focus

Freek’s Focus (20) (slot)

Laatste Focus!

woensdag 26 september

Laatste Focus

Da’s lekker als je vrije jongen bent; morgenvroeg gaan de laatste duiven naar Albert en het komende halve jaar heb ik geen duivensores. Geen stof, geen veren, geen bevroren drinkpotten. Goed voor mijn allergie en mijn gemoedsrust. Heerlijk ontstressen. Jose is al wat leuks aan het boeken voor de komende herfstvakantie. Zo hou je ook je partner duivenminded!
Het komende halve jaar zal ik ook geen “Focus” meer maken. Waarom zou ik? Hoef geen “optredens”, geen keuringen, geen bijprodukten en geen duiven te verkopen. Gewoon een half jaar de luwte opzoeken en de accu opladen voor seizoen 2014.

Geen laatste SFC- vlucht Creil

Donderdagochtend was ik nog van plan in te korven voor Creil, ondanks de slechte weersvoorspelling. Toen ik de duiven binnen riep na de ochtendtraining, zag ik tot mijn schrik een gevalletje “one-eye-cold”. De betreffende duif heb ik meteen verwijderd, evenals een andere doffer met vochtige neusdoppen. Het waren geen favorieten en dan ben ik er snel mee klaar. Het is ornithose en besmettelijk en dan weet je genoeg: niet inkorven!
Zonder te kuren lijkt het onheil voorbij. De duiven kunnen naar Albert.

Geen boze reacties

Een zekere Jan-Willem (noot webmaster: Jan-Willem Steenbergen, Zutphen) reageerde instemmend op mijn vorige “Focus”. Verder geen boze reacties uit Zutphen of van elders. Dat wil niet zeggen, dat iedereen instemt met mijn visie aangaande vlieglijnen. Ik heb niet de wijsheid in pacht. Wel heb ik enig recht van spreken. Wie kan zeggen dat hij jarenlang in zowel de kring Zutphen, de kring Deventer, als de kring Apeldoorn gespeeld heeft? Dit op vier verschillende adressen, op zowel zolder- als tuinhokken en met pannengedekte puntdaken als met golfplaatgedekte zadel- c.q. lessenaardaken. Mijn duiven haalde ik veelal in de kring Zutphen. Van wijlen Piet Steenbergen kreeg ik goeie duiven en via Eijerkamp kwamen er meubel-, koop- (website) en testduiven. Onder de testduiven zaten de beste exemplaren. Succesvol was ik ook met duiven van Bertus Camphuis. De beste duiven haalde ik bij Bertus samen met mijn goede vriend (37 jaar vriendschap!) wijlen Jan Suijkerbuijk. Met een dochter van de “Autowinnaar 01” en een zoon van de “Wonderboy 05” hadden we het meeste geluk. “Garfield”, “Oude Knoedel” en “Texas Homer” stammen in rechte lijn uit deze duiven! Ook het bloed van “Witpen 75” van Cees Suijkerbuijk stroomt door de aderen van onze duiven. Toch gaat niet alle eer naar de kring Zutphen. De inbreng van wijlen Henk Gerritsen en zijn rechterhand Gerrit van Looijengoed mag niet onvermeld blijven. Een duivin uit het wonderkoppel “10 maal 20” drukte duidelijk haar stempel. Ik zeg dat uit de grond van mijn hart, al denk ik nu ook meteen aan het overheerlijke gebakje van bakker Toet dat Gerrit van Looijengoed maandagochtend meebracht naar Joke & Martin en wat ik daar ’s avonds met smaak verorberde. Het koppel “10 maal 20” was een kort leven beschoren.
De ’10 ging al snel verloren, maar had in korte tijd vier fantastische zonen op de wereld gezet. De 01, 02, en twee keer 09. De ’01 was asduif van de hele GOU en zijn drie broers waren echte pointeurs die zelden misten en gemakkelijk de kop pakten. We kunnen het Henk helaas niet meer vragen, maar ik denk dat hij in zijn leven geen beter kweekkoppel bezat. Een volle zus van die vier musketiers (Meulemans x Janssen) is de moeder van “Garfield”!

Wisselvallig seizoen

Veel liefhebbers zullen spreken van een dramatisch seizoen voor de jonge duiven. Op de specifieke jonge duivenvluchten werden overal gigantisch veel junioren verspeeld. Ook wij deelden in de malaise. Vooral in de aanloop naar de eerste prijsvlucht raakten we veel jonge duiven kwijt. Hoewel we niet veel konden africhten vanwege de jeugdige leeftijd van onze jongen (mislukt experiment), waren we er iedere africhting een stuk of vijf kwijt. Vijf keer africhten betekent dus 25 duiven verspelen. Dan gaat het hard.
Op de eerste prijsvlucht gingen we er volledig onderdoor. Nooit eerder meegemaakt! Onze duiven bleken ornithose en tricho onder de leden te hebben. Noodgedwongen moesten we tegen onze principes in kuren. Daarna wisselden goeie en slechte vluchten elkaar af. Lossen zonder de kring Zutphen heeft voor ons negatieve gevolgen gehad voor de vlieglijn. Daar ben ik heel eerlijk in. Voorheen kwamen onze duiven meestal via de “IJsselroute”. Nu we losten met Noordoost en soms gezamenlijk met Noordwest, zagen we een verlegging van de trek in westelijke richting. Clubgenoot Jan de Ruiter was zelfs bang, dat zijn duiven verkeerde gewoontes (vliegen via Gelderse Vallei) zouden aanleren en hield zijn duiven op een gegeven moment zelfs in. Vooral vanaf Pommeroeul (vijfde jonge duivenvlucht) kwamen vrijwel al onze junioren uit het noordwesten retour met een teleurstellende uitslag als gevolg. Is vliegen op de natour met jonge duiven een goed alternatief? Onze clubgenoten Annet Jutten en John en Gerrit Nieuwenhuis deden het, maar dat was geen succes. Ook Eijerkamp liet de jonge tour schieten en korfde de vroege jongen in op de natour. Van Erik Plant, waar ik dinsdagavond een laat jonkie ophaalde uit zijn “Blauwe Garfield-lijn”, vernam ik dat ook Eijerkamp heel veel jongen verspeelde op de natour en om die reden niet korfde voor SFC-vlucht Creil.

Geen echte toppers, wel leuke duiven

Echte toppers hadden we niet in 2013. Dat zie je ook bij de asduiven terug. We kweekten vooral veel rommel, net als iedereen. Ook uit onze “Oude Knoedellijn” kwamen veel matige en slechte duiven. Tot 2012 was zijn rendement betoverend. Vijf nazaten en vijf goeie duiven (eersteprijswinnaars en asduiven). Eigenlijk weet je vooraf dat geen enkele duif dat rendement vasthoudt. Kinderen van onze stamvader (13 jaar oud!) hadden we niet dit voorjaar. Wel een aantal kleinkinderen en vooral achterkleinkinderen. Ik schat dat ongeveer 30 jonge duiven van lichting 2013 zijn bloed voerden. Daaronder 4 stuks die voldoening gaven. “Albert” is een levenslustige, prachtig gebouwde atleet. Hij boekte een regiozege en was tevens onze eerste duif van Mantes la Jolie. “Rinus” is een kleinzoon die ook voldoening schonk. Onze eerste duif van de eerste Tongeren en een week later de tweede plaats in de regio. Zijn broer “Piet” bleef ongepaard, maar was een regelmatige prijsvlieger en onze tweede duif op Mantes la Jolie. De vierde nazaat uit de “Oude Knoedel” is “Teun”. Een sterk gebouwde atleet die ongepaard een keer 1: 200 vloog op de natour en verder vanaf Meaux een eerste vloog in de kring (2e in de regio). De vijfde duif die ik wil vermelden is “Bram”. Een duif op een bon van GOU-voorzitter Bram Scherpenzeel. Een sterke jongen, die het vooral met twee nachten mand goed deed. Deze vijf doffers komen op ons gezamenlijke kweekhok.

Duivinnen altijd minder

Gek genoeg zijn het bij mij altijd de doffers die het mooie weer maken. Vrijwel altijd krijg ik een doffer voorop en als ik er vier tegelijk kreeg waren het prompt vier doffers. Elk jaar hetzelfde liedje. Toch heb ik een jong met 8 prijzen en dat is toevallig een duivin. Een goede serieduif, die ook aangewezen puntjes sprokkelde, maar nooit echt de kop pakte. Echt opgewonden word ik daar niet van. Twee kweekkoppels gaven zowel in 2012 als in 2013 een goed rendement!

Stamvorming

Onze “Oude Knoedel” is vooralsnog onze beoogde stamdoffer. Komend jaar kunnen we voor het eerste twee duiven tegen elkaar zetten die beiden afstammen van onze “O.K.” Kunnen we aan stamvornming gaan doen. Dat is een nieuwe uitdaging! Probleem op dit moment is, dat 80% van ons duivenbestand witoger is. Daar moeten we in de nabije toekomst iets aan doen. We gaan voor versterking komende winter letten op rijkgekleurde geelogers met ogen uit het boekje. Natuurlijk moeten ze meer hebben dan alleen mooie ogen!


Freek en Albert na de Regio-zege door “Albert-609”
Freek toont onze beoogde stamvader, de 13-jarige OK!

Prettige sfeer

Hoewel we op het laatst met z’n zessen inkorfden binnen “Steeds Verder”, was de onderlinge sfeer voortreffelijk. We waren aan elkaar gewaagd, gaven elkaar tips en stimuleerden elkaar. Max, als gelouterd voetbaltrainer, overtrof zichzelf met twee overwinningen (waaronder een regiozege) en twee keer zilver. Henk zat elke week vroeg, John pakte twee keer een overwinning en deed het vooral de eerste zes vluchten voortreffelijk, Maurits was vluchtwinnaar en blonk uit met hoge prijspercentages en bij al dit geweld vielen Martin & Joke en ondergetekende niet bovenmatig op. Uiteindelijk werd de combinatie Geven onaangewezen kampioen en ondergetekende aangewezen kampioen, maar van overheersing was dit seizoen geen sprake. Het bleef spannend tot het laatst en na afloop van elke vlucht feliciteerden we elkaar en dronken samen een biertje, wijntje of iets anders aan de bar. Zo hoort het, maar zo gaat het niet altijd en overal!
Met Martin had ik het er later over. “Wie kampioen wordt, dat weet de volgende dag geen hond meer. Is eigenlijk bijzaak. Als de onderlinge sfeer slecht was of is, dat weet iedereen tot in lengte van jaren”.
Op seizoen 2013 kunnen we met plezier terugblikken. Voor de duivensport in ruimere zin was het een dramatisch jonge duivenseizoen en voor ons was het wisselvalligheid troef, maar het was wel gezellig in mijn beleving!

Verrassende klassering

Ondanks de wisselvalligheid vinden we ons in het Nationaal Kampioenschap terug op de 16e plaats. Daar kunnen we goed mee leven. Slechts 1 liefhebber in de GOU staat boven ons, dus dat is nog zo gek niet.
Na het Wereldkampioenschap in 1997 met “Garfield” wist ik dat het zeer moeilijk zou worden om die prestatie ooit te evenaren. Een club- of kringkampioenschap verbleekt erbij. Toch haal ik mijn neus er niet voor op. Na 16 jaar kan ik nog steeds genieten van de prestaties van de beste duif die ik ooit mocht koesteren. “Texas Homer” in 2012 was ook een bijzondere duif. Miste net als “Garfield” nooit en won vier weken op rij 1:100 met daarbij een 1e in de kring (2e regio) en 2e in de kring (na hokgenoot). Zulke duiven wil iedereen het liefst elk jaar kweken, maar dat is een utopie. Ajax heeft ook maar 1 keer een Johan Cruyff gehad en Barcelona zal in de toekomst nog lang terugdenken aan het unieke talent Messi. We genoten afgelopen seizoen enkele malen van mooie vluchten in het bijzijn van duivenvriend Rinie Vos, van compagnon Albert en van moeder Toos. Samen vierden we de dubbele regiozege. Jose was dikwijls net in de keuken met de koffie bezig als de eerste duif arriveerde, maar ze gunt me het duivenplezier van harte. Ook zonder echte topduif was seizoen 2013 de moeite waard!

Freek’s Focus (19)

Teletekstdromen in zwarte week

woensdag 11 september

 
Zwarte week
 
Saint Quentin van afgelopen week, tellend voor de fondclub IJsselstreek en de SuperFondClub GOU, werd een fiasco. De duiven gingen terug naar Meer (122 km) en werden tegelijk met de regio Noordwest gelost. Een zeer breed front van tientallen kilometers met de meerderheid van de duiven aan de westkant en een zwaarbewolkte hemel. Het werd, diplomatiek uitgedrukt, niet het gedroomde einde van het seizoen. Zaterdagavond waren er 20 van de 24 en zondagochtend volgden er 3 in de stromende regen. Toen het zondagmiddag zowaar opklaarde en het nog verrassend mooi weer werd, maakten Jose en ik een wandeling langs de IJssel. Bij thuiskomst rond theetijd zat no. 24 braaf in het zonnetje op ons te wachten. Dat viel dus uiteindelijk mee. In onze club zaten Hennie, Hans en Stefan in de top 10. Jongens die daar niet dikwijls vertoeven en die je een mooi seizoenseinde gunt. Was het daarom een zwarte week?  Welnee. Het was de week waarin een ernstige fraudezaak in de duivensport aan het licht kwam in afd. 10. Ook de week waarin Kenji Schmitt (26) een eind aan zijn jonge leven maakte. Albert bezocht Kenji enkele malen in Averbode en schafte zich een stuk of wat duiven aan een paar jaren  geleden. Niet te bevatten.  Ook Piet Steenbergen (67) stierf veel te vroeg. Twintig jaar geleden haalde ik op een bonnetje enkele duiven bij Piet. Dat werd een succes. Ze wonnen serie 3 op een nationale vlucht en eentje werd asduif van de toenmalige afd. Salland. Zoiets vergeet je nooit en het schept een band. Toen ik in 2009 herstartte, na zeven duifloze jaren, hoorde Piet dat en hij bood me spontaan enkele jongen aan. Ik hoorde, dat er plannen waren voor een veelbelovende combinatie. Bram Calot, telg uit een roemruchte duivenfamilie, zou herstarten na enige duifloze jaren als compagnon van Piet, die zelf ook uit een echte duivenfamilie stamt. Een combinatie met potentie. Helaas mag het niet zo zijn…. Verder stierf Gerrit Plant, ooit deel uitmakend van de bekende gebroeders Plant uit Brummen en vader van Erik Plant. Een gedenkwaardige, zwarte week al met al.
 
Martin van Zon en de Heremansduiven
 
De afgelopen week las ik een interessante column van de man uit Berkenwoude. Ook Albert las dit artikel in “het Spoor” en maakte me er ten overvloede op àttent.  Martin mist de ouderwetse “Orleans-koorts”. Verder is hij kritisch t.a.v. de liefhebbers die veelvuldig op teletekst staan. Alleen liefhebbers die midden in de vlieglijn wonen komen ervoor in aanmerking. Dat half Nederland in de ban is van Leo Heremans en Stefaan Lambrechts vindt Martin ook een bedenkelijke ontwikkeling. Deze duiven komen op vluchten van 600 km. duidelijk tekort! Niet iedereen zal zijn zienswijze omarmen. Leo zal het een biet zijn; die heeft de buit allang binnen!  Over de vlieglijn zal ik het in een volgende alinea hebben. T.a.v. van de Heremansduiven kan ik uit eigen ervaring wel iets zeggen. Leo Heremans ontmoette ik een jaar of zes, zeven geleden bij Eijerkamp. We waren beiden, met nog een heleboel anderen, uitgenodigd om de aankomst van Munchen mee te maken. Keurig verzorgd met een hapje en een drankje en een chinese maaltijd na afloop. Toevallig kwam ik in de partytent op de Brummense prairie naast Leo te zitten en dat werd een hele lange zit. Munchen werd dat jaar een flop voor Hans en Evert Jan, want er kwam die dag in Brummen geen duif door. Gelukkig stond er ook nog een andere vlucht op het programma en dat werd wel een eclatant succes. Een rechtstreekse Heremans werd als eerste geklokt en dat was het begin van een ware triomftocht voor de Heremansen over meerdere jaren bij Eijerkamp en diverse anderen. Het begin van een ware hype, die culmineerde in een totale verkoop die alle records zou breken. Leo Heremans herinner ik me als een sympathieke, bescheiden man met wie ik ettelijke uurtjes gezellig gebabbeld heb en voor zijn prestaties heb ik grote bewondering. De laatste jaren kreeg ik van meerdere liefhebbers “Heremansduiven” aangeboden om te testen. Soms raszuiver, soms driekwart en soms gekruist half om half. Natuurlijk waren het geen jongen van “de Jan”, van “de Olympiade”, “Jackpot” of “Euro”. Dat zijn duiven waar op de foto de klasse afdruipt. Wel krijg je jongen uit de zoon van de broer van. U kent dat. Om met de deur in huis te vallen: dat waren ze niet! Niet opvallend snel, niet opvallend slim en zeker niet in de hand en op het oog de duiven waar ik opgewonden van word. Dat kan natuurlijk ook niet. Leo had ongetwijfeld een aantal superieure duiven, maar op het laatst werden er in een tijdsbestek van enkele maanden 1000 jongen geproduceerd. Dat is geen kampioenenkolonie, maar een vermeerderingsbedrijf! Als een hondenras razend populair is, moet je er met een grote boog omheen lopen. Ik vrees dat dit voor duiven ook geldt. Leo speelt met een klein groepje jonge doffers op een favoriet hok het klassieke weduwschap vanaf Quievrain. Ongeveer 100 kilometer. Zelf speel ik wekelijks op vluchten tussen de 100 en 500 kilometer, maar dan op nest. Daarvoor heb je andere duiven nodig, is mijn ervaring.
 
