Monthly Archives: november 2024

Op hoop van zegen (20)

Op hoop van zegen (20)

Toos

moeder Toos 90 jaarPrecies 95 jaar geleden, werd moeder Toos in buurtschap Klein Amsterdam geboren, als jongste telg, in een gezin met zeven kinderen. Zeventien november 1929. Als “crisisjaren” staat die periode te boek. Op 23 februari van dit jaar stierf ze vredig. Ze was op. De laatste telg van haar generatie in onze familie. In augustus verstrooiden haar zes kinderen de as van vader en moeder vanaf de kop van een kribbe nabij “Het Gelders Hoofd” op de Voorsterklei. Zingend en schouder aan schouder omarmd stonden we, terwijl de gemengde as deels wegdreef en deels zakte in het stromende IJsselwater. Bloemhoofden uit onze tuinen markeerden de onzichtbare as, die stroomafwaarts werd meegevoerd. Een gedenkwaardig moment. Vanmiddag herdenken we onze ouders tijdens een “Bourgondisch buffet” bij Bello in Hall. Vorig jaar op de verjaardag van moeder waren we er ook. Gerrit Bello, de pater familias en oud-eigenaar, zelf ook tweede helft tachtig, schoof bij ons aan tafel en haalde oude herinneringen en anekdotes op. “Volgend jaar op 17 november spreken we weer op deze plek af. Jij bent er bij leven en welzijn bij en moeder Toos ook, als het ons gegeven is”, sprak ik met hem af. Gerrit knikte instemmend. Toen moeder overleed in februari, was er een rouwkaart van de familie Bello. Hoop Gerrit en zijn vrouw vandaag nog even te ontmoeten, tijdens het eten in Hall.

Dromen

Over het algemeen ben ik een goede slaper, in tegenstelling tot José, die een “hazenslaap” heeft. “Heb je nog gedroomd?” Die vraag stuurt José vaak op me af in het ochtendgloren. Ik antwoord vaak met een wedervraag. Eigenlijk dromen we beiden niet zo vaak en vaak is het onsamenhangend en kunnen we het gedroomde niet of nauwelijks reproduceren. De afgelopen weken, droomde ik ’s nachts regelmatig. Dan word ik midden in de nacht wakker en denk dan verder over dingen, die ik net gedroomd heb. Het zijn mijn jeugdjaren op de kleuterschool, de lagere school en de jaren op het vervolgonderwijs. Het zijn geen nare dromen of nachtmerries. Als het om mijn prille jeugd gaat, zijn het een soort sprookjes in een kabouterbos. Als kleuter vond ik klasgenootje Dinie een leuk meisje. Blond met blosjes op de wangen. “Frekie geet met Dinie”, zongen klasgenootjes plagerig. Hoe wisten ze, dat ik Dinie leuk vond? In mijn droom wonen we in een holle boom. Ik sprokkel houtjes in het bos en Dinie kookt op ons fornuisje een papje van eikels, beukennootjes en kastanjes. Tussen twee bomen is een waslijntje gespannen, waar onze kleren vrolijk wapperen in de wind en ik heb een groentetuintje en wat kippen. ’s Avonds lezen we samen boeken bij kaarslicht in onze holle boom en slapen in een ledikantje gevuld met stro. Hoe onschuldig kun je dromen?

