring 2”, Jan kent de weg. Dat is leuk. Vorig jaar hadden we ook een “Jan” en een “Nettie”, maar die bakten er weinig van en gingen verloren. Dit jaar noemde ik de “934” naar hem. Op de eerste vlucht was hij vroeg en ik wist zeker, dat het een doffer was. Zwager Harrie, in het gezin net boven Jan, is aangestoken door het enthousiasme van Jan. De nestbroer van “Jan 934” werd “Harrie 933” genoemd. Voor mij makkelijk te onthouden en een kleine moeite. Als duiven namen hebben, sla ik die heel gemakkelijk op in mijn geheugen. Met kale ringnummers heb ik grote moeite. Het werkt bovendien stimulerend!
Namen
Elk jaar geven we de jonge duiven namen. Op ons kweekhok zitten “Brutus”, “Brave”, “Ernst”, “Cor” en “Frederik”. In rechte lijn afstammend van elkaar. We communiceren uitsluitend met namen onderling. Ideaal! Het ene jaar kiezen we voor familie en bekenden, soms voor popsterren of sporthelden, maar je moet wel afwisselen, anders krijg je dubbele namen en dat geeft verwarring. Afgelopen winter sprak ik met de drie dochters van Sander en Tineke. Ze stuurden me een lijstje met Walt Disneynamen. We hebben dus ook een “Donald”, “Dagobert” en “Willie Wortel”. Zelfs “Kwik”, “Kwek” en “Kwak” huizen op ons hok. Drie kinderen uit hetzelfde koppel uiteraard. Voor de onderlinge sfeer hebben we ook een “Rini 921”, “Jaap 922”, “Sander 947” en “Albert 965”. Vier jonge doffers, vier blauwen, vier verwanten en vier dubbele prijswinnaars, die aan elkaar gewaagd zijn. Hoop, dat we er lol aan gaan beleven!
Zonangst
Toen we in 1987 in Gietelo met postduiven begonnen, maakten we al snel kennis met een merkwaardig verschijnsel, waar je nooit over hoort of leest. Ik noem het zonangst. Joep Bodelier had er een maand geleden ook mee te maken, vertelde hij me door de telefoon. “De duiven durven niet te landen en blijven uiteindelijk in het nachtelijk donker doorvliegen, met vaak gewonde duiven tot gevolg”. Het verschijnsel doet zich voor bij laagstaande zon in het westen, waarbij de duiven landen tegen de zon in. Zijn het schaduwen? Is het weerspiegeling? Het lijkt alsof het dak van het hok elektrostatisch geladen is. Eerst hangen ze een meter boven het hok, later twee meter en op het laatst wel drie of meer meters. Duiven lijken elkaar bang te maken voor “iets” wat er niet is. Toen we vorige week woensdag problemen hadden met het kloksysteem, liet ik de duiven tegen 18 uur buiten. Dit zijn ze niet gewend, want normaliter komen ze alleen ’s ochtends buiten. De gedachte was, dat ze allemaal nog eens over de antennes zouden lopen, om te zien of alle duiven thuis waren. Gelukkig kreeg ik ze met de nodige moeite voor het invallen van de duisternis binnen, maar die ervaring van woensdag werkte afgelopen zaterdag door bij de terugkeer van de vlucht. Diezelfde angst en steeds maar weer die “doorstart”. In combinatie met meerdere vreemdelingen, die wanhopig op zoek waren naar drinken waar de weerspiegeling van zonnepanelen zorgde voor de fata morgana. Op zo’n moment worden je zenuwen op de proef gesteld, maar uiteindelijk zijn er ergere dingen in het leven!
Scheiden
Na komend weekend wil ik de duiven scheiden. Mogelijk hebben we komend weekend geluk met het aanwijzen van de getekenden. Een viertal zit een dag of acht te broeden en dat kan met name de duivin inspireren om extra haar best te doen. Bij thuiskomst zijn de nestjes verwijderd en zondag zitten ze gescheiden. Ook gaan we vanaf dat moment bijlichten. Vorig jaar deden we het net andersom. Dat pakte teleurstellend uit op de verdere vluchten, vandaar deze verandering. Komend weekend Bierges en de week erop zitten we aan de grens met Frankrijk in Chimay. Daarna vijf weken op rij inkorven op donderdag en combineren we op vrijdagavond de inkorving voor de natour. Heb nog een duif met een herstellende pootbreuk, een duif met een vleugelkwetsuur en nog enkele andere “kneuzen”, die op de natour een kans krijgen. Een B-ploeg, aangevuld met duiven die het moeilijk gehad hebben. Hebben we “een kijkie” zou wijlen Cor Buis sr. gezegd hebben.
