Monthly Archives: december 2025

Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (19)

Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (19)

Zutphen

Mijn duivensportloopbaan begon in Zutphen. Eind 1970 zou ik achttien worden en rond dat moment meldde ik me aan bij Appie Derks aan de Baankstraat om lid te worden van p.v. “de Hoven”. Ik bewaar er goeie herinneringen aan.  De club had net een eigen clubgebouw met bar en de gezelligheid vierde hoogtij. Met Appie Derks had ik een goeie band. Hij nodigde me uit op zijn hok en pakte dan duiven van de vloer, die hij me in handen gaf. Hij blies de veertjes rond het borstbeen weg en toonde me schoon borstvlees met een vormstip. Ook wees hij me op vetvlekken aan het eind van de buitenste slagpennen. “Zo moeten ze er uitzien, dan kun je kruisjes zetten op de poulebrief”. Appie was een echte nestspeler en geboren met een duif in het hart. Die eerste jaren in de duivensport waren een leerschool en de deelname aan de vluchten ging met vallen en opstaan. Ik probeerde het met name met opvangers uit mijn puberjaren. Duitsers en Belgen, die soms te oud waren, of te lang niet gevlogen hadden. Wist ik veel? Bij “de Höve”( denk aan höken), zoals de volksclub in het stadsdeel genoemd werd, zaten vogels van allerlei pluimage. Vaak met een bijnaam. Ik herinner me namen als “Zwarte Cees”, “de Pelle”, “de Böörd”, “Torres”, “Keumes”, “Kleine Reus” en  “Sjimie Sjenko”. Een mooie tijd, die in 1974 onderbroken werd door militaire dienst. Een half jaar opleiding in Bussum en toen nog twaalf maanden als onderofficier naar Seedorf. De tijd van de “koude oorlog”. De duiven moesten weg en in de week, dat ik in dienst moest, verhuisden mijn ouders.

p.v. “Zutphen”

Mijn eerste onbeduidende schreden in de duivensport, zette ik in volkswijk “de Hoven”. Vandaar is de overgang over de IJssel via de “oude brug” een peulenschil. Gisteren maakten Sander en ik de oversteek, om de verkoop van bonnen bij de fusieclub bij te wonen. Het was regenachtig en een verzetje op zijn tijd is niet verkeerd. Ik wilde Bas, die meestal achter de bar staat, bedanken voor de bon, die ik enkele dagen eerder bietste. Bas was grieperig, hoorde ik. Carolien, de echtgenote van voorzitter Wilfred uit Empe, stond nu achter de bar. Ze is de enige zus van de beste vriend van mijn jongste broer. Afgelopen zomer was ik bij haar thuis om een totaal afgevlogen jonkie van ons op te halen. Terwijl Wilfred zijn zaak runt, doet Carolien het leeuwendeel in de verzorging van paarden en duiven. Je kunt het slechter treffen! Ferry schoof op zeker moment een biertje onder mijn neus. We zijn beiden van 1952 en een klein beetje “soulmates”. Ferry is een bijzondere, maar wel een op en top liefhebber. Speelde zijn hele leven op diverse onderdelen in de duivensport op hoog niveau. Was nationaal kampioen dagfond en blijft ook zonder duiven gepassioneerd liefhebber. “Clapton” noemde ik hem in het verleden vaak. Vanwege uiterlijke overeenkomsten, maar ook vanwege geestelijke gelijkenis. In het boek over George Harrison, dat ik momenteel lees, duikt zijn goeie vriend Eric Clapton regelmatig op en bevestigt het beeld. Een geweldige gitarist, maar ook een rusteloze, rare snijboon. Of kapper Ferry gitaar speelt, weet ik niet. Bij de club in Zutphen was het net iets te rustig, om echt gezelligheid op te roepen. Enkele jaren geleden zaten er Jan Addink en zijn vrouw en duivenhoudende zonen, Jan Rademakers, die van plan was 100 te worden, Toon Waanders uit Voorst, Appie Mensink en natuurlijk de medewerkers van Eijerkamp. Dat is voorbij. Met Appie Jurriëns kan ik goed over duiven praten, net als met Albert uit Eefde. Ook Johan Boesveld sprak ik nog even, net als Sjoerd Duteweerd en zijn maatje uit de omgeving van Wijhe. Die contacten, soms kort en vluchtig, zijn belangrijk. Veel meer zat er niet in, want Albert en Wilfred moesten tussen de bedrijven door natuurlijk 82 bonnen aan de man/ vrouw brengen. Bij het voorbieden via GPS, stonden die bonnen al royaal boven de tien rooitjes, dus van stress was geen sprake. Nadat we afscheid hadden genomen van Chris en Marinus, togen we (lees Sander) met een fles Korn en een zak duivenvoer onder de arm huiswaarts. Mijn nieuwe knie moet nog wennen aan mijn gammele linkerbeen en we hadden een alibi voor het thuisfront.