Jan

Volwassenen zullen ongetwijfeld mijn dromen herkennen. Ieder kind is wel eens verliefd, denk ik en ieder heeft zijn of haar eigen jeugdherinneringen en kinderlijke romances. Op de lagere school was ik een braaf jochie. Ik deed goed mijn best en ging met plezier naar school op mijn tweedehandse, blauwe “doortrappertje”. Eerst langs het duivenhok van Adriaan Kik, met zijn rondklapperende, zwarte doffers. Dan langs de woning van Dinie en vervolgens de woning van Jan ten Hove. Jan was een geboren pechvogel. Hij had een mank been ten gevolge van polio en leed aan een ernstige stofwisselingsziekte. Jan lag in zijn jonge jaren vaak en langdurig in het ziekenhuis en was klein voor zijn leeftijd. Ondanks zijn beperkingen was hij voor de duvel niet bang en meestal opvallend realistisch en vrolijk. Hoewel hij soms weken of maanden niet op school was en daardoor veel miste, was er van doubleren geen sprake. Jan was slim en we trokken vaak samen op. Kievitseieren zoeken, waarbij Jan ondanks zijn aangepaste schoeisel, zijn poliobeen en zijn dikke buikje, op zijn tandvlees mee hobbelde zonder te piepen. Of eendeneieren zoeken in “Zilvense Broek”, waar ik nog nooit van gehoord had, of de eieren van de havik in een naaldboom in het Empese Veld uit het nest schudden. We deden het met goeie bedoelingen, want roofvogels pakken zangvogels, jonge kieviten en jonge haasjes.  Wisten wij veel? Ook haalden we in mei jonge kraaien uit de holle knotten van wilgen in Empe. In onze schooljaren waren jonge kraaien populair. Veel kinderen probeerden een jonge kraai tam te maken. In een kistje of oud konijnenhok werd de kraai geplaatst en gevoerd met geweekt brood. Anderen gaven ochtendvoer van de kippen. Soms bliezen ze de kraaienmars, maar sommigen slaagden erin om de kraai in leven te houden en echt tam te maken. Dan vloog de kraai gewoon buiten en landde op commando op de hand van de eigenaar. Ik herinner me de kraai van Johnny Hensbergen, van Roelie Weijenberg en van mijn duivenmaatje Rini Vos. Bij Rini zat de kraai meerdere jaren tussen zijn duiven in het duivenhok. Als hij de duiven los liet, probeerde de kraai mee te vliegen met de duiven. Vanuit de tuin van ons huis, zag ik het tafereel. Rini woonde goed honderd meter bij ons vandaan en het was een koddig gezicht om rondcirkelende duiven te zien met daar tussen het afwijkende vliegbeeld van een kraai. Sommigen slaagden erin om de kraai eenvoudige woordjes te laten roepen, zoals “Gerrit”. Mijn eerste vissenkom was een glazen bak met stekelbaarsjes. Jan wist, waar je stekelbaarsjes kon vangen. Een mooie vriendschap met een jongen, die al jong wist, dat hij niet oud zou worden. Op Jan kom ik zeker nog wel een keer terug.

