2023

2023 (slot)

2023 (slot)

Willem

Vandaag is de zaalverkoop van plm. 75 zomerjongen van Willem de Bruin via “de Duif”. Traditioneel is deze “kerstverkoop” op of rond 2e kerstdag. Er is veel belangstelling voor en de duiven brengen astronomische bedragen op de laatste jaren. Een leuke “dertiende maand” voor de goedlachse tandarts in ruste. Een geweldige bekroning voor tientallen jaren duivensport op zeer hoog (inter)nationaal niveau. In de winter van 1997/1998 ontmoette ik Willem voor het eerst. Het was ten tijde van het wereldkampioenschap van onze “Garfield”. Versele Laga was de grote animator van dit bijzondere kampioenschap. Op de zakken voer van dit merk zaten bonnen en voor een x-aantal bonnen verwierf je het recht om mee te doen met één duif. In 1996 werden we dankzij een bonduif van Jan de Visser uit Axel onaangewezen en aangewezen kampioen jonge duiven van de fondclub NCC Oost Nederland. Een club met vooral leden in de Betuwe, maar ook met leden in de Achterhoek en van de Veluwe. Onder ons gesproken overwegend de “bovenlaag”, waar ik me brutaal bij aansloot. De “Axel”, zoon van de 2e prov. Asduif dagfond van Jan de Visser, werd 1e asduif. Ik was dus “in the mood” en vol optimisme spaarde ik in 1997 de punten van Versele Laga.  José vond, dat ik overmoedig werd, toen ik vol bravoure de punten verzamelde om mee te doen aan het “wereldkampioenschap”. In dat jaar zat alles mee. Een wonderduif kweek je hooguit één keer in je leven en in dat bewuste jaar leek alles voorbestemd. Ik heb er eerder over geschreven. Onze enige duif met een door een leerling van het Isendoorn College gekozen naam, won meteen op de allereerste vlucht met voorsprong de eerste tegen 4.964 duiven. Dan denk je nog aan toeval. De jonge doffer vloog echter vier eerste prijzen, waaronder de 1e van Etampes in genoemde NCC Oost Nederland. We hadden op de dertiende plek met tien duiven mee de helft thuis, waaronder de nestzus. Zoiets vergeet je nooit. Daarvoor  een 1e tegen 3.784 vanaf Chimay en zijn minste overwinning in kleiner verband was een 3e tegen duizenden duiven. Samen met zijn nestzus en evenbeeld betekende dat twintig prijzen op twintig inkorvingen, zonder te missen!  Het leverde “Garfield” de wereldtitel op, met Willem de Bruin aan het zilver en  voor Adrie v.d. Rhee en partner was er het brons. Zoiets vergeet je nooit en de huldiging in België en vervolgens in Kassel was fantastisch. Dicht bij huis in Drempt won “Garfield” aansluitend  de Ponderosa Vrienden Club-competitie met een heuse auto als hoofdprijs. Een magisch sprookje! Op weg naar Kassel zaten Willem en Ad als dikke vrienden naast elkaar in de bus. We kregen een sponsorpakket plus gezamenlijke busreis van alle kampioenen en luxe hotelovernachting in Kassel aangeboden door de hoofdsponsor van het evenement in Duitsland. Met de lauwerkrans om de nek voelde ik me Niki Lauda, want Max Verstappen lag toen net in de wieg. Willem en Ad informeerden nog wel naar de prestaties van “Garfield”, maar zagen me waarschijnlijk als een “ééndagsvlieg”.

Willem (2)

Destijds zat ik in een “flow”. Op weg naar België met de touringcar, na een huldiging door de burgemeester van onze gemeente, zat Marcel Sangers als conferencier voor in de bus met de microfoon aan de lippen. Marcel had destijds een prima imitatie van Paul de Leeuw (“Annie de Rooy”) in huis en fungeerde als gangmaker. Vader Ernst speelde naar hartenlust op zijn accordeon en Hillie Romein genoot zo van de ambiance, dat ze enkele jaren later een bus charterde op weg naar de huldiging van “de Gouden Duif”. Vader Ernst moest mee als accordeonist en wij als clubgenoten moesten zorgen voor een oorverdovend lawaai bij de opkomst van Hillie op het podium. Hillie had een grote zak vol munten en zorgde voor uitgebreid eten en vrij drinken voor iedereen. Achteraf zouden we dat verrekenen met Hillie. Het werd een geweldig feest, dat behoudens een kleine bijdrage voor de vorm, grotendeels door Hillie betaald werd. “Wat is het bier in België goedkoop”, hoorde je menigeen lachend verkondigen. Vaak wordt nog gesproken over de rol van Hillie Romein binnen onze vereniging. Hillie was concourspenningmeester en als ze met haar B.M.W. kwam aangereden, stond er altijd wel iemand klaar om het koffertje van Hillie met de handbagage te dragen. Dan verkaste mevrouw Romein-Stavast naar haar vaste stek en bouwde een bufferzone aan schaaltjes en bakjes om zich heen met worst, kaas, nootjes en andere lekkere dingetjes. Maar …. eerst afrekenen!  Hillie was met Robu-directeur Freek Romein getrouwd, maar kwam zelf ook uit het zakenleven. Haar ouders hadden een horeca-etablissement in het hart van Twello. Hillie hield van het goede leven en deelde graag. Een gulle vrouw, waaraan we met mooie herinneringen terugdenken!  We moeten het nog even over Willem hebben, anders klopt het kopje boven dit stukje tekst niet. Willem de Bruin is een fenomeen in de nationale duivensport. In “de Duif” schrijft hij zijn column “Willem’s wel en wee”. Ik ben waarschijnlijk al een halve eeuw abonnee en lees zijn wekelijkse bijdrage graag. Na de busreis naar Kassel, een kwart eeuw geleden, zag ik Willem nooit meer in levende lijve.  De afgelopen veertien maanden heb ik hem twee keer op een feestje ontmoet met zijn rechterhand Wijbren en dan blijkt het een uiterst vriendelijke kerel. “Freek, we reden de toeristische route en onderweg zag ik het bordje Voorsterweg. Ik zei nog tegen Wijbren, dan zal Freek hier wel ergens wonen”. Ik voelde me vereerd. Dat ik in zijn auto het gespreksonderwerp ben, dat gaat mijn wildste fantasie te boven. Ik denk, dat Willen en Wijbren binnendoor bij Loenen gereden hebben en misschien wel voorbij het nieuwe hok van Bob van Zeist gekomen zijn. Gietelo, Appen en Voorst kennen ze hooguit van naam.

Kees

Met Kees Niemeijer uit Hansweert kwam ik een jaar na de heldendaden van “Garfield” in contact. Ik herinner me nog goed, dat Harm Vredeveld me belde n.a.v. de prestaties van mijn favoriet. Harm had daarvoor met hetzelfde bijltje gehakt, was ook wereldkampioen en wilde me informeren over de waarde van een topduif. Hij vertelde onomwonden wat hij gebeurd had en dat was voor mij, als onervaren leek, nuttige informatie. Een sympathiek gebaar van Harm, die ik niet veel later ontmoette in het vliegtuig naar Peking. Dat was zijn luchtdoop, zittend naast André Leideman, die hem vergezelde. Toen Kees Niemeijer mijn opvolger werd als wereldkampioen, informeerde ik Kees op mijn beurt. Nadien bezocht ik Kees en Aukje samen met Albert en daar bewaren we leuke herinneringen aan. Aukje is al lang niet meer onder ons, maar haar soep was heerlijk. Incidenteel is er nog contact met Kees via de mail en er zijn rond deze tijd altijd de kerst- en nieuwjaarswensen over en weer. Hij stuurde vorige week een mailtje, zoals een man alleen zoiets met gemengde gevoelens sturen kan. Of ik José weleens een schop onder de kont gaf?  Kees raadde dat af. Dat kun je beter met de vlakke hand doen. Vinden vrouwen prettiger en is beter voor onze versleten knieën. Kees en Aukje komen uit de schipperswereld. Kees was schipper op een boot van Rijkswaterstaat en had Jacco als maatje aan boord. “Jacco lulde altijd over duiven en zo ben ik rond mijn veertigste besmet geraakt door het postduivenvirus”, aldus Kees. Het wereldkampioenschap was een bijzonder hoogtepunt in zijn duivenloopbaan. Ik noemde hem in ons mailverkeer “ouwe wereldkampioen” en dat vond hij toch wel grappig. “Wat wij meegemaakt hebben, kunnen er maar weinig uit eigen ervaring delen, Freek”.