O.E.C.
One eye cold. Rond deze tijd zie je vaak de eerste verschijnselen. In principe blijft een duif met oogproblemen thuis! Las op internet, dat uitroken met Koudijs droogontsmetter, de oplossing is. Albert opperde een mespuntje Halamid op tweeënhalve liter water als wondermiddel. Ik zie het even aan. In de duivenwagen waart het virus rond. Een week duurt het meestal. Heb je een betrouwbare getekende, of een duif die hoog staat bij de asduiven, dan is een week thuis houden niet leuk natuurlijk. Een duif, die iets mankeert, gaat niet mee. Het is niet diervriendelijk en onsportief richting je collega-liefhebbers. Basta! (wordt vervolgd)
Op hoop van zegen (9)
Op hoop van zegen (9)
Asten
De eerste prijsvlucht van 2024. Onze oudste jongen waren precies drie keer weggebracht over de grote rivieren. De Martin Geven doctrine. Onze jongste junioren, op naam van José, moesten het doen met twee keer over de grote rivieren. In totaal brachten we de oudste jongen dertien keer weg en de jongen geboren tweede helft maart/ begin april elf keer. Inbegrepen de africhtingen van 1, 2, 3, 4 en 7 kilometer waarmee we steevast beginnen. Ik vind tien tot vijftien keer africhten al een hele opgave en jarenlange ervaring heeft me geleerd dat dit voor ons volstaat. De Martin Geven doctrine haal ik lang niet elk jaar. Twee keer africhten tot voorbij of aan de Maas is in de praktijk al voldoende. Afgelopen jaar verliep de eerste Ravenstein bij ons vlekkeloos. Als dan de tweede keer, meestal in de week voorafgaand aan de eerste prijsvlucht ook goed verloopt, durf ik met een gerust hart in te korven. Africhten met de grote wagen van afd. 8 doen we nooit. Ook Martin en Joke lieten dit achterwege. Als ik kijk naar de uitslag van Asten, kan ik me niet voorstellen, dat we winst kunnen behalen door dit wel te doen. Er zijn serieuze liefhebbers , die wel gebruik maken van de africhtingsmogelijkheden van de afdeling en daar tevreden over zijn, maar wij houden het liever in eigen hand. Van de 68 ingekorfde junioren, waren er de eerste dag 63 thuis. De volgende dag kwam er één bij en van vier hebben we niks meer gehoord of gezien. Helemaal zonder kleerscheuren kom je er in afd. GOU nooit van af, is mijn ervaring. In aanloop naar de eerste vlucht, trainden de duiven aan huis naar volle tevredenheid, zoals ze dat al vanaf begin mei doen. De geslachten waren niet gescheiden en we hadden geen nestjes.
Geluk
In de kring waren door 84 liefhebbers van 8 kleine verenigingen 1872 duiven ingezet. Op een afstand van 85 kilometer weet je vooraf, dat het winnen van de eerste prijs zal afhangen van snel binnen lopen. Er was sprake van een “panieklossing” door een open springende deur. Lostijd 8.42 uur wijst daar ook op. Toen ik rond 9.30 uur op de site keek, om te zien of de voorspelde lostijd werkelijkheid was geworden, schrok ik. Snel appte ik de letters, maar ik vreesde, dat ze te laat zouden arriveren. Ik pakte twee lokduiven. In ons geval zijn dat geen figurita’s, maar postduiven, die om een bepaalde reden thuis zijn gebleven. De één heeft een vleugelkwetsuur, de ander kwam thuis “met de pijp leeg”. Om 9.36 uur zag ik een schaduw en boven me cirkelde een duif als solist op grote hoogte. Ik liet beide “lokkers” los en die vlogen rechtstreeks richting klep. Meteen gevolgd door de aankomende duif, die snel landde op het hok en na enkele tellen de klep toucheerde en zorgde voor de verlossende “piep”. Binnen een minuut volgden er een hele serie duiven, die zich formeerden tot een koppel en rondjes maakten rond het hok. Tezelfdertijd zag ik Rini en Sander om het hoekje van de schuur arriveren. Ze beseften, dat ze te laat waren en zagen een hele rits duiven op meerdere kleppen naar binnen duiken. Een goed begin. Je denkt dan automatisch, dat het op andere hokken ook duiven zal regenen, maar dat bleek niet het geval. Met de eerste prijs en onze twintigste duif op plek 30 in de uitslag, waren we meer dan tevreden. Leuk om te vermelden: toen ik op 22 februari twee jonge duiven ging ophalen op het kweekhok, was moeder Toos mee in de auto. Ze smeekte me om mee te mogen. Het betrof een doffer en een duivin. De duivin had ringnummer ‘930 en we maakten een foto van moeder met haar “Toosje ‘930”. Het was aan het eind van de ochtend en precies 24 uur later blies moeder vredig haar laatste adem uit. Ik was er bij en zag, dat het goed was. In Gietelo bleef het vaste plekje van moeder op haar bankje leeg. Toch waarde haar geest rond en bracht ze, zoals zo vaak, geluk. “Toosje ‘930” zat in de kopgroep en staat in de kringuitslag op de 24e plek. Haar nestbroer raakten we in april kwijt. Zijn ring ligt waarschijnlijk onder het nest van de havik. De kringzege dragen we op aan onze dierbare moeder Toos. Een dappere vrouw, geweldige moeder en mijn trouwste supporter door dik en dun, die op 23 februari op 94-jarige leeftijd overleed.
