Monthly Archives: september 2024

Op hoop van zegen (13)

Op hoop van zegen (13)

Teleurstellend

Zo kijk ik terug op vliegseizoen 2024. Het begon veelbelovend. Als ik de jongen ophaalde van 16 koppels, dan waren dat gewoon 30 of 31 mooie junioren om af te zetten. Geen schiere eieren of duifjes, die het spenen niet waard waren. We kregen niet te maken met adeno/ coli, of andere narigheid en halverwege mei trainden de junioren aan huis als nooit te voren. Steevast wegtrekken en moeiteloos, zonder vlag of kunstgrepen, een vol uur trainen of meer. Daarover geen klagen. De eerste vluchten verliepen van een leien dakje. Een vlucht verviel door code rood. Vervolgens komt het moment, dat je samen met regio NoordWest gelost wordt. Dan krijg je te maken met het probleem, dat ik in mijn vorige bijdrage aanhaalde. Bij het opdoemen van het Veluwemassief, na het passeren van de Rijn, moeten de jonge duiven kiezen: linksom of rechtsom? Gelderse Vallei of IJsselvallei? De GOU is opgedeeld in vier regio’s:  ZO, ZW enerzijds (GOU Zuid) en NO en NW anderzijds (GOU Noord). “Zou het niet logischer zijn om in een lengtefront te spelen?”, vroeg compagnon Albert zich af. “NoordWest met NoordOost, dat is toch hartstikke dom en oneerlijk, als je denkt aan het Veluwemassief en de gevolgen daarvan?” Het zal een praktische reden hebben. De afstand tussen de meest zuidelijke en de meest noordelijke liefhebber in de GOU is hemelsbreed bijna honderd kilometer. Ik bekeek een willekeurige uitslag en zag op Soissons als afstand voor Dreumel 306 km. en voor Genemuiden 401 km. Je hebt te maken met een overlaadpunt in Zuid en in Noord en met een vliegprogramma. Zuid en Noord is dan praktisch. Het zou eerlijker zijn als de duiven in een lengtefront zouden vliegen. De duiven uit ZuidOost en NoordOost, hebben ongeveer dezelfde vlieglijn en hebben in mijn optiek geen hinder van elkaar. Het breedtefront bij een gezamenlijke lossing van Noord met de Veluwe daartussen levert in mijn ogen onnodig grote verliezen op bij de jonge duiven. Uiteindelijk kun je de laatste vluchten wel als totale GOU lossen, want dan is de trekroute/ vlieglijn al beter ingeslepen en hebben junioren meer routine, om bij een navigatiefout toch thuis te geraken, ook al is het uren na de prijzen.

Kring

Een jonge, enthousiaste liefhebber, meldde me trots via de app, dat hij de beste was geworden van Nederland onder de 25 jaar. Ik vond dat een felicitatie waard en een bevestiging van zijn ambitie en talent. Hij haalde zijn eigen prestatie naar beneden, door te wijzen op de beperkte concurrentie in de kring, waarin hij speelt. Ik dacht erover. Zelf speel ik in de kring Apeldoorn-Deventer. Beide plaatsen hebben een mooie duivenhistorie. Apeldoorn heeft/ had het geweldige duivensportcentrum bijvoorbeeld. Daar werden verkopingen gehouden, grote feesten gegeven en hadden een stuk of vijf verenigingen onderdak. Dat is verleden tijd. “Vale Ouwe” huist er als enige nog. Ooit een sterke club met leden als Henk Gerritsen, Gerrit van Looijengoed, Evert Kleiboer, Gerrit Kronmöller, Jo Vermeulen, Siegfried Kummerhove e.a. Nu is het een zieltogend clubje, zoals zoveel postduivenclubs. Ook Deventer heeft een rijk postduivenverleden. “Buiten den Noordenberg”, “Gevleugelde Vrienden”, “Steeds Sneller”, “Ons Genoegen”, “Centrum”, ”IJsselbode”. Het zijn zo maar wat namen die me te binnen schieten. Daar is niet veel van over. Twee verenigingen zijn er nog, maar volgend jaar is dat er nog één: “p.v. Deventer”. Op de laatste vluchten van de jonge duiven werd er in Deventer niet meer ingekorfd. Armoede ten top. De reden: er waren al zware verliezen geleden en men wilde de laatste jonge duiven sparen om volgend jaar nog wat aanvulling te hebben.

C.C.Z.