Jan

Het flauwekulletje over de “pets tegen de kont”, brengt mij op een anekdote, die ik meemaakte met goede vriend Jan Suijkerbuijk uit Zutphen. Meer dan twee decennia geleden overleed Jenneke, de zorgzame echtgenote van Jan Suijkerbuijk. Ze was rond de tachtig. Jan kwam er alleen voor te staan, kocht zich een scooter en probeerde nog iets van het leven te maken. Achterbuurman Anton Kollen, die zijn hok op enkele meters afstand van Jan zijn duivenhok had staan, zat op een gegeven moment in hetzelfde schuitje. Beide buren konden slecht met elkaar overweg en leefden op gespannen voet, maar toen ze er alleen voor kwamen te staan, kwam hun “zachte kant” naar voren. Ze kregen begrip voor elkaar, steunden elkaar en beseften, dat de room van het leven af was.  “Als ze er niet (meer) is, beseft een man pas wat ie mist” (Huub van der Lubbe/ de Dijk). Kees Niemeijer begrijpt het en ook Johan Boersma uit Hoogeveen, die het voorbije jaar zijn zorgzame Cobi verloor, zal het beamen. Jan Suijkerbuijk kreeg na de dood van zijn Jenneke hulp van een zorgmedewerkster. Laat ik haar Ans noemen, want ik ben haar al vijftien jaar uit het oog verloren en weet niet of ze met haar echte naam genoemd wil worden. Jan was blij met Ans en omgekeerd. Ze noemde hem “opaatje”. “Ach, die deerne hef pech ehad. In heur jonge jaoren gevaren op een cruiseschip en bekaand deur een Griek, die heur hef laoten zitten met een kind”. Ik hoor het Jan nog zeggen op zijn “Heufs”. Jan bewaarde zijn duivenvoer steevast onder het bed. Veilig voor muizen en voor het hoge water, want hij woonde aan de Vliegendijk, vlak aan de IJssel. Die dag stond Ans voorovergebogen het bed van Jan te verschonen en op te maken. Jan liep de trap op om een zak voer te pakken, toen hij de impuls kreeg om Ans een plagerige pets voor de billen te geven. In gedachten hoorde hij de vermanende stem van Jenneke en hij dacht aan het contract van de zorginstelling. Hij voelde zich een vieze, ouwe man en biechtte het gebeurde aan mij op. Jan was katholiek van huis uit, als geboren Brabander. Hij had het er moeilijk mee en wilde er over praten. Als goeie vriend, zei ik hem, dat het juist een goed teken is, als je als man van midden tachtig nog zulke “ondeugende” impulsen hebt. “Je hebt het toch niet gedaan?”, vroeg ik hem ten overvloede. “Nee, Fré. Ik mag Ans met geen vinger aanraken. Daor heb ik veur getekend”. Toen hij inmiddels 87 jaar was, werd hij ’s avonds gebeld door één van zijn drie kinderen. De volgende dag zou de dochter op bezoek komen en een visje meebrengen. “Doe maor een goeie groten”, had Jan nog gezegd. Die nacht kreeg Jan een hersenbloeding. Ans vond hem ’s ochtends bij haar routinebezoekje, want ze woonde vlakbij. Jan leefde nog en was onrustig. “De ambulance is gebeld, Jan en de kinderen zijn geïnformeerd. Freek zorgt voor de duiven. Kump goed”. Nog één keer sloeg hij de ogen op en vertrok toen rustig en vredig naar de duivenhemel. Een kleine week later was de uitvaart en ik mocht op verzoek van  de familie het woord voeren. Jan had een goed leven gehad, een respectabele leeftijd bereikt en een mooie dood. Ik vertelde voor de vuist weg wat anekdotes, die recht uit mijn hart kwamen. Ook het moment met Ans, toen ze voorovergebogen stond, kwam ter sprake. Ik vertrouwde Jan op zijn woord, keek Ans aan en realiseerde me, dat ik het verhaal niet geverifieerd had bij haar. Aan haar blik en lichaamstaal zag ik, dat het precies gegaan was zoals Jan vertelde. Pfff …..  Jan Suijkerbuijk had weinig vrienden. Hij was direct, nam geen blad voor de mond, was zuinig, gaf nooit een rondje en was er meestal met al het poulegeld vandoor. Daar kweek je geen vriendschapsbanden mee. Bij inkorving en na het afslaan was Jan na één colaatje vertrokken. Snel naar zijn duiven, want daar leefde hij voor. Zelf heb ik ook geen grote schare vrienden, maar Jan was een echte en dat was wederzijds!

Allerlei

Aan het eind van het jaar kijkt een mens terug en zelf word ik dan bij vlagen nostalgisch en sentimenteel. Zo ook in deze blog. Ik hoop, dat U mij vergeeft, ook als ik soms in herhaling verval. Die mijmeringen heb ik nodig. Misschien  wordt het versterkt door de gezondheidstoestand van moeder Toos. Door Alzheimer is ze de weg helemaal kwijt. “Is er zondag weer een vlucht?” vraagt ze dikwijls. Vluchtdagen zijn voor haar zondagen. Ze is overwegend blijmoedig, maar ze is de laatste tijd hard achteruit gegaan. Ik hoop, dat ze vliegseizoen 2024 nog mag beleven, maar vrees dat het tegen beter weten in is. Kater “Garfield” heeft zijn rechtervoorpoot gekneusd. Met bebloede oren kwam hij gisterenmorgen thuis. Hij is dag en nacht buiten en leeft dicht bij de natuur als het om de vrouwtjes gaat. Een jager is het niet. Daarvoor heeft hij het te goed bij ons. Het is een echte goedzak, waar geen enkel kwaad in zit. Als vechtersbaas met andere katten is hij waarschijnlijk te lief en te soft. Hij delft steevast het onderspit en komt regelmatig met kneuzingen, uitgescheurde oren en bijtwonden in de hals thuis. Inmiddels gaat hij zijn achtste levensjaar in. Hoop, dat mijn rode vriend snel opknapt! Gaat U ook naar de Olympiade eind januari?  Zwager René logeerde met kerst bij ons en als tegenprestatie mogen we in januari bij hem in Maastricht overnachten. Helaas slaagden we er niet in om ons te kwalificeren, maar het is ook leuk om als niet belanghebbend toeschouwer te gaan. Eijerkamp staat er met een stand. Waarschijnlijk de laatste kans om ooit nog een Olympiade in eigen land te bezoeken!  De kweekduiven zijn op  27 december gekoppeld. Het bijlichten wakkerde het liefdesvuur aan en de meeste koppels zijn weer gevormd. Nu maar hopen, dat er een echte topper geboren wordt. Dat gaat echter niet op bestelling!  Ik wens U allen een fijne jaarwisseling, een goed kweek- en vliegseizoen, maar bovenal een goede gezondheid!

In 2024 hoop ik weer de inspiratie te hebben om mijn zielenroerselen met U te delen. Tot dan!

p.s.: Verkoop

Op dit moment “loopt” de verkoop van onze vereniging op duiven.net. Tot en met 5 januari kan er online geboden worden waarna er op zaterdag 6 januari een eindverkoop in ons clublokaal zal plaatsvinden. Zoals gebruikelijk organiseren we een kleine verkoop om als vereniging weer wat financiële armslag te hebben.
De verkoop in de club staat dus gepland voor zaterdag 6 januari 2024. De zaal is open vanaf 14.00 uur en de verkoop begint om 14.30 uur. Adres: Stinzenlaan 85, 7392 AD, Twello.

Naschrift Albert: een mooi moment om even een babbeltje met Freek te maken want ik “vrees” dat hij weer gestrikt is om de bonnen aan te prijzen en te verkopen.

U bent uiteraard van harte welkom.

2023 (5)

2023 (5)