Pech
De dagen voor en na de eerste vlucht zat niet alles mee. José had het over een “pechweek”. De diepvries in de kelder begaf het, de moer aan de sifon onder de spoelbak van de keuken eveneens, met wateroverlast tot gevolg. Onze oude kippen stopten met leggen en op de 13e juli op de zaterdag van de beoogde Asten, begaf een antenne het en was het alarmfase 1. Gelukkig kwam ik er ’s ochtends al achter en bleef ik aanvankelijk rustig. De duiven waren nog niet gelost en ik had speling om de boel te repareren. Toen het na verloop van tijd me niet lukte om het euvel te verhelpen, haalde ik teamlid Albert op. Gewapend met een zak vol spullen en een werkende antenne, ging hij met me mee en rond het middaguur was de klus gefikst. Eén van de zeven antennes bleek het begeven te hebben. Ondanks de handigheid van Albert op computergebied, bleek herstel niet mogelijk en bracht de meegenomen antenne van Albert uitkomst. Hulde, Albert! Komende week wordt een nieuwe diepvries geleverd, het herstel van de spoelbak was via bouwmarkten en willekeurige keukenleveranciers niet te realiseren. Gelukkig had de leverancier van de keuken een originele reparatieset op voorraad en maakte: “Keukenhof van Holten” reclame door dit snel en gratis aan te bieden. Nieuwe kippen hebben we ook. Ik haalde twaalf jonge hennen “tegen de leg”. Ze zaten een uur in de mand en in dit uur legden ze zes eieren. “Aan de leg”, is een betere omschrijving. Mooie, jonge, bruine kruisingsproducten met witte leghornbloed. Ik had een groepje hanen die nooit bij een hen gelopen hadden en maakte vier toompjes. Zelden zulke gelukkige hanen en hennen gezien. De hanen maakten elke dag ruzie met elkaar en nu veranderden ze in zorgzame haremleiders. De hennen kenden nauwelijks daglicht, alleen meel en nu ineens was er vrijheid, groen, scharrelgelegenheid en ging er een nieuwe wereld voor hen open. Jong geluk en zeker geen pech!
Geheim
Is er een geheim om met de jonge duiven sterk te spelen? Die vraag kun je stellen aan de familie Eijerkamp. Ooit was er een tijd, dat het spel met de jonge duiven een “crime” was bij Eijerkamp. Een ondergeschoven kindje zogezegd. Grote verliezen jaar in jaar uit en niet de monsteruitslagen, zoals ze heden ten dage gemaakt worden. Hans en Evert Jan kunnen dit beamen. Toen Martin en Joke tien jaar geleden naar Greenfield Stud verhuisden, was er een wereld te winnen. Het spel met de duivinnen had men bij Eijerkamp tot kunst verheven, maar jonge duiven werden vaak met knikkende knieën ingekorfd. In 2015 veranderde er met de komst van Martin en Joke al een heleboel. Ze hadden een duidelijke eigen visie en bij Eijerkamp kregen ze de ruimte om de bakens te verzetten. Helaas beleefde Martin slechts één volledig vliegseizoen. Eind 2015 openbaarde zich de ziekte, die hem een half jaar later fataal werd. Hij zette een nieuwe koers in, die hij niet af kon maken. De komst van soigneur en vakman Oliver Sabol betekende de definitieve doorbraak. Vanaf nu was Eijerkamp ook met de jonge duiven een nationale topper en specialist. Waarmee ik overigens niets af wil doen aan de bijdrage van Kees, Joke, Esther en allen die op de vlieghokken hun bijdrage leveren of leverden.
