Monthly Archives: januari 2025

Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (4)

Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (4)

1969

Een artikel in “de Stentor” van afgelopen maandag, bracht me ineens terug in 1969. Het ging over het 100-jarig bestaan van voetbalclub Sallandia. Woordvoerder namens de club was Harry Preusterink (72). Hij was één van de klasgenoten in Havo 4. De vooropleiding van de “Rijkskweekschool voor onderwijzers” aan de Singel in Deventer. Ik was het voorbije schooljaar geslaagd in Zutphen aan de Martinetschool voor mijn MULO-diploma en vervolgde mijn opleiding in Deventer. Dagelijks op de fiets over de Wilpse dijk. Moeder was hoogzwanger van broertje Ben, die in september geboren werd. Zusje Josien mocht nog niet naar de kleuterschool, Erna mocht voor het eerst naar “de grote school”, waar ook broer Henk op dat moment zijn capriolen uithaalde. Zus Tonny ging voor het eerst naar een internaatschool en vader Ernst was druk doende om ander werk te zoeken naast zijn bestaan als kolenboer. In ons dorp waren de meeste huizen goed en wel aangesloten op de aardgaspijplijn en de kolenomzet daalde in korte tijd enorm. Vader zocht het in zijn oude stiel. Toen hij rond 1962 de kolenzaak van mijn opa Frederik overnam, werkte vader in loondienst voor COMEGO. De vestiging in Zutphen regelde het transport van melk tussen de aangesloten melkfabrieken deels zelf. “Vrije rijders” vervoerden echter het leeuwendeel. Vader reed in 1962 op een tankwagen van COMEGO en kende het klappen van de zweep. In Twello behoorden de gebroeders de Wilde tot de “vrije rijders”. Ze deden ook in zand- en grinttransport en reden bloemen en groente. Derk de Wilde zat in een huwelijkscrisis en was de man van het melktransport. Om zijn huwelijk te redden, wilde hij het melkvervoer van de hand doen. Vader nam me mee naar de onderhandeling. Wat bracht een rit op? Wat betaalde je aan wegenbelasting en verzekering?  De nood was bij beide partijen hoog en de koop was snel gesloten. De oude Volvo Titan met neus en de 20-tonsoplegger met tank verhuisden naar Voorst, nadat de formaliteiten met COBERCO (de naam veranderde meerdere malen) geregeld waren. Vader deed soms vijf ritten Loenen – Deventer op een dag en ik hoorde hem op de Deventer dijk al van ver, want de Titan produceerde een bulderend geluid. De Volvo had 165 pk. Broer Henk rijdt tegenwoordig in een M.A.N. 750 pk en heeft een Scania V8 in bestelling van 770 pk. Tijden veranderen. Pa was in zijn nopjes met zijn nieuwe werk, maar de combinatie kolen – melk was niet gemakkelijk. Tijd om kolen op te zakken, had hij nauwelijks, maar met een opgroeiende zoon in huis, kon hij delegeren. Op school in Deventer was het even wennen, maar al snel sloot ik vriendschap met Arthur Nowack uit Zutphen. Een jongen met Indische roots, waarmee ik een goeie klik had. Harry Preusterink was ook een maatje naar mijn hart. Een echte Deventer volksjongen, voetballend bij Sallandia en …. met postduiven. Thuis had ik postduiven, maar ik mocht ze eigenlijk niet houden van mijn vader. Harry was met zijn vader bij een echte postduivenvereniging en dat vond ik natuurlijk bijzonder interessant. Doordat vader heel druk was met zijn dubbele baan en ik daarin een onmisbare schakel was, kwam het met de duiven zelden tot een echte confrontatie. Ik liet bovendien, naar de mode van toen, mijn haren groeien en dat viel bij vader evenmin in goede aarde. Als twee doffers koerden we wat en verdedigden ons eigen territorium en bovendien wist ik, dat moeder Toos achter me stond. Er ontstond een status quo en we deden ieder ons eigen ding. In die tijd, kwam ook “ome Dirk” bij ons in huis. Een oudere broer van moeder, die in echtscheiding zat en ongeveer drie jaren bij ons in huis woonde. We moesten een plekje opschikken, onze slaapkamer delen en zien, dat we de harmonie bewaarden. Er ontstond een nieuwe dynamiek. Leerzaam en vormend.

Jaren zeventig

Op school vermaakte ik me uitstekend. De ouders van Harry gingen uit elkaar en de postduiven verdwenen. Hij kwam op een bovenwoning in de Bierstraat terecht. Harry had het, net als ik, op zijn manier niet gemakkelijk. Alles was volop in beweging. We droegen veelkleurig corduroy en spijkerjasjes waren helemaal hot. In de muziekwereld gebeurde van alles. Ik was liefhebber van de grote keyboardhelden: Keith Emerson, Rick Wakeman en in Nederland Rick van der Linden. Via klasgenoot Gerard Bevers werd ik op het spoor gezet van Chicago Transit Authority. Een band met een vaste blazersafdeling. In platenzaken beluisterden we de nieuwe elpee’s. Van oom Dirk kreeg ik mijn eerste platenspeler. Stelde niet veel voor, maar ik was er erg blij mee. Op school speelden we schaak en het klaverjasspel was eveneens populair, naast het zwikken. We hadden lol, dronken een biertje in de stationsrestauratie en slaagden tussen de bedrijven door voor ons Havodiploma. Op de onderwijzersopleiding kwam ik gelukkig weer bij Arthur en Harry in de klas. Ook “kapper” Jos Huits maakte deel uit van het vriendengroepje waarin ik me thuis voelde. Op de “kweekschool”, destijds Pedagogische Academie geheten, ging je als “kwekeling/ hospitant” naar het basisonderwijs, voor 1 dag in de week. Samen met Harry vertoefde ik op de Kwartetschool, de van Vlotenschool, de Bernardusschool voor speciaal onderwijs en de openbare basisschool van Schalkhaar. Op zekere dag kwam de directeur, meneer Brinksma, door de klassen om reclame te maken voor een cursus van de N.V.S.H. “Het is moeilijk om aan een baan te komen in het basisonderwijs, maar met deze zesweekse cursus kun je een testimonium behalen, waarmee je expert bent op het gebied van sexuele voorlichting. Het vergroot je kansen op een baan”. Het woord “testimonium” klonk goed. Harry keek zijn vrienden aan en was meteen enthousiast. “Zullen we dat met ons vieren doen? Daar kunnen we een hoop lol beleven”. We stemden in.