Eind 1970 werd ik 18 jaar en meldde ik me aan bij “p.v. de Hoven” in Zutphen. In mijn dorp Voorst was in de vijftiger jaren een postduivenclub. Cees Hensbergen en Toon Waanders, tachtigers die nog onder ons zijn, waren er in hun jonge jaren lid. Centrum van de club in Voorst, was het café van kroegbaas Adriaan Kik. Een Belg, die met een Nederlandse vrouw was getrouwd. Er was destijds animo genoeg. Schoenmaker Johan Stukker was er lid en mestselaar Derk Wolters, timmerman Cees Hensbergen, smid Gerrit Smit, Henne Boskamp, de kolenboeren Louis en Gerrit Bertholet, Toon Waanders en zijn neef Toon, Fré Spiegelenberg, Roelof Gijsberts (vader van Johan) en Gerrit Ilbrink. Of schilder Carel van Bosheide lid was in Voorst, dat weet ik niet met zekerheid. De vereniging heeft niet lang bestaan. De duiven moesten aangevoerd worden in Zutphen, waar ze op de trein geladen werden. Men begon vol goede moed, maar geleidelijk bleek, dat de club in Voorst er tegen Zutphen niet aan te pas kwam. Als er geen successen geboekt worden en je het gevoel hebt “voor spek en bonen” mee te doen, daalt de animo. Het begin van het einde. Toen ik als jochie van een jaar of acht naar school fietste met mijn doortrappertje, keek ik gebiologeerd naar de donkere en zwarte duiven van Kik op zijn zolderhok op een schuur op enkele meters van de Binnenweg. Waarschijnlijk was Kik toen  al lid van “Ons Genoegen” in Zutphen, want Hans Eijerkamp kan zich de Belg goed herinneren, merkte ik in nostalgische gesprekken met Hans. Volksclub “p.v. de Hoven” maakte deel uit van de roemruchte C.C.Z.  “Het Mekka van de duivensport”. Ook p.v. “Ons Vermaak” uit Eerbeek maakte er deel van uit. Dat viel trouwens niet op, zoals voorheen de vereniging uit Voorst evenmin opviel. Eefde was destijds de “goudkust” van de C.C.Z. met liefhebbers als Bertie Camphuis, Cees Suijkerbuijk, Bertus Roording en Harm Modderkolk. Zutphen vloog in de jaren zeventig met Doetinchem samen. Daardoor lag de trek al wat oostelijker. De kant van “het Nieuwe Spittael” aan de oostkant van Zutphen , was het richtpunt van de duiven in de stad Zutphen. Peter van Osch, Gerard Suijkerbuijk en Piet Steenbergen waren in die tijd prominente vertegenwoordigers aan de oostkant van de C.C.Z. De liefhebbers in de Hoven, aan de westkant van de IJssel voelden zich steevast miskend en tekort gedaan. “De duiven komen altijd van de stad en dan zijn we altijd net te laat”, was de klacht in de Hoven. Voor Appie Derks, Jan Suijkerbuijk en Adrie Heuvelink, de sterkste liefhebbers destijds, was een plek rond de tiende plaats in de C.C.Z. het hoogst haalbare. Als beginner hoorde ik het gekrakeel aan. Als het ging over de liefhebbers uit Voorst of Eerbeek, vergat men de ligging gemakshalve. “Daar zitten geen goeie duiven en geen goeie liefhebbers” en daarmee was de discussie gesloten!

Brummen

Aan de boorden van de IJssel ligt Brummen. Cortenoever en Leuvenheim liggen wat dichter bij de IJssel, maar zijn onderdeel van Brummen en vormen het voormalige werkgebied van “p.v. de Valk” uit Brummen. Denkend aan deze roemruchte vereniging, denk ik aan de gebroeders Jansen uit Brummen, aan Dolf Piecknick, aan Arie van Roon, aan Jan van Vugt, aan Jurriëns, aan combuinatie B.D.R., aan gebr. Bierhof (1e en 2e nat. St. Vincent), aan Joop Spiegelenberg (“Black Giant”), aan Jan Rademaker, aan Alwin Petrie, aan Erik Plant en aan de legendarische Henne Bierhof, alias “Henne van Miete”. Liefhebbers, die bijdroegen aan de faam van de C.C.Z. De allerbekendste leden van “p.v. de Valk” waren natuurlijk Hans Eijerkamp en Zonen. Hans was echter zijn halve leven lid van “p.v. Ons Genoegen” en trad later toe. In Brummen werd altijd hard gespeeld!  Het contrast met Eerbeek was enorm. Bij “p.v. Ons Vermaak” zaten allemaal relatief onbekende namen. Na lang nadenken schiet me de naam van Buyukata te binnen. Deze Turkse rijschoolhouder had een opvallende naam, maar kon zo nu en dan ook op de uitslag van de C.C.Z. de Zutphenaren herinneren aan het lidmaatschap van de club uit Eerbeek. Zou de Schepper bewust alle topliefhebbers in Brummen uitverkoren hebben en de liefhebbers uit het westelijker gelegen Eerbeek tot paria veroordeeld hebben?  Ik ben van nature niet erg gelovig, denk ik. Met de kennis en ervaring van nu, zou ik wel een nieuw huisje  in Cortenoever of Leuvenheim willen kopen, maar beslist geen villa in de bossen rond Eerbeek. Tenminste niet als postduivenliefhebber. Ik had het met Johan van Dijk uit Eerbeek over dit onderwerp, toen hij drie weekeinden op rij de eerste prijs won van de kring Apeldoorn Deventer, waar Eerbeek op zeker moment naar verkaste.  “Dat dank je aan vakmanschap en niet aan gunstige ligging”, complimenteerde ik hem. Johan: “Ik zag een huisje vlak bij de IJssel en was meteen verliefd. Helaas wil mijn vrouw niet weg bij het winkelcentrum in Eerbeek, maar anders wist ik het wel”. Mijn bewondering voor duivenliefhebber Johan van Dijk is immens. Hij is gek van politiehonden, van siervogels, van paarden en van postduiven. Een onmogelijke combinatie met 24 uur in een etmaal. Als je het leest, wordt een mens al moe. Zou hij zich focussen op postduiven en verhuizen naar zijn “droomhuisje”, dan is hij in potentie van het kaliber Bas Verkerk, met iets meer oog voor vrouwelijk schoon.