Geluk (2)
Geluk moet je afdwingen. De topbiljarter raakt zijn bal net wel. De mindere biljarter net niet. Dat is talent en vakmanschap van de topper. Dat mag je geen geluk noemen. Als ik kijk naar de vroege duiven op ons hok van Asten, dan dank je dat aan meerdere factoren. De duiven moeten gezond zijn en goed voorbereid. Er is echter meer. Ligging speelt een rol. Sando zie ik als een enthousiaste liefhebber. Jeugdige energie, ambitie in overvloed en potentie. Toch arriveert zijn eerste duif pas ongeveer twintig minuten na onze eerste duif. Zelfde vlieglijn, zelfde woonplaats en een mooie ploeg duiven in de strijd. Verklaar het maar. Van de ene kweker hebben we vijf duiven in het snuitje van de uitslag, van de andere kweker geen. Toeval? Geluk? Ik weet wel beter. Natuurlijk maakt één zwaluw geen zomer en komen er nog een heleboel vluchten met grotere afstand en zwaardere condities. Toch analyseer ik vanaf de allereerste vlucht alle beschikbare data. De kweker met de vijf vroege nazaten is al enkele jaren onze numero uno op het kweekhok. Niet vanwege zijn vele teletekstwinnaars en Olympiadeduiven in het voorgeslacht, maar vanwege zijn bewezen kweekwaarde op eigen hok. Onze op één na beste kweker maakt zijn reputatie ook meteen waar. Vier kinderen vroeg op de uitslag. Je kunt dat afdoen als toeval en geluk, maar ik weet beter. Gisteren was ik kortstondig op bezoek bij mijn sympathieke clubgenoten Johnny en Annet. Ze zaten te wachten op de duiven van Bordeaux. Een zware dobber op de dag, dat voor jonge duiven door de NPO code rood werd afgegeven. Johnny investeerde in zijn leven al veel geld in topduiven. “Steeds meer kom ik tot het besef, dat je er met daverende stamkaarten alleen niet komt. De besten kweek je uit de duiven, die het op jouw hok hebben laten zien”. Ik heb dezelfde ervaring. De duiven die het op jouw hok, met jouw manier van verzorgen en jouw condities hebben bewezen, daar heb je de meeste kans mee in de kweek. Heb je een duif, die met verschillende partners winnaars en asduiven geeft, dan ben je spekkoper. Met “papieren tijgers” zonder bewijzen op eigen hok, ga je de bietenbrug op. Dat geldt voor de fond en voor eigenlijk alle speldisciplines. Geluk komt je zelden aanwaaien. Je kunt het beter afdwingen! Er wachten nog twee feestjes vanmiddag. Ga me gauw douchen. (wordt vervolgd)
Op hoop van zegen (8)
Op hoop van zegen (8)
Eindelijk
José is een dagje de hort op met vriendinnen. Of moet ik zeggen goeie kennissen, want echte vrienden zijn net zo dun gezaaid als echte topduiven. De duiven zijn verzorgd, de groentetuin ligt er in mijn ogen strak bij. Het bedrijfsterrein van broer Henk behoeft geen snoeibeurt en bij de duivenclub heb ik onlangs ook geschoffeld en gesnoeid om het enigszins representatief te houden. Een kleine bijdrage, vergeleken bij sommige clubgenoten, die soms vier dagen per week op de club zijn en waar ik echt respect voor heb. De toegezegde bezoekjes aan enkele dierbare oud-collega’s kunnen wachten en de aan José beloofde klussen in huis zijn in mijn ogen evenmin spoedeisend. Eindelijk een goed moment om achter de laptop te kruipen en nummer acht te produceren. De jonge duiven africhten is wel broodnodig, maar het weer is ongeschikt. De oudste groep junioren is één keer in Ravenstein geweest en daarmee voldoe ik nog niet aan de Martin Geven doctrine, die voorschrijft, dat je in onze omgeving drie keer over de grote rivieren afgericht moet hebben. De 14 duifjes op naam van José zijn twee keer in Elst geweest. De eerste keer kostte dat haar vier troeven. De tweede keer, eergisteren, verliep voor haar vlekkeloos. Voor José had ik twintig ringen (Lady’s League). Onze laatst gekweekte junioren had ik voor haar gereserveerd. Twintig stuks dus en de zusjes “Lieve 999” en “Lize 000” waren van de vijfde ronde en begin april geboren. Voldoen dus nog niet aan de 100 dagen limiet van WdB. Toch wil ik ze volgende week spelen op de eerste vlucht. Dat vergt dus veel geduld en voorzichtigheid. Ik bracht ze de afgelopen weken weg naar de kerk en de Voorsterklei. “Kippeneindjes” van één tot drie kilometers. Toen naar het pontje van Bronkhorst (hemelsbreed ongeveer 5 km) en vervolgens “Doesburgse Dijk” (plm. 12 km). Ze zaten al in het hok, toen ik thuis kwam. Dat is gevaarlijk, want je wordt dan overmoedig en overschat je favorietjes. Doordat de weg bij Brummen is afgesloten vanwege werkzaamheden, besloot ik het over een andere boeg te gooien. De traditionele volgende stap (Velperbroek) besloot ik over te slaan en via de A 50, waar momenteel richting Apeldoorn nog wel aan de weg gewerkt wordt, maar de belemmeringen zijn opgeheven, reed ik richting Elst (30 km). Het weer was omgeslagen van koel met westenwind, naar behoorlijk warm met oost in de