Ben

Ik herinner me de cursus nog goed. In een pand aan de Bokkingshang, dichtbij de dames van lichte zeden. Rondom een lange tafel zaten naar schatting een twaalftal cursisten, waaronder ons vriendengroepje. De cursusleider kieperde een sporttas vol condooms, spiraaltjes en aanverwante artikelen op de tafel en de kennismakingsronde kon beginnen. Eén van de cursisten was Ben, een leraar van middelbare leeftijd. Ik begreep niet goed, wat hij in deze groep zocht, maar dat werd spoedig duidelijk. De cursusleider was voorstander van de dingen bij de naam noemen. Na elke cursusmiddag zouden twee cursisten de notulen verzorgen voor de week erop. Al vrij snel werd duidelijk, waarom Ben deelnam aan de cursus. Hij worstelde met zijn eigen sexualiteit binnen zijn relatie en maakte ons daar graag deelgenoot van. Ben had nog een probleem. Hij stotterde. Nadat we enkele weken verder waren, vroeg hij weer eens het woord. “Ik ben open en bloot duidelijk geweest over mijn sexuele verlangens, maar ik vind, dat de studenten van de P.A. weinig inbreng hebben en er ter lering ende vermaak bij zitten”. De toon was gezet en de cursus werd niet gezelliger. Aan het eind van de middag bood Harry aan om met mij de notulen voor de volgende week te verzorgen. Op de leerschool pakte Harry op zeker moment de typemachine. “Fré, ik ben helemaal klaar met die Ben. Hij zette ons gewoon voor lul, maar daar krijgt ie spijt van”. Harry begon voortvarend te typen. “B-B-Ben vond, dat de s-s-studenten van de P.A. er t-t-ter lering en  v-v-vermaak b-b-bijzitten”. Ik lag onder de tafel van het lachen en ging er van uit, dat hij dit als geintje bedoelde. “Als jij verder gaat met de lesvoorbereiding, dan maak ik de notulen voor straks in orde”. Die middag zaten we rond de lange tafel en deelde Harry de notulen uit. Ik ging uit van een serieuze versie, maar toen ik het A4-tje las, zag ik dat hij de ongekuiste “stotterversie” had vermenigvuldigd. Harry zat er niet mee en zonder blikken of blozen (zijn kracht) keek hij het gezelschap rond. De cursusleider zat met de notulen omhoog en Ben leek op slag van zijn sexuele frustraties en stotterproblemen verlost. Iedereen kuchte wat en de cursus voltrok zich die middag in een iets andere sfeer. Ben hield zich opvallend rustig, de cursusleider deed, of er niets gebeurd was en sexualiteit was ineens een serieuze kwestie.

Eieren

Later die week zaten we met z’n vieren gezellig te klaverjassen. Misschien hadden we een tussenuur, maar door de academisering en de afgeschafte verschijningsplicht, was dat niet helemaal duidelijk. Op zeker moment kwam de tweeling aangelopen. Dat waren twee aardige, ééneiige  zussen, die duidelijk niet in een volksbuurt geboren waren.  Ze zaten in een parallelklas en waren nieuwsgierig naar het verloop van onze bijzondere cursus. “Wat doen jullie eigenlijk op die cursus?” vroeg de ene helft. Dat was koren op de molen van Harry. Zijn speelkaarten op tafel leggend, formuleerde hij zijn antwoord zorgvuldig:  “Vraog het de jongens maar. We werken de man tien eieren naar binnen en dan gaan de gordijnen dicht.” Harry bleef stoïcijns en pakte vervolgens de kaarten weer op. De tweeling droop af, met blosjes op de wangen. “Wat hadden we Ben afgelopen week mooi te pakken, niet? Dat was effen neudig”. Harry was een kameleon. Altijd zichzelf moeiteloos staande houdend in alle kringen. Selfmade en authentiek en met veel humor. Toen ik in het najaar van 1974, (74/5),  mijn onderofficiersopleiding volgde op de Palmkazerne in Bussum, ging ik op een avond met de trein naar Amersfoort, naar de Bernhardkazerne. Daar volgden Arthur en Harry bij verschillende onderdelen hun militaire opleiding. Ik trof hen op hun kamers. Het is inmiddels ruim een halve eeuw geleden. Met Arthur is er nog nu en dan contact. Harry en ik zagen elkaar nooit terug. Als hij dan paginagroot met foto in de krant staat, komt ineens de herinnering aan toen terug. Ik hoef het niet te romantiseren, ik beleefde het als een mooie tijd!

Kleuren

We hebben overwegend blauwe duiven en uit twee blauwbanders zul je nooit blauwkrassen kweken. Omgekeerd kan wel, al zijn er fokzuivere krassen, die uitsluitend kras voortzetten. Voor ons is kleur ondergeschikt. Toch is het wel eens lastig als je een hok met uitsluitend blauwbanders hebt en de meeste duiven bovendien verwant zijn aan elkaar. In mijn jonge jaren zag ik haarscherp elk detail aan een duif, maar nu ik ouder word, mis ik de nuance. Ook kost het me moeite om ringnummers af te lezen. Bij witte en lichtgele ringen is er nog enig contrast, dat voordeel hebben we in 2025. Als ik uit een koppel twee gelijkwaardige jongen heb, waarvan de één blauw en de ander geschelpt is, dan verkies ik de geschelpte. We hebben in 2025 één bijzonder koppel wat kleur betreft. De vader is een vaalschimmel en de moeder een koolzwarte. Wat er aan kleur uit valt is op papier onbeperkt : vaal, roodkras, steenrood, blauw, gehamerd, lichtkras, donkerkras en zwart. Bovendien is wit en ooievaar mogelijk, alsmede elke kleurslag in combi met de schimmelfactor. Of er ook schalie uit kan komen, is afhankelijk van wat er in het voorgeslacht van beide ouderdieren voor komt. De schaliekleur is recessief. Bij Janssen Arendonk aan beide kanten, kweek je geheid vroeg of laat schalieblauwen.  De kleur is voor ons ondergeschikt. Het gaat om de goeie duif, ongeacht zijn of haar kleur. Een hok met uitsluitend verwante blauwe duiven is verwarrend, als je ouder wordt en minder goeie ogen hebt. Ik herinner me ook, dat Steven van Breemen voorstander was/ is van variatie in de verschijningsvorm. Je ziet zelden een hok met uitsluitend vale en rode duiven. Ik geloof daar ook niet in. De gebroeders Janssen A.  hadden hun “Wondervoske”. Hoewel rood makkelijk vererft, bleef het aandeel rode duiven beperkt door de jaren heen. Bertie Camphuis, Cees, Gerard en Jan Suijkerbuijk kweekten hun topduiven soms uit een rode doffer. Steevast was de stervlieger dan een blauwe, of lichtkras. De oude ’05 van Bertie Camphuis is een voorbeeld. De legendarische ’82 van Jan Suijkerbuijk was een blauwe, gefokt uit zijn “Ouwe Rooien”. Ook de ’89 van Jan, met elf eerste prijzen en 49 keer top 10 kwam uit een vale bij broer Gerard. Op ons hok hebben we “Vale Brave”. In 2021 en 2023 vader van de beste jonge asduif in de kring. Beide asduiven zijn blauw en in mijn beleving, is dat geen toeval. (wordt vervolgd)

Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (3)

Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (3)

Peter

José is naar de sportschool, de kippen zijn gevoerd en er staat niets op de agenda. Er is enige inspiratie, dus duik ik achter het toetsenbord. Ik open de maagdelijk witte “wordpagina” en wil openen met de titel. Het is de derde versie, dat weet ik zeker, maar de naam van mijn schrijfsels in 2025 wil me niet te binnen schieten. Het is alliteratie (“Leentje leerde Lotje lopen”), maar met welke letter begint de titel? Ik pieker me suf, maar de titel komt niet tevoorschijn. “Alzheimer light”? In gedachten zie ik de wanhopige blik in de ogen van Peter Green, die avond in “de Boerderij” te Zoetermeer. Samen met Henri was ik naar schatting vijftien jaar geleden naar een optreden van de “Peter Green Splinter Group”. Peter was in zijn jonge jaren oprichter van “Fleetwood Mac”.  Witte blues en met een onmogelijk nummer als “Oh well” stonden ze op één in de top 40. “Albatros” kent U misschien via het crematorium, “Need your love so bad” is eigenlijk geleend, “Black magic woman” ook bekend via Carlos Santana en voor mij is “Man of the World” een absoluut hoogtepunt. De band werd opgericht in 1967 en mysterieuze foto’s uit bladen als “Muziek Express” en “Popfoto” sierden mijn jongenskamer. Het oorspronkelijke behang was niet meer zichtbaar en op de meest prominente plekken stonden Peter Green en Keith Emerson afgebeeld. Het waren mijn jeugdhelden. Fleetwood Mac verkocht 120 miljoen platen, maar toen de oprichter op een zijspoor belandde, verloor ik de interesse. Peter Green was korte tijd een fenomeen, die fantastische nummers schreef, maar al heel snel raakte hij door gebruik van foute middelen de weg kwijt en in de versukkeling. Hij belandde uiteindelijk in een gesticht, werd mensenschuw en zag eruit als een vervuilde zwerver.  Die dag in Zoetermeer staat me helder voor de geest. Henri werkte als schoonmaker via de sociale werkplaats op het Isendoorn. Zijn enorme feitenkennis over de muziek van de jaren 60 en 70  verbaasde mij, want hij was toen nog niet geboren. Hij wilde alle grootheden uit de popgeschiedenis live aanschouwen, maar mocht van zijn ouders met zijn autootje niet buiten de Stedendriehoek komen. Samen met Henri ging ik een bepaalde periode regelmatig op pad. We zagen Colin Blunstone, Rod Argent, Yes, Clapton, Bowie, Procol Harum  e.a. Henri wilde altijd al vroeg in de middag vertrekken, in de hoop zijn helden buiten het podium te aanschouwen. Die middag stiefelden we “de Boerderij” binnen. Er was geen kip, alleen in een hoekje zaten een vijftal mannen te dineren. We stonden in een versmalling bij de bar, toen één van de gasten op stond en in onze richting waggelde. De man had een opgeblazen gezicht en de weinige haren op zijn hoofd zaten onder een petje , dat hij achterstevoren droeg. Hij murmelde wat en enkele tellen stonden we oog in oog. Een ontluisterende ontmoeting. Ik kende de man. Het was onmiskenbaar mijn jeugdheld Peter Green. Ik wurmde me tussen de barkrukken en maakte ruimte. Ook Henri herkende ons idool en glipte achter hem aan. Een kwartier later stonden we weer buiten. Het was niet de bedoeling, dat we al binnen waren geweest. Henri was opgetogen: “Weer een hoogtepunt. Dat geloof je toch niet. Ik stond pal naast Peter Green te pissen en we hebben nog wat woorden gewisseld ook.” Het concert die avond was een afknapper. We stonden helemaal vooraan en konden bij wijze van spreken de schoenveters van Peter aan elkaar knopen. Hij had zijn gitaar vast, maar leek niet te weten, of de hals van de gitaar links of rechts hoorde. De bandleden stonden dicht bij hem. Zou hij vallen, dan konden ze hem opvangen. Regelmatig keek hij me met een wanhopige blik aan. “Ken ik hem ergens van”? Toen ik me twintig minuten geleden de titel van mijn eigen schrijfsels niet kon herinneren, zag ik in gedachten de wanhopige blik van Peter Green. Hij leeft inmiddels niet meer. Ook Keith Emerson, bekend van “the Nice” en “Emerson, Lake and Palmer”, is niet meer onder ons. De combinatie optreden in Japan, een Japanse vriendin en een haperende rechterhand door een ongeluk, was voor de virtuoze keyboardspeler van weleer, reden zichzelf met een pistool door het hoofd te schieten. Hoewel ik de volgende dag eindexamen moest doen voor de P.A., zag ik hem precies 51 jaar geleden  in Rotterdam schitteren in een uitverkocht Ahoy. Die mooie herinnering blijft. Het artiestenbestaan is een dun laagje chroom over een dik pakketje schroot!

Actueel

Je bent idolaat van muziek, schrijft wereldhits en zit enkele jaren later in een gesticht. Met veel geld en foute middelen onder handbereik zijn al veel grootheden voortijdig gesneuveld. Blij, dat ik duiven heb! We hebben dit jaar ongeveer twintig “kweekkoppels” en ongeveer twintig “voedsterkoppels”. De eerste eieren zijn afgelopen weekend verlegd en alles lijkt goed en vlot te verlopen. De afgelopen winter heb ik regelmatig nagedacht over de kweekstrategie. Kweken uit de tien beste en bewezen doffers, zoals Willem de Bruin praktiseert?  Dat hebben we ook geprobeerd. Je hebt dan de zekerheid, dat al je jongen uit bewezen topduiven komen. Er kleeft in mijn ogen ook een nadeel aan deze doenwijze. Je krijgt al snel veel sterk verwante duiven en hebt niet de mogelijkheid nieuwe kweektalenten te ontdekken. We hebben bijvoorbeeld vier aangeschafte, wat latere duivinnetjes van 2023, van schitterende komaf, waar we nauwelijks iets van weten. Ook hebben we wat sterk ingeteelde jonge doffers, uit onze allerbesten. Zonde, om die als voedster te gebruiken. We hebben besloten om uit alle “kweekduiven” te kweken. We mikken op een dubbele eerste ronde van ongeveer 70 stuks, met mijn ringen, die afgezet worden tussen 20 februari en 10 maart. Daarna worden er nog 30 geringd van de tweede ronde ( eigenlijk derde en vierde ronde), met de tweekleurige “damesringen” voor José. Die komen allen op het “kasthok”. Dan zijn we klaar voor onszelf. Over het “kasthok” heb ik afgelopen jaar weinig geschreven. In 2024 plaatsten we er twintig duiven van José. Kort na het spenen moesten we er twee opruimen en op zeker moment waren we er in de africhtingsfase op één dag vier kwijt. Na enkele vluchten zaten er nog onder het minimum van acht voor de grootmeestertitel en dan doe je jezelf tekort. Daarom start José dit jaar met dertig stuks. Overigens vlogen de duifjes van José naar behoren. De beste jonge vitesseduif van de kring was “Cora” van José. In de eindstand van de club eindigde José op plek 2, 3, 7 en 8 bij de asduiven. In verhouding was ons kasthok het beste hok in 2024! Het beste duifje van José was er eentje van de vijfde ronde (met hulp van voedsters uiteraard).

