Monthly Archives: november 2025

Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (18)

Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (18)

Knieprothese

Vandaag  is het vijf weken geleden, dat mijn linkerknie vervangen werd. Het herstel kost tijd. Over de operatie schreef ik in een eerder epistel. Die verliep voorspoedig. Eén nachtje verbleef ik in het ziekenhuis. De volgende dag was ik koortsvrij, kon plassen en doorstond de test van de fysiotherapeut. Rond het middaguur haalde José me op. Na een bezoekje aan de ziekenhuisapotheek, reden we huiswaarts. ’s Avonds genoot ik van een heerlijk bord boerenkool, met dank aan José. Na het eten werkte ik de medicijnen naar binnen. Druppels voor de ogen, de vertrouwde pilletjes voor het hart, paracetamol en nog twee verschillende pijnstillers. Ook lagen er poeders voor de stoelgang en een maagbeschermer. Al snel begon het me te draaien voor de ogen en binnen een minuut kwam de volledige maaltijd in omgekeerde richting naar buiten. Op zo’n moment sta je in dubio. Alle medicijntjes opnieuw innemen, of kiezen voor de tegenovergestelde optie? Ik volgde mijn hart. Uit de pillendispenser haalde ik de dyclofenac, de ocycodon en de maagbeschermer. Ook de poeders voor de stoelgang verdwenen in de grote papieren tas van de apotheek. De eerste twee nachten duurden lang. De pijn was te harden, maar van diep slapen kwam weinig terecht. Afzien, derhalve. Het hoort ook een beetje bij zo’n operatie. Met 8 dikke paracetamoltabletten per dag was de pijn te harden en na drie dagen was het grootste leed geleden. Op de derde dag begon mijn geopereerde been wel gigantisch te zwellen, waardoor de beweeglijkheid erg bemoeilijkt werd. Het schijnt een normaal verschijnsel te zijn. De fysiotherapeut komt elke vrijdag en daar heb je echt wat aan. Hij is ervaringsdeskundige. Stimuleert je met gepaste oefeningen en remt je zonodig af, als je te veel beweegt. De eerste weken liep ik met twee krukken, toen een week met één kruk en inmiddels loop ik in huis al zonder krukken. Buiten wandel ik met één kruk. De wond is prachtig genezen, maar de prothese moet nog duidelijk wennen aan mijn been en omgekeerd. Rustig aan, want het volledige herstel zal nog geruime tijd duren.