Teletekst en de vlieglijn
 
Martin van Zon benadrukt, dat het veelvuldig domineren van teletekst alleen is weggelegd voor liefhebbers die midden in de vlieglijn wonen. Vorige week zag ik in Zuid-Holland een teletekstuitslag van naar ik meen 13.000 duiven. Het leek op de verenigingsuitslag van een club uit Dordrecht! “Hoe dichter bij Dord, hoe rotter het wordt”, zei deze week een oud-leerling die zijn verkering met een meisje uit Dordrecht had uit gemaakt. Dat geldt duidelijk niet voor de duiven van Kees, Gwen en Peter. “Ome Piet” ontbrak deze keer. Natuurlijk zijn het fanatieke en deskundige liefhebbers met geweldige duiven, maar er moeten daar geografische omstandigheden, die de vlieglijn beinvloeden, een rol spelen.  In eigen omgeving kan ik uit eigen ervaring en waarneming praten. In 1970 vloog ik voor het eerst met postduiven bij p.v. “de Hoven” in Zutphen. Een stadsdeel aan de westelijke oever van de IJssel. De afd. Salland loste Zutphen samen met Doetinchem en de liefhebbers in “de Hoven” klaagden steen en been dat ze niet mee konden komen tegen “de stad”. Vooral Eefde lag gunstig in die tijd. Bertus Camphuis en Bertus Roording werden er later nationaal kampioen, Cees Suijkerbuijk maakte er furore na van Zutphen naar Eefde verkast te zijn en Hans Eijerkamp vloog er op naam van zijn vader vanaf het erf van Harm Modderkolk. Ook Marcel Sangers verhuisde deze eeuw welbewust naar Eefde, in navolging van oud-clubvoorzitter van “de Hoven” Adrie Heuvelink, die pal naast Berus Camphuis ging wonen. De mannen uit “de Hoven” konden niet meekomen tegen “de stad” en al helemaal niet tegen Eefde. De liefhebbers uit Voorst, waartoe ik behoorde, deden eigenlijk voor spek en bonen mee. Voorst lag enkele kilometers westelijker met ongeveer gelijke afstand. Dat wij nog ongunstiger woonden werd nooit benoemd. Wij waren in de ogen van de liefhebbers uit “de Hoven” prutsers met slechte duiven …..   Als achttienjarige mocht ik zelfstandig lid worden van “de Hoven”.  Ik vond het prachtig en indrukwekkend. Een volksclub met een eigen taal en cultuur. Penningmeester en clubkampioen Appie Derks rekende op de achterkant van een sigarendoos uit wat iedereen moest betalen en terwijl “de Pelle”, “Keumes”, “Torres” en al die andere gezellige jongens luidruchtig hun biertje dronken aan de bar en er soms een kaakslag uitgedeeld werd, hielp ik Appie met het handmatig uitrekenen van de poulebrieven. Na mijn diensttijd in Seedorf en de verhuizing van mijn ouders, mocht ik thuis geen duiven meer houden. Bij “ome Dirk” in Klein-Amsterdam, een buurtschap 5 kilometer ten westen van Voorst, bouwde ik in de paasvakantie van 1978 illegaal een duivenhok van 10 meter lengte. Nog verder uit de vlieglijn. Op de vitesse kwamen de duiven bij westenwind over Zutphen/ Eefde en moesten tegen de wind in de laatste 8 kilometers vliegen. Op Eefde moest ik echter 3 kilometers toegeven. Alleen bij sterke oostenwind had ik kans om fatsoenlijk op de uitslag te geraken. Het was vechten tegen de bierkaai! In 1980 ging ik van “de Hoven” naar “Steeds Verder” in Twello en merkte meteen dat ik ineens mee kon komen. Mijn uitslagen werden met argusogen door de overige Voorstenaren bekeken en geleidelijk volgden er meer: Gerrit Ilbrink, Toon Waanders, Teun Kruitbosch, Cees Hensbergen schieten me zo te binnen.
Het afgelopen jaar werd Zutphen ingedeeld in een andere regio. In de voormalige regio 2 domineerde Zutphen overduidelijk. Bij westenwind waren de eerste 50 duiven van de uit 4 kringen bestaande regio niet zelden allemaal afkomstig uit Zutphen. Als een bepaalde kring te veel gaat domineren, ontstaat er een tegenbeweging. Regio 2 ging soms gelijk los met regio 1. Bij oostenwind gebeurde het, dat Zutphen niet op de eerste bladzijde van de regio-uitslag stond. Als je jarenlang gunstig in de vlieglijn gelegen hebt (de IJssel is een geografisch bepalend landschapselement) ontwikkel je een superioriteitsgevoel en heb je de neiging mensen uit andere kringen niet voor vol aan te zien. Toen ineens incidenteel de top 50 van de kring Zwolle de top 50 van regio 2 werd (vooral bij harde wind van achter en met gezamenlijke lossing met regio 1) geraakten sommige liefhebbers in de kring Zutphen bijna in shock. Hoe kan het, dat de beste liefhebbers met de beste duiven (het Mekka van de duivensport) weggespeeld worden door … (?) In Voorst wisten we al veel langer dat je zelfs met de beste Zutphense duiven niet kunt opboksen tegen het voordeel van midden in de vlieglijn liggen!  Zutphense liefhebbers zullen me deze alinea waarschijnlijk niet in dank afnemen, zoals veel teletekstspelers in den lande de stukjes van Martin van Zon niet zullen waarderen, maar dat boeit me niet. De waarheid is soms ontluisterend en het geloof in “teletekstduiven” en sprookjes profijtelijk.
 
Teletekstduiven
 
Het voorbije jaar kochten we een laat doffertje uit een vader die twee keer op teletekst stond. We zetten hem tegen een laat duivinetje gefokt uit een vader die drie keer op teletekst stond.  Beide laatjes schaften we aan via een veilingsite. Daar kun je teletekstduiven uit fokken, denk je dan. Albert en Freek geloven dus eigenlijk ook in sprookjes. Helaas bleken de eruit gefokte jongen geen knip voor de neus waard. Het koppel “pakte” blijkbaar niet, zoals de meeste koppels dat niet doen. Ze krijgen in een andere samenstelling een nieuwe kans.
Het voorbije jaar loste Noordoost van de GOU soms alleen. Soms samen met Noordwest. Op de verdere vluchten met jonge duiven gingen de vier regio’s van de GOU gezamenlijk de lucht in.
We stelden vast, dat onze resultaten wisselvallig waren. De ene week was het alles, de andere week was het niets. We gebruiken geen medicamenten en doen geen dingen die de vliegvorm manipuleren, behalve verduisteren. Onze duiven doen gewoon elke week hun best. De ene keer arriveren ze uit het zuidoosten, de andere keer uit het noordwesten. Jonge duiven zijn extreme kladvliegers, volgens Martin van Zon en ik denk dat hij daar een punt heeft. Kwaliteit en vorm zijn belangrijk, maar het voordeel van een gunstige vlieglijn is minstens zo belangrijk. Bedenk dat alvorens te investeren bij de “teletekstkanonnen”.
Dat schrijvende is mijn respect voor de prestaties van Kees, Peter, Bas, Gerard, Harm c.s. niet minder. Ze hebben kwaliteitsduiven, een uitgekiend systeem en zijn zeer gedreven. Datzelfde geldt voor het respect dat ik heb voor de mannen uit “het Mekka van de duivensport Zutphen”. Voor Hans en Evert Jan, voor Bertus en Cees, voor Marcel en Alwin, maar ook voor Jan en Appie. Gedreven liefhebbers met uitstekende duiven. Respect heb ik echter ook voor liefhebbers die tientallen jaren voortmodderen en hun liefde voor postduiven en de sport niet verliezen op de meest onmogelijke plekken ver buiten de vlieglijn!

Freek’s Focus (18)

Focussen!

woensdag 04 september

Focussen
 
Terug van weggeweest, na ongeveer 6 weken radiostilte. Dat is het voordeel van een vrije jongen. Schoolvakantie en niets moeten. Gewoon focussen op de duiven. Daar gaat het om. De “Focus” is een uitlaatklep, een aardigheidje en een leuke bijzaak. Eenzijdig contact met de buitenwereld via de computer. Delen met velen, maar gewoon menselijk contact een op een vind ik toch leuker.
De “Focus” produceer ik gewoonlijk op woensdagavond. Ik moet dan werken tot 22.00 uur en na werktijd kruip ik ongestoord achter de computer om over het wel en wee op het duivenhok en alles daar omheen te verhalen. Lekker in volledige stilte, want Jose ligt dan al op bed.
 
Ups en downs
 
Het seizoen met de jonge duiven is er voor mij een met ups en downs. Er volledig onderdoor op de eerste vlucht. Dan op advies van Nanne Wolff er een geelkuurtje tegenaan gegooid (3 dagen uit een potje dat al enige jaren ongebruikt in de diepvries stond met ronidazole die ver over datum was) en enkele dagen een poedertje tegen orni (blanco potje, maar ik meen dat dr. Wolff iets mompelde van straf spul en lincospectin, maar dat weet ik niet eens zeker). De duiven knapten binnen enkele dagen op en maakten een prima uitslag (ik meen zes bij de eerste 20 in de regio en alles thuis). De derde vlucht was weer een fiasco. ’s Avonds miste ik nog 15 junioren. De week erna zag ik een jonge rode doffer met verschijnselen van difterie die ik meteen apart zette. Dr. Wolff was met vakantie en zonder medicatie korfde ik in. Resultaat: 1 en 2 in de regio met de eerste en derde getekende! ’t Was de ene week niets en de andere week alles. De vijfde vlucht was weer een fiasco. Alle ingezette junioren kwamen retour uit het noorden en de uitslag was echt beneden peil. Was de uitslag slecht, dan miste ik steevast duiven. Was de uitslag goed, dan was alles thuis.
 
A en B-ploeg
 
Vanaf St Quentin kon ik de ploeg splitsen. De beste jongen werden doorgezet, de mindere goden teruggezet op de natour. Iedere week konden er enkele duiven promoveren of degraderen, afhankelijk van het resultaat. De A-ploeg deed het goed.  Op St. Quentin miste de ’73 teletekst op ongeveer 10 seconden. Nu ging de eer naar mijn clubgenote Hillie Romein, met een duif van het hok van John. De ’73 is een kleinzoon van onze “Jurriaan”. De B-ploeg deed het op de natoer niet denderend, maar daar is het de B-ploeg voor! Van Meaux arriveerde de ‘780 als eerste. Gewoon op het schapje wint hij eerste in de kring en tweede in de regio. De ‘780 heb ik “Teun” genoemd, ter ere van plaatsgenoot en duivenvriend Teun Kruitbosch, die net in die week vrij onverwacht stierf (67 jaar). De ‘780 is een nazaat van zowel “Jurriaan” als onze “Oude Knoedel”.
Tussen Meaux en Mantes la Jolie zette ik de A- en B-ploeg volledig in op de natoervlucht Tongeren. Rust roest, immers?  Van de 30 ingezette duiven behaalden er 22 prijs en tegen 6400 duiven klasseerden er 4 zich bij de eerste 30. Een goede generale voor Mantes la Jolie. Afgelopen weekend zette ik er 14 op Mantes la Jolie en 18 stuurde ik er naar Chimay. Wederom een A- en B-ploeg. De Chimaygangers maakten 12 prijzen, maar de top 10 was geen haalbare kaart. Op zondag keerden de duiven van Mantes retour. Onze eerste duif, de 609, kwam uit het westen. Bij het melden op de site van Steeds Verder was het de eerstgemelde duif, maar later bleek Max Slinkman op iets grotere afstand de snelste te hebben. De ‘609 is weer een nazaat van onze “Oude Knoedel”. Ik doopte hem “Albert” toen hij op de vierde vlucht de regiozege opeiste. Onze tweede duif van Mantes was de “Vale 93”. Een ongepaard doffertje en nestbroer van “Rooie Rinus”. Deze twee doffers kweekte Albert uit een late zoon van onze “Oude Knoedel” met een rode Ludo Claessensduivin, die we afgelopen winter via een veilingsite kochten van Pierre Faes uit Baarn. “Rooie Rinus” heeft een 3e en 2e plaats in de club achter zijn naam staan (ook 2e in regio).
Onze derde duif van Mantes was “Bram”. Deze doffer zit sinds enkele dagen te broeden en hij deed het goed op alle vluchten met twee nachten mand. De “Teun 780” was onze vierde duif en eerstgetekende. Wijlen Jan van Brummen repte ooit over het geven van een nestpan aan een ongepaarde duif. De “Teun” lag de hele voorafgaande week te rusten in zijn pan, die hij met hand en tand verdedigde. Met 4 duiven voor in de uitslag was ik tevreden.
 
Puur natuur
 
Mensen die me op duivengebied volgen, weten dat ik een natuurmens ben. Alleen als ik helemaal vast loop, bezoek ik een dierenarts (Wolff) en volg zijn advies. Dit seizoen bezocht ik Wolff toen mijn duiven het noorden helemaal kwijt waren. Daarna deed ik het zonder medicatie. Wel gebruik ik vlierbessensap, citroensap, bietensap, wortelsap, rettich, bieslook, oregano e.d.  Zo veel mogelijk vers bereid en uit eigen tuin. Ook natuurlijke mineralen krijgen ze: biologische potgrond en klei en verder karnemelk en yoghurt en elke week op zondag en maandag “fles van Gust” (concentraat van knoflook, ui, dennenaalden, kandijsuiker en jodium). Tenslotte regelmatig de voordelige kruidendrank van Natural, biergist en een scharreleitje van eigen kippen. Wie “de Duif” leest, begrijpt dat ik op de golflengte zit van Andre Christiaens. Tricho is geen ziekte, maar een verstoring van de balans. Ook de wijze lessen van wijlen Arie v.d Hoek zijn me altijd bij gebleven. Vergeleken met Koopman, Bosua, Verkerk c.s. ben ik een onbeduidend prutsertje. Ik heb echter geen pretenties. Ik wil mijn duiven en mijn clubgenoten graag recht in de ogen kunnen kijken en voel me goed bij mijn doenwijze. Ik hoef niet op teletekst, ik hoef niet in de publiciteit en ik hoef niet te verkopen.
 
Kweekhok opschonen
 
Nu we in Nederland, maar ook in de omringende landen met de handen in het haar zitten vanwege enorme verliezen met de jonge duiven is het zaak extra streng te selecteren.  Zelf heb ik vijf criteria:
1. Welke duiven blijven gemakkelijk gezond zonder medicamenten in mijn milieu?
2. Welke duiven gaan niet bij de eerste de beste tegenslag verloren?
3. Welke duiven staan me aan in de hand en op het hok (levendig, vitaal, prettig in de omgang)?
4. Welke duiven winnen gemakkelijk prijs onder uiteenlopende omstandigheden?
5. Welke duiven zijn onderscheidend (winnen eerste prijzen, liefst in groot verband)?
 
Kwekers die na drie jaar kweken met diverse partners niet onderscheidend zijn, kunnen vertrekken!  Op ons kweekhok zijn dat dure naamduiven, maar ook bewezen asduiven in regioverband en eersteprijswinnaars. Met Albert heb ik afgesproken, dat we deze duiven ruimen. Waarom doormartelen met een “kweker” waarvan de meeste jongen niet vitaal genoeg zijn, verloren gaan, niet onderscheidend zijn op de prijsvluchten en ons eigenlijk niet aanstaan? “Moeilijke kwekers” noem ik het. Ik ben echter op zoek naar “makkelijk kwekers”!  Gelukkig zijn Albert en Freek het meestal aardig eens.
Na vijf jaren testen van duiven van derden en vijf jaar testen van duiven als kweker, kun je vergelijken. Gek genoeg staren we ons vaak blind op prestaties op andere hokken. We weten echter helemaal niet of de condities daar vergelijkbaar zijn met de condities die wij kunnen bieden.
Hoe is de liefhebber gesitueerd t.o.v. de vlieglijn en de concurrentie? Hoe vaak rijdt hij met zijn duiven? Welk systeem volgt hij? Kuurt en prutst hij veel?
In de volgende “Focus” ga ik hier graag op door.
Morgen gaan de duiven naar St. Quentin. Afhankelijk van de stand van de rui, conditie en motivatie zoek ik een ploegje bij elkaar. Volgende week hoop ik, als St Quentin redelijk verloopt, een ploegje te formeren voor de laatste vlucht van de SFC. Daarvoor moet ik waarschijnlijk inkorven in Gorssel. Wordt vervolgd.

Freek’s Focus (17)

Gezondheid en weer spelen onze junioren parten!

woensdag 24 juli

Meteen met de deur in huis vallen: de derde prijsvlucht werd voor ons een deceptie!  Een week eerder leek het lek boven; een mooie uitslag en alles thuis.  Hoe anders was het afgelopen zaterdag. Pas om 14.00 uur kregen de duiven de vrijheid in Tongeren (ongeveer 160 km). Voor junioren geen fijn tijdstip. Eerst de hele ochtend wachten en dan ’s middags de hitte in met overwegend noordoost in de wind en mogelijk stroken met zware bewolking. Wie nog niet gedronken had, was op voorhand geklopt, zo veel was duidelijk.
Met moeder Toos, Albert, Yvonne, Rinie en Jose zaten we onder de parasol te wachten.  Tegen vieren trok ik mijn overall aan, zette de helm op en liet het lokkertje droog oefenen, onderwijl de lucht afspiedend. Rinie is dan net zo rusteloos als ik en het speculeren over te halen snelheden is dan al volop begonnen.  Rond 16.15 uur keken we elkaar bezorgd aan. Ze hadden er moeten zijn!
Pas 10 minuten later meldde zich de eerste duif. De jonge rode doffer was wat zenuwachtig en bleef nog even rondtoeren. Het moment om het lokkertje in de strijd te gooien. Dat hielp en om 16.26.05 was de kleinzoon van onze “Oude Knoedel” geconstateerd. Vervolgens moesten we vijf minuten wachten op de opvolger en daarna weer vijf minuten op nummer drie. Dat zinde me niet en achteraf was het een veeg voorteken! 
Om een lang verhaal kort te maken; ’s avonds misten we nog 15 van de 42 ingezette junioren en dat was een tegenvaller. Op zondag keerden er nog zes retour en vervolgens op maandag nog twee, maar dat spoelde de vieze smaak van deze vlucht niet weg.

Hok van slag

Als duiven een of twee dagen te laat thuiskomen, zeker bij extreem warm weer, zijn ze van slag. De ene laatkomer is echter de andere niet.
Maandagochtend rond 7.00 uur kregen we onze voorlaatste thuis en dat was een “scheermes”. Op karakter en op zijn tandvlees bereikte hij de thuishaven, maar het arme diertje was zo leeggevlogen, dat hij de avond niet haalde. Om 10.00 uur arriveerde onze laatste. Deze zoon van “Jurriaan” zag er relatief nog goed uit en heeft nu na twee dagen herstel alweer praatjes.  Toch is je hok van slag. De laatkomers hebben nog geen zin om flink te trainen en de sfeer verandert als bepalende duiven wegvallen. In mijn geval zijn er ook koppeltjes verbroken. Nestjes waren er nog niet, maar wel zijn er koppeltjes onvrijwillig verbroken. Zelfs een compleet koppeltje mis ik.  Als duivenliefhebber weet je, dat je soms afscheid moet nemen. Toch laat het je niet onberoerd, als je duiven waar je enkele maanden dagelijks mee in de weer was, ineens niet terugziet.

Selectie van kweekduiven

Nu we drie vluchten gehad hebben, maak je onwillekeurig een tussenbalans op.  Uit sommige koppels ben je (vrijwel) alles kwijt en uit andere koppels (vrijwel) niets. Als uit een bepaalde duif, na meerdere malen omkoppelen, er na drie kweekseizoenen geen overtuigende adelbrieven overlegd kunnen worden, is zijn of haar lot bezegeld!  GJB heeft het over “wegvliegers”. Hij bedoelt dan duiven gekweekt uit dure naamduiven, die via internet verkocht worden, maar die al meerdere generaties niet deugen als kweekduif. Iedereen weet wat we bedoelen; er is veel geld voor betaald en dat wil men terug verdienen.  Er zijn echter ook bewezen vliegduiven, die absoluut geen kweekpotentie hebben.  Met diverse partners geven ze nazaten die niet in de schaduw kunnen staan van hun ouders!  Zet sentimenten overboord en neem afscheid van “moeilijke kwekers”.  Ze zorgen enkel voor teleurstelling!  Ook wij hebben zulke “moeilijke kwekers”. De jongen behalen niet de prijzen die de ouders vlogen, ze worden als eerste ziek, of keren gewoon niet retour.  Bij twijfel probeer ik me in te leven in het gedachtengoed van mijn goede vriend wijlen Jan P.  Suijkerbuijk.  Als dat lukt, is het lot van de twijfelaar snel bezegeld!

Duiven opnieuw niet fit

In de aanloop van de vierde vlucht zie ik, dat de duiven opnieuw niet tiptop zijn. Gisteren zag ik dat de rode ’71 meteen na de training afstormde op de drinkpot in de tuin. Deze drinkpot is bestemd voor eventuele nakomers van Tongeren en voor vreemde duiven die hier, net als bij U, rondscharrelen.  Vanochtend ging deze rode als eerste zitten en ik zag, dat er iets haperde aan deze duif die zaterdag gewoon (na de prijzen) terugkeerde. Hij was wat kortademig en smekte met zijn snavel. Op zijn ondersnavel zag ik aan de binnenkant een bruine zwelling.  Tricho, difterie, pokken? Er gaat van alles door je heen. Ik besloot om meteen de specialist te bellen. In mijn geval kom ik dan terecht bij Nanne Wolff in Wezep.
De rode ’71 zit op hok 1/2 en dit hok kwam in de problemen vorige week vanaf Ravenstein. Ik beloofde U om speciaal te letten op de verrichtingen van deze duiven op de prijsvlucht Tongeren. Die waren ronduit teleurstellend.  Toen er ongeveer 15 thuis waren, was er op hok 1/2 slechts 1 duif teruggekeerd!  De moeizame lapvlucht was dus geen toeval, maar een indicatie van naderend onheil.  Helaas was dokter Wolff met vakantie en daarom besloot ik clubgenoot en dierenarts Maurits Bosgoed te consulteren.  Maurits speelt voor het derde jaar (na twee jaar onderbreking vanwege verhuizing) met jonge duiven en doet dat erg verdienstelijk.  Hij kent nauwelijks verliezen en dat alleen is al bijzonder. Helemaal duidelijk is nog niet wat er aan schort, maar de rode ’71 zit na behandeling in afzondering en uiteraard hou ik zijn hokgenoten goed in de gaten. Hok 1/2 krijgt rust, evenals de laatkomers van Tongeren. Komende week is dokter Wolff terug van vakantie en ik wil eerst met zekerheid weten wat de duiven eventueel onder de leden hebben.  Voor komende zaterdag korf ik een klein ploegje.