wind. Dan moeten er alarmbellen gaan rinkelen. Niet dus! Vroeg in de ochtend en samen met de oudere jongen zou dat moeten kunnen. Dacht ik. Voor jongen van tien weken oud, was dat iets te veel van het goede. De oudere junioren kwamen vlot naar huis, maar de duifjes van José hadden onderweg blijkbaar de aansluiting gemist. Eén voor één druppelden ze met grote tussenpozen binnen. Ook de volgende dag nog drie. Helaas bleven er vier van de achttien definitief achter. Dat nam ik mezelf kwalijk. “De knupkes moeten er toch op”, zeiden Martin en Joke altijd. Ze moeten een keer één voor één, of na een nachtje buitenslapen, thuis komen om een grote jongen of meid te worden. Ik probeerde me met hun woorden te troosten, maar in mijn hart voelde ik me schuldig. Niet alleen hoogmoed, maar ook overmoed komt voor de val!
Lossen
Iedere duivenliefhebber heeft bepaalde plekjes, waar hij zijn duiven naar toe brengt in de africhtingsfase. Zelf heb ik die ook. Soms neem je afstand van lossingsplekken. De vervallen, oude steenfabriek bij Velp was jarenlang een favoriete plek voor veel liefhebbers. Enige jaren geleden greep een havik kort na lossing één van mijn duifjes. Dat is frustrerend, maar kan gebeuren. Toen ik de volgende keer weer bij de steenfabriek loste, gebeurde precies hetzelfde. Blijkbaar zat er een havik braaf te wachten op de volgende duivenhouder, die voor het “voermoment” zorgde. Onze duiven zijn te dierbaar om ze als haringen in het Dolfinarium te voeren aan de roofvogel. Bij die steenfabriek kom ik nooit meer! Er zijn echter meer gevaren bij het lossen van duiven. Vorige week loste ik de duiven van José op ongeveer 10 kilometer van huis. Na de slecht verlopen eerste Elst, wilde ik de draad weer oppakken. De plek was voor mij nieuw, de zon stond verblindend aan de hemel en er was veel wind. Ik opende de achterklep, keek of de kust veilig was en opende de mand. De duiven twijfelden en toen ineens schoten ze eruit. Ze namen een verrassende koers en één duifje vloog op nog geen halve meter hoogte tegen een onverwacht verschijnende auto. Ik zag het voor mijn ogen gebeuren en kon mezelf wel voor het hoofd slaan. De jonge automobilist reed kalm en schrok van de duiven, die hem tegemoet vlogen en over en naast zijn auto het luchtruim kozen. In gedachten zag ik veren en bloed, maar er zat een engel op mijn schouder. De duif landde op de pootjes voor de inmiddels stilstaande auto en vloog binnen een seconde weg, alsof er niets gebeurd was. Ik was er niet gerust op. In gedachten zag ik het onschuldige beestje alsnog dood uit de lucht vallen. Hoe kon ik zo roekeloos lossen? Ben je gek met ieder duifje, behandel je ze alsof het je kinderen zijn en dan zoiets! De automobilist reed lachend verder. Heeft waarschijnlijk niets gehoord, of gezien en was mogelijk verbaasd, dat er een duif vanaf de weg voor hem opvloog. Onderweg in de auto werd ik misselijk. Telkens keerde het beeld van dat ene duifje terug op mijn netvlies. Het was een vetblauwtje en in het groepje van José zitten drie vetblauwen. Ik kon me niet voorstellen, dat het duifje terug zou keren in Gietelo. Thuis gekomen ging ik meteen, maar met lood in de schoenen, naar het hok. Alle duifjes waren thuis en zaten op me te wachten. Ik kon het amper geloven. Pfff… De drie vetblauwtjes werden secuur van top tot teen bekeken, maar er lag geen veertje verkeerd. Ik keek als een topvoetballer naar de hemel om de hogere macht te bedanken voor dit kleine wonder. Voor hetzelfde geld heb je een dode duif in de auto en een schadeclaim aan de broek! De moraal van dit verhaal? Kijk heel goed uit bij het lossen van je duiven. Als ze uit een donkere mand stormen met z’n allen, zien ze de eerste tientallen meters niets. De ogen moeten zich aanpassen aan het verblindende zonlicht en door de wind nemen ze vaak een onverwachte, gevaarlijke wending. Blijf weg bij benzinepompen, met onverwacht verkeer en allerhande obstakels. Hou rekening met verkeersborden, lantaarnpalen en andere hindernissen. Kijk uit, als je vlak bij een snelweg lost, want duiven kiezen door de wind soms een onlogische start en vooral vrachtwagens zijn gevaarlijk. Dat weet Albert als geen ander. Hij woonde destijds in het Tolhuis te Voorst en als hij de duiven losliet, vlogen de duiven laag over de heg over de drukke Rijksstraatweg, soms rakelings voorbij aanstormende vrachtwagens. Ik zag het met eigen ogen. In 2019 vloog bij Bram een overgewende favoriete asduif, pardoes tegen een lantaarnpaal bij de dagelijkse training. Kaduuk! Zon, wind, verkeer, roofvogels en obstakels. Kijk goed uit, als je een mand open trekt! Ik hoop, dit jaar 72 te worden en heb al heel wat mandjes geopend. Altijd voorzichtig en dan maak je met al je ervaring een beginnersfout, die bijna fataal afliep.