Spelletjes

In onze jonge jaren was de televisie een opkomend medium. Geleidelijk verscheen het “zwartwitkastje” in steeds meer gezinnen. Televisie was een inspiratiebron voor kinderspel. We waren thuis laat met televisie. Op de lagere school keek ik thuis bij vriendje Gerrit Kroon op zaterdagmiddag naar “Rawhide”. Een cowboyserie met o.a. Clint Eastwood. Ook zanger Roy Orbison maakte een verpletterende indruk in een eigen show. De avonturen van “Ivanhoe” zag ik nooit op televisie, maar vriendjes speelden met zelfgemaakte zwaarden de scenes na. Ik herinner me, dat “tollen” in mijn jonge jaren een rage was. Met een zweepje sloegen we met ferme klappen naar de paddenstoelvormige tol. Ook “landjepik” speelden we. Hinkelen was op zeker moment  mode en met een p.v.c. pijpje bliezen we papieren pijltjes of “sneeuwklapbessen” van de struiken in het najaar. De meisjes waren druk met “elastiektwist” en ook herinner ik me een spelletje met gekleurde draden tussen de vingers, waarmee je allerlei vormen kon maken, zoals de “kop-en-schotel”. Met buigbare gele p.v.c. pijp werden er “hoelahoeps” gemaakt, die je moest ronddraaien om je heupen en er waren toen al bofkonten met rolschaatsen. Knikkeren deden we natuurlijk ook. Eerst waren er simpele lemen knikkers, maar al snel verschenen er fraai gekleurde glazen knikkers en stuiters in verschillende maten. Die kreeg moeder gratis bij een fles “Abro” of een pak “Sneeuwwit”. Zegeltjes en reclame zijn van alle tijden. De knikkerzak, door moeder met de naaimachine gemaakt, ging mee naar school, want je probeerde in het spel om de knikkers te spelen. Met name meisjes raakten op zeker moment in de ban van het balspel. Met twee, drie, vier of meer ballen kaatsen tegen de muur en sommigen leerden echt jongleren. Als een rage voorbij ging, was er altijd het vertrouwde voetbalspel. Steevast eerst “poten” en dan “partijtje kiezen”. We liepen op de “Robinson” schoenen van Jan Stukker, die steevast “Stokkers” genoemd werd in de volksmond. Anderen droegen de “Ford” schoenen van concurrent en voetbalicoon Wim Hofman. Beiden waren in hun werkplaats druk met verzolen en hakken plaatsen, want onze schoenen versleten snel door het voetballen. Als je Stukker of Hofman ontmoette, keken ze eerst naar je voeten. Dat werd een tweede natuur en soms wist je, dat je het verkeerde merk droeg. In die tijd verschenen er steeds meer automaten in het straatbeeld. Automaten voor sigaretten en voor shag. Ook automaten gevuld met Smith’s chips, Nuts, Mars, Bounty en Treets of met rollen King pepermunt, Stophoest en Auto- of Voetbaldrop en ademverfrisser. Bij Boogman stond een soort bolvormige automaat met een draaiknop, waar je voor een dubbeltje allerlei snuisterijen kon draaien, zoals blikken zegelringen, enge rubberen beestjes en aanverwante pruttel. Voor een condoomautomaat was de tijd nog niet rijp. Ik wist in die tijd nog van niks, maar de liefhebbers gingen naar de drogist, waar ze met een rood hoofd en een knipoog vroegen om “aspirine”, zo hoorde ik later. Gerrit Smit had het over “Pietstief” van “de Troet”, maar Gerrit had wel vaker sterke verhalen, als het de humor ten goede kwam. Verzamelen was in onze jonge jaren ook een dingetje. We hadden sigarenbandjes, suikerzakjes en op een gegeven moment brak de speldjesrage uit. Er waren degelijke, zilverkleurige en gesoldeerde speldjes en goedkope en met lijm geplakte blikken speldjes. Een complete gekte op zeker moment. Daarna volgde de sleutelhanger, maar voor mijn gevoel werd dat veel minder een rage. Als ik terug denk aan mijn lagere schooljaren, was er een overvloed aan onschuldig kindervertier.