Geen chagrijn

Duivensport is voor mij hobby.  Ook al vinden sommige mensen mij een specialist in het jongeduivenspel, ik hoef niet tegen elke prijs de schijn op te houden als het even niet loopt. Ik werk gewoon op school, ben met niemand getrouwd (zelfs niet met Jose, al ben ik haar wel trouw) en probeer vooral te genieten van de omgang met mijn duiven en met sportgenoten.  Voor Albert geldt hetzelfde.  Hij verdient zijn geld als sporthalbeheerder en heeft duiven als hobby. We hebben vertrouwen in ons gezamenlijke kweekhok, maar stellen proefondervindelijk vast, dat niet al onze kweekduiven dit predicaat verdienen. Daar moet je eerlijk en realistisch in zijn. Echte kwekers moet je met een lampje zoeken en ik heb geen zin om in eigen sprookjes te geloven.  Met Jose heb ik een bindende afspraak gemaakt; mocht ze me betrappen op chagrijn, onsportief gedrag of iets dergelijks na een mindere prijsvlucht, dan stop ik meteen met de duivensport!  Ik mag wel een beetje stil zijn, analyseren wat fout ging en er openlijk over praten met sportgenoten of met haar.
Gelukkig ging er geen crisis aan de afspraak vooraf. Ik kwam zelf spontaan met het voorstel, omdat ik in voor- en tegenspoed voor mijn plezier duivensport wil bedrijven en niet voor mijn chagrijn!
Soms is er euforie, vaak is het genieten geblazen en soms is het “ploeteren”.  Martelen en mieren, zoals het in het dagelijks leven ook weleens gaat.  Momenteel gaat het met de duiven niet van een leien dakje, maar ik probeer het niet als een probleem te zien, maar als een uitdaging om de zaak weer op de rails te krijgen. Liefst met natuurlijke middelen. Zo gaf ik de duiven vandaag rode bietensap en rammenas (rettich) uit eigen tuin, na een tip van Jan Onstenk uit Loenen. Jose en ik genoten vandaag ook zelf van de rettich, die verrassend gemakkelijk te verbouwen is. Ook de kippen smulden van de geraspte rammenas.  Zo houden we de moed erin en hopen, dat er voor de jonge duiven hier en bij U spoedig betere tijden aanbreken ……

Freek’s Focus (16)

Blijven geloven in je duiven en jezelf!

donderdag 18 juli

Na de totale miskleun van ondergetekende op de allereerste jongeduivenvlucht is het zaak het hoofd koel te houden. Wat ging er mis?  In mijn geval wist ik waar de pijn zat en daar kun je naar handelen!Sommige liefhebbers reageren heel vreemd na een teleurstellende vlucht.  Laten meteen de moed zakken. Zoeken excuses en zondebokken. Daar dien je niemand mee, vooral jezelf niet!
In mijn eigen omgeving heb ik in de persoon van Martin Geven een prachtig voorbeeld.  Martin is een echte winnaar en zulke types staan meteen op, ook al krijgen ze een linkse directe of een kaakslag. Als het minder gaat schakelt hij meteen niet een, maar drie tandjes bij.  Hokken of systeem veranderen, een kuurtje, of desnoods alle dagen van de week lappen. Nooit versagen! Een duivensporter moet het incasseringsvermogen van een bokser hebben.
In onze club is een nog vrij jonge herstarter actief.  Bij het zelf africhten verspeelde hij op zekere dag 20 veelbelovende duifjes waar hij veel tijd en energie ingestoken had. Een enorme domper!
Het kostte hem enige tijd om de draad weer op te pakken en over de teleurstelling heen te komen.  Afgelopen woensdag nam ik, voor ik naar mijn werk ging,  naast mijn eigen duiven die van Dennis mee naar Ravenstein. Misschien stapt hij op de derde jongeduivenvlucht alsnog in, want zijn junioren doorstonden de proef glansrijk!  Ook de duiven van Joke & Martin Geven nam ik mee.  Als de kopduiven de trek maken, heb je aan Joke & Martin prima maatjes om de trek mede te bepalen.
De africhting verliep niet helemaal zoals verwacht. Ik liet de duiven mand voor mand met enige tussenpoos los. De duiven vertrokken vlot van de losplaats. Alleen de laatste mand, met duiven van hok 1/2 van mezelf, vertrok in de verkeerde richting. Deze duiven waren het duidelijk onderling oneens. De groep viel grotendeels uit elkaar en hun thuiskomst verliep onregelmatig en nam veel tijd in beslag. Het is het hok waarvan het dak niet van isolatiepanelen voorzien is.  Toeval of een slecht voorteken?  Zaterdag zal blijken hoe de vork aan de steel zit.

Supervlucht

De tweede jongeduivenvlucht verliep buitengewoon goed.  Van de 42 ingekorfde duiven hadden er 34 nog nooit een nacht in de mand gezeten!  Laksheid van de liefhebber die het zichzelf aanrekent.  Er zat echter wel een filosofie achter. Vanwege de jeugdige leeftijd van mijn junioren (de laatste werd 11 mei gespeend) en de coliperikelen kwam ik in tijdnood. Zet je de duiven een nacht in de mand als ze coli en daarna ornithose hebben, dan verhoog je de stress en vergroot je de ellende. 
Helemaal lekker voelde ik me niet afgelopen zaterdag.  De mokerslag van de eerste mislukte prijsvlucht (er onderdoor!) was ik nog niet helemaal te boven.  De duiven werden verwacht rond 12.30 uur.  Moeder Toos, mijn trouwste supporter, had ik al om 12 uur uit Twello opgehaald.  Compagnon Albert en zijn Yvonne waren ook van de partij, evenals jeugdvriendje Rinie Vos. Rinie en ik zijn al een halve eeuw duivenmaatjes. We woonden bij elkaar in de buurt en hij had post- en sierduiven op zeer jonge leeftijd. Samen voetbalden we, zochten kievitseieren in het voorjaar en …. rommelden met duiven.  Vaak gingen we op zondagochtend op de fiets naar Apeldoorn.  Aan de Wormseweg woonde destijds van Harten, die handelde in allerlei dieren, waaronder postduiven.  In de zomermaanden zaten er soms honderden duiven, Duitsers, Belgen, Engelsen en natuurlijk Nederlandse duiven. Sommigen droegen een gummiring ……  Samen zochten we de mooiste duiven eruit en kochten die voor enkele guldens. Prachtige herinneringen en oude vriendschappen roesten niet. Rinie heeft voor de aardigheid al zeker een halve eeuw duiven rond de woning vliegen en het onderlinge contact is nooit helemaal verloren gegaan.   In de week voorafgaand aan de tweede prijsvlucht kwam Rinie aanwaaien.  Als muskusrattenvanger is hij niet gebonden aan kantooruren. “Ik heb je gemist afgelopen zaterdag. Normaal breng je geluk, nu was het helemaal niks”, zei ik met gespeelde verontwaardiging.  Rinie was verbaasd en keek me hulpeloos aan. Zijn gezicht sprak boekdelen en ik wist dat hij er bij de tweede vlucht bij zou zijn.  “Ik zal je zaterdag niet teleurstellen”, beloofde ik hem en vertelde dat de duiven aardig herstelden en een opgaande vormcurve lieten zien.
Terwijl Jose, moeder, Albert en Yvonne rustig keuvelden over koetjes en kalfjes, werd mij de grond te heet onder de voeten. Het was inmiddels 12.25 uur en ik had berekend dat ze er elk moment zouden kunnen zijn. Op het bordes achter de schuur tuurde ik met Rinie een gat in de lucht.  We hadden nog geen duif gezien. Ineens zag ik op grote hoogte een duif die triomfantelijk begon te klapperen.  “Daar komt er eentje”, schreeuwde ik terwijl ik met een lokkertje in de hand stond te wachten op het juiste moment van gooien.  De duif was wat zenuwachtig door een luidruchtig klimmend vliegtuig. Al snel kreeg hij gezelschap van een tweede duif en vanuit mijn ooghoeken zag ik meerdere duiven overkomen.  Toen de duiven aanstalten maakten om te landen, gooide ik het lokkertje.  Deze vloog rechtstreeks naar de spoetnik en ik zag dat er inmiddels zes duiven de landing inzetten.  Binnen 9 seconden waren ze geklokt en binnen 6 minuten waren er nog 12 geconstateerd, waaronder de bovenste drie van de inkorfstaat.

Melden

Steeds Verder heeft een eigen site, waarop elke zaterdag de duiven gemeld kunnen worden.  Albert is een belangrijke pion in het meldgebeuren. Nu hij er toch was, liet ik hem de eerste duif inbrengen.  Al snel wist hij te melden, dat team Romein me zou kloppen. “Leuk voor John”, riep ik als een boer met een klein beetje kiespijn.  Enige tijd later verscheen Max Slinkman als eerstgeplaatste op de meldlijst. Iedereen was het erover eens, dat dit een mooie opsteker was voor onze trouwe penningmeester. Later zou blijken, dat Max de eerste prijs pakt in de regio.  Nog mooier! Je moet echter niet alleen kijken naar wie jou voor zit, maar ook naar wie je achter je laat.  In dit geval o.a. Joke & Martin Geven, “runner up” Maurits Bosgoed en “good-old” Jan de Ruiter. 
’s Avonds kijk je natuurlijk naar de uitslag bij Compuclub en ik zag, dat Steeds Verder sterk domineerde in de A.C.C.   Met 7 duiven bij de eerste 10 was ik uitermate tevreden, maar ik besefte dat we deze dag alles mee hadden.  Genieten van het moment, maar wel nuchter blijven. Cor Buis, met zijn laatste seizoen in dienst van Hillie bezig, zegt het altijd treffend:  “Na een vette komt een magere”. Na een goede uitslag komt vaak een mindere!

Zwaar weekend

Op eigen hok hadden we ’s avonds 41 van de 42 ingezette duiven thuis.  De laatste arriveerde zondagochtend.  Ook bij andere liefhebbers waren de jonge duiven redelijk goed gekomen.
De midfondvlucht Meaux werd een eclatant succes voor onze duivenvrienden Martin & Joke Geven.  In de kring 1 tot en met 7.  Na het onaangewezen vitessekampioenschap halen ze nu op overtuigende wijze het onaangewezen midfondkampioenschap in de regio binnen.  Als ik op maandagavond de duivenkrantjes kom bezorgen op de recreatieplas, komt Joke met een verse moorkop van bakker Toet bij de thee/koffie.  Een leuke traditie, in het leven geroepen door Gerrit van Looijengoed, als vaste supporter van de familie Geven! Gerrit, compagnon, buurman en rechterhand van wijlen Henk Gerritsen, woont tegenwoordig op een flat. De duivensport loslaten kan en wil Gerrit niet. Om die reden is hij bij thuiskomst van de duiven meestal bij Joke en Martin te gast.
In Zuid gaat de overwinning naar Hans en Evert Jan Eijerkamp.  Een zoon van “Olympic Vivian”, die vorig jaar zo geweldig presteerde. Erik Plant wordt goede tweede en zet met zijn bescheiden vliegploeg een indrukwekkende serie neer. Erik begint met twee jaarlingen rechtstreeks uit “Blauwe Garfield”!  Ook Appie Jurriens doet weinig voor Eijerkamp en Plant onder.
In onze club gaat de zege van Orange naar Jan Ketelaar. Oud-Voorstenaar Adriaan Aalpoel pakt net als een week eerder een teletekstnotering.  Van de fondmannen hoor je, dat de hitte en noordoostenwind te machtig zijn voor veel fondkleppers.  Een zwaar weekend derhalve.

Natuurlijke voortzetting

Na het medisch ingrijpen vorige week, ben ik inmiddels weer op de natuurlijke toer. Vanochtend vlierbes over het voer en karnemelk (dierlijk eiwit). Goed roeren en vervolgens verse kruiden uit de tuin door het voer kloppen. Een flinke hand fijn gesneden bieslook, een handje gesneden oregano, peterselie en bloemen van de Oost-Indische kers. Tenslotte een klein beetje pikkoek en biergist door het voer kloppen om de zaak wat ruller te maken.  In de drinkpot een eetlepel “Fles van Gust” en enkele druppels “De Reiger elixer”. Op de dag van inkorving schoon water en gewoon voer.  De duiven trainden vooral in de vroege ochtend naar wens en ik vertel volgende week hoe de derde vlucht verlopen is. Niet versagen, blijven focussen. Het vliegseizoen is maar kort.  Succes allemaal!

Freek’s Focus (15)

Zwarte Zaterdag

woensdag 10 juli

Zaterdag 6 juli hadden we wat mij betreft beter schriftelijk af kunnen doen. Wat mis kon gaan ging mis. Eerst even aansluiten bij de “Focus” van vorige week.
Donderdagmiddag 5 juli had ik een afspraak met dierenarts Nanne Wolff. Zes duiven had ik ter controle meegenomen. “Wat zijn de klachten?” was de openingsvraag en ik viel meteen met de deur in huis. “Ze zijn niet fit en ze zijn het noorden helemaal kwijt. ’t Zijn spoorzoekers i.p.v. postduiven”. De duivendokter had het snel gezien. Mestmonster, keel/cloaca-uitstrijkjes voor tricho en specifiek een onderzoekje naar ornithose bij de duif die ogenschijnlijk het zwaarst besmet was. Zijn oordeel liet aan duidelijkheid niets te wensen over: “Geel, ornithose en luis”.

Een bevestiging van wat ik eigenlijk vooraf al wist. Door de zware colibesmetting twee weken eerder was de balans totaal verstoord. “Morgen niet inkorven?” opperde ik. De dokter keek me aan en begreep dat mijn seizoen de volgende dag zou moeten beginnen. “Ze zien er verder goed uit. Ik zou er tien inkorven. Draai je er eentje, dan blijft de schade beperkt”.

Onderweg naar huis, maalde het advies van de duivendokter door mijn hoofd. “Uitroken, ronidazole en een klein potje met straf spul voor ornithose, plus luizendruppels”. Het klinkt mij als vloeken in de kerk in de oren, maar ik begrijp dat het twee voor twaalf is. De tijd van uitzieken is voorbij. Ze moeten aan de bak! De medicatie gaat in op zaterdagavond. De tien in te korven jonge duiven moeten het dus zonder medicatie doen. Noordoostenwind, dat kan niet goed gaan …….

Zaterdagochtend sta ik met gemengde gevoelens bij het hok. Mijn verwachting is, dat de duiven rond 10.45 uur zullen arriveren. De wind is noordoost en het is warm. Supporters zijn er niet gelukkig, alleen moeder en José zijn aanwezig. “Reken nergens op, want ik kan me niet voorstellen dat er bij mij een duif op tijd zal arriveren”, verontschuldig ik me vooraf. Dan is er ineens een sissend geluid. Ik kijk naar de weg om te zien welke vrachtwagen de remmen ontlucht, maar dan helpt José me uit de droom: “De voorband van onze Berlingo is lek”.

Een ongeluk komt nooit alleen! Als het half twaalf is en ik nog geen duif gezien heb, geef ik de moed op. Ik kijk op de site van “Steeds Verder” en zie dat vrijwel alle clubgenoten al duiven thuis hebben. Ik besluit om de band te verwisselen, want ik zal moeder naar Twello moeten brengen. De reserveband leg ik erop, maar de slijtagegraad van beide voorbanden verschilt nu wel enorm. Ik heb inmiddels vastgesteld, dat het ventiel eruit gesprongen is en besluit om meteen overbuurman Reinier te consulteren. Die heeft een garagebedrijf en staat altijd persoonlijk voor je klaar bij pech. Reinier is echter niet meteen beschikbaar en dan komen de huisgenoten om de hoek kijken. Even beppen met oma, dan met zijn zwager en zijn zus en vervolgens komen zijn echtgenote en zijn dochter opdraven. Het zijn goede buren en we hebben veel te bepraten, dus de tijd vliegt voorbij.

Uiteindelijk tref ik Reinier persoonlijk. Hij heeft een belangrijke trekkertrekwedstrijd met zijn megamonster, maar hij vliegt naar de personenautogarage en vijf minuten later is de lekke band weer goed voor alle diensten. Een goede buurman en een fantastische automonteur ineen vind je niet gemakkelijk!

Als ik thuis kom, zijn moeder en Jose helemaal enthousiast. “Je hebt vier duiven thuis en dat is een geweldige prestatie van die zieke beestjes”. Ik loop naar het display en zeg dat ze beter moeten opletten: “Er zijn er vijf thuis”. Normaal gesproken komen de eerste duiven op een bepaald tijdstip thuis en volgen er gedurende een half uur duiven. Dan zijn de prijzen inmiddels verdiend en valt het stil, zeker op het heetst van de dag. Mijn duiven zijn anderhalf uur te laat en vervolgens komen er vijf in betrekkelijk korte tijd. Ik denk na en leg het uit: “Ze hebben goed hun best gedaan, maar door de trek van de massa, oost in de wind en hun gebrekkige vermogen zich te orienteren, hebben ze de verkeerde afslag gekozen toen ze de Veluwe naderden. Ze gingen linksom, buigen dan voor het Veluwemeer om en komen uit het noordwesten retour. Ze hebben karakter, alleen hebben ze te veel kilometers gemaakt”. Daarna arriveren er geen duiven meer. Pas veel later op de middag en tegen de avond komen er nog drie. Toen ik bezig was de hokken uit te roken, arriveerde de laatste duif! Band verwisselen, moeder thuis brengen, hokken uitroken, het is prima afleiding, want in mijn hart ben ik teleurgesteld over de ouverture van het jongeduivenseizoen.

’s Avonds om 22 uur als ik op de club kom, hangt er een bedompte sfeer. Niemand die leedvermaak heeft, hoewel iedereen heeft kunnen zien op de site dat ik er helemaal niets van gebakken heb. Al snel wordt duidelijk waarom er een grafstemming heerst. Hillie Romein heeft 19 van de 51 duiven thuis, Hennie Beumer 2 van de 18, Jan Ketelaar 3 van de 10. Zelfs Martin & Joke Geven, die als echte specialisten op vluchten als deze doorgaans nauwelijks verliezen kennen, missen er nog 5 van de 32.

De jonge dierenarts Maurits Bosgoed is eigenlijk de enige die de dans ontspringt. Iedereen weet dat hij zeer veel werk gemaakt heeft van de africhting en erg gedreven is en bij hem zijn de jongen heel regelmatig thuis gekomen. Hij mist er 2 van de 22 en is spekkoper deze zaterdag, te meer daar hij er de volgende dag nog eentje bij zou krijgen. Als de uitslagen gereed zijn kunnen we de winnaars feliciteren. Dennis Koers zit met gemengde gevoelens aan de bar. Dennis richtte zijn jongen eerder deze week zelf af en mist er nog 20. Ook clubvoorzitter Jan Groot Koerkamp was al uitgespannen voor de eerste prijsvlucht. Waar moet het heen met de duivensport? Martin & Joke winnen 1 en 2 bij de jongen. Cor Wenink wordt 1 en 2 vanaf Cahors en Bram Scherpenzeel wordt eerste vanaf Chateauroux, nipt voor Annet Jutten. Ook bij de fondmannen is het geen vrolijke boel. De duiven hebben het erg zwaar gehad en op de dagfond komen we niet in de buurt van bijvoorbeeld Eijerkamp, die zijn dagfondduiven aan de lopende band klokt.

Thuis gekomen bekijk ik de uitslagen nog even, want ik had op de club geen bril in de zak. Ik schrik bij de jonge duiven van de aantallen ingekorfde duiven en reproduceer moeiteloos wat feiten uit het verleden. In 1997, het laatste jaar dat onze betreurde duivenvriend Henk Gerritsen meevloog, korfden we in de kring Apeldoorn nog bijna 5000 jonge duiven in. Ik zag dat bij binnenkomst in de bijkeuken. Daar hangt de foto van de duif die in dat jaar met grote voorsprong de openingsvlucht op zijn naam schreef. Een onuitwisbare herinnering. Donkere onweerswolken aan de hemel en net voordat de plensbui begint, valt “Garfield” als een kogel uit de lucht. Alle duiven arriveren kletsnat, alleen “Garfield” bleef droog!