Stamvorming

Mijn hele leven stond in het teken van duiven. Tot mijn 36e was het vooral een leerschool, maar na het winnen van het jonge duivenkampioenschap in het noordelijk deel van afd.  Salland in 1989, kreeg ik de smaak te pakken en kon het met vallen en opstaan geleerde in praktijk brengen. Met dankbaarheid denk ik terug aan bijzondere duiven uit de vorige eeuw. Aan de ’70 bijvoorbeeld. Won met voorsprong een eerste prijs op een zware midfondvlucht. Het feest ging echter niet door, want de verplichte knikker in de klok zou ontbroken hebben. Omstanders meldden me later, dat die knikker gewoon op de grond gevallen was bij het omkeren van het ronsel. Ik was teleurgesteld, maar een week later deed de ’70 het op een zware vlucht gewoon dunnetjes over. Zo’n duif vergeet je nooit. Een dominante “vrouwenversierder” op het weduwnaarshok, maar bij kopwind en pittige omstandigheden op de midfond en dagfond kon ik op hem rekenen. De ’70 was een oomzegger van de fameuze “Tornado” van Dik de Boer. De ’30 deed weinig onder voor de ’70. Als jonge duif al vroeg op Orleans en later vormde hij een uitstekend getekend duo. De ’30 stamde uit een zoon van de stamduif van Jan Suijkerbuijk en een dochter van de “Autowinnaar 01” van Bertie Camphuis. Topduiven komen vaak uit toplijnen! In die periode was ik nog niet bezig met stamvorming. Het is moeilijk om uit hele goeie duiven ook weer hele goeie nazaten te fokken. Soms missen de toppers de kweekpotentie, soms is het de onbezonnenheid en onervarenheid van de liefhebber. In het jaar dat ik 65 werd, veranderde er iets, zonder dat ik er erg in had. In 2017 kreeg ik van Hans vier eitjes. Mogelijk was het de beloning voor een klus,  dat weet ik niet meer zeker. Het werden twee nestbroers en twee nestzussen. Ze kwamen bij Albert te zitten en in 2018 mochten ze uitgroeien tot postduiven. Een jaar later kreeg ik de eerste jongen eruit aangeleverd. Uit één van de nestbroers kreeg ik een duivin die een 1e in de kring won en een week later dit kunstje herhaalde. Daar hou ik van. Het ouderkoppel kwam in 2020 opnieuw tegen elkaar te staan. De eerste twee jongen waren een vale doffer en een blauwe duivin. De doffer vloog constant en maakte de meeste prijzen. Hij werd 7e asduif in de kring en zijn nestzusje werd 3e asduif kring/ regio. De jonge vale kreeg de naam “Brave” en zijn vader verdiende de naam “Brutus”. We waren tevreden, maar aan stamvorming dachten we geen moment. Uit de “Brave” kweekten we in 2021 “Ernst”. Een hele rustige blauwe doffer, die het als bewoner van het net in gebruik genomen kasthok tot 1e asduif kring bracht met negen prijzen. Dat was, wat de Duitsers een “Aha-Erlebnis” noemen. Een jonge, onrijpe duif, die het zonder partner en zonder nestje gewoon beter doet dan alle gemotiveerde hokgenoten. Die kant wilde ik uit. In 2022 gaf “Ernst” op zijn beurt een formidale nazaat, gepaard aan de dochter van “Olympic Frank”. Met twee overwinningen in de regio en vier top 5 klasseringen in groot verband, plaatste ik deze “Cor” in het rijtje “Axel”, “Garfield” en “Olympic Frank”. Dan ga je nadenken en stamkaarten bestuderen. Vaak zie je dat een topper redelijke nazaten geeft en de kleinkinderen zijn dan “doorsnee-duiven”. Je bent gewoon terug bij “Af” en ontvangt geen bonus, zoals bij Monopoly. Nu zag ik het omgekeerde: een goeie doffer geeft een betere zoon en die geeft een nog betere nazaat. Daar heb ik mijn hele duivenleven van gedroomd! Bij “Brutus” begint het. Dat hij een gedroomde stamkaart had, wist ik vanaf 2017, maar ik word daar niet zo snel koud of warm van. Pas als er goeie nazaten uitkomen, krijgt de stamkaart waarde. “Brutus” heeft twee beroemde grootvaders. Aan de ene kant “Nieuwe Olympiade” en aan de andere kant “Ché”. “Nieuwe Olympiade” was gepaard aan “Celena”. Een formidabele duivin met 1e  NPO Peronne tegen 14.253 duiven, 3e NPO Orleans tegn 5.783 duiven, 11e Nat. Blois tegen 17.591 duiven, enz.  Een oma om trots op te zijn. De andere oma is een kweekduivin uit de “Don Leo/ Chicago” lijn. Overwegend van Loon. Heb je de goeie lijn te pakken en is er aanleiding om aan stamvorming te doen, dan is het zaak om de goeie genen vast te houden. Via Eijerkamp kwamen er duiven uit de beste lijnen van Willem de Bruin/ Leideman. De moeite waard om mee te experimenteren. Toch is het geen gelopen koers. De beste “aanpassers” tot heden zijn teletekstduivin “José” (lijn “Bartoli/ Celena”), waaruit “Ernst” kwam en een halfzus van wonderduivin “Zoë” (1e F.C.I.) van Eijerkamp-Paalman, die afgelopen jaar GOU Noordwinnaar “Sander” opleverde. Ook onze 1e asduif kring 2025 “Erna 888” en haar nestzusje “Ernie 887” (3e asduif mf kring) zijn nauw verwant en steevast produkten van stamvorming op dezelfde stamvader.