Kampioenen

Een jaarlijks terugkerend ritueel is de kampioenenhuldiging. Onlangs hadden we de kringfeestavond in het clubgebouw van p.v. Zuid Oost in Apeldoorn. De meeste kampioenenhuldigingen verlopen vrij voorspelbaar. Er is een openingswoord. Daarna worden per speldiscipline, of een clustering daarvan, de kampioenen gehuldigd. De verloting, om de kosten te drukken, is onderdeel van het programma. Soms is er een (kleine) bonnenveiling en tegen het einde worden de bloemen, naturaprijzen en vleespakketten uitgereikt. Niet heel spannend, maar voor de mensen die het organiseren, gaat er best de nodige tijd in zitten. Uit respect voor deze mensen probeer ik altijd te gaan, Hoe ontluisterend is het voor het bestuur, als er vijf kampioenen naar voren geroepen worden en er is er maar één?  Natuurlijk kun je ziek of verhinderd zijn, maar stuur in dat geval iemand die de honneurs kan waarnemen. Kwestie van respect en fatsoen! Op de kampioenenmiddag of –avond, tref je de sportvrienden van andere clubs, die je vaak een heel jaar niet gezien hebt. Dat kan heel gezellig zijn. Het is ook goed om stil te staan bij het feit, dat je als één der kampioenen mag waarderen, dat je terug kunt kijken op een succesvol verlopen sportseizoen. Er zijn genoeg sportvrienden, die hun junioren verspeelden, de weduwnaars niet aan de praat kregen , of af te rekenen kregen met (duiven)ziektes, tegenslag en rampspoed. Die zouden maar wat graag op het erepodium, op jouw plek, willen staan! Het hoort bij het leven, maar als je elkaar langere tijd niet getroffen hebt, hoor je ook de verhalen van en over sportvrienden, waarmee het niet goed gaat. Links naast me in Apeldoorn zat onze gewaardeerde penningmeester Cor Wenink. Fondman in hart en nieren en één van de sterkhouders van “Steeds Verder”.  Van Cor weet ik, dat hij een sterke band heeft met zijn broer Harrie. Ook een gepassioneerde fondliefhebber. Beide broers wonen wel honderd kilometer bij elkaar vandaan, maar het staat hun broeder- en gedeelde fondliefde niet in de weg. Cor praat regelmatig en met liefde over zijn broer en hoewel ik hem nooit ontmoet  heb, heb ik een beeld van hem. Harrie was enige jaren geleden ernstig ziek, krabbelde wonder boven wonder overeind, maar is na enkele goeie jaren weer terug bij af. Een liefhebber van mijn leeftijd. Dan keer je met gemengde gevoelens huiswaarts en denk je ’s avonds in bed geruime tijd aan de ellende die hen treft. Sterkte duivenbroeders!

Optimisme

Schuin tegenover mij aan tafel zaten de compagnons Wilco en Paul. Hun vaders kende ik als “de Sieze” en Jo van Putten. Zeiss senior hoor ik in gedachten nog praten over “de drie Musketiers”. De belangrijkste was ongetwijfeld Renee Harps. Wie de andere twee waren weet ik niet met zekerheid. Was het Johnny Paliama?  Henkie Tiel?  Hans Muntstege misschien?  De vaders van Wilco en Paul zijn niet meer onder ons, maar hun beider zonen hebben de krachten gebundeld. Ze wonen bij elkaar in de buurt en hebben in hun eentje niet de mogelijkheid om met postduiven te spelen. Gezin en werk laten dat anno 2023 dikwijls niet meer toe. Tijden zijn veranderd. Samen zijn ze vergroeid met de sport, delen hun passie voor volksclub Go-ahead Eagles (“Kowet” in Deventer) en voor de duivensport. Eerst naar de kampioenenhuldiging en aansluitend naar de Adelaarshorst, later op de avond. Ik denk, dat ze lekker geslapen hebben. Echo zat wat meer naar rechts. Hij werd begeleid door zijn vrouw. Geen overbodige luxe, want deze liefhebber is zo goed als blind. Hij vertelde, dat zijn duiven slecht gepresteerd hadden, omdat de verluchting op het hok niet deugde. “Ik ben aan de slag gegaan en heb mijn hok veranderd”, vertelde hij onomwonden. “Ja, ik heb me wel iets in de vingers gezaagd en op de duim geslagen, maar daar ben ik aan gewend”. Voor zoveel doorzettingsvermogen en passie voor de sport heb ik diepe bewondering. Hoe rijk ben je, als je “gewoon” kunt zien?  Over liefde gesproken. Dat geldt zeker ook voor de begeleidende echtgenote!

Familietraditie

Hein van de Berg is een optimist, Bourgondiër en volbloed duivenliefhebber. Ook de kleindiersport trekt hem. Dat kreeg hij met de paplepel ingegoten, want er is een duidelijke familietraditie. Als voorzitter van Zuid Oost is hij spreekstalmeester en animator. Zoon Justin doet achter de schermen volop mee, net als dochter Leonie en zijn echtgenote. Hier is sprake van clubliefde en solidariteit. De vier kleinkinderen, in de peuter- en kleuterleeftijd, kruipen en scharrelen om opa heen. “Opa Hein” geniet. “Ik heb al wel een toekomstig duivenliefhebbertje gezien, die de traditie kan voortzetten. Prachtig toch?” Hein is duidelijk op zijn gemak als verbinder en clubman. Alleen al voor zo’n iconische postduivenliefhebber kom je naar de prijsuitreiking. En voor de gezelligheid. Duivenmelken en ouwehoeren met sportvrienden, nu het nog kan! Rob Huisman was er ook. Wat een geweldig jaar heeft hij achter de rug op zijn duivenhok! Hoe anders was het jaar voor zijn echtgenote Jeanny. Een jonge zestiger, geplaagd door Alzheimer. “Ben blij, dat ik duiven heb en Jeanny nog kan meenemen tussen de duiven. Daar genieten we samen nog van”. Ik schreef het eerder: gezondheid is op wat oudere leeftijd belangrijker dan een kampioenschap of geslaagde duivenverkoop. Als je zelf of in je directe omgeving met gezondheidsmalheur te maken krijgt, besef je het pas. Ook Rob en Jeanny sterkte!

Kwekers

Tussen kerst en nieuwjaar willen we koppelen. Voor het einde van de maand de tweede enting tegen paratyphus. Dat is geen heilig evangelie voor ons. Vorig jaar deden we helemaal niets tegen paratyphus. Dit jaar is het kuren en twee keer enten. Op advies van Robert, onze veterinaire vertrouwensman. De koppellijst 2024 is gereed. Op een gegeven moment moet je rust krijgen in je hoofd. Dan is het fijn, als de beoogde koppels op papier staan. Eén koppel gaat na een succesvolle kweek in 2023 op herhaling. Een ander koppel wordt, na een onderbreking, weer teruggezet. De doffer en duivin stelden met de nieuwe partner teleur en kunnen blijkbaar niet zonder elkaar. Een ingeteelde, late jonge doffer en een aangeschaft laat duivinnetje, laten mijn hart sneller kloppen. Soms heb ik dat bijzondere voorgevoel, zoals Jan Hooijmans dat had, bij het samenzetten van de ouders van zijn wereldberoemde “Harry”. Meestal  heb je het helemaal mis.  Je denkt een droomkoppeling gemaakt te hebben en de praktijk blijkt 100% weerbarstig. Ik ben onverbeterlijk optimistisch en denk aan die keren, dat de droom wel bewaarheid werd en vergeet de vele miskleunen.

Teamleden

Moeder Toos vertoeft sinds een maand op “Het Dijkhuis” in Bathmen. De combinatie zeer slecht ter been, matig zicht en behoorlijke dementie, maakte het zelfstandig wonen in een aanleunwoning steeds ingewikkelder. Ze stond ingeschreven voor de volgende fase en ineens kwam er een plek vrij in Bathmen. We lieten er geen gras over groeien en pakten door voor haar eigen bestwil, omdat ze de noodzaak zelf niet inzag. Zo gaan die dingen. “Een oude boom moet je niet verplanten”, sputterde moeder tegen, want sommige spreekwoorden zitten erin gebeiteld. Vier dagen geleden vierden we bij Bello haar 94e verjaardag. Dat was een mooie mijlpaal. Bij leven en welzijn houden we de nieuwe traditie in ere voor 17 november 2024. Moeder heeft het naar de zin in Bathmen. Mooi plekje, allemaal aardige mensen en lekker eten. Zo simpel kan het zijn. Ze is blijmoedig, speelt op haar mondharmonica, zingt oude schoolversjes en hits van na de oorlog van Eddy Christiani. “Haal je me zondag op voor de duivenvlucht”, vraagt ze regelmatig.  Het besef, dat er in de wintermaanden niet met duiven gevlogen wordt, is er al langere tijd niet meer. Wel mooi, dat ze daar prettige associaties bij heeft.  Ook Gerard, een ander teamlid van weleer, woont niet meer op zichzelf. Na het overlijden van zijn Margret, na hun zestigjarig huwelijk, liet Gerard de moed zakken. Enkele maanden geleden vertelde hij, dat het huis aan de Kasteellaan in Wijchen te koop stond en hij een plekje zou krijgen in een verzorgingshuis. Ik hoop, dat hij me binnenkort belt om het nieuwe adres door te geven. We waren gedurende twee seizoenen belangrijk voor elkaar en ik denk met plezier terug aan de vele bezoekjes met moeder Toos en schipperke Trijntje aan Gerard en Margret.  Helaas kan moeder er zich niets meer van herinneren, maar Gerard en ik gelukkig nog wel. (wordt vervolgd)

2023 (4)

2023  (4)