Eerlijk

Hier kom ik terug op mijn aanhef in de eerste alinea. Seizoen 2024 was voor ons teleurstellend, maar alles is relatief. In de club, waar het spel met de jonge duiven voor vrijwel iedereen een “crime” is, eindigden we gewoon als 1e en 2e  (op naam José). Na een goeie start, lagen we halverwege kortstondig “op de rugge”, in de beleving van Marco Toering, maar uiteindelijk waren de laatste twee vluchten weer wat beter in de kring. Ik meen 2e en 3e met de getekende en twintig duiven mee op de slotvlucht. Op de vijfde en zesde vlucht gingen we kopje onder. Eerst op Roye een vies verloop, met ’s avonds nog 40% afwezig bij ons en de week erop een “waaivlucht” met hier en daar snelheden ver boven de honderd km. per uur. We speelden kortstondig “op de deur”, maar na Roye lieten we de boel bij elkaar. De sfeer op het hok was in mineur, er waren veel partners weggebleven en er waren geen neststanden. Vertrouwen was er niet en met extreme wind van achter hebben we in Gietelo nog nooit geluk gehad. Die twee vluchten veroorzaakten onze teleurstelling.

Buis

In Twello was het spelen met jonge duiven altijd een heet hangijzer. Gerrit Jansen “de vliegende melkman” stond met knikkende knieën op zijn junioren te wachten. Ook Dik de Boer had in zijn beste jaren moeite om aan aanwas te komen. Een 1e nationaal spelen met zijn “Tornado” lukte op Dax, maar de junioren thuis krijgen op een vitessevluchtje, dat was een ander verhaal. Ooit werden er in Twello op de eerste vlucht ruim 1000 jongen ingekorfd, maar de aantallen zakten steevast dramatisch naarmate het spel vorderde. Ook de familie Romein deelde in de malaise. De verhalen over het Veluwemassief spookten rond en sommigen zochten de verliezen in de verluchting van de duivenwagens. Op een gegeven moment, na het overlijden van Freek op veel te jonge leeftijd, kwam Cor Buis sr. vanuit Amstelveen/ Bovenkerk naar Twello als hokverzorger. Hillie wilde de droom van Freek met zijn “rode vossen” voortzetten en toevallig had  potplantenkweker Cor Buis net zijn bedrijf beëindigd en zag hij de uitdaging als hokverzorger voor Hillie wel zitten. Meewarig hoorde hij de jammerverhalen over de verliezen van jonge duiven aan. “Dat ken ik helemaal niet”, zei Buis neutraal. Met optimisme werd uitgekeken naar de verrichtingen van de nieuwe hokverzorger, die met de oude duiven zijn reputatie snel waar maakte. Toen het spel met de jonge duiven startte, was Cor vol verwachting. De moed zakte hem in de schoenen, toen hij na de eerste prijsvluchten de balans opmaakte. Er was niets veranderd en de verliezen waren als vanouds dramatisch. Dat was een “eyeopener” voor Cor. Misschien had hij gedacht, dat hij de boertjes uit het oosten kon leren spelen met jonge duiven?  Die vlieger ging niet op. Met de weduwnaars stond hij zijn mannetje, maar als het om de junioren ging, was Cor nederig.  Bij “Steeds Verder” was er dit jaar enig optimisme voor het begin van de jonge duivenvluchten. Onze jeugdige voorzitter had grote plannen. Door mijn werk, kan ik de junioren dagelijks lappen. We gaan het je komend jaar lastig maken”, beloofde hij. Inmiddels is hij weer nederig, net als Stefan, Cor, Johnny, Gerrit, Annet, Albert, Frits, (Jan 2 x), Werner, Hans, Rein, Lady en Dick. Alleen Bertus is nog strijdvaardig. Als de jonge duiven gespeeld worden, is de enige vraag die je hoort: “Hoeveel heb je er thuis?” De één probeert het op de jonge duivenvluchten, de ander waagt het op de natour en weer anderen zoeken hun heil op de taartvluchten. Het resultaat is in de regel onveranderd bedroevend, maar gelukkig is gedeelde smart halve smart!  Een schrale troost. Een treurige ontwikkeling. Als je dan weet, dat in Deventer op de laatste jonge duivenvluchten niet meer is ingekorfd en dat voor Apeldoorn bijna hetzelfde geldt, dan begrijpt U, dat ik me al iets minder teleurgesteld voel.  Heb dit jaar 40 % van alle gekweekte jongen voor onszelf over  gehouden. Daar kan ik er maar een paar van gebruiken voor de toekomst. Even overwoog ik, om van het overschot gezonde soep te trekken. Ze hebben nooit een microgram antibiotica gehad. Inmiddels hebben zich liefhebbers gemeld en komen er wat schenkingen aan, zodat slachten me bespaard blijft. Als pure jonge duivenspeler heb ik dus een luxe-probleem! Ik schrijf de frustraties van me af en probeer te denken aan de toekomst. Duiven halen in afdelingen waar de verliezen beduidend minder zijn, is geen oplossing. Een gepasseerd station. Gewoon blijven zoeken naar de beste duiven in onze situatie, die hier het vliegprogramma overleven. Erkennen, dat duivensport niet helemaal eerlijk is en proberen optimistisch te blijven.  Vertier zoeken met duivenvrienden, respect houden voor liefhebbers , die de moed niet opgeven en genieten van je duiven. Denkend aan wat ik vandaag getypt heb, verbaast het mij, dat “p.v. de Valk” in Brummen al jaren geleden ter ziele ging met al zijn kampioenen.  “p.v. Ons Vermaak” in papierdorp Eerbeek bestaat nog steeds. Dat moeten liefhebbers in hart en nieren zijn. In Voorst waren ze in de vijftiger jaren minder geduldig.  (wordt vervolgd)