Ladi

Een jaar of vijf geleden meldde zich een nieuw lid aan bij “Steeds Verder”. Hij kwam uit Brabant en was met zijn echtgenote, dochter en haar partner verhuisd naar Terwolde. Ladi Harezlak was zijn naam. Net als ik van bouwjaar 1952. Een aardige kerel, met liefhebberij voor de overnachtfond. Ik vroeg hem naar zijn weinig Nederlands klinkende naam en met pretoogjes vertelde hij zijn relaas. “Mijn vader was een Poolse bevrijder. Rond de bevrijding van Brabant ontmoette hij mijn moeder en van het één kwam het ander. Mijn broer is genoemd naar onze Nederlandse opa. Ik ben vernoemd naar mijn Poolse opa, maar ben een volbloed Brabander, die gek is op worstenbroodjes en Bossche bollen”. In 2024 speelde Ladi verrassend goed op de fond. Hij won eerste prijzen in de club en had de eerste duifkampioen. Net als ik, was hij niet dikwijls “op de club”. In het voorjaar werkte ik een keer samen met hem, toen we snoeiden en schoffelden rondom ons clubgebouw. Dat was gezellig. Hij was altijd opgeruimd en een prima aanwinst voor de vereniging. Afgelopen zomer, toen ik voor het eerst inkorfde voor de eerste jonge duivenvlucht, hoorde ik dat Ladi ernstig ziek was. Asbestkanker, ving ik op en ook, dat Ladi geen huisbezoek wenste. Die nacht sliep ik slecht. Natuurlijk de spanning voor de eerste prijsvlucht, maar ook het trieste lot van leeftijdgenoot Ladi spookte voortdurend door mijn hoofd. De eerste vlucht werd een deceptie. Ik baalde enorm, maar al snel zag ik de betrekkelijkheid van zo’n slechte vlucht in. Wie had er reden tot klagen? Voor mij was er de volgende week opnieuw een kans, terwijl Ladi zich kon opmaken voor zijn allerlaatste vlucht. Met enkele operaties in het vooruitzicht, besloot ik kort na de vluchten een afscheidsbrief aan Ladi te sturen. Je bent volledig machteloos, maar hoopt, dat hij en zijn vrouw er troost uit putten. Toen ik de brief op de post deed, wist ik dat onze gewaardeerde clubgenoot niet meer zo lang te leven had. Zaterdag hadden we een gezellige clubmiddag in ons clubgebouw. Hans en Rein begonnen er in het verleden mee op vrijdagavond, incidenteel in de wintermaanden. Tegenwoordig is er een commissie met Marco, Jan en Albert, die in de geest van Hans en Rein ook voor wat leven in de brouwerij wil zorgen. Een prima ontwikkeling. De één heeft zijn hok verbouwd, de ander heeft nieuwe duiven aangeschaft, weer een ander heeft gezondheidsproblemen en zo blijf je een beetje op de hoogte van het reilen en zeilen binnen de club, terwijl de verwarming enige uren het vocht uit het gebouw verdrijft. Onze onvolprezen Annet, bracht ons op de hoogte van haar borstoperaties en alles wat daar aan chemo en bestraling bijhoort. Gelukkig is er perspectief en gaat ze de strijd optimistisch tegemoet. Toen vroeg ik me af, hoe het met Ladi ging. Er waren verbaasde blikken en Jan vertelde, dat Ladi al enkele weken geleden begraven was. Ik kreeg een kleur en was lichtelijk geschrokken. Dat krijg je, als je geopereerd bent, weinig mobiel bent, weinigen spreekt en de sociale media min of meer verwaarloost.

Uitjes

Als je , zoals ik, vijf weken weinig bewegingsvrijheid hebt, is het goed om zo nu en dan onder de mensen te komen. De kringprijsuitreiking bezocht ik, samen met Sander en Albert. In het Dorpshuis in Voorst deed ik met wat familieleden mee aan een popquiz. Dat was gezellig. We eindigden op de vijftiende plek (28 deelnemende teams). Onlangs bezochten we met een oud-collega van José en haar partner het Concertgebouw in Amsterdam. Enige tijd  geleden bestelden we kaarten voor een uitvoering van “Pet Sounds” van the Beach Boys. Het had te maken met het overlijden van muzikaal genie Brian Wilson, afgelopen zomer. Een 18-koppige band zou de lp integraal uitvoeren, aan elkaar gepraat en met achtergrondinformatie van Leo Blokhuis. Ik was nog nooit in het Concertgebouw van Amsterdam geweest en in combinatie met een geslaagde uitvoering van dit Beach Boys-monument was ons bezoek een fantastische ervaring. De zitplaatsen (1900) waren stijlvol, maar niet geschikt voor iemand met een verse knieprothese, die zijn been moeilijk buigen kan. Gelukkig zijn er aardige mensen, die van stoel willen ruilen en de eerste stoel naast een gangpad is dan een prima oplossing. In de tram naar het Concertgebouw, kreeg ik een plekje pal achter de trambestuurder. Deze goedlachse, jeugdige Amsterdammer, met roots in onze voormalige overzeese gebiedsdelen, bediende de tram met een soort toverstokje. Hij zag, dat ik slecht ter been was en bleek een vriendelijke gastheer. “Wat is er te doen in het Concertgebouw?”, vroeg hij belangstellend. Ik probeerde het uit te leggen, maar hij was me al een slag voor met zijn toverstokje. “Die Beatboys zijn tof”, benadrukte hij, maar volgens mij zaten we in twee verschillende werelden………