Grootheden

Zoals we in de muziekwereld grootheden hebben, hebben we die ook in de duivensport. Voor het gemak beperken we ons tot de vaderlandse “sterren”. Iedereen kent ze, maar omgekeerd geldt dat niet. Nu ben je niet per definitie beter af, als je tot de “happy few” in je genre behoort. Dat zagen we aan Peter Green. Uiteraard ken ik ook de groten in de vaderlandse duivensport. Het leuke is, dat de meesten mij ook kennen. Dat verbaasde me. Willem de Bruin vertelde me, dat hij onderweg in zijn auto tegen zijn chauffeur zei: “Dit is de Voorsterweg. Zou Freek hier ergens wonen?” Zoiets streelt me. Dan besta je!  Veel “groten” in de vaderlandse duivensport zijn met dank aan Pipa e.a. miljonair, of hard op weg die status te bereiken. Pieter Veenstra, Gerard Koopman, Gerard en Bas Verkerk, Willem de Bruin, e.a. Vorige week begon iemand bij de biljartclub er met mij over. “Er zijn toch geen mensen in Nederland meer die postduiven hebben? Ik ken er geen één”. Ik bleef beleefd. “Je zal die paar zeldzame postduivenmelkers maar op de thee krijgen”!  Hij keek me verbaasd aan. “Het stadion van Go ahead Eagles is te klein om alle Nederlandse postduivenliefhebbers te bergen”, repliceerde ik.  De man sputterde nog wat over niks mee te verdienen en oubollig. Ik kon het niet laten om nog één keer te reageren. “Vorig jaar zat ik op een verjaardagsfeestje met allemaal duivenmelkers. Ik was de enige gesjochten jongen in het gezelschap”.  Als je als duivenmelker in het nauw gedreven wordt, is het handig als je het verhaal van “New Kim” of “Diego Armando” achter de hand hebt. Een eenvoudige, hard werkende duivenliefhebber, die met de verkoop van één duif in één klap miljonair wordt. Dat maakt bij buitenstaanders indruk. Niet het verhaal, dat de omgang met je duiven zo bijzonder is en de spanning bij thuiskomst van de vluchten met niets te vergelijken.

Methode

Ik weet, dat ik met mijn schrijfsels regelmatig in herhaling val. Dat is niet erg. Bij het Journaal doen ze het zelfs bewust. Eerst het nieuws kort brengen, dan hetzelfde item uitgebreid en op het eind de hoofdpunten herhalen.  Drie keer hetzelfde binnen twintig minuten! Daar is een reden voor. Als A.S. en W.d.B.  het doen, blijf ik niet achter. Over de beste manier van duiven kweken raak je nooit uitgepraat. Ik las er meer dan een halve eeuw geleden over. Vier generaties intelen van prof Whitney, de theorieën van prof. Anker en niet te vergeten Steven van Breemen. Interessant leesvoer, waar je niet dommer van wordt. Bram had het over Bruce Lowe. De vader van de moeder, moest verwant zijn aan de moeder van de vader. Ooit was “Hengstenkweek” de heilige graal. Een topdoffer gelijktijdig paren met vier duivinnen. Je hoort of leest er niets meer over en dat is een veeg teken. Jos Thoné, een buitengewoon slimme en succesvolle speler, zocht het in   K.I. Op een forum in Doetinchem vroeg ik Jos ernaar. “Het afnemen van sperma was al een kunst op zich, maar uiteindelijk leverde het geen meerwaarde, al had Jos in “Artificial Jutta” een zeer goede duif. Hij was er vanaf gestapt en dat zegt alles. Duiven in aparte kweekboxen, om zeker te zijn van de afstamming. Eijerkamp deed en doet het. Het biedt voordelen, maar heeft ook een keerzijde. Doffers hoeven hun territorium niet meer te verdedigen en dat is onnatuurlijk. Van Joke Geven hoorde ik destijds, dat oude rakkers als Ché, Jackpot, e.a., toen ze niet meer bevruchtten, uit hun kweekbox gehaald werden en met lotgenoten samen in een grote ren geplaatst werden, waar ze nog wel om een vrouwtje of nestbak konden knokken. In combinatie met vitamine e, of een hormoonspuit, kan een niet vruchtbare doffer op die manier mogelijk nog een paar eitjes bevruchten.