Op hoop van zegen (12)

Op hoop van zegen (12)

Wilderness

“A new kind of wilderness” was de film, waar José en ik vorige week zondag naar toe gingen. Een jong stel in Noorwegen verlaat met vier kinderen de gebaande paden en ze kiezen voor een alternatief leven in de natuur. De kinderen gaan niet naar school. Als de moeder ernstig ziek wordt en sterft, staat de vader er alleen voor. Hij houdt zijn rug recht en  verloochent zijn geliefde niet. Wel moet hij concessies doen. Er moet brood op de plank komen en hij moet thuisles geven aan de kinderen. Voor mensen , die er in de opvoeding alleen voor komen te staan, is het een echte aanrader. Je hebt idealen, maar de praktijk is weerbarstig. De vader voert een aangrijpende strijd en daar wordt de kijker in meegezogen. José vond het een fantastische film. Ik bleef geboeid kijken. Aangrijpend verhaal, mooie natuur en geloofwaardig.

Oneerlijk

Duivensport is in zekere zin een oneerlijke sport. We hebben allemaal onze eigen afstand tot op een meter nauwkeurig, met de tijd kan niet gesjoemeld worden en toch weten we, dat de beste en snelste duif heel vaak niet wint. Ik volg de vluchten voor oude duiven wekelijks op de voet. De ene week is liefhebber A  de grote uitblinker in de afdeling, met meerdere duiven in de top 10 en een duizelingwekkend prijspercentage. Een week later staat dezelfde liefhebber niet bij de eerste honderd. Wat zeg ik:  niet bij de eerste duizend! Ik scroll door de afdelingsuitslag en zie , dat B er al 37 geklokt heeft, op het moment dat de grote uitblinker van een week eerder nog niet in beeld is. Zou hij ze thuis gehouden hebben? Ik zoek de uitslag van zijn eigen kring en zie, dat hij gewoon de numero uno is. Ik ben niet verbaasd, maar een buitenstaander zal zoiets niet begrijpen. In onze afdeling is zoiets niet ongewoon. Extreme verschillen, veroorzaakt door wind en trek en door het landschap in de GOU/ afd. 8

Veluwemassief

Als je als automobilist vanuit het zuiden over de A50 in noordelijke richting rijdt, passeer je de Maas bij Ravenstein. Nog geen tien minuten later doemen de enorme zuilen, die de Waalbrug markeren, op. Je passeert ook deze brug in een typisch vlak rivierlandschap en weer goed vijf minuten later zie je de reclame van Kruidvat en nader je de Rijnbrug bij Heteren. Nog steeds het vlakke uiterwaardenlandschap. Ben je op de brug bij Heteren/ Renkum, dan doemt uit het niets het Veluwemassief in volle glorie op. Best spectaculair voor Nederlandse begrippen. Daar liggen de Posbank en de Zijpenberg, waar ik 55 jaar eerder als jong wielrennertje “bergervaring” op deed. Het zijn molshopen, vergeleken bij de bergen in de Alpen en Himalaya, maar ze maakten destijds indruk op mij en ook voor onze duiven blijven ze niet onopgemerkt. Duiven hebben angst voor uitgestrekte natuurgebieden met hoogteverschil en bossen. Ze weten, dat daar hun natuurlijke vijanden vertoeven. Vanuit de praktijk weten we, dat onze duiven een keuze maken. Linksaf de Gelderse Vallei door, of rechtsaf door de IJsselvallei. Als de duiven een westelijke koers volgen en aan de westelijke kant van de Veluwe moeten zijn, blijven ze in de ideale lijn. Zitten ze meer oostelijk, dan hebben de duiven aan de oostkant van de Veluwe de ideale lijn voor de IJsselvallei. Het Veluwemassief dwingt de duiven, afhankelijk van lossingsplek en afhankelijk van de wind om een omweg te kiezen. Die “omweg” zie je terug in de uitslag. De ene week domineert NoordWest, de andere keer zijn er kansen voor NoordOost.