In 2011 korfden we in Apeldoorn nog ruim 3000 jonge duiven in. Elf mag dan een gekkengetal zijn, het was ook het “G-jaar”. Oud en jong samen los als oplossing voor de grote verliezen. Het bleek een waanidee. De eerste jongen kwamen zelfs voor de oude duiven. ’t Was donker en warrig duivenweer en we vlogen wat zuidelijker. De oude duiven voelden zich niet vertrouwd. Pas toen we terugkeerden op de vertrouwde zuidwestlijn twee weken later, konden de jongen de ouden niet meer bijbenen! Hoe ik dat zo goed weet? In 2011 had ik op de eerste vlucht clubgenoot Henk Boegborn op bezoek. We moesten extreem lang wachten. De duiven haalden al geen 1000 meter meer. Toen arriveerde uit het zuiden de rode Bricoux van Natural die deze vlucht op zijn naam zou schrijven. In 2012 moesten de jongen het weer alleen doen. “Ons Vermaak” uit Eerbeek had de A.C.C. verlaten. Dat kan niet de reden zijn waarom er nog maar ruim 2000 duiven ingekorfd werden. “Ducky Duck”, het zusje van de latere asduif “Texas Homer” schreef die openingsvlucht op haar naam. De herinnering aan die openingsvluchten is als balsem op mijn gekwetste ziel, na het lezen van de kringuitslag. Bertus van de Esschert wint de openingsvlucht in 2013 en dat is een prachtige prestatie. Als ik het aantal ingekorfde duiven bekijk (ruim 1300), schrik ik. Van 1997 (5000) naar 2011 (3000) is al een aderlating, maar als we van 2011 (3000) via 2012 (2000) naar 2013 (1300) gaan, dan durf ik nauwelijks nog vooruit te kijken.

Hoeveel jonge duiven mogen we komende week verwachten? Bij mij zijn de twee wegblijvers van zaterdag niet meer nagekomen. Martin & Joke Geven sprak ik gisteren. Bij hen zijn de 5 wegblijvers evenmin teruggekeerd. Daarom Hillie gebeld. Ze miste er zaterdagavond nog 32. “Zondagmorgen kregen we er 5 bij. Dat was het. Wel kregen we twee duiven opgegeven. Ze zitten in Amsterdam en Noordwijk”, aldus Hillie. Aan de kust dus en ik vrees, dat met de noordoostenwind van zaterdag de meeste achterblijvers in die contreien beland zijn.

Mijn duiven hebben het uitroken overleefd. Sinds woensdagochtend krijgen ze weer schoon water. In mijn ogen zijn ze opgeknapt. Vanochtend nog een lapvlucht ingelast vanaf Ravenstein en ze kwamen weer zoals ik dat graag zie. Het was ook een test voor de vier gewonde duiven. De 778 met de gehechte keel lijkt geen hinder meer te ondervinden. De 618 met zes hechtingen in zijn buik, kan het tempo van de groep nog niet helemaal volgen, de vale 817 met zijn gekwetste poot trekt deze weer goed in en mankt niet meer. Ook hij slaagt voor zijn proefexamen. Alleen het mooie bontje van Henk Blankestijn met zijn uithangende duimpje, mis ik nog. Duiven die niet fris in hun kopje zijn, lijken ook de draden in de lucht te laat te bemerken. ’t Is geen wetenschap, maar vier gewonden in 10 dagen kan ook geen toeval zijn in mijn ogen. Ik moet deze “Focus” afronden. Het is 11.30 uur en ik moet de duiven nog afvoeren en daarna naar mijn werk. Er is een schoolfeest, dus het zal laat worden. José loopt de Apeldoornse Vierdaagse met mijn zus Tonny. Ik moet de huissleutel voor haar wegleggen en nog brood smeren. Geen tijd meer om over duiven te ouwehoeren. Komende zaterdag korf ik weer gewoon in en ik wil niet nog een keer voor spek en bonen meedoen! We hebben een attractievlucht met zondagochtend prijsuitreiking en “Vroege Vogelsontbijt”. Een leuk initiatief. Ik hoop dat er grote deelname zal zijn, maar vrees het ergste ………..

Freek’s Focus (14)

Kopzorgen i.p.v. kopprijzen!

donderdag 04 juli

Vorig jaar was de opening van het jonge duivenseizoen voor mij een feest.
De kringzege en 9 duiven bij de eerste 20 in de kring Apeldoorn. De 44 ingekorfde duiven waren ’s middags rond 16.00 uur alle 44 thuis en 35 stonden er op de uitslag. Zoiets gun ik iedereen. Natuurlijk kan er maar een de zege opeisen, maar alle ingekorfde duiven terugkrijgen zou al fantastisch zijn. De praktijk is namelijk erg weerbarstig. Er zijn bij ons in de club al liefhebbers uitgespannen nog voor aanvang van de eerste prijsvlucht! Dat is frustrerend en demotiverend. Een keer een tegenslag overwinnen lukt nog wel, maar als je jaar in jaar uit knock-out gaat als een bokser, komt er een moment dat je de ring verlaat.  Het aantal ingekorfde duiven daalt bovendien schrikbarend. Ooit hadden we ruim 1000 jonge duiven in de club op de eerste vlucht. Nu brengen 8 verenigingen in de kring met moeite 2000 duiven bijeen (2012) en daalt dat aantal wekelijks met soms wel 30%.
 
Het spel met de jonge duiven is ontzettend moeilijk. Alleen als de jongen een prima voorbereiding hadden en tiptop gezond zijn, kun je na de inkorving van de eerste prijsvlucht rustig op een oor gaan slapen en dromen van vroege duiven. Vorig jaar wist ik, dat het goed zat. De duiven waren ijverig en levendig. Bracht ik ze weg, dan zaten ze bij thuiskomst van het baasje al rustig in het hok te wachten. Er was niet tegen te rijden!  Bij de inkorving sprak ik clubgenoot Jan de Ruiter. Jan vreesde, dat hij diverse duiven niet meer terug zou zien. Ik deelde op dat moment die vrees niet. “Het zou mij verbazen als ik er van de 44 eentje verspeel”, zei ik in het volste vertrouwen. Hoewel grootspraak niet mijn ding is, wilde ik me niet vals bescheiden opstellen. De volgende dag haalde ik de module weg toen er 43 thuis waren. Daarna vulde ik het bad met lauw water en gaf de duiven de vrijheid. Tien minuten later lagen alle duiven uitgebreid te poedelen. Een mooi gezicht. We zaten aan de thee na te genieten van een geslaagde vlucht. Kort daarop ging de telefoon. Er waren blijkbaar mensen belangstellend hoever ik gekomen was. Naar eer en geweten meldde ik, dat ik nog een favoriet miste. “Dus je bent er nog wel eentje kwijt?”, vroeg de beller. “Net nog wel, maar de laatste landt net met een sierlijke boog rechtstreeks in de baadbak!”
 
Dit jaar is alles anders. De duiven zijn ten eerste een stuk jonger. Vanochtend liet ik ze los, maar het kostte me tien minuten om ze allemaal buiten te krijgen. Zet ik ze op de klep, dan duiken ze linea recta via een andere klep weer het hok in. Dat is niet goed.
Heb ik eindelijk alles buiten na veel gejaag en gevang, dan moet ik ze de lucht in jagen. Vervolgens trekken ze zowaar weg!  Dit doen ze echter niet omdat ze vorm hebben, maar omdat ze dan de havik zien loeren in een boom in de omgeving.
 
Dan het wegbrengen. Tien keer zijn ze weggebracht en elke keer blijven er duiven achter. Bovendien blijven ze uren weg. Individueel loslaten, in groepjes of massaal, dat maakt geen verschil. Elke africhting wordt een fondvlucht en iedere keer kost het veren. Eerst denk je, dat het gebrek aan ervaring is. Inmiddels weet ik beter. Er hapert iets aan de duiven. Het kompasje werkt niet goed. Als “spoorzoekers” komen ze thuis. Uit alle richtingen arriveren ze en ik heb het gevoel dat ze na elke lossing op goed geluk kriskras-vliegend proberen het hok terug te vinden. ’t Doet me denken aan de Duitse staander van jeugdvriend Rinie Vos, die voor zijn jachtproeven wild moet opsporen.
 
Morgen moeten we inkorven voor de eerste prijsvlucht en ik denk erover om niet mee te doen. Vanmiddag heb ik een afspraak met dierenarts Nanne Wolff en ik wacht af wat zijn bevinding en advies is. Ik bewandel bij voorkeur de natuurlijke weg, maar als het vliegseizoen begint en ik krijg het lek niet op mijn manier boven, dan vertrouw ik graag op de deskundigheid van de man wiens vak en specialiteit het is om duiven gezond te maken.
 
De vraag die me gesteld werd over wat wel en wat niet te lezen in de duivenbladen, heb ik de vorige keer maar ten dele beantwoord. Martin van Zon gaat de confrontatie niet uit de weg. Legt de vinger op de zere plek. Soms een tikkeltje provocerend, maar zijn stukjes stemmen tot nadenken.  Ad Schaerlaeckens is door de wol geverfd, weet iets van medicijnen en de praktische toepassing bij postduiven, kent de sport en de duiven van onze zuiderburen en kan op humoristische, ietwat onderkoelde manier zijn artikelen vullen. Duivensport is zijn hobby en (bij)baan. Wie zijn artikelen volgt, weet dat het bij Ad dit jaar ook niet allemaal op rolletjes loopt. Vooral door zich kwetsbaar op te stellen, wint hij aan sympathie en geloofwaardigheid.  Gert Jan Beute schrijft bijna zoals hij praat. Durft zich kwetsbaar op te stellen en speelt de laatste jaren op hoog niveau. Duivensport is voor hem een “way of life”. Soms iets te kort door de bocht en niet altijd even diplomatiek qua taalgebruik, maar zeker niet onsympathiek! Andre Christiaens vind je op pagina 2 van “de Duif”. Zoekt het in natuurlijke aanpak en dat spreekt me uiteraard aan. Vroeger hadden we Arie van de Hoek. Kwam in zijn schrijfsels integer en deskundig over. Zijn achtergrond als landbouwingenieur benutte hij om onze kennis over duivenvoeding te verbeteren. Van de legendarische Piet de Weerd las ik met name boeken. Hij kende alle liefhebbers van naam en faam en bezocht ontelbare kampioenen. De vader van dierenarts Henk de Weerd was een soort handelsreiziger in postduiven, die de heroïek van machtige fondkleppers en de anekdotes van het Vlaamse, Waalse, Limburgse en Brabantse duivenmetier van voor en na de oorlog prachtig kon verweven. In mijn jonge jaren smulde ik ervan! Een deel van mijn theoretische basiskennis ontleen ik aan laatstgenoemde twee schrijvers. Wie tijd en zin heeft, kan van alles lezen in duivenkranten en op sites. Pik eruit wat je kunt gebruiken en vergeet de rest zo snel mogelijk.
 
En de jonge duiven?  Als ze goed trainen, glad zijn en vlot naar huis komen van een oefenvlucht van 50 kilometer, dan kun je ze in vertrouwen inkorven op de eerste prijsvlucht. Trainen ze niet, is er twijfel over de conditie of blijven ze uren (of definitief) weg van een africhting, laat ze dan zitten tot de natour, of consulteer een deskundige en gespecialiseerde duivendokter. Dat doe ik vanmiddag ook!

Freek’s Focus (13)

Frustraties en wanhoop vlak voor de eerste prijsvlucht!

zaterdag 29 juni

Coli

Met “Focus 13” roep je het ongeluk over je af, als je erg bijgelovig bent. Je zou bijna bijgelovig worden, want op het duivenhok lopen de zaken niet op rolletjes.  Mensen die mij kennen, of mijn stukjes lezen, weten inmiddels, dat veeartsen niet rijk van mij worden. Niet dat ik deze vakgroep niet hoogacht, maar in mijn manier van duiven houden blijf ik liever dicht bij de natuur.  Dat past beter bij me en daar geloof ik in.
Alleen als ik zelf helemaal vastloop, wijk ik af en zoek deskundige hulp.
Misschien is het mijn trots, misschien ben ik eigengereid en eigenwijs, maar ik hou lang vast aan mijn principes!  Vaak is het een kwestie van tijd en geduld.  In “Focus 12” meldde ik al last te hebben van coli in hok 5/6.  Daar waar de laatste “bon- en testduiven” huizen.  Een dag na het schrijven brak de pleuris uit en kon ik bij wijze van spreken alle afdelingen dweilen.  Zeker twintig jongen hadden hun voer uitgebraakt en de slijmerige, groene mest liep als een druipkaars uit de zitschappen. Werkelijk niet een duif produceerde nog normale mest. Zo zout had ik het nog nooit gegeten.

Geen medicatie

De spoetnikken werden geopend en de duiven werden naar buiten gedreven, waar ze als zoutzakken ineendoken op het hok. Tijd om de hokken zo goed mogelijk te reinigen. De dagen erna hetzelfde ritueel. Duiven vanaf ’s ochtends zeven uur buiten gesloten tot ongeveer zeven uur ’s avonds. Aan de spoetnikken werden blauwe drinkbakjes gehangen, zo konden ze mooi leren drinken door de spijltjes. De duiven kregen licht voer, vaak doordrenkt met vlierbes en rul gemaakt met klei/ pikkoek/ veengrond.  Zo mogelijk voerde ik in kleine porties gedurende de dag, met name in het weekeinde. ’s Avonds kregen ze normaal duivenvoer. Al na enkele dagen verbeterde de situatie. Uitgebraakt voer werd ’s ochtends sporadisch gevonden en de mest verbeterde zienderogen.  Zonder medicamenten kunnen duiven ook opknappen. In de natuur gebeurt dit al vele eeuwen. Blijkbaar was daarmee nog niet alle onheil voorbij.  De neusjes van meerdere duiven zijn niet krijtwit, enkele duiven rochelen en vanochtend lag er eentje dood.  Mijn duiven zijn momenteel tussen de 10 en 14 weken oud.  Andere jaren zijn ze gemiddeld een maand ouder.  Misschien wordt er in korte tijd net iets te veel gevraagd. Paramixo-enting, pokkenenting, verduisteren, samenbrengen van duiven uit meerdere milieus en africhten. Tijd om rustig de kinderziektes te overwinnen krijgen ze niet.

Knupkes

Een vorige keer schreef ik over africhten als er coli sluimert. Dinsdag bracht ik ze voor de zesde keer weg. Tot mijn verrassing zag ik, dat de weg Brummen-Dieren weer toegankelijk was en ik besloot om de duiven naar de voormalige steenfabriek bij Velp te brengen.  Bewolkt weer met nu en dan zon, noordwestenwind, het weer kon slechter in mijn beleving. Achteraf was ik toch te enthousiast, want de africhting verliep zeer stroef.  De duiven waren 5 keer weggebracht op afstanden tussen de 5 en hooguit 10 kilometer en nu gingen ze naar 20.  Met opgelopen dijen van de pokkenenting, met coli en andere kinderziektes onder de leden vroeg ik iets te veel van mijn duifjes.  Zestig stuks liet ik in drie groepen los, maar het vertrek op de losplaats was slecht en ik zag dat de drie groepen elkaar vonden in de lucht.  Bij thuiskomst zag ik geen duif op het hok zitten, maar wel zag ik er tot mijn verrassing 13 aan de voerbak eten. Voor het eerst verslagen door mijn eigen duiven. Dat is een goed teken, dacht ik.  Vervolgens moest ik een uur wachten op nummer veertien. Dat was geen goed teken.  In gedachten zag ik me op de eerste prijsvlucht twintig duifjes inkorven.  “Eigen schuld, Wagenaar”, riepen de clubgenoten in koor, “jij moest toch zonodig met coli besmette duiven africhten!”
Gelukkig bleef het de hele dag doordruppelen en ’s avonds om 19 uur meldde nummer 54 zich retour.  Ik moest denken aan de wijze woorden van duivenvriend Martin Geven: “Ze komen vlot naar huis en je denkt dat ze het kunnen, maar eerst moeten de knupkes erop”.  Martin bedoelt dat ze een keer “lopend” en een voor een thuis moeten geraken na een urenlange zoektocht.  Dinsdag kwamen bij mijn duiven “de knupkes” erop.  Gek genoeg kwamen ze de volgende dag slecht na.  Alleen “Saartje”, de 10 weken oude dochter van “Texas Homer”, zat de volgende ochtend ineens op mijn arm in de tuin.  Zo’n moment vergeet je niet en mogelijk put het duivinnetje hier ook moraal uit. Inmiddels ben ik van de oorspronkelijke lichting van 79 stuks 24 exemplaren kwijt.  Drie stuks geruimd, eentje zelf dood gegaan (donderdagochtend), negen verspeeld met africhten en elf roofvogelslachtoffers. Hoewel al mijn duiven een ring dragen met telefoonnummer, heb ik van niet een duif iets vernomen. Vreemd.

Toeval?

De voorbije week vloog er ook weer een duif tegen de waslijn.  Onder de snavel lag de ‘778 helemaal open.  Een nare wond, maar met hulp van José kon ik met vier hechtingen de boel weer enigszins aan elkaar naaien. Levenslustig is ze nog niet, maar eten en drinken lukt weer mondjesmaat.
Vorig jaar had ik uit dezelfde moeder een jong dat eveneens de waslijn van de achterburen toucheerde. Die onthoofde zichzelf.  U denkt aan toeval? Ik niet!  Mogelijk heeft het met de stand van de ogen te maken.  Als op een stamkaart meerdere keren de naam opduikt van “de Poot”, “Eenoog” of “Manke”, heb ik mijn bedenkingen.

Martin van Zon

“Van welke schrijver in duivenbladen kun je iets leren?” vroeg een beginnend liefhebber. Dat is een lastige vraag. Meestal ken je de schrijver niet persoonlijk.  Wat is de drijfveer en de achtergrond van de persoon?  Speelt hij zelf goed met duiven?  Is het een medicijnman of een liefhebber die dicht bij de natuur blijft?  Is hij professioneel of amateur?  Schrijft hij uit idealisme of wordt hij gedreven door ijdelheid? Wil hij zichzelf promoten en eigenlijk graag duiven verkopen?  Een beetje kritisch mag je zijn!
Vaak is het een melange van drijfveren.  Met mijn stukjes wil ik mezelf deels verantwoorden.  Ik wil compagnon Albert op de hoogte houden en de overige duivenleveranciers.  Ik denk, dat de onderwijzer in mij ook nog steeds springlevend is en misschien is het deels ijdelheid?
Onlangs las ik een interessant artikel in “Het Spoor” van Martin v. Zon. M. speelt zelf goed en ook anderen hebben succes met zijn duiven. Verder is M. iemand die tegen heilige huisjes durft te schoppen en stelling durft te nemen.  Ik heb M. nooit ontmoet en ken zijn achtergrond niet.  In zijn laatste artikel schrijft Martin, dat sommige liefhebbers misbruik maken van medicijnen.  Ze geven medicijnen om de duiven ietsje sneller te laten vliegen.  Hij ziet daarin een groot gevaar en legt een link naar o.a. het ontstaan van coli.   Zeker nu ik geplaagd wordt door coli op eigen hok, gaan zijn woorden er bij mij in als Gods’ woord in een ouderling.