Toppers

Welke methode van kweken gebruiken de vaderlandse toppers? De methode van Willem de Bruin is bekend. Uitsluitend kweken uit de tien beste en bewezen doffers, met uiteraard de beste en bewezen duivinnen. Willem heeft de laatste jaren succes gehad met het inbrengen van ander bloed. Van een topduif van comb. Lin tegen de “Murphy-lijn” had hij veel plezier. Ook van een schenking van Eijerkamp werd hij niet slechter. Hoe goed je duiven ook zijn: inbreng van het allerbeste van collega-toppers geeft soms een enorme boost. Dat zie je ook bij Verkerk. Ineens hebben ze een spierwitte, die kop vliegt. Gerard Koopman had ooit zijn vertrouwde Janssen-van Loonlijn. Via een verkoop van “de Duif” kwam er een toppertje van Dirk en Louis van Dijck uit Zandhoven uit hun “Kannibaallijn”.  De combinatie “Gentil” x “Golden Lady” bleek een gigantisch schot in de roos met wonderduif “Kleine Dirk”  als meest bekende exponent. Gerard herhaalde deze truc meerdere malen. Hij kon het zich permitteren en kocht 1e asduiven in met name België, om ze tegen het beste van zichzelf te zetten. “Slimmerikken” schaften zich overal nazaten van “Kleine Dirk” aan en gingen intelen. Stamkaarten met soms wel negen keer “Kleine Dirk” moesten het summum zijn. Kan me niet herinneren, dat dit tot vooruitgang leidde! Eijerkamp hanteert in grote lijnen de doenwijze van Koopman. Ze schaffen in België, Duitsland en Nederland topduiven en hun rechtstreekse kinderen aan en zetten die tegen hun eigen beste duiven. Op die manier behoren ze al jaren bij de (inter)nationale top. En kweekkoppels, die jaren samen blijven? Daar geloven maar weinig liefhebbers in. Hans Hak uit Maurik had zijn “Vechter” x “Stammoedertje”. Uit die lijn zijn talloze goede nazaten gekomen, zowel bij Hans zelf , als bij anderen. Pas las ik er over. Zoals altijd zweert de één bij bepaalde duiven en kan de ander er niets mee. Dat geldt voor alle duiven. Duiven moeten bij je passen. De meeste topspelers in Nederland zweren bij “omkoppelen”. Vaak wordt de kwaliteit minder, als koppels meerdere jaren tegen elkaar staan. Een verklaring is niet voorhanden, maar de praktijk wijst het uit. Wij hebben gekozen voor allemaal  “frisse” koppels. Geen inteelt, maar wel de betovergrootvader tegen de betachterkleindochter en dat soort koppelingen. Zorgen voor voldoende onverwante duiven, maar in een wat verder verleden mogen er gerust overeenkomstige namen van voorouders opduiken. Dat is formeel geen inteelt en zo gaat het in de natuur ook dikwijls. José morrelt aan de deur en dan weet ik, dat ze me zo een heerlijk broodje kroket uit de oven gaat serveren. Minder gezond, maar wel heel lekker en de hoogste tijd om mijn gezever te beëindigen.    (wordt vervolgd)

 

Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (2)

Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (2)

Biljarten

team wagenaar 02 01 025Gisteren, 2 januari, kwamen de vijf overgebleven teamleden bijeen om te biljarten in de “mancave” van Jaap.  Aanleiding was mijn 72e verjaardag van 30 december. In de wintermaanden zien de teamleden elkaar amper en dan is zo’n alternatieve nieuwjaarsborrel een leuk intermezzo. Duivensport in je eentje bedrijven kan leuk zijn, maar als je het met vrienden kunt delen, voegt dat een extra dimensie toe. In mijn geval is het sociale aspect geen luxe, maar noodzaak. Zonder hulp van vrienden, is duivensport onmogelijk, vanwege mijn allergie.  Ruim 42 jaar geleden werd de allergie officieel vastgesteld en werd het mij door longartsen ernstig afgeraden (lees: ten strengste verboden), om nog ooit duiven te houden. Dat was in 1982. Verrast was ik niet. Eigenlijk opgelucht, want ik verkeerde voortdurend in de griepmodus. Benauwd, pijnlijke en stijve spieren en gewrichten, onophoudelijk hoesten en voortdurend slijmvorming. Een uitzichtloze situatie. Toen de diagnose gesteld was, wist ik waar ik aan toe was. De duiven gingen subiet weg. Hoewel ik mentaal aangeslagen was, knapte ik zienderogen op. Ik keek uit naar de voetbalwedstrijd S.H.E. 2 tegen Voorst 2 en was blij, dat ik weer wat lucht had. Voetballen deed ik graag, maar ik was geen groot talent. Doorgezakte voeten, zwakke enkels en knieën, gevoelige, te korte spieren. Kortom: extreem blessuregevoelig. Wim Hofman senior was onze elftalleider.  Hofman is de beste voetballer, die voetbalvereniging Voorst ooit voortbracht. Hij was schoenmaker van beroep en als voetballer in de wijde omtrek van Voorst beroemd en berucht. Hofman was technisch begaafd, kon een man passeren, was  snel en had een loepzuiver schot in de benen. Als jochie stond ik tussen honderden Voorstenaren langs de lijn. Voetbal was zo ongeveer het enige pleziertje in de na-oorlogse jaren vijftig. De voetballoopbaan van Wim Hofman eindigde roemloos. Hij was een dertiger en eigenlijk versleten vanwege een onwillige knie. De derby V. en K. tegen Voorst leefde enorm. Het hele dorp liep uit en ik mocht als jochie mee, voorop op de benzinetank van de C.Z. van vader Ernst. Het was zwart van de mensen, die rijendik achter de simpele afrastering stonden. Voorst had in die tijd een prima elftal. Gerrit Smit was stopperspil, Korenblek en Brouwer de backs en Bertus Hendriksen, inderdaad de vader van teamlid Albert, strooide als binnenspeler met fluwelen passes. Wim Hofman kon eigenlijk geen hele wedstrijd meer spelen vanwege zijn knieproblemen. Als invaller en voorzien van enorme knielappen, kwam hij binnen de lijnen en dan veerde iedereen van Voorst op. De corners van Hofman waren een wapen en zijn raffinement binnen de zestien een streling voor het oog. De legendarische “Balla” Boskamp stond op doel. Een uitstekende keeper, met gevoel voor theater. Helaas liepen de emoties die zondagmiddag te hoog op in Twello. Stopper Gerrit Smit, die normaliter enorm kon uitdelen, werd aan zijn haren over het veld getrokken door een V. en K. speler en de driftige Hofman stormde tientallen meters over het veld, om de dader tegen de grond te lopen. In de “Voorster Courant” stond een kop met de titel “Hofman gooit knuppel in het hoenderhok”. Op het veld stormden vele tientallen heethoofden uit het publiek om zich met de strijd te bemoeien. Ook vader Ernst in zijn lange leren motorjas was een driftkop. Op de foto bij het artikel zie je een politieagent, die vader met de gummiknuppel afranselt. Ik stond als kind huilend in de menigte. De foto in de krant van vader, die klappen kreeg met de gummiknuppel, bracht reuring. Ik schaamde me als kind. Wim Hofman werd door de K.N.V.B. voor vijf jaar geschorst. Een roemloos einde voor een voetbalicoon, die te vroeg geboren werd en die in deze tijd ongetwijfeld een gevierd profvoetballer had kunnen worden. Die bewuste zondag in het najaar van 1982, stond onze elftalleider hoofdschuddend langs de lijn. Als je zelf een begaafde voetballer bent, is het gepruts van tweede-elftalspelers een “hotseknotsbegonia-festijn” en niet om aan te gluren. Op zeker moment probeerde ik als middenvelder te soleren. Ik speelde tegen een neef van me, voor wie het eerste elftal van S.H.E. ook te hoog gegrepen was en wilde waarschijnlijk iets laten zien. Twee man voorbij lukte net, maar toen speelde ik de bal iets te ver voor me uit. In een ultieme poging de bal te controleren, forceerde ik mijn rechterbeen. Er knapte iets en ik lag hulpeloos op de grond. Einde wedstrijd voor mij en einde voetballoopbaan. De hoofdspier in mijn rechterbovenbeen was finaal afgeknapt en een operatie en drie weken ziekenhuisverblijf volgden. Komt bijna nooit voor, maar mij trof het lot. Wim Hofman schudde meewarig zijn hoofd. Zijn zoon Wim junior had ook een korte voetballoopbaan door knieproblemen, maar die had nog zijn postduiven. Ik was binnen enkele weken beide hobby’s kwijt! Het biljarten op de deel van de boerderij van Jaap was gezellig. Vijf enthousiastelingen met een keu. Wim Hofman zou het hoofdschuddend hebben aangezien en anders plaatselijk biljarticoon Harrie Teunissen wel.  Het groene laken bleef heel en we hadden plezier. Daar gaat het om!