Koppelen

De afgelopen weken had ik tijd in overvloed om te lezen. Het boek over planetariumbouwer Eise Eisinga, een zelf gekocht kadootje uit naam van José voor mijn vorige verjaardag, lag al tien maanden te verstoffen. Nu las ik het boek geheel ontspannen in korte tijd uit. Mijn grote bewondering voor deze geniale Fries steeg met elke bladzijde die ik omsloeg. Onverzadigbare kennishonger naar de sterrenkunde, een rekenkundig wonderkind en een man met grote handvaardigheid en precisie. Tel daarbij de grote politieke onrust in zijn tijd, onder invloed van de Franse revolutie en de Amerikaanse Burgeroorlog, waardoor Eise vele jaren op de vlucht was. Het verraad en de gevangenneming gedurende ruim een jaar en daarnaast de vele gevallen van “wiegendood” en vroegtijdig overlijden van kinderen en geliefden, waardoor je blij bent in de huidige tijd geboren te zijn. Wie Friesland bezoekt, mag het planetarium van Eise Eisinga in Franeker niet vergeten!  Was ik dan helemaal niet met duiven bezig? Natuurlijk wel. Regelmatig boog ik me over onze kweekduiven. Welke duiven geven regelmatig iets goeds en welke duiven stellen telkens weer teleur. Wie me een beetje kent, weet, dat ik het samenstellen van kweekkoppels uiterst serieus neem. Oogverblindende stamkaarten met veel nationale winnaars, Olympiadeduiven en internationale helden in het voorgeslacht, hebben mijn aandacht. Als na meerdere keren omkoppelen en opnieuw proberen zo’n papieren tijger niets van waarde geeft, verbleekt de glans. Ik heb meer vertrouwen in een doffer of duivin, die al meerdere keren en met verschillende partners bewezen heeft voor goeie nafok te kunnen zorgen. Bewezen kweekwaarde. Ik heb geleerd, nooit langer dan een uur met het formeren van kweekkoppels bezig te zijn. Dan verslapt de concentratie. Wie te lang en te intens in de materie duikt wordt gek! Bij het koppelen, heb je van alles en nog wat in je (achter)hoofd. Uiterlijke en innerlijke kwaliteiten. Beide partners mogen best verwant zijn, maar niet te nauw. Dan gaat de vitaliteit achteruit. Hoewel we in meerderheid witogers hebben, ontkom je niet aan het koppelen van twee witogers. Bij Eijerkamp zie ik hetzelfde, al zie ik daar door het inbrengen van nieuwe aankopen meer variatie in oogkleur ontstaan. Op zich niet verkeerd, want hoewel ik sceptisch ben over de ogentheorie, zet ik niet graag twee duiven met fletse ogen tegen elkaar. Kweekduiven, die bewezen kweekwaarde getoond hebben in voorgaande jaren, hebben een streepje voor. Mijn favoriete doffer bij voorkeur tegen mijn favoriete duivin, als aan alle randvoorwaarden voldaan is en mijn gevoel de bevestiging geeft. Dan de op één na beste kweker in mijn ogen, tegen de op één na beste duivin. Die vlieger gaat niet altijd op, want soms zijn er complicerende factoren en vind ik een andere partner meer passend. Uiteindelijk vind je voor iedere doffer een zo goed mogelijk passende duivin, na veel wikken en wegen. Ik vind het koppelen een mooie uitdaging, maar besef, dat je nooit op voorhand kunt stellen de wijsheid in pacht te hebben. Soms heb je een koppeling gemaakt, waarbij je de vingers aflikt en je het gevoel hebt van een schot in de roos. Enorme genenstapeling, het heterosiseffect, complementaire ogen met alle gewenste oogtekens, schitterende bouw. Het lijkt niet kapot te kunnen en toch is de praktijk weerbarstig. Dat weet ik vooraf, wijs geworden door vele tientallen jaren ervaring. Toch volhard ik in mijn doenwijze, gewoon omdat ik het hartstikke leuk vind om de uitdaging elk jaar weer aan te gaan. Gelukkig valt het niet altijd tegen en zijn er lichtpuntjes en is er bevestiging. Het koppel waaruit de twee goeie zusjes van José vielen, was op voorhand een favoriet paar. Zowel de doffer als de duivin gaven in het verleden 1e asduiven, los van elkaar. Het koppel waaruit dit jaar onze 1e prijswinnaar GOU Noord viel, was vorig jaar bij het koppelen al een gedroomd stel, dat bovenaan mijn lijstje stond. Ook zij gaven los van elkaar al goeie nafok. Dat geeft me het vertrouwen om elk najaar weer opnieuw de toekomstige koppels samen te stellen. Ik heb de wijsheid niet in pacht, maar vind het ook gewoon een heel leuke  bezigheid. Onze beoogde kweekkoppels worden niet willekeurig op papier gezet. Bovenaan komt het in mijn ogen beste koppel en zo komen ze op volgorde van potentie op papier. Van kwekers uit het eerste gelid wil ik zoveel mogelijk nazaten. Kwekers onderaan de lijst mogen zonodig opgeofferd worden om als voedster te dienen, als dat zo uit komt.