Roofvogels
Opgekropte frustratie is voor mij de belangrijkste drijfveer om een blog te maken en de ellende van me af te schrijven. In maart en april had ik veel last van kromsnavels. In mei nam de overlast zienderogen af. Het laatst gespeende jong op 4 mei, met een ring om van een overleden jong, werd met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid in juni gepakt door de slechtvalk. ‘903 was dit jaar niet ons geluksnummer. Tenminste tien duifjes vielen ten prooi aan roofvogels. Drie keer zag ik het afgelopen jaar het fatale moment voor mijn ogen gebeuren. Eén keer verjoeg ik de vrouwtjessperwer van een geslagen duif op ons gazon. Deze ’27 kreeg de toepasselijke naam “Sperwer”. Tot mijn verrassing kreeg deze duivin afgelopen dinsdag haar chipring om. Ze liep blijkbaar geen trauma op. Ze was piepjong, zat maximaal drie seconden in de greep van de sperwer en liep amper verwondingen op. Niet beseffend, dat ze bijna wijlen was. Een andere verklaring kan ik niet bedenken. De overige keren was het de mannetjeshavik, die nog piepende en zwalkend rondvliegende junioren, moeiteloos uit de lucht schepte voor mijn getergde ogen. Halverwege mei begonnen de duiven hier aan huis prima te vliegen. Na het loslaten meteen uit het zicht vertrokken. U kent dat. Zulke duiven hebben weinig van roofvogels te vrezen. Zeker de havik, een echte opportunist, weet dan genoeg. De slechtvalk is een ander verhaal. Als ik een mandje duiven op enkele kilometers van huis gezamenlijk los trek en ze arriveren gezamenlijk thuis, minus één duif, dan denk ik aan de slechtvalk, vooral als ze opvallend lang weg blijven en angstig zijn bij thuiskomst. Met roofvogels moeten we leven in de groene long van de gemeente Voorst. We kweekten voor eigen gebruik ongeveer 100 junioren. ‘901 t/m ‘980 voor mij en ‘981 t/m ‘000 van een totaal andere ringenserie voor José. Tot nu toe zijn er plm. 30 weg. Er zijn duiven uitgeselecteerd doordat ze op het gebied van gezondheid of vitaliteit door de mand vielen, er zijn duiven verongelukt of weggebleven van africhtingsvluchten en er zijn duiven gepakt door de kromsnavels. Als er na afloop van de vluchten nog vijftig zitten in Gietelo, hebben we een goed jaar gehad.