Foto

Jaap heeft vier mooie dochters. Inmiddels alweer moeders van een schare kleinkinderen, waar Jaap van geniet. Dochter Inca wilde wel een paar foto’s maken van het duiventeam. Zij runt de zorgboerderij. Op de deel hangen talrijke foto’s van favoriete melkkoeien uit de glorietijd van Jaap op “Noord Empe”. Op ’t Hengelder misstaan die foto’s zeker niet. Op één foto zie je vier behoorlijk uniforme melkkoeien, die geleid worden door vier behoorlijk uniforme, knappe boerendochters. Ze wonnen de eerste prijs in de keuring. Volgens Jaap waren het de mooiste koeien, maar ik denk dat het “totaalplaatje” een beslissende rol gespeeld heeft! Voor mij is een foto ook een mooi moment om de teamleden nader aan U voor te stellen.

Rini

Een jeugdvriend en buurjongen. Vaste maatjes bij het kievitseieren zoeken vroeger. Mijn allereerste duiven waren twee “koolzwarten” van klasgenoot Wim Bruggink. Die vlogen steeds terug naar zijn hok. Van Rini kreeg, of kocht ik twee piepers. “Sproetje” en “Witkop”. Twee bonte donkerkrassen, die zich thuis voelden op mijn hokje van asbest. De voorkant van het hok had een decoratief steenmotief en diende ooit als afdichting van de schoorsteen. Zo ging dat vroeger en asbest was nog niet verdacht begin jaren zestig. Mijn eerste rondvliegende duiven. Rini is ongeveer vier jaar jonger, dus hij had al heel jong duiven, dankzij vader Gerrit. Tot op de dag van vandaag vliegen er postduiven rond zijn erf. Dan ben je een echte liefhebber! Rini was in 1987 ook de kweker van “de Stip”, die in Gietelo vloog vanaf Dax, St. Vincent, München en natuurlijk Orleans jonge duiven. Rini is als “letter” goud waard. Hij is trouw als een Duitse staander en vrijwel altijd van de partij als de duiven onderweg zijn. Hij heeft goeie ogen en ziet de duiven op grote afstand arriveren.

Albert

Vanaf 1987 betrokken bij de duivensport in Gietelo. Albert woonde destijds op het “Tolhuisje” in Voorst bij zijn ouders. In 1997 was hij de kweker van “Garfield” (1e wereldkampioen j.d. Versele Laga). Toen werkten we al nauw samen. Ook was hij erbij, toen we in 1996 bij Jan de Visser onze “Axel” ophaalden op een bon. In dat jaar 1e asduif van de toenmalige NCC Oost Nederland, de voorloper van de Super Fondclub GOU. Bij “Steeds Verder” was hij 35 jaar geleden al een pionier met het maken van uitslagen, direct na de vlucht. De site van SVT is het geesteskindje van hem en ook onze teamsite is in goede handen bij duivenvriend Albert.

Sander

Ons jongste teamlid. Heeft al sedert zijn jeugd postduiven. Enthousiaste en onmisbare schakel in ons team. Sander is nog bezig met het geleidelijk voltooien van zijn woonplek, heeft drie leuke dochters, waarvoor hij altijd klaar staat en werkt ook nog gewoon een volledige werkweek. Sympathieke liefhebber, die door de overige teamleden volledig geaccepteerd is en zorgt voor de vrolijke noot.

Jaap

Via Rini kwam ik in de zestiger jaren op Noord Empe terecht. Jaap wist al jong, dat hij de opvolger van vader Godefridus zou worden. Koeienboer. Zijn oudere broer Henk had sierduiven. Kroppers, nonduiven en aanverwante soorten. Soms liep er een verdwaalde postduif tussen, want duiven trekken duiven aan. We voetbalden in de wei, waar Rini ooit een beet van een “beer” opliep. In onze uitgaansjaren liep ik Jaap dikwijls bij Boode tegen het lijf. Mijn neef Ben van der Kraats, was toen ook al een vriend van Jaap. Zo lang ik Jaap ken, is hij omringd door duiven. Tegenwoordig zijn dat bij voorkeur “kleurtjes”. De witte duiven, schimmels en valen, vallen wat vaker ten prooi aan roofvogels. Jaap is een graag geziene gast binnen ons team. Nu hij gepensioneerd is, kan hij zijn hart volgen en komt graag bij de aankomst van de duiven kijken.

Erelid

Moeder Toos benoemde ik ooit als erelid van het team. Na het overlijden van vader Ernst in 2012 werd ze een trouwe gast bij de aankomst van de duiven. Rini en Jaap kende ze vanaf hun jeugdjaren en ook Albert kende ze al, voordat hij als teamlid in beeld kwam, via broer Ben. Ze genoot van de contacten, van de soep van José en de saucijzenbroodjes van bakker Bril. Bram kwam rond 2015 in beeld. Via een aangekochte bon kwam ik met hem in contact. Bram speelde zelden of nooit met jonge duiven en zag in mij een ideale “testpiloot”. Op het hoogtepunt leverde hij rond de zestig junioren. Duivin “Marga” (1e asduif  GOU 2016) en “Olympic Frank” (beste Nederlandse jonge Olympiadeduif 2020) werden gekweekt door hem. Tegenwoordig woont Bram in een appartement in Apeldoorn met Marga. Gerard  uit Wijchen maakte ook enkele jaren deel uit van het team. Echt in beeld kwam hij nooit, maar kweekte wel o.a. “Vale Brave”. Na het overlijden van zijn vrouw, verkaste hij naar een verzorgingshuis.  Moeder Toos ging steevast mee naar Wijchen om duifjes op te halen en genoot van die bezoekjes. Ze vond Gerard een lieve man.