Honderd

Bij “staartwind” komt het vooral aan op oriënteren. Bij “kopwind” hebben duiven tijd in overvloed om te navigeren. Komen de snelheden boven de 1500 meter per minuut, dan is de snelheid zo hoog, dat de inwendige “TomTom” het nauwelijks  bij kan sloffen. Zeker als duiven meer dan honderd km. per uur vliegen, vliegen ze dikwijls te ver. Heb je het geluk, dat “de trek” ongeveer samenvalt met de plek van je hok, dan hebben ze in de gaten, dat ze thuis zijn. Jonge, onervaren duiven, die in een klad vliegen, kunnen bij harde wind van achter zelfs dan doorschieten. Bij “staartwind” vallen de vroege duiven meestal in de “overvlucht”. Ook de hoge prijspercentages zitten dan aan het eind van de rit. In onze club, speelt sinds dit jaar Bertus van de Esschert. Bertus is, net als ik, van 1952. Hij fokte, net als ik, Vlaamse reuzen en is een typische generatiegenoot. Bertus woont in Welsum op de grootste afstand binnen onze club. Hij krijgt op mij gemiddeld vijftien kilometer toe. Als de wind uit de zuidhoek komt en de verwachte snelheden hoog zullen liggen, zijn de grappen vooraf niet van de lucht. “Heb je de netten al gespannen, Bertus?”, klinkt het dan steevast. De duiven van Bertus zijn in hun element bij staartwind. Dat zit niet in “het soort”, maar het zijn de omstandigheden. Zelf ben ik als de dood voor snelheden boven of rond de honderd kilometer. Ik weet dan vooraf, dat ik de bietenbrug op ga. De duiven komen retour uit het noorden en als ze soms uren na de prijzen nog uit “de goeie hoek” komen, dan zijn ze waarschijnlijk in het noorden geweest, zijn teruggevlogen in zuidelijke richting. Dan komen ze vroeg of laat op bekend terrein en vliegen weer noordwaarts via de bekende route naar huis. Via GPS-trackers weten we steeds meer over het mysterie. Genoemde Bertus is trouwens geen beroerde kerel. Iedereen kent hem, want hij heeft alle verenigingen  binnen een straal van vijftien kilometer rond Welsum vertegenwoordigd.  Marco Toering uit Deventer korfde afgelopen seizoen meerdere keren in Twello in. Hij dolde Bertus met zijn Deventer humor en Bertus kon dat eigenlijk wel waarderen. “Ik zag je niet vorige week en dacht, dat je alweer naar een andere club was verhuisd, maar gelukkig ben je er nog”. Toen Bertus met wind van achter de clubuitslag overheerste, deed Marco er nog een schepje boven op. “Ie hebt Free noe op de rugge liggen, noe mo’j de genadeklap uutdelen”. Bertus bekende later tegen mij, dat hij dat opjutten nodig heeft en kan waarderen. Op het moment, dat Marco zijn als grap bedoelde aanmoedigingen plaatste, moest ik natuurlijk een weerwoord hebben. “Dat Bertus mij op de rug heeft liggen, is niet zo erg. Straks heeft hij ook nog mijn José op de rug liggen, dan wordt het beroerder”. Bertus is een serieuze tegenstander binnen de club en door inkorvers van buiten de club komt er meer “reuring”. Onze club bestaat 94 jaar en zonder aanwas van buitenaf, zal het een hele toer worden om het honderdjarig jubileum te halen!