Terugblik

Nu het daadwerkelijk herfst wordt, de wind buiten stormachtig loeit en de blaadjes aan de bomen nu echt beginnen te verkleuren en de grote bladval aanstaande is, kijken we terug en blikken we vooruit. Wat ging er op het duivenhok goed en wat kan er beter? Zelf zet ik de duiven eigenlijk nooit langdurig in de mand. ’s Ochtends in een verduisterd hok bij het ochtendgloren pakken en kort daarop wegrijden, is het gebruikelijke ritueel. Eén van mijn compagnons stelde voor om dat volgend jaar anders te doen. Gewoon minimaal twee nachten mand in mei/ juni. De duiven eten en drinken geven, terwijl ze in de mand zitten, zodat ze hiermee vertrouwd raken en tevens de duiven wennen aan het feit, dat de verdere vluchten meestal vervlogen worden na twee nachten mand. Aandachtspunt. En …. bijlichten vanaf begin augustus. Ik liet dat achterwege, vanwege het vermeende verband tussen bijlichten en “one eye cold”. Steeds vaker hoor ik van ervaringsdeskundigen, dat dit verband er niet is. Komend jaar weer gewoon bijlichten is het plan. “Jonge duiven spelen op nest, dat is meestal geen succes”, hoorde ik Evert Jan Eijerkamp zeggen. Steeds meer neig ik ernaar hem gelijk te geven. In Gietelo speelden we de duiven vier weken gescheiden. Daarna lieten we de boel samen. Echt vlot verliep het op eieren komen niet. Ik zag ook geen enkele duif met een takje in de snavel. Dat zijn geen goeie voortekens. Had het te maken met het niet bijlichten? Feit is, dat de tweede helft van de jonge duivenvluchten in de prestatiecurve een dalende tendens liet zien. Dat heeft te maken met vorm, niet met aanleg. We kenden immers ook seizoenen die precies omgekeerd verliepen. De duivinnen waren in 2023 zwaar in de meerderheid. Relatief weinig doffers, terwijl de doffers bij ons elk jaar weer het mooie weer maken. De twee beste duiven van jaargang 2023 zijn duivinnen. Beiden huisden op het kasthok!

Kweekstrategie

Het afgelopen kweekseizoen kweekten we in hoofdzaak uit tien “kweekkoppels”. Daarnaast hadden we negen “B-koppels” en een mooie groep “voedsters”. In grote lijnen afgekeken van Willem de Bruin. De meeste jongen hadden we uit genoemde A-koppels. De beste drie junioren van afgelopen jaar komen er uit. Nummer vier en vijf komen uit “B-koppels”. Voordeel van deze methode is, dat je snel ziet wat de kweekwaarde van je uitverkoren duiven is. Heb je, dankzij voedsters, zes of acht nakomelingen uit een bepaald koppel, dan kun je na het vliegseizoen de balans opmaken. Onze 2e en 3e asduif komen uit hetzelfde koppel. Een derde jong eruit boekte een regiozege. Daar zou je er graag meer van hebben! De realiteit is, dat je blij mag zijn met één zo’n koppel. De ouderdieren blijven samen, maar de kans, dat ze volgend jaar weer zo succesvol kweken is niet zo groot. Nadeel van kweken uit een beperkte groep ouderdieren is, dat je vrij snel veel verwante duiven kweekt. Dan denk je al snel aan een gevleugelde uitspraak van ons aller Johan Cruijff. “Elk voordeel …..”

Hengstenkweek

Ooit leek deze methode “het ei van Columbus”. Meerdere liefhebbers verdiepten zich in deze methode. Een goeie doffer in een speciale “hengstenbak” met meestal vier duivinnen. Dan kon je in één ronde vier koppels nazaten uit je favoriet fokken. Op de één of andere manier kwam het de kwaliteit van de nazaten niet ten goede. De “hype” waaide over en je hoort er niets meer van.

K.I.

Wereldwijd verbreid en in de moderne veehouderij niet meer weg te denken. Vroeger sprak men van de “motorbolle”. De inseminator van het K.I.-station kwam per motorfiets naar de boer om de tochtige koe te insemineren. Niet alleen bij runderen is deze methode de gewoonste zaak van de wereld. Ook varkensboeren en paardenfokkers hebben zelf geen beer of hengst meer nodig. De natuurlijke dekking verloor het in de meeste gevallen van K.I.  En in de duivensport? Vorig jaar zat Jos Thoné in een panel in Doetinchem op de Habru-dag. Van Jos was bekend, dat hij met K.I. werkte. Ik herinner me de naam van “Artificial Jutta”. Ik besloot hem ernaar te vragen. Hij probeerde een eerlijk antwoord te geven. Het vakkundig afnemen van sperma van doffers is niet zo eenvoudig. Daarbij komt, dat de kwaliteit van de nafok toch minder goed is dan verwacht mocht worden. Kortom: technisch is het goed mogelijk, maar misschien is het alle moeite niet waard en is de natuurlijke methode toch beter. In de natuur krijgt een doffer meer rust en bereikt de seksuele activiteit in de periode van het drijven een functionele piek. Met K.I., net als met “hengstenkweek”, willen we iets forceren. Stieren en hengsten staan aan het hoofd van een kudde. Duiven hebben hun eigen voortplantingscyclus en leven paarsgewijs. Dit wezenlijke verschil verklaart mogelijk de tegenvallende resultaten van  “hengstenkweek” en K.I. bij postduiven, is mijn gedachte.

Kweekplan

In mijn optiek heb je “B-koppels” nodig, om toekomstig kweektalent te ontdekken. Bij de “A-koppels” zitten bij ons de bewezen asduiven uit voorgaande jaren. Bij de “B-koppels”zie je vaak latere jongen uit de beste kwekers. Ook nieuw aangeschaft materiaal. Deze duiven moeten zich nog bewijzen. Hieruit kweken we meestal twee jongen voor onszelf. “B-koppels” worden ook als voedster ingezet om jongen van “A-koppels” groot te brengen.  Soms promoveert een B naar A-status. Het omgekeerde komt ook voor. Een A kan B worden, als het rendement tegenvalt. Weet een gedegradeerde duif het jaar erop wederom niet te overtuigen, dan is het exit of in het gunstigste geval “voedsterstatus”.

Inteelt

Eén van mijn compagnons raakte afgelopen zomer een beetje in de ban van inteelt. Hij had literatuur gevonden over dit onderwerp en wilde uit onze beste kweekduiven wat jongen kweken (vader x dochter en moeder x zoon). Ik vond het een prima idee. Wat inteelt materiaal uit je beste duiven achter de hand houden voor reserve en om mee te experimenteren. Waarom niet? Wat ik me herinner uit experimenten van dokter Whitney, is, dat je al snel heel veel duiven krijgt. Als je vier generaties (F4) inteelt, moet je een lange weg afleggen om de vierde generatie te bereiken. Duiven worden weliswaar “homozygoot”, maar er treedt ook degeneratie op. Duiven worden minder vitaal. Het “heterosis-effect” (bastaardsterkte) moet de beloning zijn van veel noest voorwerk. Eén niet onbelangrijk detail is me altijd bijgebleven. Intelen met een goede duif is tijdverspilling. Alleen een uitzonderlijke duif (Nationale asduif, Olympiadeduif e.d.) komt in aanmerking. We hadden jongen uit vijf inteelt-koppelingen, waarvan in ieder geval vier koppels niet aan dit criterium voldeden. De late jongen uit de eerste inteeltgeneratie vielen me in de hand niet tegen. Een leuk experiment. De jongen uit het op papier beste koppel, mogen blijven. De rest kan weg. Dokter Whitney deed nuttig onderzoek, had honderden duiven, maar ik heb nooit gehoord of gelezen, dat uit zijn experimenten nationale winnaars zijn ontsproten. Wel weet ik, dat het “heterosis-effect” in de plantenwereld wel degelijk van belang is. Ook het fokken van de ideale legkip, heeft altijd mijn belangstelling gehad. Honderd jaar geleden hadden we in ons land onze Barnevelder. Een goed bevleesde legkip, met dubbelgezoomd verenkleed, een mooi bruin ei en aan het eind van de legperiode een aantrekkelijke kippenbout. Dat was honderd jaar geleden. Sommige mensen noemen de bruine “legmachientjes” uit de moderne megakippenstal nog steeds “Barnevelders”. Ten onrechte. In de pluimveesector draait het om rendement. Liefst  veel eieren en zo min mogelijk voederkosten. De “witte leghorn” is een kip met veel goeie eigenschappen. Onovertroffen als legkip en bescheiden in voederopname. Eén minpuntje: ze legt spierwitte eieren. In de supermarkt zijn bruine eieren favoriet bij de consument. Dus duurder. De uitdaging bij het ontwikkelen van de ideale legkip was een productiekip, met optimale legkwaliteiten, bescheiden voederopname, goeie gezondheid, een rustige natuur en …  een bruin eitje. Die kip kwam er. Hoe ze het precies deden is geheim. Meestal is een fokzuivere witte leghorn het moederdier en een bruine haan de vader. Deze combi levert uitsluitend genuanceerde bruine hennen en witte hanen. Het zijn ranke kippen, met een bescheiden voederopname, optimale leg (bruine eieren) en prettig gedrag ( rustig en nieuwsgierig, niet agressief naar elkaar, niet overmatig vlieglustig, etc.) In hoeverre de ouderdieren ingeteelde (F4) dieren zijn, durf ik niet te zeggen. De branche is er uit concurrentieoverweging geheimzinnig over. Zou mij niet verbazen als er gebruik gemaakt wordt van het “heterosis-effect” (bastaardsterkte).