Terugblik

Hoewel ik altijd de regie voerde bij het samenstellen van de kweekkoppels, heb ik zelf zelden of nooit een jonge duif gekweekt die er toe deed. De asduif van afd. Salland, 35 jaar geleden,  was gekweekt door wijlen Piet Steenbergen, Mike Tyson door  wijlen Henk Gerritsen/ Gerrit van Looijengoed, toppertje “Marietje” door wijlen Jan Suijkerbuijk en de 1e asduif GOU van 2009, meteen na de herstart, door wijlen Martin en Joke Geven. Steeds was ik afhankelijk van duivenvrienden of teamgenoten. Als hommage heb ik hun namen genoemd. Eén naam heb ik vandaag niet genoemd. In vrijwel al onze duiven stroomt wel het bloed van zijn duiven: Hans Eijerkamp.  Negentig jaar, geen teamlid, maar wel een echte duivenvriend. Als je in de duivensport wil slagen, moet je hard werken, afzien van bepaalde geneugten en doelbewust zijn. Het helpt enorm, als je vrienden om je heen verzamelt en de gunfactor hebt. Eén naam heb ik nog niet genoemd, maar ze is de stille kracht achter mij en van het team: José. Troostend, stimulerend en verbindend. Samen sta je sterk, alleen ben je (bijna) niks. Betrek belangstellenden  bij je hobby, want onbekend maakt onbemind. Zoek contact met een andere liefhebber, die samenwerking wel ziet zitten. Ga samen africhten, of verdeel de taken en kosten. Het zou een goed voornemen voor 2025 kunnen zijn. Net als het dragen van ademhalingsbescherming!  (wordt vervolgd)

Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (1)

Kwinkslagen, kweekwaarde & kwekkoe (1)

Allereerst wens ik U als lezer een gezond en liefdevol (duiven)jaar in vrede!

Verleden

José maakt weleens grapjes over mijn belangstelling voor het verleden. Zij heeft weinig met wat achter ons ligt en leeft in het nu. Dat is goed. Ik ben een beetje nostalgisch.  Koop je niks voor, maar ik heb mezelf ook niet gemaakt. Ze weet dus weinig over haar voorgeslacht en verbaast zich over het feit, dat mij dat juist boeit. Ik herinner me veel over mijn jeugd en kan me  dingen helder voor de geest halen. Enkele dagen geleden bezocht ik oud-klasgenoot en jeugdvriendje Gerrit Kroon. Gerrit woont zonder partner op de ouderlijke monumentenwoning. Ik zat in de woonkamer, waar ik zestig jaar eerder in zwartwit keek naar “Rawhide” en “Roy Orbison”. We hadden het over klasgenootjes van de lagere school in Voorst en stelden vast, dat er tenminste tien niet meer leven. Onder hen Jan ten Hove, die als eerste uit onze klas stierf. “Buitengewoon moedig en voor de duvel niet bang”, memoreerde Gerrit. Een beeld, dat volledig overeenkomt met mijn herinnering aan  Jan(tje). Polio beperkte zijn loopvermogen, maar de meeste hinder had hij van een ongeneeslijke stofwisselingsziekte. Ondanks zijn kleine postuur en ernstige beperkingen, ging hij voor niemand aan de kant. Voor Gerrit en voor mij was hij een dappere held, die kort na het behalen van de volwassen leeftijd stierf door zijn ziekte. Ongeveer een halve eeuw later is er nog steeds respect voor zijn moed en levenslust. Dat er al tenminste tien klasgenoten overleden zijn, is confronterend. Waren we een zwakke lichting, of is het toeval? De tijd stond niet stil. Het afgelopen jaar vloog voorbij, maar er gebeurde genoeg. Onze overbuurvrouw overleed als veertiger, na ondraaglijk geestelijk lijden, door euthanasie. In februari leek alles kortstondig stil te staan, toen onze dierbare moeder Toos overleed.  Buren naast de buurvrouw, die uit het leven stapte. kozen voor echtscheiding. Dat doe je ook niet voor de lol. De enige zus van een vrijgezelle buurman, in Gietelo geboren, kwam aan haar eind na een slopende ziekte en dan stop ik vlug met mijn buurtverslagje, omdat er anders een vertekend en heel somber beeld ontstaat over onze woonomgeving. Een geliefde oud-collega stierf vorige maand op 42-jarige leeftijd door ALS. Dat maakte indruk. Ook Mieke, de echtgenote van Joep, verwisselde rond die tijd het tijdelijke voor het eeuwige. Met Joep had ik in de periode van het africhten van de jonge duiven de laatste jaren contact, om verliezen te beperken. Er waren aanvallen van steenmarters in duivenhokken. Hein v.d. Berg uit Apeldoorn kan er over mee praten. Een nachtmerrie. Ook in duivenwagens vielen slachtoffers door de steenmarter. Afdeling 9 ondervond het aan den lijve op de losplaats. Een jaar vliegt voorbij en de meeste dingen vergeet je snel. Dat de duivenvluchten, waaraan we deelnamen, niet altijd naar wens verliepen, is in een terugblik op het voorbije jaar eigenlijk een  onbelangrijk detail.