Kampioenschap

De waarde van een kampioenschap is betrekkelijk. De voorgaande drie seizoenen was een duif van ons 1e asduif in de kring. Het bijzondere is, dat die asduiven van één en dezelfde duif afstammen. In ’21 was het een zoon, in ’22 diens zoon en in ’23 wederom een directe dochter. Dat is relevante informatie. Uit de asduif van 2021, komt in 2024 dan toch weer de 1e asduif bij “Ons Vermaak” in Eerbeek. Die vereniging heeft met Sando Verbeek, Lorena Gijsberts, combinatie Johan Gijsberts- Marcel Sangers en Johan van Dijk, tenminste vier serieuze jonge duivenspelers. Sando kocht het bonnetje op de verenigingsverkoop in Twello. De “Ernst” gaf als jaarling meteen een fabelachtig goeie nazaat met onze enige dochter van “Olympic Frank”. Deze “Cor van Gogh” scoorde op regioniveau in korte tijd een 5e, 3e, 1e en een week later weer een 1e (ook 1e Teletekst GOU Noord). Op Sando maakte dat destijds indruk. Ook op mezelf. Zulke duiven zijn witte raven. Jammer, dat 2022 niet telde voor de Olympiade, anders zou hij vrijwel zeker met afstand de beste voor Nederland geweest zijn. Het was voor onze eigen club en Sando kennen we als plaatsgenoot en als serieuze liefhebber. Hij kreeg twee jongen uit “Ernst” op zijn bon. “Ernst” stond tegen het beste en mooiste duivinnetje van José in 2023. Een testduifje van Henk Bussing uit Zetten. Het ene jong werd al snel ziek en stierf, het andere jong won als enige bij “Ons Vermaak”  zeven prijzen en werd 1e asduif. Daar beleven we als team plezier aan!  Wie weet er trouwens nog wie vorig jaar kampioen werd , of de asduif had? Vrijwel niemand! Daarom moet je er ook niet rouwig om zijn, als een ander kampioen wordt met de jonge duiven. Nu was Bob van Zeist uit Klarenbeek de numero uno en ik gun het deze sympathieke en gedreven veertiger van harte. Wij werden derde in de kring en het puntenverschil tussen de eerste drie was minimaal. Johan Gijsberts ( Gijsberts-Sangers) werd tweede en bewijst, dat zijn kampioenschap in zijn debuutjaar 2023  in onze kring geen toeval was. Het afgelopen jaar was voor de jonge duiven geen “makkie”. De “moordvlucht” Roye (woorden van Bob)  was een kuitenbijter. Warm, wind tegen, laat los. Het betekende een vervelende cocktail van omstandigheden. We misten ’s avonds nog 40% van onze duiven in Gietelo. Een week later Courtisols. Ik hoorde, dat er in België die ochtend al snelheden van 125 km. gemaakt werden op de vitesse. Na Roye, met zijn verliezen en ontreddering, had ik de duiven bijeen gelaten. Er waren geen neststanden en er was geen sfeer. Onze duiven lieten het, gejaagd door de wind,  collectief afweten. Liever zoek ik geen excuses. Bertus had in de club een goeie vlucht en Bob in Klarenbeek een hele vroege. “Free lag op de rugge”. Basta!

Windmolens

Van kindsaf tussen de duiven. Vaak tegen de verdrukking in. Vader, die duiven haat, ernstige allergie. Niet altijd zat het mee, op het duivenhok. Eerst denk je, dat de kwaliteit van de duif allesbepalend is, dan leer je, dat vorm minstens zo belangrijk is. Op zekere dag bezie je de tien kampioenen van de kring Zutphen ( “Het mekka van de duivensport”) en dan valt op, dat geen van hen werkt. Tijd speelt blijkbaar ook een rol. Je merkt, dat ligging eveneens bepalend is voor succes. De kampioenen in kring Zutphen woonden destijds vaak in Eefde.

De liefhebbers uit stadsdeel “de Hoven” (aan de verkeerde kant van de IJssel), mopperen over het voordeel voor de liefhebbers uit de stad. Over de situatie van de liefhebbers uit dorp Voorst bij “de Hoven” denkt niemand na. Voorst zit helemaal aan de westkant van het vlieggebied en de liefhebbers daar komen er niet aan te pas. Ik heb mijn duiven in 1978 bij “oom Dirk” in buurtschap Klein Amsterdam. Niet uit weelde, maar thuis mocht ik geen hok bouwen.  Klein Amsterdam ligt een kilometer of vijf ten westen van dorp Voorst. Nog meer uit de goeie richting, maar wel met ongeveer dezelfde afstand als de liefhebbers in Zutphen en Eefde. In Eerbeek zit p.v. “Ons Vermaak”. Die vliegen ook in de C.C. Zutphen. Sommige liefhebbers in Zutphen weten dit niet. Er staat zelden iemand uit Eerbeek op de uitslag! “Daar zitten geen goeie liefhebbers en geen goeie duiven”, verklaren de miskende liefhebbers uit “de Hoven” mij als jongeling het onbeduidende spel aldaar. Geleidelijk dringt als beginner het besef door, dat ik me aan moet sluiten bij een andere club en kring. Vechten tegen de bierkaai is als vechten tegen windmolens!