Voeren
Meerdere liefhebbers vroegen belangstellend, hoe ik de duiven voer. Ik beloofde er een alinea in een blog aan te wijden. Om met de deur in huis te vallen: ik voer licht en gevarieerd. In de schuur heb ik een batterij voertonnen. Deels bestemd voor de kippen en onze rode kater en ter voorkoming van ratten en muizen. Voor de duiven heb ik één ton gereserveerd voor “junior” voer. Eén ton is voor “recuperatie”. Daarnaast staat de ton voor “vetrijk”. Ook heb ik een ton voor “rijst/ inkorving” en een ton “detox”. Die laatste ton is een experiment en geïnspireerd door voerspecialist Willem Mulder. Ik voer op gevoel, rekening houdend met gewicht van de duif, buitentemperatuur en omstandigheden. Gerst is voor mij geen vies woord. Onze duiven eten het graag. Deels in de vorm van gort (gepelde gerst). Ik herinner mij uit mijn jonge jaren, dat er liefhebbers waren die aan hun junioren gebroken kippenvoer gaven en beter speelden dan liefhebbers die geloofden in duivenbonen en erwten. Mijn gewezen leermeester en boezemvriend Jan P. Suijkerbuijk was gek op gerst. Menig keer vroeg hij me een zak dikke (brouwers)gerst voor hem mee te nemen. Jan had namelijk geen auto. Ook zag ik hem dikwijls handmatig de erwten verwijderen uit het voer voor de weduwnaars. Van wijlen Jan de Visser uit Axel kreeg ik de tip variamax te voeren aan de jongen. Mijn favoriete voer is gevarieerd en licht. Paddy en rijst vormen een prima aanvulling en goed bij warm weer, alsmede inkorving. Eigenlijk is voeren heel logisch. Bij warm weer hebben duiven minder energie nodig om zich te verwarmen en bij koud weer is het andersom. Daar hou je rekening mee. Als duiven te licht worden, voer je wat meer en wat zwaarder en omgekeerd. Bij een vitessevlucht voer ik de duiven niet speciaal op. Als de afstanden groter worden en de verwachte omstandigheden moeilijker, anticipeer je daarop. De ton “vetrijk” wordt dagelijks benut. Voor de variatie en een gladde pluim dagelijks een greepje door het voer en vanzelfsprekend meer als er echt gewerkt moet worden. Mijn manier van voeren: ’s ochtends na het opheffen van de verduistering gaat het schuifje naar de ren open en stormen de duiven de ren in. Ik voer ze dan een klein beetje op de voertafel. Laat mijn handen door de driftig pikkende bende gaan en bekijk en voel hoe de duiven er uit zien. Zo krijg je vanzelf tamme duiven. Deze manier van werken is ingegeven door mijn allergie. Eerst de rennen schoonmaken zonder duiven in de buurt. Daarna, als de duiven in de ren zitten of buiten vliegen, de hokken kuisen. Zo min mogelijk stof veroorzaken. De duiven zitten in de rennen op roosters, in de hokken overwegend op metselzand en voor een klein deel in combinatie met een dunne laag stro. Elke ochtend zeef ik het zand. Ik haal de ongerechtigheden/ mest met mijn blote handen tussen het zand vandaan en zeef het in een bloembollenzeef. Die haalde ik bij tulpenboer Arjan Wesselink. Goeie investering. De zeef gebruik ik in het seizoen dagelijks en gaat jaren mee. Een schoofje tulpen kost beduidend meer en gaat maar een week mee. Het dagelijkse cleanen en zeven van de zandvloer kost me vijf minuten per dag, dus dat valt ook mee. Na het vliegen mogen ze even in de tuin rondbanjeren. Ik ben in de buurt en strooi her en der wat kleine hoopjes met grit en mineralen, vermengd met wat rijst of detoxvoer. Ter afleiding. Zodoende slopen ze me niet de hele groentetuin. Ik maak het mengsel een beetje vochtig met de inhoud van de fles Naturaline, die ik onlangs aanschafte. Verder bezwijk ik in de voerhandel niet voor de schappen met allerhande ondersteunende poeders en drankjes. Iedereen moet doen waar hij/ zij zich goed bij voelt, maar ik hou het liever simpel en dicht bij de natuur. Samenvattend kun je stellen: investeren in goed en gevarieerd (licht) voer. Grit en mineralen dagelijks ter beschikking. In de ochtend trainen en voor het loslaten in kleine hoeveelheid licht voeren, bij binnenkomst idem dito en vervolgens de duiven hun portie geven in de ren op de vloerplank. Zorgen, dat ze genoeg krijgen, maar nooit verzadigen. ’s Avonds stormen ze het hok binnen vanuit de ren en krijgen dan genoeg te eten. In mijn optiek hebben ze voldoende gehad als meerdere duiven de waterbak op zoeken om te drinken. Daarna worden de voerbakken aan de wand opgehangen, om geen muizen aan te trekken. En verder? Mijn tuin staat ten dienste van de duiven. Ze mogen er even grasduinen, maar ik zie erop toe, dat ze de boel niet “vernaggelen”. In de ren krijgen ze hun krop sla. Volledig natuurlijk verbouwd, zonder kunstmest en bestrijdingsmiddelen. Liefst iets doorgeschoten met kluit.