Realiteit

Het is interessant om over erfelijkheid te lezen. Darwin en Mendel zijn namen die me meteen te binnen schieten bij het onderwerp. Als postduivenliefhebber zijn we vooral geïnteresseerd in de onzichtbare eigenschappen. Dat maakt het niet gemakkelijk. We hebben de mand nodig, om te ontdekken welke duiven het snelst huiswaarts keren. Jan Suijkerbuijk had het altijd over “het kompasje” van de goeie duif. Het richtinggevoel.  A.S. schrijft in zijn columns dikwijls, dat een duivenvlucht vooral een oriënteringswestrijd is. De duif, die zijn of haar hok voorbijvliegt, maakt onnodig veel kilometers. De G.P.S. verslagen van Michel Beekman leveren waardevolle informatie op en helpen bij het ontrafelen van het mysterie. Doorzettingsvermogen is ook een onzichtbare eigenschap. Een duif die “flierefluitend” huiswaarts keert en onderweg zijn “terrasjes” pakt, komt steevast te laat. Dan hebben we nog de regelmatige vliegers, die bijna altijd prijs vliegen, maar steevast in de middenmoot of achterhoede. Ze laten zich niet gek maken, hebben een vaste koers, maar zorgen nimmer voor een adrenalinekick.  Liever zie ik een “pointeur”.  Onze “Olympic Frank” was in 2020 zo’n duif. Hij zat rats aan de kop, of kwam uren te laat. Een tussenweg was er niet. Zijn prijspercentage was zeer matig, maar wel werd hij Neerlands beste voor de Olympiade.  Onze “Cor van Gogh” was vorig jaar eigenlijk  beter. Zes keer op rij prijs, waarvan vier keer puur kop in groot verband. Op zijn laatste twee vluchten arriveerde hij na de prijzen, maar kwam wel zeer gemotiveerd en pal uit het noorden thuis. Dat zie je alleen, als je de grote favoriet nog mist en blijft turen in de lucht, ook als de prijzen verdiend zijn. Van duiven van uitzonderlijk kaliber, blijf je dromen. Het kweken van zulke duiven blijft een zoektocht. Een kweeklijn met meerdere echt goeie duiven in het voorgeslacht biedt kansen. “Trouw nooit het enig mooie meisje uit een familie”, zei een onderwijzer op de lagere school ooit. Genenstapeling noemen ze het, als er veel echt goeie duiven op de stamkaart staan. Nooit verkeerd.  Interessant is het te lezen, hoe topliefhebbers hun beste duif hebben gekweekt. De laatste kerstverkoop van zomerjongen van  Willem de Bruin via “de Duif” werd weer een grandioos succes. Leerzaam wintervertier om de afstamming na te pluizen. Willem heeft een basis met sterkhouders als “Hurricane”, “Murphy’s Law” en “Uranus”. Als je dan leest hoe hij zijn beste junioren kweekte, zie je de inbreng van een nationale topduif van Comb. Lin opduiken in de afstamming. Hieruit vielen echte “koningskinderen”, die het seizoen glans gaven. Het beste van jezelf, tegen het beste van een concurrent c.q. sportvriend. Het lijkt een beetje op het heterosiseffect. Nooit stil zitten, steeds blijven zoeken naar beter. Het kenmerkt veel grote kampioenen.

Kweekkoppels

De komende zes weken ga ik me in gedachten bezig hoeden met het formeren van de kweekkoppels voor komend jaar. ’s Avonds in bed als ik ga slapen, in de auto tijdens een lange rit op de snelweg, steeds zie ik in gedachten twee duiven die samen het ideale kweekpaar vormen. Soms ga ik er voor zitten, pak de stambomen erbij en maak een lijstje. Het blijft allemaal koffiedik kijken. Toch voorspelde ik afgelopen jaar, net als  vorig jaar, uit welk koppel onze beste duiven zouden komen. Dat geeft extra voldoening. Zou het allemaal toeval en geluk zijn, dan kun je ook gewoon doffers en duivinnen los laten op het hok en de duiven zelf laten kiezen. Nu heb ik de illusie, dat het wijsheid was. Onze beste jonge duiven kwamen de laatste jaren dikwijls uit éénjarigen. De beste vlieger als junior en de beste kweker als jaarling. Toeval en geluk heb je nodig om goeien te kweken, maar het begint steevast met  kwaliteit! (wordt vervolgd)

2023 (3)

2023 (3)

In mijn jonge jaren las ik over de gebroeders Cattrijsse in Moere, over Maurice Delbar in Ronse, over Hector Desmet uit Geraardsbergen en tientallen andere grootheden in de duivensport. Van ongeveer elk dorpje in België kende ik de belangrijkste duivenliefhebber. Nutteloze kennis, die deels nog steeds plek inneemt in mijn hersens. Nuttig was wel de informatie over hun duiven. De één had een echte stamduif, de ander had het geld om her en der steeds topaankopen te doen. De één kweekte in familieverband, de ander zocht het in kruisingen met onverwante topduiven. Boeken over erfelijkheid verslond ik. De namen van professor Alfons Anker, dr. Whitney en natuurlijk onze eigen Steven van Breemen, zijn in mijn geheugen gegrift. Van het lezen van goeie boeken wordt een mens niet dommer. Veel dingen vergeet je, maar de hoofdzaken sla je op. Dat is maar goed ook, want als we straks gaan koppelen gebruik ik mijn intuïtie, beschikbare data, ervaring en kennis van de genetica op kernpunten. Niet de details. Met het koppelen ben ik vele uren bezig. Het vliegseizoen is nog amper voorbij, of het koppelen in mijn gedachten en op papier begint. Daar kan ik van genieten. Ik ben er nooit urenlang achter elkaar mee bezig. Daar kan een mens gek van worden, is mijn inschatting. Ik weet ook, dat de geschiedenis leert, dat de meeste cracks geboren worden uit een toevallige samenloop van omstandigheden. Met een onsje geluk heb je meer kans, dan met een kilo wijsheid! Daar zijn talloze voorbeelden van bekend.

Ontdekkingsreis

De eerste helft van mijn duivensportloopbaan was een ontdekkingsreis. Veel lezen, veel proberen en ontdekken. Leren omgaan met teleurstellingen, stoppen en opnieuw beginnen door verhuizing, militaire dienst en vanwege allergie. Gepokt en gemazeld was ik, toen op 36-jarige leeftijd mijn eerste kampioenschap behaalde. Ik was opgewonden en ontroerd, want eigenlijk waren al mijn dromen allang in duigen gevallen, toen het gebeurde. De kruising Camphuis x Suijkerbuijk stond in 1989 aan de basis van het succes. In de jaren die volgden, bleven we zoeken naar beter. De ’70  van Dik de Boer bleef me bij. De eerste prijs winnen en dan niet meetellen, omdat de “knikker” niet in de klok zou zitten, dat was een fikse teleurstelling. Een week later op een zware midfondvlucht met dezelfde doffer andermaal de eerste prijs winnen, gaf me veel genoegdoening. Zo’n duif vergeet je niet. Van Piet Steenbergen uit Zutphen kwamen op één bon ook bruikbare duiven. Er zat een asduif tussen en samen wonnen de duiven van Piet serie 3 nationaal. De gulheid van Piet vergeet je niet. Dat geldt ook voor Jan de Visser uit Axel. Het was een hele reis naar Zeeuws Vlaanderen, maar de moeite meer dan waard. Vraag het Albert. Het bonnetje leverde een duivenvriend en een fantastische doffer op, die 1e asduif NCC Oost Nederland werd en ons kampioen maakte dat jaar. Henk Gerritsen leverde ook echt goeie duiven. Een bijzondere man. Onze wereldkampioen “Garfield” kwam uit een duivin van Henk en zijn rechterhand Gerrit van Looijengoed. Gekweekt achter het “Tolhuisje” bij compagnon Albert Hendriksen, uit een doffer van Jan Suijkerbuijk. Kort na de millenniumwisseling begonnen we aan een duifloze periode tot 2009. Dat was het jaar van “Jurriaan” (1e asduif GOU) en gekregen van Martin & Joke Geven. In 2016 hadden we andermaal de 1e asduif GOU. Nu met duivin “Marga”, die afkomstig was van Bram Scherpenzeel.  In vogelvlucht ga ik door de geschiedenis. We beleefden plezier, hadden asduiven, maar echte stamduiven werden het nooit. Onvoldoende kweekwaarde, niet de juiste partner, of gooiden de onderbrekingen in onze loopbaan roet in het eten? Sommige duiven werden ook vroegtijdig verkocht, dat werkt ook niet mee. Zeg het maar. Feit is, dat we pas in 2017 onze eerste echte stamduif ontdekten. Het jaar dat ik 65 werd, nota bene.