Ad Schaerlaeckens

De stukjes van A.S. las ik altijd met graagte. Een liefhebber die fabelachtige prestaties neerzet(te) en de nadruk legt op de kwaliteit van een duif. Dat spreekt mij aan. Een “graan- en water man” is Ad zeker niet.
Met onderstaande herinnering leg ik een link naar de opinie van duivenhouders die menen dat het ongebreidelde cortisonengebruik in het verleden een negatieve invloed heeft op de gezondheid van onze  duiven anno nu.
Ooit aan het einde van het “cortisonentijdperk”, werd Ad erg openhartig.  In ons clubgebouw werd een film vertoond, waarin A.S. ons zou leren hoe hard te spelen met jonge duiven.
Iedereen zat op het puntje van zijn stoel,toen Ad zijn toverformule prijs gaf. “Dexamethasone” was zijn geheim.   Wijlen clubgenoot Gerrit van Beek zag ik het woord noteren op de binnenkant van een pakje vloeipapier.
Veel schoten we niet op met de ontboezeming, want aan de cortisonengekte kwam abrupt een einde toen het niet veel later als pure doping en dieronvriendelijk werd gezien en officieel verboden werd. A.S. had waarschijnlijk de behoefte om schoon schip te maken, toen hij het dexamethasonegebruik opbiechtte. Ongetwijfeld was het cortisonengebruik in zijn omgeving een publiek geheim. In onze contreien was het dat zeker niet! Het regelmatig druppelen met cortisonen maakte de duiven kapot.
Vaak werden de gedruppelde duiven verkocht of gedood en speelde men het jaar erop met ongedruppelde jaarlingen!  Dat oneigenlijk gebruik van antibiotica iets doet met resistentie van microgespuis lijkt me aannemelijk. Of je de coliproblemen van nu in verband mag brengen met het gedruppel destijds, daar kan ik geen verklaring voor bedenken.

Goeie duiven of goeie medicijnen?

Over kwaliteit van duiven raak je niet uitgestudeerd.  Als het  verhaal van M.v.Z. over oneigenlijk medicijngebruik klopt (ook A.S. verwijst er afgelopen week zijdelings naar in “de Duif”) is dat een extra reden om kritisch te kijken naar de prestaties van sommige “mirakelhokken”.  Hoe goed zijn hun duiven?  Hoe is hun ligging? Hoeveel oneigenlijk medicijngebruik ligt er ten grondslag aan de prestaties?
Sommige topliefhebbers verkopen hun duiven en smeden in stilte een nieuwe stam met ….. duiven van de concurrentie.  Hoeveel vertrouwen hebben ze in hun eigen “wonderduiven”?
Bepaalde liefhebbers dwepen met duiven van zgn. teletekstkanonnen, die telkens op het juiste moment weten te pieken. Kopen zich arm aan duiven en hebben mappen vol fabelachtige stamkaarten.  Tot indrukwekkend spel leidt het zelden.  Als ze na jaren met beide benen op de grond staan en ontnuchteren, haken ze misschien gedesillusioneerd af, of …. beginnen ineens echt goed te spelen met duiven van een relatief onbekende liefhebber waar het niet draait om de goede medicijnen, maar om de goede duiven.
Laat je niet gek maken en let niet te veel op stamkaarten. Kijk op eigen hok welke duiven van nature gezond blijven en jou de meeste voldoening geven.  Zit het even niet mee, hou dan vertrouwen en waai niet met alle winden mee.  Op dit moment gaat het op eigen hok helemaal waardeloos. Duiven ziek, slap en absoluut geen vorm.  Over een week is het inkorven voor de eerste prijsvlucht met de junioren.  Ik blijf positief.  Het kan vanaf nu alleen maar beter gaan!

Trainen

En trainen bij huis?  Dat doen mijn jongen natuurlijk ook niet. Ze vliegen
wel functioneel. ’t Is ook niet gauw goed.  Bij Albert vliegen de onlangs gespeende latere jongen “als een smeerlap”.  Ze vliegen eigenlijk weer te goed. Afgelopen dinsdag liet Albert ze los en hij verbaasde zich erover hoe glad en gezond ze waren.  De 44 stuks gingen  hoog de lucht in en trokken vervolgens weg om “opgeschept” te worden door een koppeltje van 15 andere duiven.  Woensdagavond was nét de helft teruggekeerd ……. ’t Is en blijft een fascinerende hobby en beiden houden we de moed (der wanhoop) erin! ’t Moet een uitdaging blijven en alleen dan kun je intens genieten als het goed gaat.

Blauwe Garfieldjes

Lichtpuntje de afgelopen week waren de twee mooie jongen uit “Blauwe Garfield” van Erik Plant die ik maandag voor het toewijzen van de chipringen ophaalde.  Voor Erik breken spannende tijden aan. Is hij bezig aan zijn laatste duivenseizoen? ’t Heeft alles te maken met werk en een mogelijke verhuizing naar een ander deel van het land. Voor mij een extra reden om blij te zijn met onze kersverse aanwinsten.

Laatste nieuws

Vanochtend een afgelopen dinsdag achtergebleven jong van Velp
opgehaald bij Jos van Roon in Brummen. Het betrof het bonduifje van plaatsgenoot Johan. Meteen de jongen meegenomen voor een africhtingsvluchtje van andermaal
Velp. Bij thuiskomst zaten er 50 in het hok, dus het gaat beter en …ze lopen vlot binnen. De moraal komt terug bij duif en melker!

Freek’s Focus (12)

Coli, coli en nog eens coli!

 
Van coli wordt een duivenliefhebber niet vrolijk. Vieze mest en overal uitgebraakt voer. Duiven die slecht luisteren vanwege weinig eetlust; ergernis alom, vooral vlak voor of tijdens het vliegseizoen.

Met nog ongeveer twee weken te gaan tot de eerste prijsvlucht met de junioren, slaat plaaggeest coli hier hinderlijk toe. Vooral in hok 5/6 is het bingo. Woensdagochtend pakte ik in alle vroegte de 61 aanwezige jongen voor een kleine exercitie en toen zag ik in de schemering her en der uitgebraakt voer onder en op de zitschapjes. Ook voelde ik de slijmerige mest aan de pootjes van menig jong. Het is voor mij geen reden om niet te rijden met de jongen. Alleen jongen die slap en mager aanvoelen en echt “dik” zitten worden ontzien. Gelukkig konden ze vanochtend allemaal mee!
Is het verantwoord om jongen met niet al te zware coli af te richten?  Ik heb een afweging gemaakt. Ten eerste rij ik maximaal 10 kilometer in deze fase. Sinds afgelopen zaterdag zijn ze dagelijks een stukje weggebracht. De allereerste keer nam ik ze mee naar voerhandel van der Bijl in Voorstonden. Ongeveer 5 kilometer. Zondagochtend gingen ze naar het kerkje van Hall. Ook plusminus 5 kilometer. Maandagochtend nam ik ze mee naar mijn werk in Warnsveld en moesten ze de IJssel oversteken. Wederom 5 kilometer. Gisteren stond Leuvenheim op de kalender en vanochtend Eerbeek/ Laag Soeren. We blijven dan onder de 10 kilometer. Mijn ervaring is dat duiven met coli gewoon thuiskomen. Soms worden ze gelost door de groep en arriveren ze solo, maar dat zie ik niet als een nadeel. Coli tast m.i. niet het kompasje aan, alleen de conditie. Door dagelijks een stukje te rijden i.p.v. de ochtendtraining, raken ze aan het spelletje gewend en tonen dan minder stress.
Vier keer kreeg ik alles thuis. Afgelopen zondag liet ik er vier zitten. Gek genoeg keerde daar later niets van terug, evenmin kreeg ik bericht, ofschoon al mijn jonkies een duidelijke telefoonring dragen. Misschien terecht gekomen in een Poolse lossing?
 
Wat doe je met al die colilijders? Vorige week was er eentje erg ziek. Hele vieze slijmerige mest, die overging in een gifgroene kleur. Het beestje voelde mager en slap aan en ik besloot haar apart te zetten. Ik denk dat ze momenteel aan de beterende hand is. Een kuurtje gaf ik nog niet. Vorig jaar experimenteerde ik met een colikuur van een bekende duivendokter, maar ik merkte weinig verschil in resultaat.  Kuurde ik, dan knapten ze na vijf dagen op of stierven binnen een etmaal. Deed ik niets, dan gebeurde hetzelfde. Momenteel geef ik al mijn jongen om de dag met royaal vlierbessensap doortrokken voer. ’s Avonds een lichte mengeling klaarzetten en het sap erop doen. Dan flink roeren tot alles roserood kleurt en dan het sap erin laten trekken gedurende de nacht. ’s Ochtends maak ik het rode voer rul met pikkoek, biergist en grit en dat moet het colileed verzachten. Vlierbessensap is geen tovermiddel!  Het ondersteunt hooguit de algemene gezondheid en doet iets voor de gemoedsrust van de liefhebber. Misschien gaat de vergelijking met de colikuur op. Soms heelt tijd de wonden. Naar schatting hebben momenteel 10 jongen coli. Ze zijn niet fit, produceren vieze mest en braken het voer uit. Ze zijn echter niet doodziek en ik neem ze gewoon mee ter africhting. Zou ik ze thuis laten, dan vreten ze hun kropjes misschien vol en dat wil ik juist niet. Bovendien missen ze de basis van hun opleiding, waardoor ze de aansluiting met de groep missen en de kans lopen verloren te gaan door gebrek aan ervaring. Het is dus kiezen tussen twee kwaden. Mochten de duiven komende week niet fitter worden, dan ga ik volgende week naar de duivendokter, wat in mijn geval dr. Nanne Wolff is.
 
Mijn oudste jongen zijn momenteel 13 weken. Mijn jongste jongen precies 9 weken. Je merkt, dat die laatsten het moeilijk hebben. Vaak komen ze los van de groep wat later thuis. Bij de inkorving voor de eerste prijsvlucht zijn de jongsten precies 11 weken. Het is een uitdaging om de allerjongsten toch aan de start te brengen van de eerste prijsvlucht. Ik denk, dat ik bij de komende africhtingen de allerjongsten apart los  en dan tot maximaal 10 kilometer. In de laatste week voor de eerste prijsvlucht gaan ze dan wat verder. Ze moeten wel een eerlijke kans krijgen!
 
Ten slotte een kleine verantwoording:
 
Hok 1  :  10 stuks
Hok 2  :  12 stuks
Hok 3  :  10 stuks
Hok 4  :   7  stuks
Hok 5  :  12 stuks
Hok 6  :  11 stuks
 
Van Henk Blankestijn zit er nog eentje, van Bram nog 4, van Henk Berentsen zijn ze nog alle vijf aanwezig, van Johan Gijsberts zit er eentje en van Bert Klein Haneveld nog eentje.
Vooral in hok 5 en 6 heerst er coli. Ik probeer de hokken zo schoon mogelijk te houden, geef ze veel vrijheid (frisse lucht) en breng zo mogelijk de duiven ’s ochtends een stukje weg.
Met de langste dag stop ik met verduisteren. Ik hoop, dat dit een positieve invloed heeft op het ontstaan van nieuwe coligevallen en hoop tevens dat de duiven eindelijk uit zichzelf wegtrekken als de verduisteringsperiode voorbij is.
 
Het roofvogelprobleem is hanteerbaar. De afgelopen week werd het duifje van Bert Klein Haneveld bijna gepakt. Ze mist wat veertjes aan de bovenzijde van de vleugel. Mijn enige schimmel is inmiddels ook gesneuveld, maar het probleem is hanteerbaar. De duiven anticiperen goed op de komst van de havik in deze fase en trainen beter als de havik in de buurt is.
 
Mijn advies in deze periode voor iedereen luidt: breng je duiven gewoon weg, ook als er wat coli onder zit. Zijn ze zichtbaar erg ziek, dan zet ik ze apart. Tien kilometer is voor mij in geval van coli het maximum. Neem ze mee naar je werk of als je op visite gaat. Niet bij de pakken neerzitten, want ongetrainde en daardoor extra gestresste junioren raak je geheid kwijt als ze met onvoldoende oefening voor de leeuwen gegooid worden.

Freek’s Focus (11)

Van heterogeen naar homogeen

 
In 2009 herstartte ik na zeven duifloze jaren met duiven van Jan en Alleman. Gewoon vrijblijvend voor de gein. Dit herhaalde zich de jaren daarna. Je maakt kennis met de origine Janssen, Heremans, Bricoux, v. Loon, Koopman, van Dijck en allerlei kruisingsprodukten. Onder alle soorten en rassen, zuiver en gekruist, kom je bruikbare duiven tegen. Echte toppers zijn echter dun gezaaid! De middelmatige graaneters hebben de overhand. Tot vorig jaar was het een heterogene bedoening. Duiven uit wel tien verschillende milieus en uit meerdere landen. Geheid loop je tegen problemen aan met de gezondheid. Al die duiven brengen hun eigen virussen en bacterien mee en op jouw hok komt dit tesamen en moet er een nieuwe balans gevonden worden. Overal waar eenhoksraces gehouden worden met duiven uit verschillende milieus en uit verschillende landen kent men dit probleem. Gespecialiseerde duivendokters hebben er meestal de handen vol aan.
 
Zelf maakte ik ook kennis met dit fenomeen, maar dan op kleine schaal. Uiteindelijk kwam het meestal goed, behalve in 2011. Na een goed begin op de openingsvluchten, kwam er ineens de klad in. Ik zocht naar verklaringen en meende in inferieur stro de belangrijkste boosdoener gevonden te hebben. Zekerheid omtrent de oorzaak van de terugval had ik echter niet. Vorig jaar zaten de duiven niet meer op stro, maar op metselzand. Ook toen kwam er na drie kringzeges op rij een terugval. Nu was er coli in het spel. Opgelopen in de reismand?  Veroorzaakt door het samenbrengen van te veel verschillende milieus op 1 hok?  Mogelijk een herbesmetting van eerdere colibesmettingen in mei via de opgedroogde uitwerpselen in de dakgoot van het duivenhok?  Voor de zekerheid verwijderde ik afgelopen winter de bewuste dakgoot!
 
Dat het samenbrengen van duiven uit verschillende milieus extra risico’s meebrengt, dat staat voor mij als een paal boven water. In 2012 hield ik de prestaties van alle duiven zorgvuldig bij. Ook keek ik kritisch naar het rendement van meerdere duiven uit hetzelfde milieu. Ik kwam meer en meer tot de vaststelling dat mijn doenwijze een soort tombola oplevert waar geen ontwikkkeling in zit. ’t Is leuk als je pas begint, maar na enkele jaren mis je de progressie en bovendien loop je telkens weer tegen dezelfde problemen met de gezondheid van de duiven aan.  Het roer moest om voor mijn gevoel. Na evaluatie met Albert kwamen we tot een alternatief strijdplan. Enerzijds afstappen van het samenbrengen van duiven uit allerlei milieus en anderzijds nastreven van stamvorming. We hakten knopen door en voegden de daad bij het woord.  Soms met pijn in het hart moest ik liefhebbers meedelen dat ik geen prijs meer stelde op “testduiven”. Albert nam de verantwoordelijkheid op zich om de hokvulling van 2013 voor zijn rekening te nemen.
 
We besloten om laat te kweken.  Rond 15 maart moesten de eerste jonkies uit het ei kruipen, die dan door voedsters zouden worden groot gebracht. Omstreeks 1 april zouden de beoogde kweekduiven dan kunnen beginnen met het groot brengen van “ronde 2”. Twaalf koppels werden er voor dit doel gerecruteerd. Onze 13-jarige “Oude Knoedel” werd tot stamvader gebombardeerd. Niet vanwege zijn ouderdom, maar vanwege zijn opmerkelijke rendement als kweker. Tien jaar was hij een “nobody”. Er waren jaren dat hij in opslag zat en er niet uit gekweekt werd. Er waren jaren, dat er wel uit gekweekt werd zonder dat de jongen getest werden. Als 11-jarige deed zijn eerste en enige zoon examen en deze “Guus” onderscheidde zich in het slechte seizoen 2011 met een kopprijs in de regio. Als 12-jarige hadden we twee kinderen van hem. Eentje werd bij het uitwennen gepakt door de sperwer, de ander werd 3e duifkampioen jong bij “Steeds Verder”.  “Guus” gaf in 2012 meteen “Texas Homer” (1e asduif regio 2 en vier keer 1:100 op rij) en de tweede ronde gaf hij twee prima duivinnen, waarvan “Ducky Duck” een kringzege behaalde.  Geen enkele duif op ons kweekhok kwam in de buurt van het rendement van onze “Oude Knoedel”.  Van de welgeteld vijf nazaten slaagden er vijf met brio voor hun examen! Met onze statistieken moesten we aan de slag, vond ik en Albert was het met me eens. Er werden in de zomer en in het najaar van 2012 nog enkele kinderen geboren uit onze nestor en deze duiven maken deel uit van de kweekbrigade. Wel moesten we op zoek naar passende partners. De beste duiven 2012 en van voorgaande jaargangen hadden we reeds op het kweekhok zitten en met een gelimiteerd budget stroopten we de betaalbare verkoopsites af. Zoals Go-ahead Eagles met beperkte middelen zoekt naar groeibriljantjes. Zo schaften we een duivin aan uit de vader van “Victor” (1e asduif GOU 2012) van Jan de Ruiter speciaal voor “Texas Homer”. Dit gebeurde op de veiling van eerste prijswinnaars ten bate van onze eigen club “Steeds Verder”. De overige transfers verliepen via internet en dat gericht zoeken van de ideale partner voor een bepaalde kweekduif was telkens een uitdagende en spannende bezigheid voor ons beiden.
 
Natuurlijk zal er veel kaf onder het koren zitten. Toch zien we nu al meer homogeniteit. Veel vetblauwe duiven met hier en daar een witte pen of een wit streepje achter de ogen. Veelal zijn het neven en nichten van elkaar en … nazaten van onze “Oude Knoedel”!  Op hok 1 tot en met 4 zijn uitsluitend bij Albert geboren jonkies geplaatst. Op hok 5 en 6 zijn een beperkt aantal jongen van onszelf gezet, aangevuld met duiven die veelal op een bon door Albert of mijzelf zijn aangeschaft. Nu heb ik de mogelijkheid om de gezondheid van de duiven op de diverse afdelingen te vergelijken.
De afdelingen zijn gemiddeld 1.25 mtr. breed en 2.50 mtr. diep. Per afdeling huizen er gemiddeld 12 duiven.  Hok 1 en 2 hebben geen dakisolatie en hebben een loze ruimte van ongeveer 2 meter. De hokjes zijn potdicht van boven, maar in de loze ruimte is een opening voorzien van ongeveer 1 vierkante meter. De afdelingen 3 tot en met 6 heb ik de afgelopen winter voorzien van dakisolatie middels dupanelplaten. In het plafond zit in het midden een ventilatiestrook van ongeveer 15 centimeter en in het dak is een strook van ongeveer 10 centimeter voor ventilatie open gelaten.
Op hok 1 en 2 zaten 28 duiven. Drie werden er gepakt door haviken, eentje door de sperwer.
Op hok 3 en 4 zaten 20 duiven. Eentje werd er gepakt door de havik.
Op hok 5 en 6 zaten 31 duiven. Vier stuks werden er gegrepen door haviken. Drie moest ik er noodgedwongen om gezondheidsredenen ruimen.
De hokken 5 en 6 zijn wat breder, vandaar dat ik er meer duiven plaatste. Vooralsnog ondervind ik de meeste gezondheidsproblemen op deze twee afdelingen.
’t Is nog te vroeg om conclusies te trekken, maar er tekent zich wel een tendens af! 
 
Gisteren met hulp van Jose de enting tegen pokken m.b.v. het kwastje doorgevoerd. De afgelopen week begonnen de jongen voorzichtig te trekken. De oudste jongen zijn nu 12 weken, dan is er een groep van 10 weken en de jongsten zijn 8 weken.
Volgende week wil ik voorzichtig beginnen met opleren, mits ze gezond blijven uiteraard.

Freek’s Focus (10)

Duiven moeten zich “senang” voelen.

Op eigen hok gaat het fantastisch! Ik lijk warempel GJB wel. Leuke initialen overigens. ’t Lijkt op GBJ (Hilterman) en dat was ooit een begrip op de radio, maar dat geheel terzijde. Als ik de verduistering ophef ’s ochtends, gaan de duiven naar buiten en … vliegen linea recta de tuin in. Is dat normaal en is dat wenselijk?  Feit is, dat ze die vreemde gewoonte vorig jaar ook hadden. Toen begon ik met drie kringoverwinningen op rij, dus … geen reden om je daar zorgen om te maken. Toch klap ik na vijf minuten in de handen en jaag ze de lucht in. Ze vliegen dan snedig rond, zwenken veel naar links en rechts, maar … trekken niet weg. Als het kan, laat ik ze de hele dag buiten zitten met gesloten kleppen. Ze scharrelen wat in de tuin, dunnen de rode bietjes uit, gaan in de bolconifeer “chillen”, badderen wat in de grote baadbak en ketsen af als er kraaien naderen of roofvogels.
Gisteren bij het binnenroepen van de duiven kwam Bram Scherpenzeel de tuin in gelopen. Ondanks de beslommeringen van een eigen bedrijf en diverse bestuurstaken (o.a. voorzitter afd. 8/GOU) neemt Bram de tijd om te informeren hoe het gaat met de jonge duiven bij mij. Ik gaf hem enkele van de vier nog aanwezige “Brammetjes” in handen. “Ze zien er goed uit”, was zijn mening. De noppen zijn mooi wit, de ogen “droog” en ze worden al een beetje duif. “Al afgericht?” vroeg hij belangstellend. “Zover zijn ze nog niet. Eerst moeten ze aangeven daar aan toe te zijn en bovendien is het weer totaal ongeschikt”, antwoordde ik naar eer en geweten.
 