Verklaring

De overgang van het oude naar het nieuwe jaar vierden we bij de oudste zus van José in Oldenzaal. Vorig jaar woonde ze nog in haar geliefde woning in Enschede en stond niemand stil bij de verrassende overgang naar Oldenzaal. Een heupoperatie en de tachtigste verjaardag in 2024, deden Anneke ineens beseffen, dat ze als alleenwonende, de bakens moest verzetten. Door de grote ramen op de eerste verdieping van haar vrijwel nieuwe en strak  ingerichte appartement, zagen we een prachtig vuurwerkschouwspel, na het aftellen naar het nieuwe jaar. Alles kan snel veranderen en Anneke is helemaal gelukkig op haar nieuwe plek. Rond tien uur vanochtend werd ik wakker in ons eigen bed in Gietelo en bedacht me, dat ik vandaag een stuk(je) wilde typen voor onze site. Over een nieuwe naam had ik nog geen seconde nagedacht, maar binnen vijf minuten was ik er uit. Het werden de drie K’s.  Alliteratie, zoals eerder toegepast, als naam voor mijn schrijfsels. Opa Frederik had het altijd over de drie K’s, waar het in het leven om ging. Niet over K3, want die bestonden nog nie. Bij de dokter en de notaris had hij het als kolenboer en expediteur over Kroeg, Kerk en Kapitaal. Soms had hij het over “de duit en de fluit”. Misschien verklaart dat de flexibiliteit van de drie K’s, afhankelijk van het gezelschap waarin hij verkeerde. Een drie-letterig woord met een K gebruikte hij als variabele, of zou hij toen al aangevoeld hebben, dat de positie van de kerk wankelde? Een kwinkslag hoort bij het leven. Humor maakt kommer en kwel draaglijk. Kweekwaarde is heel belangrijk bij duiven. Nog belangrijker dan de imposante stamkaart, hoewel ze verweven zijn. Kwekkoe is het dialectwoord voor “kweekgras” . Hobbytuinders en beroepstelers kennen de meest gehate onkruidsoorten. Heermoes en zevenblad staan bij velen in de top 10. In Gietelo heb ik een hekel aan klaverzuring. Hardnekkig onkruid tussen de bestrating, de rode bladgloed en charmante, gele bloemetjes ten spijt. Brandnetel en zuring plagen me in Gietelo meestal in het najaar. Het is wortelonkruid. Afschoffelen helpt niet. Met wortel en tak verwijderen, net als “kwekkoe”, helpt wel. Van heermoes hebben we in Gietelo gelukkig geen last. Heermoes wortelt extreem diep op arme en uitgeputte grond. Ik noemde het als kind “kerstbomen”, die uit de pre-historie leken te stammen. Mariadistel leek uit het niets voor het eerst in 2024 her en der op te komen. Ik gaf de duiven in de tuin wat detox-voer. Een belangrijk zaadje daarin is de mariadistel. Soms doe je met de mode mee en laat je sporen achter in de tuin. Het verhaal achter mariadistelzaad klinkt goed. In chiazaadjes geloofde ik destijds niet, maar soms ga je voor de bijl bij voerboer van der Bijl in Voorstonden. Tachtiger van der Bijl sr., met wie ik nog weleens een praatje maakte over Barnevelderkippen, stierf ook afgelopen najaar en zijn vrouw volgde hem ongeveer een week later. Bizar. Dries van Agt en geliefde echtgenote, gingen afgelopen jaar tegelijk en hand in hand, na euthanasie. Een romantische gedachte, als je beiden ziek en 93 bent.

Kweekwaarde

Over de “kwinkslag” hebben we het gehad, net als over “kwekkoe”. Over kweekwaarde hadden we het nog niet. Ik vertelde over topduiven in het verleden, die geen kweekwaarde bleken te bezitten. Pas na verloop van jaren komt de aap uit de mouw. Eigenlijk had ik vanaf mijn prille jeugd tot aan mijn 65e levensjaar geen duif met overtuigende kweekwaarde. Het geeft aan, hoe lastig de materie is. Koop je een topduif voor een ton, dan zet je er diverse topduivinnen tegen en ga je er uitgebreid mee kweken,tot aan de d ood van de dure aankoop. Dan zul je er ongetwijfeld een keer een bruikbare of goede nazaat uit kweken. De kwaliteiten van die nazaat zullen toegeschreven worden aan de dure aankoop, maar is dat terecht? In mijn ogen is een duif met kweekwaarde een duif, die met meerdere partners, zeer regelmatig goeie nafok geeft. In het jaar dat ik 65 werd, kwam “Brutus” als eitje naar ons team. Was het voor bewezen diensten, of een cadeautje van Hans? Het was wat later in het seizoen en hij mocht als jaarling uitgroeien en speelde dat jaar in de kweek geen rol. Het werd een stoere doffer. Zijn komaf was vorstelijk, met louter iconen van Eijerkamp als grootouders. “Brutus” beschaamde zijn beide opa’s “Ché” en “Nieuwe Olympiade” niet. Of had hij zijn talent van oma “Celena”? Zij speelde o.a. 3e NPO Orleans tegen 5014 duiven en 1e NPO Peronne tegen 14.253 duiven. Prestaties uit het verleden zijn geen garantie voor de toekomst, maar toen één van de eerste jongen twee weken op rij een eerste speelde in kring e/o regio, ging er bij mij een belletje rinkelen. Het duifje ging helaas verloren, maar “Brutus” bewees in de jaren die volgden kweekpotentie te hebben. Zoon “Brave” schaarde zich in 2020 bij de asduiven van de kring en nestzus “Britta” was nog beter. Dan komt de vraag: hoe is de voortzetting in volgende generaties?  “Brave” gaf in 2021 meteen de eerste asduif van de kring. Wat me bijzonder beviel, was dat deze jonge doffer zijn negen prijzen behaalde op het schapje. “Ernst” is zijn naam. Sando Verbeek had er afgelopen jaar op een bon een bruikbare uit met zeven prijzen. Geen enkele jonge duif bij “Ons Vermaak” in Eerbeek kwam verder aan zeven prijzen, wat wijst op een lastig jaar voor de junioren. Meteen in zijn eerste kweekjaar, gaf “Ernst” al een zoon, die vader met brio overklaste. Ik kan daar jubelverhalen over schrijven, maar laat ze achterwege. Wat ik wil zeggen: een duif met echte kweekwaarde geeft gemakkelijk goeie nafok. Niet alleen kinderen, maar ook kleinkinderen en achterkleinkinderen. Het is de kunst, om steeds partners te zoeken, die ook iets in hun mars hebben. Met het beste van Willem de Bruin en gebroeders Leideman, alles via Eijerkamp, zoek ik naar “aanpassers” bij de basislijn, als in een legpuzzel. Ook dan blijkt, dat veel duiven “het” niet hebben. Duiven met echte kweekwaarde zijn witte raven!  De broer van Johan Cruijff kon niet voetballen en zoon Jordi moest het van zijn naam hebben, niet van zijn faam, al kon hij een aardig balletje trappen. Kweken is  een uitdaging, want alle mooie namen op de stamkaart ten spijt, schiet je meestal mis en maar zelden raak. Beschik je over postduiven met kweekwaarde, die met verschillende partners regelmatig iets bruikbaars of goeds geven, dan heb je een streepje voor. Garantie heb je nooit, want duiven die louter toppers geven vind je in sprookjesboeken, of bij fantasten, die in hun eigen sprookjes gaan geloven. Kweken blijft een uitdaging!!!!  Voor iedereen!!!

Verkoop

Onze vereniging “Steeds Verder” te Twello, heeft via Duiven.net een bonnenverkoop met items “voor elk wat wils”. Zaterdagmiddag  4 jan. om 14.30 uur begint de zaal- of slotverkoop in ons clubgebouw. Onze jeugdige voorzitter Sven van Brummen nam het voortouw voor deze verkoop en zal ook als veilingmeester fungeren. Een enthousiaste jongeling met hart voor de club. Zoals elke postduivenclub, hebben we de centen hard nodig, om penningmeester Cor Wenink nog enige nachtrust te gunnen. Misschien mag ik Sven wat assisteren en we zien U graag zaterdag 4 januari aan de Stinzenlaan 85 in Twello.  Koffie met oliebol gratis. Welkom!