Onderwijsgevenden

Terugdenkend aan toen, praat je al gauw over ruim zestig jaren geleden. De juffen en meesters van ons, zijn met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid allemaal overleden. Aan meester Lugtmeijer vroeg ik op zevenjarige leeftijd middels een briefje vrijaf, als mijn vader een mooie rit had met zijn vrachtwagen. Dan vroeg hij aan juffrouw Iliohan, toen al een dame op leeftijd, of ik goed mijn best deed en dan deed hij niet moeilijk. Hij had in zijn jonge jaren als onderwijzer vader Ernst nog in de klas gehad en dat memoreerde hij steevast. Juffrouw Kraaijenzank was mijn juf van klas één. Ik was stiekem een beetje verliefd op haar en deed mijn uiterste best, om haar niet teleur te stellen. Op zeker moment ging ze trouwen met meneer Mol. “Wie trouwt er nu met een mol?”, zei ik thuis met de nodige jaloezie. Zou ze nog leven? Theoretisch kan het en zou ze nu tussen de negentig en honderd moeten zijn, schat ik in. Juffrouw Iliohan was een lieve juf en oude vrijster. Zij leeft zeker niet meer. Ook meester  Wim van Amstel leeft niet meer. Een kleurrijke man. Hij was verdienstelijk kunstschilder en als je jarig was, kreeg je een zelfgemaakte ansicht van een ets van zijn hand. Van Amstel speelde viool, maar dat vonden zijn leerlingen “kattengejammer”. Hij was dol op katjesdrop en regelmatig werd er een leerling naar de drogist gestuurd om dropjes te halen. Van Amstel werd “Papkop” genoemd. Geen leuke bijnaam. Onderwijzers en leraren hadden vroeger vaak minder leuke bijnamen. Zeg maar rustig scheldnamen. Van Amstel had de gewoonte om bij de deur leerlingen stevig in de spierballen te knijpen. Ook draaide hij oren om. Blijkbaar kon dat in de jaren na de oorlog. Een andere tijdgeest. De leerkracht was een zekere autoriteit, die een autoritaire opvoeding handhaafde, ook in de school. In de jaren zestig werd dat aanvankelijk nog getolereerd, maar het kantelpunt was aanstaande! Meester van Amstel was overtuigd communist en werd door de BVD in de gaten gehouden. Daar kregen we als kind niks van mee natuurlijk. Hij had het ongetwijfeld moeilijk met zijn ideologie en met de veranderende tijdgeest. Achter de schildersezel vond hij waarschijnlijk troost en bloeide hij op. Hoe dan ook: een bijzondere man! Meester Duim was wat jonger. Hij kon prachtig vertellen, maar gooide ook met zijn lederen sigarettenkoker, als je niet oplette. Meester Wim van Kampen was zijn opvolger. Hij werd rond 1963 aangesteld, ongeveer gelijktijdig met meester Henk Arendse. Van Kampen was gecharmeerd van de militaristische stijl van opvoeden. Hij was dol op sport en met name volleybal. Voor aanvang van de gymles moesten we aantreden met blote voeten. Wie smerige voeten had moest met Vim, Sunlight zeep en de harde borstel aan de slag. Gymbroek vergeten, betekende gym in de onderbroek. Met het ondergoed uit die jaren, was dat geen pretje! In de hogere klassen organiseerde van Kampen een groot volleybaltoernooi. De teams kregen een naam, zoals “de Mussen”, “de Mezen”, enz. Iedereen was enthousiast en de nieuwe meester kweekte meteen goodwill. Meester Arendse liet ook een nieuwe wind waaien door de school. De kroontjespen, met inktlappen en vloeipapier, werd ingewisseld voor de balpen. De schriften werden vervangen door de multomap en voortaan was er elke week “Weekopening”. Dit was een revolutionaire verandering. De ene week was klas 1 aan de beurt met een liedje, een dansje of iets dergelijks. De week erop mocht klas 6 zich presenteren met een toneelstukje, een goochelact, een mop of iets anders. De hele school keek toe in de gang en genoot van het gebodene. Een mooi begin van een nieuwe week. Het paste in “the roaring sixties” en de uit Zeeland afkomstige Arendse was op het goede moment op de juiste plek met zijn onderwijsvernieuwingen. Arendse speelde piano en nam grammofoonplaten mee naar school. Mahalia Jackson, negrospirituals, Peter en de Wolf van Prokofiev, ik vond het in één woord fantastisch en er ging een wereld voor mij open. Sommige klasgenootjes waren er nog niet aan toe en giechelden ongemakkelijk. Ze genoten wel van de dia’s en films, die Arendse zelf gemaakt had in o.a. Amerika. Ook met de maskers van gaas, die bedekt werden met papiermaché en daarna beschilderd, deed Arendse de leerlingen veel plezier. Henk Arendse en Wim van Kampen beleefden ongetwijfeld hun beste jaren in de jaren zestig. Ze vulden elkaar uitstekend aan en maakten wederzijds gebruik van talenten van de ander. De school floreerde. Toen de school dorpshuis werd en er aan de andere kant van de Rijksstraatweg een nieuwe school verrees, werkte ik er kortstondig als taakverlichter van Henk Arendse. Ik was inmiddels zijn aangetrouwde neef, toen hij met de hoofdleidster van de kleuterschool in Voorst trouwde De jaren tachtig braken aan. De sfeer was veranderd en Arendse en van Kampen waren niet meer het “gouden koppel” van weleer. Ze waren getrouwd, partners gingen een rol spelen, ze bleven te lang in hun rol en raakten vastgeroest en er ontstond irritatie. Van enige vriendschap of wederzijds respect was geen sprake meer.  Ik had het snel bekeken en voelde me niet meer thuis op de school, waar ik zelf als kind zo genoten had.