Experimenteren

Er zijn altijd duiven, waarvan de stamkaart zo indrukwekkend is, dat we wat meer geduld hebben. Zoveel superduiven in het voorgeslacht, zoveel genenstapeling van wereldklasse. Je moet bovendien jaarlijks op zoek naar frisse bloedlijnen en nieuw talent. Zo’n duif proberen we dan met een andere partner een tweede of derde kans te geven. Ons geduld is echter niet oneindig. Op zeker moment houdt het op. Dan mag zo’n duif als voedster proberen zich nuttig te maken. We moeten dan wel eens lachen. Dan liggen er jongen bij een voedster, waarvan de afstamming minder indrukwekkend is als de stamkaart van de voedster. Een buitenstaander zou denken, dat we ons vergist hebben, maar dat is niet zo. Uitgangspunt is de waardevolle duif, niet de waardevolle stamkaart. We hebben duiven niet voor de handel. Een duif heeft het, of heeft het niet. Ik kan me niet herinneren, dat een nieuwkomer drie jaren op rij rommel geeft en dan zich ineens als een waardevolle kweker openbaart. Met een kweker, die het niet heeft, blijft het trekken aan een dood paard. Onze ervaring is: wat goed is komt snel! We prefereren onder alle omstandigheden de bewezen kwekers. Duiven, die het op ons hok, in ons vlieggebied en bij onze manier van verzorgen, laten zien. Praatjes vullen geen gaatjes. De natuur heeft echter altijd het laatste woord. Dan kweek je een goed duifje uit een koppel, dat je verrast. Prima! We zouden ook vijftien doffers los kunnen laten in een hok met vijftien duivinnen. Uiteraard vinden de duiven dan ook een partner, maar ik vind dat niks. Daar beleef ik geen lol aan. Duiven doen wat de natuur hen ingeeft. Ze willen zich voortplanten. Ze staan niet stil bij een teletekstnotering of asduiftitel. Je kunt ook een topduif kweken bij toeval natuurlijk, maar ik heb de illusie, dat ik het toeval een handje kan helpen. Als ik aan het eind van het seizoen dan een asduif of winnaar tegen de massa op het hok heb, dan geeft dat meer voldoening, is het meer “mijn kindje”, of “ons kindje”. Ik wens iedereen veel wijsheid, geluk en plezier bij het samenstellen van de nieuwe kweekkoppels. (wordt vervolgd)