Bram vertelde over liefhebbers in de club die wel gingen africhten en het deksel op de neus kregen. Ook aan huis worden er veel jongen verspeeld. Doodzonde, want daar kweek je ze niet voor.
Hij noemde clubgenoot Max, die vooral met jongen van Bram speelt, die met africhten op amper 5 km. al in de problemen kwam. Van Martin hoorde ik dat Jan de Ruiter er aan huis 20 verspeelde en Martin zelf raakte er afgelopen vrijdag vanaf Klarenbeek (5 km) nog 4 kwijt. Ook clubgenoot Stefan raakte er aan huis heel veel kwijt. ’t Is weer raak voor een knaak!
Zelf denk ik, dat duiven zich net als mensen “senang” moeten voelen. Als je met allemaal seksegenoten in een saai hok zit en je mag 1 keer per dag een uurtje verplicht vliegen, dan zou ik me als duif niet echt gelukkig voelen. ’t Is als met mensen. Als je iets te verliezen hebt, ga je normaal gesproken niet aan de drank of drugs en heb je bij de dames van lichte zeden niets te zoeken. Soms zie ik op een pulpzender de uitspattingen van vnl. Britse jeugd op vakantie. Jongens die in hun eigen braaksel op de brancard in een ziekenhuis liggen, begeleid door liederlijke meisjes die amper op hun benen kunnen staan in hun t-shirts met de tekst “FUCK ME”. Hoe triest moet je dagelijks leven zijn om hier naar uit te kijken als jongere? Duiven zijn net mensen en mensen net duiven.
Jonge duiven, die wel iets te verliezen hebben, zullen in mijn ogen niet zo gauw het hazenpad kiezen. Een jonge doffer die trekkebekkend met een leuke duivin in de tuin scharrelt ( “brommers kieken”) en die lekker kan badderen en kan scharrelen in de tuin en in de omgeving van het hok, zal niet snel zijn “Eldorado” willen inruilen voor een ongewis avontuur! Gewoon de hele dag doen waar je zin in hebt en ’s avonds uitkijken naar het moment dat het baasje de kleppen opent en je je buikje mag vol eten. Vervolgens je favo-rustplekje opzoeken en ff lekker stoeien met de hand van het baasje, waarna de gordijntjes dicht gaan en je mag dromen van alles wat je hebt meegemaakt. Dat wil toch elke jonge duif?
Er zijn echter veel jonge duiven die op zaterdag en zondag opgesloten zitten. Niks te beleven in een deprimerend hok. Die gaan op maandagmorgen bol van de energie de lucht in en als het helder is, kan het maar zo zijn dat ze op goed geluk de wijde wereld in gaan.  Ze hebben immers niks te verliezen? Onbewust lijken ze een ander (beter) leven te zoeken.
 
Ik vertelde eerder over mijn ervaringen met 5 late ongeringde jonge duiven in 2008. Die mochten gewoon hun gang gaan, er werd niet naar om gekeken. Zonder dat ze ooit een mand zagen, werden er twee in Maastricht gelost. ’t Was de bedoeling dat ze niet weer zouden keren, maar ze hadden te veel te verliezen en kwamen netjes thuis. Vanaf Maasdam werd het experiment herhaald met vijf duiven. Nu keerden er vier retour.  Nota bene een Maastrichtganger bleef vanaf Maasdam achter. Serieuze collega’s die hun geringde rasduiven op vijf km. wegbrengen zien zelfs hun voorjaarsjongen niet terug, laat staan de “domme” late jongen. Dat was voor mij een leermoment.  Duiven moeten zich hechten aan hun leefomgeving, moeten de kans krijgen het firmament in zich op te nemen en moeten zich “senang” voelen.
 
Vanochtend om 8 uur liet ik mijn duiven los en om 11.30 uur riep ik ze noodgedwongen binnen. Ze werden afgevoerd en om 12.00 uur sloot ik de gordijnen en ging naar mijn werk. Er volgt dan een “nacht” van ongeveer 20 uren. Dat is niet ideaal, maar door mijn werk kan het niet anders. Donderdag worden ze gecompenseerd en mogen de gehele dag aanrommelen. Ook in het weekend gaan ze gewoon naar buiten. In Gietelo wonen verder geen postduivenhouders, dus niemand heeft er last van mijn afwijkende gewoonten. Ik geloof dat mijn doenwijze de duiven “streetwise” maakt. Ze zijn gehecht aan hun plekje. Tot nu toe zijn er 7 gepakt door de havik, eentje door de sperwer en 3 heb ik er zelf opgeruimd. Van de 79 zitten er nog 68. Helaas moest ik gisteren het blauwbontje van Henk Blankestijn uit zijn lijden verlossen. Aanvankelijk dacht ik aan coli. ’t Beestje was al 2 weken van slag. ’s Ochtends vloog ze linea recta naar de grote eikenbomen aan de rijksweg. Pas ’s avonds na het verduisteren glipte ze de spoetnik in, die ik speciaal voor haar open liet. Daar kreeg ze een klein handje voer aangeboden, maar ze pikte steevast niet 1 korreltje. Achteraf denk ik, dat ze iets gepikt heeft wat haar slokdarm blokkeerde. Instinctief zonderde ze zich af in de kruin van de boom waar ze de hele dag roerloos bleef zitten. Jammer, want het was een pienter, goedgebouwd duifje. ’t Spijt me, Henk!
 
Nu de duiven allemaal strak in het gelid de lucht doorklieven, hebben de haviken er geen lol aan om de duiven aan te vallen. De ervaring leert, dat straks bij het africhten de haviken proberen hun slag te slaan. Vooral bij individueel africhten proberen ze de arriverende duiven in hun glijvlucht naar het hok te verschalken. Zover is het nog niet. De duiven trekken nog niet weg. Mogelijk remmen de jongere duiven (11 mei gespeend) het groepsproces. De mest is prachtig. Mooie ronde bolletjes. Geen natte ogen en geen vuile neuzen, dus de signalen staan op groen. De wind staat momenteel helemaal verkeerd, dus het kost me geen moeite geduldig te zijn. Ik hang liever niet aan de eerste galg …..
 
Albert sprak ik afgelopen week kort. Hij heeft heel wat bonnenkopers blij kunnen maken. Ze moesten lang geduld hebben, want de eerste twee rondes kwamen naar Gietelo, maar de derde ronde is grotendeels uitgevent door Albert. De jongen uit het “Texas Homerkoppel” zijn naar de familie van de Berg in Apeldoorn gegaan. Vorig jaar kweekten we er twee kringwinnaars uit, alsmede de asduif in regio 2. Dat is geen garantie dat deze twee jonkies goed zijn, maar ’t geeft wel hoop. Vader Hein is een sympathieke, echte liefhebber. Bovendien een man die zich inzit voor de sport (o.a. regiovoorzitter). Ook zoon Justin en diens zus zijn nauw bij de hobby van vader betrokken. Zulke mensen gun je het beste wat je hebt zitten. De jonkies van “Jurriaan” (asduif GOU 2009/ 2e WHZB) zijn voor oud-clubgenoot Peter Voskamp. Peter is een jonge gedreven liefhebber met toekomst en het zou leuk zijn als hij er goed mee is. De jonkies van “Texas Homer” worden verdeeld. Dennis Koers, een jonge gedreven herstarter in de club, wil voor zijn bon het duivinnetje eruit. Het tegenjong heb ik beloofd aan Henk Berentsen, die elk jaar voor mij belangeloos een stel jongen kweekt. De jongen uit onze asduif van 2012 zijn echter nog niet “klaar”. Ook de meeste andere jongen uit onze gezamenlijke kwekers zijn op bonnen weggegaan. Albert regelt dat allemaal naar eigen inzicht, rekening houdend met eventuele wensen, maar ik stel het wel op prijs de jongen te zien voordat ze weggaan. Gewoon omdat ik benieuwd ben wat er in de schotel ligt.
 
Van Erik Plant kreeg ik een mailtje met de mededeling dat er nu toch jongen zijn van zijn sterkweker. Ze zijn geringd en nu is het afwachten of ze goed opkomen. Erik volg ik uiteraard op de uitslagen. Vorige week had hij er 18 van de 20 in de prijzen en een week eerder 19 van de 20. Met zijn eerste duiven blijft hij bovendien aardig in het kielzog van grote mannen als Eijerkamp en Petrie. Zijn “Blauwe Garfield” is een kleinzoon van onze “Garfield” (wereldkampioen jong 1997). Onze “Oude Knoedel van 2000” is een zoon van de nestzus van “Garfield”.  De bestelling van jongen uit de sterkweker van Erik is dus een doordachte zet, net zoals de aankoop van “Nieuwe Olympiade” van Leo Heremans door Hans en Evert Jan Eijerkamp een weloverwogen aankoop is. De “Blauwe Garfield” van Erik is trouwens bij Eijerkamp geboren. 
 
We hebben nog ruim vier weken tot de eerste prijsvlucht met de jongen. Doe geen gekke dingen met dit warme weer en bij deze noordoostenwind. De tijd dringt, maar als je forceert is er weer een jaar verloren.
Ik blijf rustig, terwijl ik mijn jongen voor de toekomst niet nodig heb. Geloof me, speel alleen met jongen die zich “senang” voelen en ga africhten als de wind draait en er wolkjes in de lucht drijven. Haastige spoed is zelden goed!

Freek’s Focus (9)

Bij ons in de club

Nog een 5 tot 6 weken en het spel met de jonge duiven begint. Sommige liefhebbers in de club zijn al enige weken aan het africhten. Ook hoor ik weer de traditionele verhalen van verliezen aan huis. Dat overkomt niet alleen onervaren liefhebbers, maar ook ervaren rotten en specialisten. Mijn duivenvrienden Martin & Joke Geven bijvoorbeeld verspeelden er vorige week dinsdag 12 aan huis. “Voor het eerst trokken ze weg en meteen loopt het fout af, mede door miezerig weer”, aldus Martin. Gisterenavond was er in ons clubgebouw de mogelijkheid om je duiven te laten enten tegen paramixo. Binnen “Steeds Verder” hebben we een enthousiaste dierenarts als lid die dit verzorgt. In 2009 vloog deze Maurits Bosgoed voor het eerst mee met een beperkt koppeltje jonge duiven op een simpel hokje en het ging helemaal niet slecht. Na in 2001 gestopt te zijn, deed ik dat jaar ook weer voor het eerst mee. De Belgencompetitie was de aanleiding. Naast mijn twee Naturalduifjes van de club, kreeg ik van diverse liefhebbers in totaal 19 jonkies. Ik liet ze maar zo aanrommelen en hele dagen zaten ze in de acacia van de buren. Ik kon ze overal heen brengen, maar als ik thuis kwam met de auto zaten ze met z’n allen al in de boom op me te wachten. Toen ik rond 1 juni naar Deurne in Brabant ging op een zaterdag om wat Barnevelderhanen op te halen, nam ik ze ook mee. Ondanks de vele duiven in de lucht zaten ze met z’n allen in de acacia te wachten op mijn thuiskomst.

De gezondheid van de jongen in 2009 was adembenemend, de kwaliteit variabel. Slechts eentje bewaarde ik er van lichting 2009, de rest vond ik niet goed genoeg.
Hoewel Maurits ieders bewondering afdwong met zijn verrassende spel en dito uitslagen, keek hij tegen mij op. “Jij bent toch ook een beginner?”, zei hij na enkele vluchten. Ik maakte hem duidelijk dat ik een ervaren beginner was. “Hoe doe je dat met je getekende duiven. Ik snap daar niets van”. Toen ik hem vertelde, dat de eerst aangegeven duif bij het inkorven ook de eerstgetekende werd, ging er een wereld voor hem open. Voor ons is alles vanzelfsprekend, maar voor een beginnende liefhebber is alles abacadabra. Zelfs voor een intelligente jonge dierenarts met ambitie. Na 2010 verdween Maurits van het toneel. Hij ging verhuizen, had onregelmatige diensten, een jong gezin en meerdere hobbies. Ik vreesde dat er aan de korte, stormachtige duivenloopbaan van Maurits een voortijdig einde zou komen en dat vond ik echt jammer. Inmiddels heeft hij weer een ploegje jonge duiven bij elkaar en is al enige tijd aan het africhten! Dat belooft wat, want Maurits is ambitieus, leergierig en gedreven. Ook Dennis Koers, ook een dertiger, is serieus met zijn duiven bezig. Als puber vloog hij enkele jaren bij ons in de club. In kan me herinneren, dat ik hem meenam naar Belgie naar het World Pigeon Centre. Dat was een groots opgezet project met veelvuldig wereldkampioen Jos Thone aan het roer als hokverzorger. Ik kende Jos en zijn Gaby van de huldiging in Deinze in 1997 en hij liet ons zijn toekomstige Barcelonavliegers zien en bood zelfs Dennis een stageplek aan voor de vakantieperiode. We aten in het superluxe restaurant bij het WPC, waar ook Jan Hermans dineerde met Fons van Ophuizen. Natuurlijk stak ik een handje op naar beide heren en even later kwam de ober ons als jonge liefhebbers iets te drinken aanbieden “van mijnheer Hermans”. Voor Dennis was dat een onvergetelijke dag. Om gezondheidsredenen en vooral vanwege zijn onmogelijke werktijden als bakker, staakte Dennis de duivenhobby noodgedwongen. Tot mijn grote verbazing en vreugde liet Dennis vorig jaar onverwacht zijn gezicht zien in de club. “Ik heb ander werk en ik heb besloten om mijn tropische vogels weg te doen en weer postduiven te gaan houden”. Dennis ken ik als een uiterst serieuze jongen en aan zijn gezicht zag ik dat hij het meende. “Freek, de spanning van de vluchten, het omgaan met de duiven, dat heb ik echt gemist. Ik heb heel veel zin om weer mee te vliegen”. Op 5 juli zien we dus Maurits en Dennis terug en dat is een goede ontwikkeling. Berrie Nijkamp stond gisteren naast me bij de inenting. “Zoals Dennis en Maurits, zo zouden we nog 50 liefhebbers erbij moeten hebben”, riep hij enthousiast. Zou elke duivenclub er ieder jaar slechts twee enthousiaste dertigers bij krijgen, dan zou er nog hoop zijn voor de toekomst, dacht ik bij mezelf.

Stimulans

Gelukkig is er nog gezonde strijd bij “Steeds Verder”. Liefhebbers als Maurits en Dennis zorgen voor vers bloed en jong elan. Met team Romein, met soigneur Cor Buis dit seizoen voor het laatst in Twello als vlieghokmanager, met good-old Jan de Ruiter uit Teuge en met Martin & Joke Geven uit Bussloo ben je verzekerd van concurrentie. Het lijkt mij dodelijk voor een club als 1 liefhebber er met kop en schouders boven uit steekt. Elke week 1 t/m 10 spelen. Dat lijkt me helemaal niets. Gelukkig is dat bij ons in de club niet aan de orde. Behalve de bekende namen zijn er outsiders die met de jonge duiven voor een verrassing kunnen zorgen. Jan Ketelaar uit Terwolde bijvoorbeeld. Altijd nadrukkelijk aanwezig met gekkigheid en flauwekul, nooit te beroerd om aan te pakken als er gewerkt moet worden en met de jonge duiven vaak goed voor 1 of meerdere eerste prijzen. Max Slinkman, onze penningmeester, legt zich de laatste jaren ook toe op het spel met de jongen. GOU-voorzitter en clubgenoot Bram Scherpenzeel is zijn hofleverancier. In het najaar gaan de ingespeelde jongen terug naar “buurman” Scherpenzeel, die ze als jaarling inzet op met name de dagfond. Vorig jaar speelde ik met drie jonge duiven van Bram. Aanleiding was de aangekochte bon tijdens de verenigingstentoonstelling. Daar beleefden we beiden plezier aan. “Pip”, de beste van de drie, speelde zowaar twee eerste prijzen (1e en 4e in de ACC) wat voor mij aanleiding was om afgelopen winter andermaal de bon van Bram te kopen. Bram bracht me afgelopen voorjaar op die bon liefst 5 prachtige jongen, waarvan er eentje voor mijn ogen in de lucht geslagen werd door moe havik. “Pip” zit bij Albert op het kweekhok en daaruit kwamen er ook 4 jongen naar hier. Er zitten dus 4 “Brammetjes” en 4 “halve Brammetjes”. Ook van clubgenoot Henk Blankestijn zitten er op een bonnetje nog 2 jonkies. Henk doet het met zijn mini-ploegje duivinnen overigens fantastisch en staat in de regio op de vitesse bij de toppers. Een gedreven liefhebber die veel voor de club doet en een echte sportman die straks met de jonge duiven alles in het werk zal stellen om de specialisten voor te draaien. Datzelfde geldt voor Frits en Sven van Brummen. Met weinig duiven spelen ze met beperkte middelen op een klein hokje gewoon super. Vitesse, midfond, dagfond, overnachting en jong, Frits en Sven draaien altijd hun duifje. Gisteren bij de enting, kon ik Frits feliciteren met de zege vanaf Orleans afgelopen maandag. Echt blij was hij echter niet, want zijn beste duif was hij verspeeld en dat doet zeer. Vooral als je maar een paar duiven hebt!

Zenuwen

Gisterenochtend dronk ik een bakje koffie bij Martin & Joke. Duivenkrantjes afgeven en gezellig ouwehoeren over …. duiven. Martin begint steevast zes weken voor de eerste prijsvlucht met africhten. Toen ik hem meedeelde dat we nog maar goed 5 weken te gaan hebben tot de eerste vlucht, veerde hij op. “Dan moet ik nodig africhten”, zei hij geschrokken. Zelf blijf ik verrassend rustig. Sommige jongen piepen nog en pas sinds gisteren vliegen alle jonkies echt allemaal samen in een koppel. Als ik ze los laat duiken ze de tuin in en pas als ik met een lange stok en poncho kom aanzwaaien, gaan ze op de vleugels en draaien kortstondig kleine rondjes om het hok. Ik heb bewust voor een bepaalde strategie gekozen en maak me niet zenuwachtig. Op dit moment is geduld een schone zaak. Pas als ze echt gaan vliegen en wegtrekken, zal ik beginnen ze weg te brengen. Forceren heeft geen zin. Vertrouwen hebben in je duiven en vertrouwen hebben in jezelf, daar gaat het om. Al een halve eeuw zit ik tussen de duiven, dus een klein beetje ervaring heb ik wel.

Duiven die nu al paarlustig zijn, zijn gevaarlijke klanten als je gaat africhten. Ze zijn wel driftig, maar hebben geen enkele ervaring. Een gevaarlijke cocktail! Mijn duiven hebben daar dit jaar geen last van. Vorig jaar had ik “Puck”. Haalde ik op 7 mei bij Albert op. Was na “Texas Homer” uiteindelijk mijn beste jong (3e duifkampioen). Leeftijd zegt niets. Wel moeten ze een minimum leeftijd hebben als je gaat africhten. Ongeveer 11 weken hou ik aan. Mijn eerste jongen zijn gespeend op 11 april en mijn laatste jongen op 11 mei. Ze gaan allemaal mee op 5 juli. Zijn ze dan naar schatting tussen de 11 en 15 weken oud. Moet in theorie allemaal net kunnen, maar dan moet het meezitten met coli en met het weer. Ik hou van uitdagingen. We gaan het mee maken.

Freek’s Focus (8)

Meerdere haviken rond Gietelo!