Moraal

Als je duiven kweekt en doet aan stamvorming, dan worden het nog meer je “kinderen”. Stamvorming heeft alleen zin, als de stamduif prépotent is en zijn goeie eigenschappen gemakkelijk doorgeeft aan het nageslacht. Hoe meer topduiven in het voorgeslacht (met name ouders en grootouders), hoe beter. Er is dan sprake van genenstapeling. De kunst is om passende duiven te vinden, die de kweekwaarde versterken en niet verzieken. Wordt een 8 een 9 in de volgende generatie, dan zit je op fluweel. Wordt een 8 een 7, dan moet je snel ingrijpen. Bij ons is sprake van patriarchale stamvorming. Dat hebben we niet bedacht, maar is zo gelopen. Een groepje doffers, die in rechte lijn van elkaar afstammen, zorgen voor de 1e prijswinnaars en 1e asduiven. De eigenschappen, waar je op selecteert, bepaal je zelf. Wie aan stamvorming doet, moet balanceren en vlijmscherp selecteren. Enerzijds de allerbeste nakomelingen terugkoppelen op de stam, anderzijds “fris” bloed zoeken, waarmee je vooruit boert. Nooit vertrouwen op topduiven uit andere afdelingen, waar andere condities en omstandigheden zijn. Alleen als ze hier een proeve van bekwaamheid afgelegd hebben, neem ik ze serieus. Duiven waar qua bouw, of qua gedrag iets op aan te merken valt, elimineren. Een echt goeie duif, is glad, slim en goedgebouwd. Andersom geldt dat niet, dus eerst zien, dan geloven. Oog en mand liegen niet. Wie te veel in zichzelf gaat geloven en denkt de wijsheid in pacht te hebben, gaat gegarandeerd de bietenbrug op. Blijf nederig!  (wordt vervolgd)