Kwaliteit

De kwaliteit van de duif is allesbepalend. Kwaliteit wordt beïnvloed door gezondheid en vorm. Tegen “de trek” van de duiven is kwaliteit niet opgewassen. Landschapelementen en wind beïnvloeden je succes. Ook de hoeveelheid tijd, die je aan je hobby kunt besteden speelt een rol. Kijk vooral, naar wat duiven op jouw hok presteren. Soms kopen liefhebbers dure duiven van succesvolle liefhebbers, die uiteindelijk inferieur zijn aan je eigen duiven. Op eigen hok beleven we elk jaar weer het meeste plezier aan de duiven, waar we al jaren op vertrouwen. Ze passen bij mijn manier van voeren, verzorgen en spelen. Toch gaat de zoektocht naar beter, jaar in jaar uit, immer door. Bij stamkaarten met louter beroemde namen, nationale winnaars en Olympiadeduiven, gaat ons hart sneller kloppen. Daar verbleken onze eigen simpele duiven bij. Met zoveel kwaliteit, kan het bijna niet kapot. We dromen heerlijke dromen, maar ….. de meeste dromen zijn bedrog! De “wereldsterren” geven jongen, die moeite hebben om het thuishonk terug te vinden. Bij inteelt met de “superduif” blijft het heterosis-effect uit, als we kruisen. Het kweken van superieure postduiven is geen optelsom van dollars of euro’s, ook geen resultaat van 8 plus en 8 min ogen, kweekwratjes, witte tenen, of hoogdravende theorieën. Ik geloof wel in mooie stamkaarten met bewezen prestatieduiven. Vooral als die prestaties op eigen hok behaald zijn. In deze tijd van het jaar ben ik ’s avonds in bed steevast aan het koppelen in mijn hoofd. Ik ben optimistisch, maar ook realistisch. Wat is er terecht gekomen van al die “droomkoppels” die ik vorig jaar samenzette? Komend jaar gaan we allemaal nieuwe koppels samenstellen. Als een duif echt kweekwaarde heeft, zal ie dat ook tonen met een nieuwe partner. Wie van de partners was verantwoordelijk voor dat ene goeie jong? Door om te koppelen, komen na verloop van tijd de betere kwekers boven drijven. Kweken blijft een fascinerende bezigheid. We proberen alle beschikbare kennis, ervaring en theorie te comprimeren. Voor het zover is, moeten we eerst met een kritische blik de huidige kwekers beoordelen. Ik probeer dan in de “Jan Suijkerbuijk-modus” te komen. Dat betekent: de messen worden geslepen. Om op het gewenste tal te komen moeten twijfelaars en “eeuwige talenten” plaats maken. Eigenlijk kun je niet streng genoeg zijn!  Met de selectie wens ik U wijsheid en standvastigheid toe. Met het samenstellen van de kweekkoppels voor 2025 veel plezier en genoegen. Besef echter: een kilo wijsheid verliest het van een ons geluk!  (wordt vervolgd)

Op hoop van zegen (11)

Op hoop van zegen (11)

Radiostilte

Na anderhalve maand radiostilte heb ik de tijd en de rust om een “stukkie” te maken voor de site. José is naar “bootcamp” op de sportschool met de fiets en inclusief reistijd, douchen en “socialisen” heb ik enkele uren de tijd om ongestoord wat aan te klooien achter de computer. Gisterenmiddag hadden we bbq van “Steeds Verder” voor leden en inkorvers. Ik had nog de bonusvlucht Morlincourt van de SuperFondClub GOU en enkele leden hadden ingekorfd voor taartvluchten in de regio. Het weer was ideaal gisteren. Noordwestenwind, ongeveer 18 graden en een blauwe lucht met wat wolken. We hadden er in Zutphen achttien ingekorfd en in een tijdsbestek van op de seconde precies tien minuten waren er tien thuis. Niet echt vroeg naar mijn gevoel, maar de duiven kwamen mooi uit de zuidoosthoek en dat alleen al maakte de aankomst tot een prettig kijkspel. Jaap en Rini waren erbij, Sander had een verjaarspartijtje van zijn oudste dochter en José zorgde als vertrouwd voor de inwendige mens. Jaap arriveerde precies op het moment, dat de eerste duif haar ererondje maakte. Hij was naar bakker Bril geweest voor koeken, maar die had vakantie, waardoor hij naar de supermarkt in het dorp moest fietsen. Dan loop je vlot een kwartier vertraging op. Na een uurtje moesten we ons gezellig samenzijn afbreken vanwege de bbq in Twello. Daar was het gezellig, met wat bloedverversing van inkorvers van andere verenigingen. Met uitsluitend eigen leden worden zulke aangelegenheden wel erg intiem, gelet op de ledentallen van de doorsnee duivenclub, maar dat terzijde. Terwijl ik net in een enerverend gesprek zat, keek ik terloops op mijn horloge en zag, dat ik als een speer naar Zutphen moest om de module om 18 uur te brengen voor het “afslaan”. Een term die stamt uit vervlogen tijden, toen de duivenklokken nog letterlijk afgeslagen moesten worden. Ook hier een klein gezelschap. Bijpraten met liefhebbers, die je normaliter weinig of nooit ziet: Appie Jurriëns, die altijd wel iets zinnigs over de duiven te melden heeft, Albert Roording, oud-leerling van het Isendoorn College, waar ik ruim een kwart eeuw werkte, weet als Pipa medewerker ook waarover hij praat en dan natuurlijk Marinus. A.D.H.D.-er in het kwadraat, een mop, een kwinkslag en een filosofische wijsheid in één minuut. Het gaat bij hem alle kanten op. Blijmoedig, enthousiast, een duif in een goed hart en met niemand te vergelijken. Iedere gek heeft zijn gebrek. Toch voel je: met al zijn drukte en lawaai, met zijn Joe Cockerachtige wankelheid en gebaren, die man deugt! En als beginnend duivenliefhebber heeft hij al hele leuke uitslagen gerealiseerd. Bennie Schrijver, de ongekroonde oud- ijzerboer, heeft een klik met Marinus. Ben is zelf ook een bijzondere en dat trekt elkaar aan. “Marinus heeft zijn duiven tussen de kippen lopen en voert ze gewoon kippenvoer”. Bennie dikt het nog iets aan en geniet van de fratsen van zijn kompaan. Ik herinner me het voorjaar van 1978. Ik bouwde een duivenhok in Klein Amsterdam bij “ome Dirk”. Wijlen Geert Oostra, voor wie ik inviel als onderwijzer op het schooltje in Empe, tipte me om met ijzer omhulde houten panelen van de voormalige GOBI betonindustrie bij Bennie Schrijver te halen. “Wat gaot ie d’r van m-m-maken”, stotterde Ben. Toen ik zei, dat het voor een duivenhok was, kostte het helemaal niks. Bij de uitvaartplechtigheid van moeder Toos in februari, waren Bennie en Hannie aanwezig. In januari 2012, de zaterdag voor het overlijden van vader Ernst, waren Wim en Jopie Hissink uit Warnsveld, de ouders van Hannie, de laatste kolenklanten die kolen bezorgd kregen. Het kostte me telkens een zaterdagochtend en meer. Wim was oud-duivenhouder, hield van trekharmonica en accordeon, was enthousiast tuinman en maakte van de bezorging van de antraciet een bijna dagvullend programma, inclusief koffie en zelfgemaakte erwtensoep. Vader was de laatste keer al 86 en hoewel hij zich groot hield, kostte het gesjouw met de zakken kolen hem steeds meer moeite. Op de terugweg van Warnsveld naar Voorst, vertelde vader Ernst, dat hij weer een vrachtwagen kolen wilde bestellen. “Kan ik op jou rekenen bij het bezorgen”, vroeg hij. Ik antwoordde bevestigend. Op maandagmiddag belde hij naar de groothandel om de bestelling door te geven. Een half uur later vond moeder hem op zijn rug liggend in de garage. Met gereedschap in zijn handen, de sigarenpeuk aan de ene kant van zijn gezicht en zijn pet aan de andere kant. In het harnas gestorven aan een acute hartstilstand. De aanwezigheid van Ben en Hannie bij de uitvaart van moeder getuigde van respect. Ben kende vader goed, want hij bracht regelmatig oud ijzer en Hannie kwam vaak bij haar ouders om de hoek kijken, als we kolen bezorgden. Nostalgie!