Verwerking

Door te schrijven over je jeugdjaren, vallen soms dingen spontaan op hun plek. Ga je zaken beter begrijpen. De leerkrachten, die ik noemde, leven zeer waarschijnlijk geen van allen meer en kunnen zich niet verdedigen. Het is  niet mijn bedoeling, om ze neer te sabelen, of belachelijk te maken. Ze deden ongetwijfeld hun best en verdienen respect. Ik probeerde mijn jeugdjaren  beter te begrijpen door ze op te schrijven, nadat ik er meerdere keren over gedroomd had. Ik ben achteraf blij, dat ik de jaren zestig bewust heb meegemaakt. Het was een interessant decennium. Ik zou nog veel meer kunnen schrijven over bijvoorbeeld mijn klasgenoten van toen, over de jaren na de lagere school en mijn route op weg naar volwassenheid. Misschien ga ik dat doen, afhankelijk van hoe ik de komende weken slaap. Ik wil in stijl eindigen en iets zeggen over mijn duiven. De hokken zijn leeg en de duiven hebben een nieuw baasje gevonden. Voor vandaag vind ik het welletjes. Straks gaan we naar Bello en ik hoop, dat we een waardevolle middag /avond beleven samen. (wordt vervolgd)

Op hoop van zegen (19)

Op hoop van zegen (19)

Terugblik

Eigenlijk heb ik seizoen 2024 nu wel afgesloten. Tot aan het nieuwe jaar hou ik ruimte voor een laatste blog en dan is het met twintig afleveringen ook mooi geweest. Vorige week hadden we de kampioenenhuldiging van de kring in het clubhuis van p.v. Holthuizen te Apeldoorn. Samen met Rini ging ik er naar toe. Aan een tafel met liefhebbers uit Emst/ Vaassen, waren nog enkele stoelen vrij. Daar vonden we een plekje. Teun de Graaf is met zijn echtgenote een trouwe bezoeker. Ook schoonzoon Roy, met partner was meegekomen. Tegenover me zat Jan Bouwmeester. Rini zat naast hem. Roy vertelde op zeker moment, dat Jan jaren terug tien miljoen had gewonnen in de staatsloterij. “Waar heb je jouw Rolls Royce staan”, vroeg ik hem. Jan bleek een man met humor. “Ik heb een gewone auto. Nadat ik de prijs gewonnen had, ben ik gestopt met werken. Ik bestelde een ploeg jongen bij Henk Scheffel en Teun bouwde me een nieuw duivenhok. Mooie herinnering. Ik ging gewoon in oude kleren naar Scheffel en praatte nergens over, toen ik de eerste jongen afhaalde. Scheffel zag me als eenvoudig arbeidertje en bood me een betalingsregeling in termijnen aan. Lachen, toch?” Ook Alco Bosch en zijn partner namen op zeker moment plaats naast Rini. Bij Alco trad afgelopen jaar Aart Hup in volledige dienst als hokverzorger. Die kan zich ook wel redden. Hein van de Berg was spreekstalmeester van dienst. Een aimabele, op en top duivenliehebber, die zich achter de microfoon als een vis in het water voelt. Voor de jonge duiven was het seizoen in twee delen geknipt. Kort (vitesse) en lang. Kort waren we eerste geworden, aangewezen en onaangewezen en José had de duifkampioen. Ik kon het amper bevatten. Op de verdere vluchten ging het een stuk minder. Toch zoek ik de oorzaak niet bij de duiven. Als je op de laatste en verste vlucht in de regio 3 en 4 speelt, weet je dat het niet met afstandgeschiktheid van je duiven te maken heeft. Nadat we in 1989 als eerste eindigden in wat toen nog “afd. Salland (Noord)” heette, zijn we al 35 jaar verder. Dan weet je, dat je niet elk jaar een topjaar hebt. Je bent van meerdere factoren afhankelijk. Ik heb daar vaker over geschreven. Soms lijkt alles vanzelf te gaan en soms is het “harken” en “ploeteren” om bij de kampioenen, of in de buurt, te staan. Terugkijkend mogen we niet klagen.