Mijn verhaal van vorige week blijkt niet te kloppen. Jachtopziener Ap Aalpoel, die al sinds mensenheugnis toezicht houdt op landgoed “de Poll”, trof ik toevallig in het bos op eerste pinksterdag. Ap neemt zijn werk erg serieus en “zit erop als de bok op de haverkist”, zoals dat in de volksmond heet. Hij kent de omgeving als zijn broekzak en is een interessante vraagbaak als het om het hete hangijzer havik gaat. “In mijn gebied zitten drie paartjes, die ongetwijfeld jongen hebben”, vertelt Ap onomwonden. Niet geheimzinnig doet hij over hun nestplekken, die hij globaal aangeeft en die ik niet zal noemen. Zijn ontboezeming kwam voor mij als een verrassing, omdat ik meende, dat er slechts een paartje haviken in onze omgeving zou nestelen. De drie havikshorsten bevinden zich op ongeveer twee kilometer hemelsbreed van mijn duivenhok en dan is het niet vreemd, dat er zo vaak bezoek is van de haviken. “Ik denk, dat er nog meer haviken broeden in jouw omgeving, maar dat is niet mijn werkgebied en daar doe ik liever geen uitspraken over”, aldus de openhartig pratende jachtopziener. “Het baltsen van de haviken begint al in maart, vandaar dat ik bijna zeker weet dat ze jongen hebben en mogelijk het vrouwtje zelf op jacht gaat”. Mijn strategie om de duiven nog een weekje vast te houden kan dus van tafel!

Voedselaanbod van haviken is beperkt!

In een grijs verleden wemelde het op “de Poll” van de wilde konijnen. Als we wandelden aan de Zandwal, zag je tientallen wilde konijntjes bij elkaar. Die tijd ligt achter ons, want er zijn nauwelijks wilde konijnen te bespeuren. Ook fazanten en patrijzen zie je amper. Met de weidevogels is het anno 2013 overal slecht gesteld. Ap Aalpoel weet dat als geen ander. “Alleen wilde ganzen zijn royaal voorhanden, maar die zijn toch iets te fors voor de havik. Ook kraaien zijn alom aanwezig, maar de meeste roofdieren vinden kraaien vies. Alleen een jonge havik, die de jachttechniek nog niet beheerst, wil zich gedreven door honger weleens vergrijpen aan een kraai”. Het is dus niet vreemd, dat onze duiven een favoriete lekkernij vormen voor de haviken!

Jonge duiven een gemakkelijke prooi

Jonge duiven, die nog niet in een koppel vliegen, lopen het grootste risico. Doordat de haviken constant op de loer liggen, laat ik de duiven slechts nu en dan kortstondig los. Je komt in een vicieuze cirkel. Duiven die weinig buiten komen doen er lang over om het vliegen in groepsverband onder de knie te krijgen. Bovendien staan ze ver van de natuur af en worden vadsig en stram. De havik heeft er een neus voor, zo lijkt het. De afgelopen anderhalve week was het zes keer raak. Je laat de duiven los en weet vooraf dat je een uur later bij het binnenroepen een duifje mist. Het vetblauwe zusje en evenbeeld van “Texas Homer” behoorde tot de slachtoffers. Het zijn namelijk echt niet de zieke, slome of opvallend getekende duiven die gepakt worden. Ik dacht er over na en besloot om afgelopen zaterdag de duiven de hele dag de vrijheid te geven. Er waren door het slechte weer toch geen duiven in de lucht. Ineens viel het kwartje bij de junioren. Ze schrokken ergens van en tot mijn verrassing bleven ze als groep bij elkaar vliegen. Eindelijk. De als kamikazepiloten vliegende solisten die kris kras het luchtruim doorklieven zijn een ideale prooi voor de havik. Enthousiast wees ik Jose
op de grote groep die rondtoerde. ’s Avonds bij de telling weer een jong kwijt, maar ik had het gevoel het lek boven te hebben!

Niet klagen, maar dragen

Vanochtend trok ik de kleppen vroegtijdig naar beneden. Door mijn werk hadden ze gisteren van 11.30 uur tot vanochtend 7.30 uur in het donker gezeten. De echte regelmaat ontbreekt en dat is te zien aan de pennenrui. Als duiven weinig los komen en onregelmatig verduisterd worden, kun je slagpennen verwachten. Sommige jongen hebben al drie pennen gestoten. Het is niet anders. De losgelaten jongen waren wel wat van slag. Ze doken zonder te vliegen rechtstreeks de tuin in en dat leek me geen goed idee. Ik haalde een uitschuifbare stok en zwaaide met de daarop bevestigde poncho. Alles ging de lucht in. Ook het jongste duivinnetje uit “Texas Homer”. Tevreden keek ik in de lucht. Toen ik met de stok en poncho naar de schuur liep, zag ik dat moe havik zich opmaakte voor een aanval. Ze had haar oog laten vallen op het piepjonge “Homertje” dat uit de bocht gevlogen was en nu alleen rondvloog. Als een idioot begon ik te schreeuwen en te zwaaien met de stok met poncho. Gelukkig bleven de jongen keurig kleine rondjes boven het hok vliegen en hervond de kleine de aansluiting waardoor de aanval in de kiem gesmoord werd. Een kwartier later liep alles vredig in de tuin en vulde ik de baadbak. Ik besloot om ze hun gang te laten gaan. Alleen dan worden ze “streetwise”. Toen ik een uur later in de voortuin aan het werk was, waren de duiven ergens van geschrokken. De kippen gingen tekeer en ik liep naar de achtertuin. Weer vloog er een havik boven de duiven, die nu wel in de gaten hadden dat er iets niet klopte. Ze vlogen strak in formatie en de havik wist niet goed welke strategie gevolgd moest worden. Door veel lawaai te maken en te zwaaien met de vlag droop de rover af. Tot drie maal toe keerde ze echter terug en toen had ik het geluk dat er bij de zoutopslag van Rijkswaterstaat een hogedrukspuit in werking gezet werd. Ze bleef loeren en cirkelen boven de duiven, maar durfde niet aan te vallen. Zo zal het vandaag en de komende tijd vaker gaan. Soms heb je geluk, een andere keer pech. Ik reken erop dat er de komende weken nog tien duiven gepakt zullen worden. Bij elke aanval op de groep zullen de duiven alerter en sneller worden en het gevaar eerder herkennen. Op een gegeven moment zullen ze het hok in duiken of als groep op de vlucht slaan bij nadering van de doodsvijand. Ze zullen ermee moeten leren leven!

Coli heerst ook weer

Enkele weken geleden had ik een blauwwitpennetje met coliverschijnselen. Ze werd mager en flauw. Inmiddels is ze zonder in te grijpen weer aardig opgeknapt. Een blauwbontje is intussen aan de beurt. Ze eet weinig en zit het liefst ineengedoken op haar schapje. Na een dag of vijf knappen ze vaak op. Zo niet, dan verlos ik ze uit hun lijden. Vorig jaar had ik twee varianten. Bij variant 1 worden ze ziek, flauw en mager en zie je slijmerige mest en uitgebraakt voer. Hier herstellen ze vaak van. Variant 2 is de dodelijke variant. Misschien is het geen coli, maar adeno. De duiven sterven vaak binnen 24 uur. Vorig jaar liet ik ze uitzieken, maar toen na de derde prijsvlucht de verschijnselen terugkeerden zette ik de aangedane duiven apart met een kuurtje in het water. Ik merkte echter geen verschil. Duiven met de eerste variant knapten na vijf dagen op en duiven met variant 2 gingen dood. Met en zonder kuur hetzelfde resultaat. De herbesmetting geschiedde via de dakgoot. Die heb ik inmiddels verwijderd. De duiven krijgen regelmatig vlierbessensap om de gezondheid te ondersteunen, maar het is geen garantie dat coli je deur voorbij gaat. Soms zijn duiven een dagje van slag na het eten van verkeerde zaken uit de tuin. Eergisteren waren een aantal pollen aardappels flink aangevreten. Aardappelblad is giftig en dat was te zien aan een tiental jonkies. Ze wilden het hok niet uit en even dacht ik dat ze coli hadden. Gelukkig waren ze vanochtend weer hersteld. Oppassen dus met het trekken van voorbarige conclusies!

Verantwoording tot nu toe

Van de oorspronkelijk gespeende 79 jongen, waren er vanochtend nog 70 aanwezig. We merken momenteel nauwelijks iets van sperwers. Bij het uitwennen kunnen sperwers voor veel stress zorgen. Bij een onverhoedse verrassingsaanval op duiven die op het hok zitten of in de tuin lopen kan veel stress ontstaan. Onervaren jonge duiven die net of pas enkele dagen buiten komen kun je daardoor verspelen. Bij de havik is er van stress geen sprake. Haviken pakken de kris kras rondvliegende jonkies in de lucht, zonder dat de overige duiven dit meekrijgen. Dan gaat de telefoon en moet ik mijn verhaaltje onderbreken. Buurvrouw Alie heeft slecht nieuws. Er ligt een dode duif achter de bessenstruiken. Ik loop via de tuin naar de achterburen en zie dat de sperwer in de tijd dat ik dit stukje tikte de 809 heeft afgekloven. Als ik deze alinea herlees bedenk ik dat het is alsof de duvel ermee speelt. Nota bene de sperwer waar ik nog helemaal geen last van had, tot je erover schrijft …. “Is het een dure?” vraagt de buurvrouw, die blijkbaar iets over de verkoop van Leo Heremans gelezen heeft. “Dat niet, maar ze komt wel uit mijn allerbeste duif”, mompel ik een vloek onderdrukkend. Als pleister op de wonde krijg ik een bos seringen mee. De dag is halverwege. Vier aanvallen van de havik gezien en een slachtoffer van de sperwer opgeraapt. ’t Gaat hard, maar we liggen op schema…… Op dit moment lopen er nog 4 van Bram (van de 5). Van het bonnetje van clubgenoot Henk Blankestijn lopen er nog 2 (van de 3). De 5 testduifjes van Henk Berentsen zijn tot heden de (doden)dans ontsprongen. Ook de blauwe op bon van plaatsgenoot Johan zit er nog. Van het bonnetje van Bert Klein Haneveld is er nog 1 (van de 3) aanwezig. We proberen de moed erin te houden. Niet kijken naar wat je mist, maar koesteren wat je nog hebt. Een zure les die ik leerde van Martin & Joke Geven ……..

Freek’s Focus (7)

Haviken broeden later!

Met in het oosten het IJssellandschap, in het zuidoosten de Halmen, zuidelijk de kolken met het Rosenthal’s bosje, zuidwestelijk het Appense Veld, vervolgens landgoed Beekzicht met “Ekebij” , overgaand in grondgebied van landgoed “de Poll”, het recreatiegebied Bussloo en de cirkel eindigend op de fameuze “Bomendijk” in het noordoosten, wonen we in de bosrijke groene long van de gemeente Voorst. Ree, ijsvogel, das en vos leven en wonen er op slechts honderden meters afstand, waar ook de haviken hun territorium hebben. Vorig jaar waren de haviken in de maanden maart en april erg vraatzuchtig. Zo rond 10 mei werd het toen rustig. Als moeder havik haar legsel voltooid heeft, gaat ze ongeveer 5 weken broeden. Wanneer de eieren uitkomen, houdt ze de eerste periode de jonkies warm. In die broedfase ruit de havik. In de praktijk betekent dit dat er in deze fase nauwelijks iets te vrezen is voor de postduivenhouders. De mannetjeshavik jaagt en van hem hebben de duiven aanzienlijk minder te duchten. Als moe weer mee gaat doen met de jacht, is ze trager en zijn de duiven sneller en attenter geworden. Voor haar ligt de focus op andere prooi in het vrije veld, zo lijkt het. Als ze zich toch met de duiven bemoeit, werkt ze als trainingsstimulator die de compacte groep op scherp zet. Dit jaar lijkt alles anders. Vrijwel dagelijks plukt ma havik hier een jonge duif uit de lucht. Vanochtend sneuvelde de laatste. Het ritueel is steeds hetzelfde, op het tijdstip is geen peil te trekken. ’s Avonds na 17 uur, als ik terugkom van mijn werk, trek ik de kleppen open en ga vervolgens de piepers jassen. De andere piepers fladderen dan wat om het hok en zo nu en dan maakt er eentje een schichtig rondje. Vanuit het keukenraam werp ik zo nu en dan een blik. Als het eten opstaat snel de hokken kuisen tussen de bedrijven door. Dan zie je niet wat er in de lucht gebeurt. Als ik ze om 18 uur binnenroep is er steevast eentje weg. Spoorloos. Dan weet je, dat de havik weer langs geweest is. Vandaag liet ik ze om 8 uur ’s ochtends los. Ik moest om 13 uur beginnen op mijn werk en zou ze dus rond het middaguur afvoeren en verduisteren. De jonkies schoten vanochtend de lucht in. Nog steeds kris kras alle richtingen uit. Al snel landden ze stuk voor stuk op het hok. Van vliegen in een koppel is nog totaal geen sprake. Mijn enige donkere witpen bleef als enige vliegen. Frivool en dartel doorkliefde hij het luchtruim. Ik had zo’n voorgevoel dat zijn levenslust zijn ondergang zou worden en nog geen minuut later tekende zich zijn doodvonnis af. Vanuit het westen naderde moe havik, een kraaienescorte in haar kielzog. Door de drukte van de kraaien bleef de donkere witpen vliegen. Moe havik leek in oostelijke richting weg te vliegen. Terwijl de kraaien triomfantelijk omkeerden, maakte de havik hoogte en boog toen af.  Ik schat dat ze op ongeveer 150 meter hoogte vloog en de witpen maakte nietsvermoedend zijn frivole rondjes op naar schatting 40 meter hoogte. Ineens trekt de havik haar vleugels langs het lichaam en in een duizelingwekkende glijvlucht suist ze richting het hulpeloze jong. De trefkans is in deze situatie 100%. Moeiteloos grijpt ze haar prooi, alsof ze een schepnet heeft en vliegt er mee weg als een zware legerhelikopter met een tank. De natuur is meedogenloos en indrukwekkend, maar ik heb dit schouwspel te vaak gezien en wordt er naargeestig van. Hier fokken we geen jongen voor!

 
Martin Geven zei het enkele weken geleden al. De natuur loopt achter door de lange winter. Bovendien werden de haviken afgelopen voorjaar verstoord in onze omgeving door het rooien van bomen in de omringende bossen. Mogelijk zijn de haviken wel twee weken achter op schema en blijven de dagelijkse aanvallen van moe havik voortduren. In dat geval kan ik twee dingen doen. Gewoon doorgaan met loslaten en accepteren, dat er dagelijks een jonge duif gepakt wordt. Of ….. het loslaten een week opschorten. Een dilemma overigens, want over 7 weken is de eerste prijsvlucht en een deel van de jongen is nog niet buiten geweest en het andere deel heeft nog moeite om de valplank terug te vinden en is zo groen als gras. Ik heb echter geen zin om de jonge duiven als kanonnenvoer op te offeren in een oneerlijke strijd.
 
Voorlopig geen jongen van “Blauwe Garfield” van Erik Plant. Zoals wij nog geen jongen hebben van onze “Oude Knoedel” heeft Erik pech met zijn kweekwonder. Misschien lukt het een volgende ronde? We houden contact. Zo lang we onze jongen nog niet met een 3D-printer kunnen reproduceren, moeten we ons schikken naar de grillen van de natuur. De twee laatste jonkies uit “Texas Homer” (11 mei gespeend) daarentegen doen het fantastisch. Als ze me zien, komen ze naar me toe. Uit de toegestoken hand eten ze hun kropjes berstensvol. Een keer met de vinger in de drinkbak is voor hen het sein om de kopjes in het water te steken. Het zijn “bijdehandjes”. Zulke ga ik echt niet opvoeren aan moe havik!  Verder is er weinig te melden. In de tuin heb ik weer allerlei gewassen en kruiden gezet die ook voor de duiven interessant zijn. Oost-Indische kers, oregano, ramenas op aanraden van Jan Onstenk, e.a. Het wachten is nu op het mooie weer en …. het broeden van de haviken!  Komende week wil ik enten met het borsteltje tegen pokken. De week erop tegen paramixo. Als ze toch niet naar buiten kunnen ……  Daarna wordt het een race tegen de klok om de duiven tijdig klaar te stomen voor de eerste klokvlucht begin juli. Heb mijn twijfels, maar ga er wel voor!

Freek’s Focus (6)

“Dreamteam 2013” bijna compleet!

Over enkele dagen hoop ik de laatste jonkies toe te kunnen voegen aan mijn lichting 2013.  Gekscherend noem ik het mijn “dreamteam”.  Een beetje ambitie mag je best uitstralen. Iedere vooruitstrevende duivenliefhebber begint vol goede moed aan een nieuwe lichting. Het is de toekomst. Stiekem hopen we, dat er een Cruyff, Messi, of Maradonna schuilgaat in de bende jonge duiven.

Zaterdag hoop ik bij Albert twee jonkies op te halen uit “Texas Homer” met “Katootje”.  Toevallig stond afgelopen week “Viktor”, de halfbroer van “Katootje” op de omslag van “Het Spoor”.  Deze “Viktor” was afgelopen jaar de onbetwiste vaandeldrager op het hok van clubgenoot Jan de Ruiter uit Teuge met 18 prijzen op 18 inkorvingen. Hij werd 1e asduif van de hele G.O.U. en 2e snelheid W.H.Z.B. Een echte dus! Binnen “Steeds Verder” werden afgelopen najaar de kinderen uit eersteprijswinnaars verkocht t.b.v. de club. Daaronder ook een klasrijk duivinnetje uit de “72” van Jan, want toen heette hij nog geen “Viktor”.
Vooraf belde ik met Jan. Je moet nooit het enige mooie meisje trouwen uit een familie, leerde ik ooit en ik vroeg me af of de “72” misschien een “lucky punch” was. Jan vertelt altijd bedachtzaam en zonder zweem van grootspraak. Ongevraagd meldde hij, dat zijn asdoffer gefokt was uit zijn allerbeste kweekdoffer en toen wist ik genoeg. Geld om een bod uit te brengen op “Bolt” van Leo Heremans, dat hebben we niet. Als het gaat om een prachtig laatjong uit de beste kweker van Jan de Ruiter en de opbrengst gaat bovendien naar de eigen club, dan durven we wel een paar knaken kapot te slaan.
Toch is het afwachten wat zo’n koppeling brengt. “Texas Homer” heeft vnl. Janssenbloed met een vleugje Meulemans en “Katootje” heeft veel Meulemansbloed in de aderen. Zeker geen kruising in het wilde weg en in mijn hart is er dan de stille hoop dat het koppel “pakt”. Zo zal elke rechtgeaarde postduivenliefhebber koppels zetten waar hij hoge verwachtingen van heeft. Hoop doet immers leven?  Meestal is het achteraf een tegenvaller en dan koppelen we onze favorieten om en hebben we volgend jaar weer nieuwe hoop en zo houden we de moed erin!
Ook van Erik Plant verwacht ik een dezer dagen een belletje. We bestelden de jongen van zijn fameuze “Blauwe Garfield”. Past op papier uitstekend bij onze “Oude Knoedel”. Erik koppelde zijn kweekwonder aan een eigen kleinkind en dat lijkt me een aanbeveling. Eentje wil ik er op het vlieghok, de ander gaat rechtstreeks op de kweek. Kwestie van risicospreiding. Zo proberen we weloverwogen te investeren op de korte en wat langere termijn.  Ook zonder met kapitalen te smijten bij Pipa, kun je in eigen omgeving gelukkig genoeg pareltjes vinden! 
 