Stamduiven

“Brutus” zag in 2017 het levenslicht. Geboren einde kweekseizoen uit een eitje van Eijerkamp in Twello bij Albert. Een stoere doffer, die uiterlijk alles heeft wat je van een duif graag ziet. Een afstamming met louter topduiven als grootouders (“Ché”, “Celena”, “Nieuwe Olympiade” en dochter “Fabio”), maar dat is geen garantie!  Het eerste jaar zat hij op overschot, een jaar later mocht hij zich bewijzen als kweker. Er kwam toen een blauw duivinnetje uit, dat twee weken op rij de eerste prijs won in groter verband. Er ging een belletje rinkelen. In 2020 kreeg hij dezelfde duivin. Een vale duivin, afkomstig van Bram. Ze werd 3e asduif in de kring in haar geboortejaar 2018. Bram had eigenlijk hoofdzakelijk (vet)blauwe duiven met hier en daar wat bont. De vale kleur kwam van “de Jan” van Michel Driessen uit Didam. Deze liefhebber was in 2016 nationaal kampioen aangewezen dagfond, met dank aan deze “Jan” (1e nat. Bourges en 7e nat. Salbris). Op een bonnetje verkreeg Bram via Raymond Jonker de vale kleinzoon. Deze ging al snel verloren, maar zorgde wel voor twee vale nakomelingen op ons hok, waarvan “Janneke” de vluchten overleefde en 3e asduif werd. In 2020 zetten “Brutus” en “Janneke” met de eerste ronde meteen twee prima nazaten op de wereld. Vale zoon “Brave” werd 7e asduif kring en blauwe dochter “Britta”  3e asduif regio.  In 2020 hadden we ook “Olympic Frank” op ons hok. Deze “pointeur” was feitelijk een toevalstreffer van het kweekhok van Bram, maar werd wel 1e Ned. Olympiadeduif jong.  “Brave” werd in 2021 gezet tegen een 100% Eijerkampduivin, gekweekt door Bram, uit de lijnen van “Bartoli” en “Celena” en daaruit werd “Ernst” geboren. Ongepaard gespeeld op het kasthok kwam hij tot negen prijzen en werd 1e asduif kring. In 2022 zetten we “Ernst” tegen  “Toos” (beste jonge duivin 2021 en dochter “Olympic Frank”) en daaruit werd “Cor van Gogh” geboren. Een geweldenaar, die een 5e, 3e, 1e won in de regio en als kers op de taart nog een 1e GOU Noord toevoegde aan zijn machtige erelijst. In 2023 zetten we “Cor” tegen “Joke”.  Een rechtstreekse Eijerkamp en gekweekt en geringd door wijlen Joke Geven. De vader komt uit “Uranus” x “Anastasia” (Willem de Bruin), de moeder uit “Bor” x “Ratina” (Gebr. Leideman). Een veelbelovende koppeling, die dit jaar een regiowinnaar gaf en onze beste jonge doffer, genaamd “Frederik”. Zetten we ze op een rijtje, dan zien we in rechte lijn afstammend “Brutus” (2017), “Brave” (2020), “Ernst” (2021), “Cor” (2022) en “Frederik” (2023). Dit is onze basis, waaruit de beste vliegduiven geboren worden. Uitgangspunt is een doffer met genetisch de beste bloedlijnen, waaraan uiterlijk niets mankeert. Vervolgens zoeken we steeds een passende partner met voldoende capaciteiten en gaan verder met de best presterende zoon. Het is belangrijk, dat er geen dalende prestatiecurve zit in de jongste generatie. “Brutus” is de stamvader, maar zijn zoon is als kweker bij ons beter dan zijn vader. Dit jaar was de 1e asduif van de kring een dochter van “Brave”.  Tot heden hebben we met de stamlijn steeds gekruist, maar we ontkomen inmiddels niet meer aan bloedverwantschap, als we de nazaten van “the big five” onderling paren. Dat levert weer nieuwe inzichten op. Kweken met je beste duiven, streng selecteren op prestaties en blijven zoeken naar superieur kruisingsmateriaal. Dat is het recept, waarmee wij proberen ons staande te houden. Gevraagd naar de origine is het antwoord: de oude lijnen van Eijerkamp, met hier en daar een scheutje Bram (ook veel Eijerkamp invloeden) , een snufje Roording en de inbreng, via Eijerkamp, van het beste van Willem de Bruin en gebrs. Leideman. Heel belangrijk: jezelf nooit blind staren op mooie stamkaarten of grote namen. Eerst kijken, wat nazaten bij jou presteren en of ze bij jou manier van verzorgen passen. Dan pas telt de stamkaart. Een andere belangrijke tip: kijk naar het rendement van elke kweekduif. Wij zien het liefst “gemakkelijke” kwekers. Dat zijn duiven die regelmatig bruikbare duiven geven, met nu en dan een topper. “Papieren tijgers” zijn levensgevaarlijk!  (wordt vervolgd)

Naschrift:  Als duivenhouder met ernstige allergie, ben ik veel dank verschuldigd aan mijn trouwe teamleden en aan duivenvrienden, waarvan velen niet meer onder ons zijn, maar waar ik met respect aan terugdenk.  Zonder de familie Eijerkamp ( Hans is inmiddels 89!), zou mijn zoektocht naar de ultieme duif veel moeilijker en beslist minder succesvol zijn geweest. Ere wie ere toekomt!

2023 (2)

2023 (2)

Mijn streven is elk jaar om rond eind oktober de hokken leeg te hebben. We hielden plm. vijftig ingespeelde junioren over afgelopen jaar. Dan ga je nadenken en overleggen, hoeveel toekomstige kweekduiven er doorgeschoven kunnen worden naar het kweekhok, zonder elk jaar meer kweekduiven aan te houden. Je moet dan streng schiften en kijken wat het rendement van iedere kweekduif is geweest. Sentimenten en excuses moet je overboord gooien, op de dag des oordeels. Vijf asduiven bij de eerste zes van de kring. Die hebben hun plek afgedwongen. Vooral als ze op het schapje en ongepaard, zonder trucjes, hun prestaties behaald hebben, verdienen ze een kans op het kweekhok. Ook een teletekstduif, of regiowinnaar heeft onze sympathie. Een eerste prijs in de club, is geen garantie op lijfsbehoud. Voor veertig ingespeelde duiven is er geen toekomst. Soms zitten er duiven tussen met een pootbreuk, of vleugelkwetsuur. We hadden een doffer met drie vroege prijzen in de kring/ regio, die daarna “lopend” thuiskwam met hangende vleugel, na enkele weken afwezigheid. Als er plek was geweest op het kweekhok had hij misschien het voordeel van de twijfel gekregen, maar er is simpelweg geen plek. Als lezer zult U misschien denken, dat we in een luxepositie verkeren. En dat is ook zo. Niet iedereen kan de lat zo hoog leggen.

Toekomst

Voor veertig ingespeelde junioren hield het op. Dan zijn er meerdere mogelijkheden. Je kunt proberen de betere vliegers te verkopen. Je kunt ze op een sombere dag allemaal naar de eeuwige jachtvelden verwijzen, of je kunt er anderen blij mee maken. Ik ben inmiddels zeventig plus. José en ik hebben beiden tot de laatste dag gewerkt (met 66/ 67 pensioen), de hypotheek is afgelost en we hebben geen kinderen. Wat telt dan nog? Na alles wat ik heb meegemaakt in de duivensport op het gebied van allergie en alles wat daarmee verband hield en houdt, telt vooral onze gezondheid. En niet te vergeten het plezier. Hoe lang kunnen we nog door met onze duifjes? Om ons heen verenigingen die opgedoekt worden en een sport die ernstig vergrijst. Ik herinner me een vlucht eind juli, begin augustus. Op twee namen hadden we vierenzestig junioren ingezet. Na het binnen brengen van de module ging ik bij de groep clubgenoten zitten in een kringetje. De tijd van een stamtafel voor de “harde kern”, van een tafel voor de B-klassers of “whatever” is al heel lang geen sprake meer. Alle inkorvers om één tafel en je afvragen wie er volgende week inkorft om aan het minimum aantal deelnemers te komen. “Hoeveel mis je er nog?”, vroeg Jan. Ik zei, dat ik er nog eentje kwijt was. Er werd wat gemompeld en ik begreep, dat niet iedereen zo ver was. Gerard zat tegenover me. Hij had coli bij zijn jongen, vlak voor aanvang van de vluchten en hield zijn junioren de eerste vluchten wijselijk thuis. Hij keek me aan als een boer met kiespijn. Ik informeerde, hoe het bij hem gegaan was. “Ik had ze door de duivendokter laten onderzoeken en er leek geen vuiltje aan de lucht. Ze zijn helemaal gezond, zei hij nog. Ik heb er 29 ingekorfd en er is nog steeds geen veer thuis. Mijn hele leven heb ik duiven, ben 65 jaar inmiddels, maar zoiets heb ik nog nooit meegemaakt”. Ik dacht aan onze clubvoorzitter Sven, die enkele weken eerder iets dergelijks meemaakte. Ook aan Hein uit Vaassen, een talentvolle, gedreven en relatief jonge liefhebber, die enige jaren geleden ook zoiets overkwam en uit pure frustratie en onmacht stopte met de duivensport. “Zijn je duiven misschien in een afgesloten mand in de duivenwagen blijven zitten?”, vroeg iemand zich af. Van alles spookt er door je hoofd. Dan is er ineens een telefoontje van Diana, de echtgenote van Gerard. Er is een duif teruggekeerd!  Helaas bleef het bij die ene en keerden er in de loop van de week nog een paar dapperen retour, maar het bleef een drama. De moraal van het verhaal: kijk uit met coli. Duiven lijken hersteld na enkele weken, maar als je ze inkorft ligt een grote teleurstelling op de loer.