Duiven

Het afgelopen jaar hebben we geen duiven bijgehaald. We hadden nog vier latere zomerjongen van 2023, van de beste komaf, achter de hand. Die moeten we eerst testen komend jaar als kweekduif. Het inbrengen van nieuw bloed moet je doseren en niet overdrijven, is mijn opinie. Voorrang geven aan duiven, die zich hebben bewezen. Alleen als je pas begint, of nog geen succes hebt, kun je van deze regel afwijken. In Gietelo zijn de hokken leeg. Tien duiven, van de honderd waarmee we begonnen, mogen zich als kweekduif bewijzen. Dat betekent, dat er tien duiven van het kweekhok hun plek verspeeld hebben. Niet goed genoeg voor onszelf betekent niet goed genoeg voor niemand.  Survival of the fittest. Duiven krijgen een kans. Iedere duif mag zich als vlieger bewijzen. Slagen ze voor die proef, dan krijgen ze een kans als kweker. Is het rendement onvoldoende, dan is het einde oefening! Onze postduif is door keiharde selectie ontstaan. Zo was het en zo moet het blijven, anders boer je achteruit. We zien in de praktijk, geholpen door internet en veilingsites, dat de selectie uitgesteld wordt. De duif is waardeloos, maar de mooie stamkaart werkt verblindend en is geld waard, waardoor duiven elders nieuwe kansen krijgen. Een gevaarlijke ontwikkeling, waar ik met een grote boog omheen loop.

Inteelt

Vorig jaar was één van de compagnons gecharmeerd geraakt van inteelt. Hij experimenteerde wat met moeder op zoon en vader op dochter. Ik sta daar niet afwijzend tegenover en gun elk diertje zijn of haar pleziertje. Je moet wel nuchter zijn. Inteelt heeft alleen zin, als je een uitzonderlijke duif hebt. Een Olympiadewinnaar of 1e asduif in groot verband. Niet “het enige mooie meisje uit een familie”. Zo’n duif moet op alle fronten superieur zijn, met liefst zo veel mogelijk echte toppers in het voorgeslacht. Er zijn maar weinig liefhebbers, die zo’n duif op het hok hebben. Eigenlijk hoor je ook heel weinig over inteelt bij topspelers en ook op internet lees je er weinig over. Bruce Lowe was een bekende paardenfokker, die wel geloofde in de kracht van inteelt. De vader, moet familie zijn van de moeder en omgekeerd. Anders heeft het geen zin. Ik zag ook ooit stambomen met negen keer “Kleine Dirk” op de stamkaart, maar de eigenaar kon amper papier raken. Dat is het ook niet, dacht ik bij mezelf. “Inteeltdegeneratie”, is me bij gebleven. Dieren worden vatbaarder voor ziektes, bijvoorbeeld. De waarheid zal wel ergens in het midden liggen. Mijn  elf hobbykippen legden gisteren, zonder bijlichten, nog elf eieren. Het zijn geen raskippen. Die leggen in deze tijd van het jaar in de regel niet. Het is een uitgekiende koppeling van ingeteelde witte leghorn met fokzuivere bruine “Red Island”. Door het heterosiseffect (bastaardsterkte), ontstaat een kruising, met enorme legpotentie. Ze zijn ongeveer vier maanden aan de leg. Ervaring heeft me geleerd, dat ze rond kerst enkele weken niet leggen en dan tweede helft januari de draad weer oppakken. Zeker als het flink vriest, stagneert de leg. Alle bruine kuikens zijn hennen en alle witte kuikens hanen. Dat principe kennen we ook uit de duiventeelt. Onze vale “Janneke” geeft met een blauwe partner vale doffers en blauwe duivinnen, zonder uitzondering. Voor komend jaar liggen de kweekkoppels bij de duiven vast. We zetten bijvoorbeeld een oude kweekdoffer tegen een duivin, die vijf generaties verder van hem afstamt. Ik noemde dat verwijderde inteelt, maar in feite is het een kruising. In de natuur doen kolonies rotsduiven en andere vogels vaak niet anders dan intelen. Broer met zus, halfbroer met halfzus, vader met dochter, enz. De natuur doet zijn werk en wat niet vitaal genoeg is, overleeft niet. De Janssenbroeders werden er groot door. Hun “ras” leek inteeltresistent en in kruising met andere duiven werden er (soms) toppers geboren. We hadden het de vorige keer over het gouden koppel van Karel Meulemans. Dat is een goed voorbeeld van kruisen met “Janssen-A”. Voorlopig gaan we experimenteren met “verwijderde inteelt”. Zoekend naar de voordelen van intelen en kruisen, zonder “inteeltdegeneratie”. Duivensport blijft een zoektocht en iedere vogel zingt zijn of haar eigen lied.