Toosje

Op voorspraak van de dochters van Sander kozen we dit jaar voor duivennamen uit de Walt Disneywereld. We hadden “Donald” , “Dagobert”, “Willie Wortel”, “Lampje” (1e asduif SVT) en natuurlijk “Kwik”, “Kwek” en “Kwak”. Broer Henk vond het leuk om een duif “Hendrik” te noemen en zijn kleindochter Lize werd op nationaal niveau turnkampioene bij de dertienjarigen, waarmee ze een vernoeming verdiende. We hadden ook een “Toosje”. Op 22 februari appte Sander, dat er twee duifjes gespeend konden worden. Ik was op dat moment bij moeder in het verzorgingshuis in Bathmen. “Wie is Sander?” , vroeg moeder. Ik vertelde haar van de drie leuke dochtertjes die ze al enkele keren ontmoet had in Teuge. “Mag ik mee?”, vroeg ze. Ik besloot haar in de auto te tillen en mee te nemen. Daar genoot ze zichtbaar van. Bij het hok aangekomen, zette Sander het duivinnetje op haar arm en maakte een foto. “We noemen het duifje naar moeder”, zei ik en zo geschiedde. Precies een etmaal later sloot moeder haar ogen definitief. “Toosje” ontwikkelde zich goed. Een glad vetkrasduivinnetje, dat steevast als eerste in de ren zat ’s ochtends als ik het schuifje opende. Op de eerste vier prijsvluchten pakte ze trouw haar prijs, maar op de zeer moeizaam verlopen Roye, bleef ze weg. De vrijdag erop kregen we per mail bericht, dat ze bij ene Francois Hemelaers in de buurt van Luik was terecht gekomen. Een oude man zonder auto, die met behulp van Google translate in gebrekkig Nederlands zijn verhaal deed. Ik vroeg hem de duif enige dagen te verzorgen en dan los te laten bij goed weer. Ik stelde hem twintig euro als onkostenvergoeding in het vooruitzicht en vertelde hem over het bijzondere verhaal achter het duifje. Francois wilde graag meewerken en wenste geen vergoeding. Wel liet hij doorschemeren, dat hij blij te maken was met een duif van fondorigine. Op dinsdagmiddag zat “Toosje” weer in Gietelo. Ik stuurde een bedankje met een biljet van twintig euro naar zijn huisadres. Op de omslag vermeldde ik “Uitnodiging biljarttournooi”, niet zonder reden. De brief kwam aan en iedereen tevreden. Voor “Toosje” heb ik een bijzondere partner op het oog op het kweekhok. Hoop, dat ze geluk brengt!  Dan hoor ik gemorrel aan de deur en weet dat José terug is. Ze wil om 13.10uur naar filmzaal Mimik in Deventer, waar een film draait over “Wilderness”. Aanbevolen door een vriendin. Natuurlijk gaan we samen. Daarom zeg ik: wordt vervolgd!