Toekomst (2)

Ons hok is inmiddels leeg, met dank aan o.a. Gerard en Frits. Laatstgenoemde is de vader van Sven en hij is voor aanvulling op zijn hok afhankelijk van zoon Sven. Als liefhebbers geen aanvulling hebben, omdat de vluchten met de junioren een fiasco zijn, wat is dan de lol nog? Liefhebbers haken op zo’n moment definitief af!  Het is fijn om club- en sportgenoten voort te helpen. Het risico bestaat, dat je met je eigen duiven verslagen wordt in de toekomst, maar dat is toch niet erg?  Afgelopen voorjaar liet ik plaatsgenoot Sando een drietal piepertjes uitzoeken uit een mandje van zes, die ik net had opgehaald van het kweekhok. Op zeker moment vlogen we een derde plek in de regio en zag ik Sando op plek twee staan met een ringnummer van ons. Hoe leuk is dat? Kijk ik bij de eindstanden van “Steeds Verder”, dan zie ik bij de eerste tien asduiven mijn naam. Het stemt me niet vrolijk, eerder verdrietig. Duivensport beleef je samen. Enkele jaren geleden was ik heel even blij met 1 t/m 10 in de club. Inmiddels is 1 t/m 20 ook al niet uitzonderlijk meer. Vrolijk word ik er niet van, want het is pure armoede. Ik lach in mijn vuistje, als komend jaar Gerard en Frits me afdrogen met nazaten van mijn eigen duiven. Veel leuker is het, als ik een berichtje krijg van een vader en zooncombinatie, omdat ze veertien van de zestien ingekorfde duiven op papier krijgen op de afgelopen natour Enkele jaren geleden startten ze vol goede moed en onbevangen met duiven. Fond, dat leek hen het allermooist. Een zwager bracht hen met mij in contact. Op beginnende duivenliefhebbers moet je zuinig zijn en ik nam de hulpvraag serieus, maar heb geen fondduiven. Weet waaraan je begint, spiegelde ik hen voor. Fond kost veren en je moet veel duiven in reserve hebben. Ook zit je op de vitesse, de midfond, met de jonge duiven en op de natour meestal voor Jan met de korte achternaam bij het hok. Ik moest lachen. Vader heet ook Jan, maar zijn achternaam begint niet met een “L”. Hoeveel geduld heeft je zoon? “Het is ook wel leuk, als we een duif mooi op tijd krijgen en meerdere duiven op de uitslag terug vinden”, zei vader Jan, die ook richting zijn pensioen gaat. Afgelopen week haalden ze twee toekomstige kweekkoppels en drie losse duivinnen op in Gietelo. Ze zijn enthousiast, nu ze de ervaring van een mooie uitslag hebben meegemaakt en het gevoel hebben niet meer voor spek en bonen in te korven. Ik kan daar oprecht van genieten!

Polen

Als je leuke resultaten behaalt en een beetje naam hebt, ontkom je niet aan het schenken van bonnen. We moeten onszelf daarin beperken, want we kweken in de eerste plaats voor ons eigen vlieghok. De kweek verliep afgelopen jaar naar wens en we konden onze verplichtingen in april al goeddeels inlossen, dienaangaande. Verbaasd zag ik vorige week een bericht op mijn mobiele telefoon. Er zouden die zaterdag enkele liefhebbers uit Polen op bezoek komen vanwege een bonnenschenking. Eerst vroeg ik me af, of het wel klopte, maar ze stuurden een afbeelding van de bon mee. “Jonge duif mei 2023”. Ik herinnerde me de schenking. Onvoorstelbaar hoe liefhebbers uit het oosten van Polen meer dan 2000 kilometers vice versa rijden voor een paar duifjes uit Nederland. Zaterdagochtend waren ze er al in alle vroegte. Zo vroeg zelfs, dat bakker Paul Bril ze op zijn parkeerplaats gesignaleerd had in hun oude Volkswagen. Ze wilden me blijkbaar niet uit mijn nest trommelen, maar tegen acht uur stonden ze aan de deur. Ik herkende twee gezichten van een eerder bezoek enkele jaren geleden. De derde man was nieuw voor mij. Eén van hen sprak Duits, de andere twee met handen en voeten. De man, die duiven van ons had, was daar tevreden over. Hij was succesvol en had zelfs meerdere Olympiadeduiven op de “Weitstrecke”. Hij en zijn broer verdienden de kost als mijnwerker op 1000 meter onder de grond. Als telg uit een geslacht van drie generaties kolenboeren, leverde dat voor mij leuke gesprekstof op. In Polen stookt het halve land nog anthraciet en staan mijnwerkers in hoog aanzien. De koffie dronken we bij buurman bakker Bril. De mannen waren wel toe aan een warm saucijzenbroodje. Voor mij is het schenken van een ingespeelde jonge duif op een bon gemakkelijker, dan het schenken van een pieper in het voorjaar, bedacht ik later.

Moeder

Afgelopen vrijdag bracht ik moeder Toos naar “het Dijkhuis” in Bathmen. Hoewel ze zelf heel tevreden was in haar aanleunwoning in Twello, kreeg Alzheimer steeds meer vat op haar. Als je niet meer zelfstandig lopen kunt, slecht ziet en dementeert, moeten de kinderen de knoop doorhakken en doorpakken. Ik ging met haar naar het ziekenhuis in Zutphen en in de tussentijd verkasten broers/ zussen haar dierbare spulletjes naar de nieuwe plek. Hoewel ze ook een injectie in haar oog kreeg, waardoor ze altijd wat wazig ziet nadien, merkt ze niet meer, of je naar Twello of Bathmen rijdt. Afscheid van haar dierbare plekje nam ze niet en dat maakte het voor haar verwarrend. Voor haar eigen bestwil maakten we die afweging. De eerste nacht bleef zus Josien bij haar en de tweede nacht logeerde ik in Bathmen. Haar geruststellen, afleiden en wegwijs maken, was de opzet. Een goed begin is het halve werk. Moeder’s uitspraak “een ouwe boom moet je niet verplanten”, staat er tegenover. Maandag was ze heel verdrietig en wilde ze met me mee. “Ze mogen alles houden, als ik hier maar weg ben”, zei ze.  Het is heel naar, om je dierbare moedertje verdrietig en wanhopig te zien. We speelden een spelletje rummicup, haalden wat herinneringen op en spraken over mijn zus, toen ze als vijftienjarige intern een opleiding ging volgen in de Betuwe en heimwee kreeg. “Pa wilde Tonny meenemen naar huis, maar jij wilde er niet aan. Eerst doorbijten en als je het met Kerst nog niet leuk vindt, mag je van de opleiding af”, herinnerde ik haar aan haar woorden van toen. Ik vertelde moeder, dat de rollen nu omgekeerd zijn. “Niet piepen, flink zijn, weet je nog?” Moeder lachte. “Jij zegt het en ik weet het niet meer, maar zo is het wel”. Gisteren was moeder de maandag totaal vergeten. “Het is hier fijn, ze zijn allemaal aardig en ik weet nu ook mijn slaapkamer en de w.c. te vinden”. Spelend op haar mondharmonica komt ze de moeilijke momenten door. Zo meteen ga ik weer naar haar toe en hoop, dat ze gelukkig is. Zou fantastisch zijn, als ons oudste teamlid er volgend jaar met de vluchten weer bij kan zijn! Op 17 november hoopt ze 94 te worden. Een Bourgondisch etentje met haar kinderen en partners bij “Bello” in Hall is gereserveerd. In de buurt is haar moeder Tonia begraven en haar oudste zus Sien. Klein Amsterdam, haar geboortegrond, is niet ver. Vorig jaar had ze een leuk gesprek met de inmiddels 86-jarige oud-eigenaar Gerrit Bello. Diens vrouw werkte nota bene nog in de horecakeuken. Over haar broer Dirk ging het, haar familie van de Hallsedijk, over S.H.E. en nog veel meer dierbare herinneringen. Moeder heeft iets om naar uit te kijken, al moeten we haar er telkens aan herinneren.  (wordt vervolgd)

2023

2023

Bij gebrek aan een pakkende titel, houden we het op “2023”. Zoals George Orwell (1903-1950) zijn boek “1984” schreef, vlak voor zijn dood. Voor mijn middelbare schoolexamen las  ik “Animal Farm”, dat meteen na de oorlog uit kwam en Orwell voor het eerst een fatsoenlijk inkomen verschafte. Ook hier lagen vreugde en verdriet dicht bij elkaar. Zijn vrouw overleed in hetzelfde jaar en Orwell zelf werd evenmin oud. Even wat achtergrondinformatie en vooral niet bedoeld om me met Orwell te vergelijken. “Animal Farm” vond ik destijds een geniaal boek. De streken van de varkens zijn er anno 2023 onveranderd!