Groenlof

In de tuin heb ik volop groenlof. Het is rauw als salade mijn favoriete groente. Het is in de herfst en winter een bijzonder renderend gewas. Je kunt het, mits het niet te hard gaat vriezen, oogsten tussen half oktober en half februari. Ik heb nooit begrepen, waarom sterrenrestaurants deze groente nog steeds niet ontdekt hebben. Trouwens ook in de supermarkt zag ik nooit groenlof. Heb een zelf bedacht recept bijgevoegd. Kippen en duiven eten de schutbladeren trouwens ook. Gemakkelijk biologisch te verbouwen, zonder luis of ziektes. Voor mij is groenlof in de herfst en winter mijn uitgesproken favoriet. Sinds ik groenlof verbouw, is andijvie voor mij bijna een “vergeten groente”. Andijvie is kortstondig oogstbaar, gevoelig voor nachtvorst en voor “smeul” en met minder opbrengst en smaak. Het recept voeg ik toe “op hoop van zegen”.  Eet smakelijk!  ( wordt vervolgd)


Groenlofsalade (favoriete salade in herfst en winter van Freek)

Smaakt overheerlijk en fris bij bijna elk gerecht. Groenlof is eventueel ook gestoofd te eten, als andijvie en rauw gestampt, maar is als rauwkost echt een delicatesse!

Bereiding: Deze groenlof komt vers van het land en is biologisch geteeld. De bladeren aan de basis verwijderen en afspoelen en vooral de middelste, botergeel gekleurde bladeren zijn super. Maak een opgerolde bundel en zo fijn mogelijk snijden, zoals witlof- of andijviesalade. Besprenkel met citroensap en meng de salade voor de eerste keer. Maak een saus naar eigen smaak. Ik gebruik knoflook/yoghurtsaus en voeg een eetlepel gesneden bakgember toe. Voeg dit toe en roer goed om. Walnoten zijn een gedroomde combinatie met groenlofsalade. Een echte smaaksensatie! Op smaak maken met gesneden bieslook/ uitjes, Gesneden peterselie past er goed bij, uiteraard een gesneden gekookt eitje en decoreer, indien voorradig, met bloempjes van OostIndische kers. De salade kan gerust een half uur staan en komt zo goed op smaak. Groenlof verlept niet zo snel. Het is verslavend lekker en gezond!

Groenlof zaai je in de laatste week van juni, na de langste dag. Als de plantjes plm. 10 cm. hoog zijn uitplanten. Oogsten vanaf tweede helft oktober. Groenlof is door de grote schutbladeren bestand tegen lichte tot matige vorst. In een zachte winter kun je van oktober tot februari genieten van verse en overheerlijke salade uit eigen tuin. Daarmee heeft groenlof een groot rendement en is ze als verse en smaakvolle vitaminebron in donkere tijden echt uniek!

Groenlof is een relatief onbekende groente. Ten onrechte! Onbekend maakt onbemind. In de supermarkt zag ik ze nooit. In herfst en winter is het een unieke groente. Rond kerst eten we het steevast als salade. Verder zeer regelmatig als frisse salade bij spruitjes bijvoorbeeld, maar eigenlijk smaakt het bij vrijwel elke wintergroente. Voor mij is groenlof wat “Bohemian Rhapsody” is voor de top 2000!  Sterrenrestaurants zitten in mijn ogen te slapen en weten niet wat ze missen.