Kwaliteit
In de duivensport draait het uiteindelijk altijd om de intrinsieke kwaliteit van de duif. Als ik terugdenk aan voor mij extreem goeie duiven, dan waren er altijd een heleboel hokgenootjes, die gewoon een simpel prijsje in de middenmoot of nog minder behaalden. Het zit dus niet in poeders of flesjes. Zonde van de centen en als je pech hebt, werkt het averechts. Op eigen hok proberen we door streng te selecteren op prestatie, vooruit te komen. We vertrouwen daarbij met name op de prestaties , die op eigen hok behaald zijn. Met onze voermethode en onze manier van doen. Natuurlijk zoek je altijd naar nieuwe, betere bloedlijnen. Jaarlijks proberen we op bescheiden schaal nieuwe duiven uit. Vaak uit duiven gekweekt, waarvan de (groot)ouders een vermogen gekost hebben. In de regel zijn de nieuwe probeersels laatjes of laatzomerjongen. Je moet dan aftasten, hoe je ze moet koppelen. Soms krijg je al heel snel de bevestiging, dat het veelbelovend is. Meestal blijken het “nieten”, net als in een loterij. Afgelopen week verspeelden we twee nestmaatjes van een africhting dicht bij huis. Uit zo’n veelbelovend talent met grootouders van onbetaalbare wereldklasse. Natuurlijk verdient zo’n laatje nog een nieuwe kans, maar dan moet het wel snel duidelijk zijn. Aan “papieren tijgers” zonder kweekwaarde heb je niks!
Succes
Volgende week met de jongen voor het echie. De één speelt scherp en speelt voor de vroege prijzen. De ander speelt om de jongen ervaring te laten opdoen. Jonge duiven, die in hun geboortejaar alleen de natour in een klein spreidingsgebied spelen, komen het jaar erop vaak van een koude kermis thuis. Toch klopt dit niet altijd. Eijerkamp speelt afgelopen week op Gray 1 en 3 in de GOU met twee jaarlingnestbroers, die alleen natour deden. Eijerkamp kennende, zullen ze wel uitgebreid afgericht zijn, maar toch. Waarschijnlijk onverduisterd in hun jeugd en niet geforceerd door weduwschap, nestjes e.d. Uitzonderingen bevestigen echter de regel. Clubgenoot Cor Wenink denkt puur overnachtfondgericht. Hij speelt zijn jongen het liefst op de vroege tour. Het gaat hem vooral om de ervaring die ze opdoen, ook in een groot spreidingsgebied en met twee nachten mand. In eigen club hebben we vooral fondliefhebbers. De meesten spelen met de junioren op de natour, op de taartvluchten, of helemaal niet. Ik ben geen fondspeler, maar opteer voor de methode van Cor Wenink. Zijn prestaties op het zware werk bewijzen, dat zijn doenwijze vergelijkenderwijs niet verkeerd is. Er zijn vele wegen, die naar Rome leiden, maar van St. Vincent naar de gemeente Voorst telt alleen de kortste weg. Zonder brede ervaring vind je die niet. En voor allen die vrijdag de jongen inzetten: zorg dat ze gezond zijn, fatsoenlijk afgericht en laat ze bij twijfel nakijken door een deskundige duivendierenarts. Desnoods sla je de eerste vlucht over. Succes!
(wordt vervolgd)
Archieven
- juni 2025
- mei 2025
- april 2025
- februari 2025
- januari 2025
- november 2024
- oktober 2024
- september 2024
- juli 2024
- maart 2024
- februari 2024
- januari 2024
- december 2023
- november 2023
- oktober 2023
- december 2022
- november 2022
- oktober 2022
- september 2022
- juli 2022
- juni 2022
- mei 2022
- april 2022
- maart 2022
- februari 2022
- januari 2022
- december 2021
- november 2021
- oktober 2021
- september 2021
- augustus 2021
- juli 2021
- juni 2021
- mei 2021
- april 2021
- maart 2021
- januari 2021
- december 2020
- oktober 2020
- september 2020
- augustus 2020
- juli 2020
- juni 2020
- mei 2020
- maart 2020
- september 2019
- augustus 2019
- juli 2019
- juni 2019
- mei 2019
- april 2019
- maart 2019
- oktober 2017
- september 2017
- augustus 2017
- juli 2017
- juni 2017
- mei 2017
- april 2017
- februari 2017
- januari 2017
- december 2016
- november 2016
- oktober 2016
- september 2016
- augustus 2016
- juli 2016
- juni 2016
- mei 2016
- april 2016
- november 2015
- juli 2015
- mei 2015
- oktober 2014
- augustus 2014
- juli 2014
- juni 2014
- september 2013
- augustus 2013
- juli 2013
- juni 2013
- mei 2013
- april 2013
- februari 2013
- januari 2013
- oktober 2012
- september 2012
- augustus 2012
- juli 2012
- juni 2012
- april 2012
- maart 2012