Sabbatical

Als je onbezoldigd en zonder verplichtingen of bijbedoelingen “blogs” produceert, kun je ongestraft een “sabbatical” opnemen. Bij mij was er eigenlijk iets anders aan de hand. Ik had José beloofd om de badkamer te renoveren. Steeds kwam er iets tussen en ik stelde de werkzaamheden meerdere malen uit. Tot ergernis van José. Toen ik op zeker moment keek naar t.v-serie “Help, mijn man is klusser”, nam ik het zekere voor het onzekere en begon met de badkamer. Dan moet je de tijd niet gaan vullen met het schrijven van “blogs”.

Ongeluk

Eigenlijk vind ik klussen best leuk. Zeker als je ongestoord je ding kunt doen. Daar wringt echter de schoen. Heb je net de tegellijm aangemaakt en de eerste tegel in handen, dan komt er iets tussen. Dat kan gebeuren met een 93-jarige moeder, die mantelzorg vraagt en van mij altijd voorrang krijgt. Zo verdween er dikwijls onbruikbaar geworden tegellijm in de kliko. Het ongeluk van José past in het rijtje. Ze kreeg op de fiets geen voorrang van een bestuurster van een personenauto en werd per ziekenauto afgevoerd. Gelukkig kon José me dezelfde dag vanuit het ziekenhuis bellen, om te vragen haar op te halen. Ze kon de eerste weken niet veel, vanwege een gescheurde knieband, hersenschudding, e.d. Niet alleen dat is niet bevorderlijk voor de voortgang van de badkamerwerkzaamheden, ook bezoek aan verzekeraar, ziekenhuis, contact met politie, reparatie fiets, huisbezoekjes van familie en kennissen, bezoek van de aanrijdende partij en allerlei administratieve rompslomp, komen de voortgang van de kluswerkzaamheden niet ten goede. Op zulke momenten is het belangrijk om te kunnen relativeren. De gezondheid van José is het enige dat telt. De tuinwerkzaamheden, het verzorgen van de duiven, de zorg voor moeder, de dingen van alledag en de renovatie moest ik combineren. Dan denk je niet aan het schrijven van een blog!

Belangstelling

Regelmatig kreeg ik opmerkingen over het niet verschijnen van nieuwe schrijfsels. Dat streelt een mens. Zou het onopgemerkt blijven, dan deed ik het voor Lou Loene. Zelfs Willem de Bruin sprak me er op aan, toen ik vorig jaar enkele weken geen blog geproduceerd had. Begon ik zowaar van te blozen! Want als een fenomeen als WdB zoiets opmerkt …..   Vooruit, op veler verzoek (zeker vijf, maar geen honderd), wil ik in het laatste kwartaal van 2023 symbolisch de pen oppakken en een terugblik geven op het voorbije jaar.

Stamvorming

De laatste tijd krijg ik vragen over onze duiven. Dat is een goed teken. “Heb je even?”. Dan realiseer ik me, dat ik veel tijd kan besparen door eenmalig in een blog daar iets over te vertellen. Ik beloof in een volgend schrijfsel daar een boom over op te zetten. Eerst wat korte items, te hooi en te gras.

2023

We hebben een goed jaar achter de rug. Geen topjaar. We begonnen het seizoen met ongeveer honderd junioren en eindigden met ongeveer vijftig. Op één meer of minder moet je me niet vangen. Vandaag heb je er vijftig en morgen één meer, als er één retour komt na weken zwerven. Of je hebt er één minder, als slechtvalk of havik je visiteert. De helft overhouden is anno 2023 niet eens slecht, als je alle jonge duivenvluchten gespeeld hebt.

Coli

Voor het eerst, sinds de coliperikelen in den lande hun intrede deden, ging de ellende onze deur voorbij. Vorig jaar entten we met de combi-entstof tegen paramixo/ rota. Toen begon het feest een dag na de prik. We waren te laat, ze hadden het al onder de leden bij de enting. Vorig jaar stierven er een stuk of drie. Zoals bekend lieten we de jongen uitzieken. Dit jaar bleef de ellende uit. Helemaal gerust was ik niet. Door flink af te richten, met bijbehorende stress, hoopte ik zelfs de coli enige weken vóór aanvang van de vluchten op te wekken. Niet dus. Dan ben je benieuwd hoe het seizoen zal verlopen, zonder coli.

Vorm

Gezondheid, conditie, vorm. We dromen ervan, maar geen jaar verloopt hetzelfde. Het ene jaar vlieg je in de kring/regio vooral tegen Aart uit Oene, het andere jaar tegen Bertus uit Welsum, of tegen Steffan en opa Hans uit Epse. Ook Johan uit Eerbeek legde me het vuur na aan de schenen in voorbije jaren. Anno 2023 haalden deze mannen niet het niveau van eerdere jaren. We werden afgedroogd door Cor Walda uit Zwolle en door de kersverse combinatie Johan Gijsberts – Marcel Sangers, die debuteerden in regio Noord Oost. Cor Walda sprak ik kort voor de laatste, beslissende vlucht. Ik feliciteerde hem op voorhand. Zijn jonge duiven trainden aan huis minimaal anderhalf uur zonder vlag!  Dan kun je het schudden. Cor werd de terechte regiokampioen. Johan, Marcel en hokverzorger Erik, bleven we heel lang en vanaf de eerste vlucht voor. In het zicht van de meet werden we terecht achterhaald. In het begin hadden wij meer vorm op de hokken. Bij de laatste vluchten was het omgekeerd. Johan Gijsberts weet hoe er vroeger in Voorst met duiven gespeeld werd. Zijn vader had ook duiven. Voorst deed meer dan een halve eeuw voor spek en bonen mee. Zeker op de vluchten tot 500 km. Tijden veranderen. Samen waren we trots, dat de eerste tien asduiven in de kring uit Voorst komen. Met Sando Verbeek en halve Voorstenaar Bob van Zeist op het vinkentouw, zal Voorst ook de komende jaren serieus genomen worden met de jonge duiven!

Doffers

Iedereen die onze schrijfsels leest, weet dat ik het van de doffers moet hebben. Het afgelopen jaar waren de duivinnen numeriek  royaal in de meerderheid. Onze beste duif was dan ook een duivin. Bij ons is een echte goeie altijd een doffer. Dat is nooit anders geweest en voor mij onverklaarbaar, maar wel een feit. Onze beste doffer was er één van de vierde ronde.  Een zoon van onze beste van vorig jaar, die ook van de vierde ronde was. Onze beste duivin en 1e asduif kring, was trouwens van de tweede ronde. De eerste ronde is achteraf vaak de minste ronde. Gewoon een feit.

José

Afgelopen jaar werd mijn José lid van “Steeds Verder”. Ik wil graag inkorven in de eigen club en dat is met het minimum aantal inkorvers voor een vlucht steeds lastiger. Een extra inkorvend lid kan dan uitkomst bieden. José Bekhuis was dit jaar de reddende engel. Ze kreeg zeventien duifjes van Henk Bussing, met een afwijkende ringenserie (van Henk), die op haar naam gezet werd. Ze werden op het kasthok geplaatst. Wat ik aanvankelijk niet wist, is dat het minimum deelgetal op de jonge duivenvluchten acht is. Hoewel ze op het laatst geen acht duiven meer had en dus in de puntentelling zichzelf tekort deed, eindigde ze bij de kringkampioenen in de top vijf. Eén keer werd ze op een vlucht grootmeester in de GOU. Een geslaagd debuut derhalve, met dank aan Henk Bussing! Omdat ik de tweede helft van Nederland tegen de Grieken wil zien, brei ik er een punt aan. De kop is er af!  (wordt vervolgd)