De vorige keer had ik het over “luxe” en “superdeluxe” jongen. Albert werd al zenuwachtig toen hij het las. Ik heb makkelijk kletsen, hij moet het op het kweekhok zien waar te maken. Natuurlijk waren niet alle 21 jonkies van de “superdeluxe” categorie. Dat kan ook niet, want een “superdeluxe” ronde kweek je maar eens in de zoveel jaren als alles meezit!  Toch was ik tevreden met wat ik afhaalde. Naast enkele “superdeluxe” exemplaren, waren er “luxe” en “gewone” exemplaren.  Het is van belang om de overgang vlot te laten verlopen. Soms blijven ze meerdere dagen weigerachtig aan de voederbak en uitkijken naar ouderduiven. Deze groep voelde zich vrij snel thuis en na twee dagen waren alle kropjes berstensvol gevuld met voer en voldoende vocht en groeiden ze zonder terugval door.
De eerste twee weken krijgen ze ’s ochtends rul voer. Ik gooi over het voer afwisselend vlierbes, yoghurt of karnemelk en laat dit een nacht intrekken. Zonodig bevochtig ik ’s ochtends het voer nogmaals op dezelfde wijze of pers een halve citroen over het voer en maak het dan rul met behulp van biergist, klei, veen, pikkoek, bak allerhande, grit en mineralen. Telkens in wisselende samenstelling en afhankelijk van wat voorhanden is. Soms wordt er gesneden bieslook doorheen geslagen. De jonkies eten in de natuur ook geen schoon en steriel voer en zo ben ik er zeker van dat ze genoeg enzymen, vitamines en mineralen opnemen.
In de drinkbak gaat afwisselend appelazijn met knoflook, naturaline, “fles van Gust” en zo nu en dan een paar druppels de Reiger. Ook gewoon schoon water lusten ze! Vitamine A, B-complex, D, E, ijzer, zwavel, jodium en citroenzuur. De componenten die A. Christiaens in “de Duif” zo vaak aanhaalt om de balans in het duivenlichaam te bewaren en waarmee je de duiven pantsert tegen o.a. het geel.
Los kwamen ze nog weinig. In het hok zijn ze veilig voor de havik en ik vrees dat ma havik nog niet broedt.  Zo nu en dan liet ik ze ’s avonds kortstondig buiten. Ze fladderen dan van de klep op het hok en vervolgens duiken ze de tuin in. Sommigen hebben de baadbak al gevonden. Ik vind het prima zo. Op een speelse manier verkennen ze de omgeving en dat heb ik momenteel veel liever als onstuimige jongen die de lucht in schieten en ten prooi vallen aan haviken.
 
Vorige week was ik met Albert bij Bert Klein Haneveld en zijn moeder in Borculo. Albert moest hier een bonnetje verzilveren. Aardige mensen en oude bekenden. In Borculo is op een fabriek een nestkast voor slechtvalken geplaatst en Bert was hier bepaald niet enthousiast over. De slechtvalken jagen in onderlinge samenwerking en plukken ook overtrekkende wedstrijdduiven uit de lucht. Gestresste weduwnaars die het hok niet uit durven, jongen die verloren gaan bij het uitwennen, de liefhebbers in Borculo kunnen erover meepraten. Via de webcam zie je, dat een slechtvalkenpaar in de periode dat de jongen opgroeien wel vier (post)duiven per dag nodig heeft. Een regelrechte bedreiging voor het voortbestaan van de sport als de ontwikkeling zo doorgaat!
 
Op het moment heb ik dus ruim zeventig jonge duiven, die nog niet echt uitvliegen. De kleine veertjes stuiven in het rond als een plaatselijke sneeuwbui en een enkel pennetje wordt er door sommige jonkies gegooid. Door mijn werk kan ik niet altijd regelmatig verduisteren. Vandaag voerde ik ze rond het middaguur af en schoof de verduistering toe. Een lange nacht dus. Als het baasje moet werken, moeten de duiven zich aanpassen en niet andersom.  As ut niet ken zoas ut mut, mut ut zoas ut ken! Morgen heb ik wat meer tijd voor de duiven en loop ik er aan het eind van de dag even langs.  Elk duifje krijgt even persoonlijke aandacht. Daar wennen ze aan en ik denk, dat ze dat prettig vinden. Ik ervaar het zelf ook als prettig. Soms pak ik na een robbertje stoeien een duifje uit zijn of haar schapje. Gewoon even door de handen laten glijden, kijken of er al kleur in de ogen komt en genieten als ze je aanstaan. Zo leer je ze kennen als individu en raken ze vertrouwd met de baas en zijn handen. Een belangrijk onderdeel van de hobby!
 
Vandaag werd ik weer eens geconfronteerd met de nietigheid en betrekkelijkheid van alles. Ik zag op school de kleindochter van Cor Bruinsma. Niet te verwarren met geliquideerd topcrimineel Klaas Bruinsma.  Cor was jarenlang, niet alleen als verkoopleider in zijn witte jas, een gezien postduivenliefhebber. Cor is geestelijk niet meer de man die hij was in betere tijden. Dat werd helaas bevestigd door zijn vriendelijke kleindochter. Twee weken geleden hoorde ik van Thijs, de kleinzoon van voormalig marktmeester en postduivenliefhebber Jan Reuvers uit Zutphen, gelijkluidende verhalen. Ook diens voormalig clubgenoot Gerard Suijkerbuijk kreeg er op hoge leeftijd mee te maken. Alzheimer, Parkinson en aanverwante aandoeningen; we staan er allemaal bloot aan.  Gelukkig hoorde ik vandaag van de kleinzoon van Peter van Osch, dat het met zijn opa en oma nog gewoon helemaal goed gaat. Zelf ben ik de zestig net gepasseerd, maar besef ten volle dat ik het meeste brood achter de kiezen heb. In de duivensport ben je dan nog relatief jong trouwens. Niemand weet wat hem of haar te wachten staat op zijn of haar oude dag, maar als ik mag kiezen, verkies ik het syndroom van Berlengee of de ziekte van Bricoux! 

Freek’s Focus (reactie op 5)

Reactie op: De eerste jonge duiven zijn gearriveerd!

 Hallo Albert,

Vandaag, dinsdag 22 april,  voor de tweede keer enkele afdelinkjes los gehad. Sommigen zijn nog helemaal niet buiten geweest.
Al na ongeveer een uur was het bingo.  De vrouwtjeshavik verscheen en de kippen sloegen alarm.  De meeste jonkies hadden niets in de gaten. Twee vlogen er op. Waarschijnlijk hun eerste vliegoefening. Eerst probeerde ze de ene te pakken. Dat was boven onze tuin en met veel geschreeuw en geklap kon ik voorkomen dat ze het jong greep. Het jong verdween hoog in noordelijke richting.  Het andere jong bleef laag rondvliegen. De havik leek af te druipen, maar ineens draaide ze zich om en in een glijvlucht dook ze moeiteloos op het jong, dat boven de tuin van John Assink vloog op ongeveer 10 meter hoogte. Ik klapte en schreeuwde als een idioot, maar deze keer liet ze zich niet afleiden. Dus op ongeveer 20 meter afstand pakte ze het jong voor mijn ogen in de lucht en vloog er achteloos mee richting van Til. Ik miste de vetblauwe look-a-like van Homer uit Domino en nog een andere blauwe. Toen ik om 13.30 uur thuis kwam, zat alles binnen en kon ik de schade opnemen.  Uiteindelijk “slechts” 1 slachtoffer:  een mooie vetblauwe doffer van ….. Bram.  De vetblauwe Domino heeft het deze keer overleefd.

Nu ik weet, dat de havik op de loer ligt, laat ik ze tot half mei nog maar enkele keren los.  Als ze de weg naar de klep en het hok kennen, is het voldoende.
Bij Martin wordt er ongeveer elke dag eentje gepakt. ’t Is gewoon kanonnenvoer. Ik weet voorlopig genoeg en laat ze tot half mei sporadisch los, bijvoorbeeld op het einde van de middag als ze honger hebben. ’t Is niet anders.

Ik zal Bram een mailtje sturen om te zeggen dat zijn ’70 gesneuveld is in een eenzijdig luchtgevecht.  Goed, dat we laat gekweekt hebben. Nog een week of drie ellende, dan verwacht ik relatieve rust in het luchtruim.

Groet en tot donderdag,

Freek

Freek’s Focus (5)

De eerste jonge duiven zijn gearriveerd!

Donderdag 11 april haalde ik mijn eerste jongen broed 2013 op. Albert had er 36 klaar.  Goed opgekomen, kloek en gezond, zoals ik het graag zie.  Albert bedankt!  Ik zal mijn best doen om je inzet en moeite te belonen, maar kan niets garanderen.  ’s Avonds naar clubgenoot Henk Blankestijn gereden.  Ik moest een in Twello aangeschaft bonnetje verzilveren en ging naar huis met drie jonkies. Henk is een serieuze en echte liefhebber, die een baan, een jong gezin en duivensport combineert.  Ook een relatief jonge liefhebber die zich graag inzet voor onze vereniging. Hij maakt bovendien een erezaak van zijn schenking(en) en dat verhoogt de kans op succes. Een dag later haalde ik twee jonkies bij Henk Berentsen. Henk legt zich volledig toe op het kweken van postduiven en als hij zijn gedrevenheid en enthousiasme kan overbrengen op zijn jonge duiven, dan worden het toppertjes. ’s Middags stond onverwacht GOU-voorzitter Bram Scherpenzeel achter me toen ik met het jonge spul bezig was. Vorig jaar was ik succesvol met het bonnetje van Bram. Hij gaf me toen drie jonkies en eentje, “Pip” genoemd, won twee eerste prijzen ( 1e en 4e in ACC).  Bram, die zelf zijn jonge duiven uitzet bij bijna buurman Max Slinkman en ze dan later ingespeeld overwent, had er zelf lol in en we spraken af in 2013 nogmaals iets te regelen.
Natuurlijk kocht ik zijn bon afgelopen winter bij “Steeds Verder” en nu bracht hij vijf prachtige jongen mee om te proberen. Sindsdien zitten er dus welgeteld 46 junioren.
Vandaag, zondag 21 april, liet ik twee afdelingen los.  Ik was in de tuin aan het spitten en kon mooi een oogje in het zeil houden. Tot mijn verrassing waren ze erg ondernemend en enkelen hebben al ongeveer 10 rondjes rond het hok gevlogen!  Dat was eigenlijk helemaal niet de bedoeling, want ik wilde ze vasthouden tot 15 mei i.v.m. het roofvogelgevaar.  Nadeel is dan wel, dat als de jongen half mei schrikken en de lucht inslaan, de kans op verspelen ook aanwezig is.
Gebeten worden door de hond of de kat, ’t is allebei kl…….

Jonge duiven moeten bij het spenen “luxe” zijn.  Magere sprinkhanen, piepende ouwe ventjes, jonkies met getekende pennen, dunne of kromme borstbenen en “waterkonten”, ze zijn het niet en worden het ook niet! 
Ze kunnen me niet “luxe” genoeg zijn.  Superdeluxe moeten ze zijn. In 2010 haalde ik zes jonge duiven bij Evert Jan Eijerkamp aan huis. We dronken koffie en praatten wat over Lotte en Fleur, die ik meemaakte op het Isendoorn College. De zes jonkies glommen en waren superdeluxe. Later bleek, dat de 2e (“Franz”) en 4e (“Gijs”) duifkampioen van regio 2 in het mandje zaten!  Vorig jaar haalde ik bij Albert de tweede ronde op.  Albert was druk in de weer geweest met gekiemd voer en gevarieerde mineralen en geholpen door gunstig weer blonken de jonkies als parels. Het was de aaneengesloten ringenserie 815 tot 834.  “Daar gaan we plezier aan beleven”, voorspelde ik Albert.  Twee stuks (817 en 818) bracht ik dezelfde dag naar Eijerkamp. Bedoeld voor de Kroatie-race. Ze deden het allebei niet onaardig en eentje arriveerde er op de eindrace op luttele seconden van de winnaar! De overige jonkies plaatste ik op afdeling 5/6.  Op de allereerste prijsvlucht werd ik meteen herinnerd aan mijn voorspelling. Hok 5/6, normaliter zeker niet mijn beste afdeling, domineerde als nooit tevoren: 828 (1e A.C.C.), 826 (4e), 822 (7e), 816 (8e), 821 (10e), 832 (15e), 834 (18e) waren mijn eerste duiven. Allemaal 1:100 prijs en allemaal van de “luxe” tweede ronde!  Na slotvlucht Mantes la Jolie bleek onze “Texas Homer” 1e asduif van regio 2.  De enige van onze eerste ronde die uitblonk. Onze opvolgers zijn allemaal van de tweede ronde of testduiven van derden.

Dat jonkies “luxe” moeten zijn weet ik al veel langer.  In 1996 kocht ik een bon van Visser-Lensen uit Axel. Als ik me goed herinner bracht Cor Bruinsma in zijn smetteloos witte jas die bonnen aan de man.  Vijftig guldens moest ik ervoor neertellen. Bij het afrekenen hoorde ik iemand achter me gniffelen.  “Een dag kwiet, een volle tank kwiet en duuf kwiet. Die is gek”.  Ik moest aan zijn woorden denken, toen ik via Antwerpen door de Liefkenshoektunnel reed naar Axel.  Albert was erbij.
Met Zeeuwse bolussen, luxe broodjes en dampende koffie werden we ontvangen door Jan de Visser.  Enkele uren later gingen we tevreden huiswaarts met twee jonkies.  De blauwe was superdeluxe en droeg onze eigen ring, de geschelpte kregen we als extraatje vanwege de vele kilometers. Dit laatste jonkie was een doorsnee jonkie, dat verloren ging. De blauwe was mijn oogappel. De klasse droop er gewoon vanaf en meteen de allereerste vlucht werd hij mijn eerstgetekende.  Het werd echter een openingsvlucht zoals we die te vaak kregen. Lopend leken ze huiswaarts te keren en mijn “Axel” arriveerde pas de volgende dag rond koffietijd. Later loste hij zijn belofte in en eindigde als 1e asduif van de toenmalige N.C.C. Oost Nederland.  Die winter ging ik met Albert andermaal naar Axel. We hadden een geborduurde badhanddoek meegenomen voor Jan met een toepasselijke tekst.  Jan kon niet geloven, dat zijn duif Eijerkamp, Camphuis en al die grote mannen uit het oosten verslagen had. Toen Jan opvallend veel tijd nodig had om koffie te zetten, stootten we elkaar knipogend aan.  Eindelijk terugkerend uit zijn keukentje, pinkte hij een laatste traan weg ……  Het zou niet ons laatste bezoek worden, want de vriendschapsbanden waren gesmeed. Helaas stierf de grote kampioen Jan de Visser enkele jaren later veel te vroeg.

Komende week zullen er opnieuw jonkies afgehaald worden. Ruim twintig stuks van Albert van koppels waarvan we de eerste eieren onder voedsters verlegden. Zullen ze de eerste ronde overtreffen net als vorig jaar?  Afgelopen woensdag zag ik ze voor het laatst. Alle gegevens, inclusief kleur en geslacht, liggen al vast. Ze lagen er goed bij, maar de laatste tien dagen zijn doorslaggevend.  Ik ben van plan om een analyse te maken.  Van 12 koppels hebben we een dubbele ronde.  Daaronder 8 nazaten van onze “Oude Knoedel”. Daaruit halen we de maximale score van 8 keer 4 is 32 stuks!  Uit onze 13-jarige beoogde stamvader hebben we niets. Van zijn eerste ronde was een eitje onbevrucht en het andere eitje ging overstuur. De tweede ronde andermaal een schier eitje.  Uit het andere ei kroop een mooi jonkie.  Helaas kwam hij als jong van een dag of vijftien in het territorium van een buurman terecht en werd totaal aan gort gepikt. Jammer maar helaas. Er komen nog meer dagen deze zomer en onze oldtimer is nog niet versleten. Is er kwaliteitsverschil tussen de eerste en tweede ronde van een overgelegd koppel? We gaan het uitzoeken. 
Erfelijkheid blijft fascinerend.  Uit onze ingeteelde steenrode doffer, gepaard aan een zus van “Texas Homer”, vallen vier geschelpte jongen. Mogelijk vier doffers. Uit een geschelpte zoon van onze “Oude Knoedel” gepaard aan een rood duivinnetje van Ludo Claessens-origine, vallen vier roodfactorjonkies.  Vier doffers, want in dit geval is het rood geslachtsgebonden! Hoewel er aardig wat bont op ons kweekhok zit, zijn de jongen beslist niet bont uitgevallen.  Dat kan een goed teken zijn. Wie veel bont gaat fokken, boert achteruit.
Opvallend is verder het grote aantal vetblauwen en vetkrassen.

Inmiddels is het half vijf. José is nog niet terug van een studiemiddag op fitness-gebied.  Ze is nog steeds leergierig en dat biedt mij de kans om dit stukje te typen. Dan weten Bram, de beide Henken en Albert hoe het met hun jonkies gaat.  Vanavond gaat er een scheutje uit “de fles van Gust” door het drinkwater.  Gisteren kregen ze gesneden bieslook door het voer.  Je moet echter oppassen dat je niet overdrijft.  Enige jaren geleden kregen jongen getekende kleine pluimpjes toen ik te veel knoflook en bieslook serveerde. Maat baat in dit geval.  Het voer is nog steeds kweekvoer met een handje enzymix recup met gepelde gerst (gort). Regelmatig gaat er een scheut vlierbessap over het voer.  Dit haal ik in het boerderijwinkeltje van de fam. Wassink aan de Klarenbeekseweg.  Een nachtje in laten trekken en vervolgens rul maken met mineralen, pikkoek, veen of scherp zand. Het voer dat duiven in de natuur oppikken is immers ook niet steriel en schoon?  De vitamines A, B-complex, D en E en verder ijzer, zwavel, jodium en citroenzuur vormen het stokpaardje van Christiaans.  Geef de jonge duiven dus de voedingsstoffen die daarin voorzien:  biergist, vlierbes, citroensap, ui en knoflook, gekiemd graan, yoghurt, e.d.  Een tuintje voor het hok met heilzame kruiden en groenten biedt duiven de kans zelf de balans in evenwicht te houden. ’t Hoeft niet duur en ingewikkeld te zijn. Gewoon je boerenverstand gebruiken en je keuken- en koelkast benutten. Varieer, maar overdrijf niet! Jongen van bedenkelijke komaf die niet echt “luxe” zijn wat bouw, gezondheid en uitstraling betreft zullen geen potten breken. Achterstand in het nest is achterstand voor het leven, geloof me op mijn woord.
De generatie van 1997 was “superdeluxe”. De broedschalen leken te klein en de jongen glommen als parels. “Garfield” was er een van. Vraag het Albert. Hij herinnert zich die lichting als een droomlichting. Met zulke jongen kun je elke oorlog winnen! Ik hoop, dat de ronde die eind komende week klaar is, de lichting 1997 benadert wat “luxe” betreft. Zulke jongen wens ik U ook.

Freek’s Focus (4)

Het kweekseizoen nu ook voor ons begonnen!


Golden Lady                           SuperBreeder                  Kleine Dirk

“Mooie ogen zijn meegenomen, maar vooral de prestaties van het voorgeslacht leggen gewicht in de schaal!”

Afgelopen zondag 17 februari  zette Albert onze beoogde kweekduiven samen. Gestimuleerd door een heerlijk schijnend zonnetje verliep dit ritueel vooralsnog vrijwel vlekkeloos. De duiven, waaronder diverse laatjes die nog geen pen gegooid hebben, waren er blijkbaar klaar voor. Complimenten voor Albert!

Twaalf koppels zijn uitverkoren om een dubbele ronde van te trekken.  Met behulp van voedsters uiteraard.  Van die 12 koppels hebben er 9 een link met onze “Oude Knoedel”  (de 13-jarige Godfather himself, zijn tweejarige zoon “Guus” , twee late zonen van 2012 en een zoon  -“Texas Homer”-  en vier dochters van “Guus”). We wilden immers aan stamvorming gaan doen?
Hoe is het samenstellen van de kweekkoppels gegaan?  Allereerst is er gekeken naar het rendement van de oudere kwekers (lichting 2009, 2010 en 2011). Vier koppels lieten we ongewijzigd.  Daaruit kwamen bruikbare, goed gebouwde jongen.  De overige duiven werden omgekoppeld.  Dat gebeurt op gevoel.  Allereerst moeten de duiven qua bouw en in zekere zin qua afstamming bij elkaar passen. 
Het liefst kweek ik uit bewezen vliegers en anders de directe kinderen eruit. Verder kijk ik zeker naar de ogen. Twee flauwe witogers samenzetten, dat is vragen om afval!  De verkenningscirkel is niet zaligmakend, maar bij een van de twee partners zie ik die graag!
De vorige keer had ik het over “variatiebreedte”. Ik hou daar in mijn achterhoofd steeds rekening mee.  De “vetfactor”, een wittikske of witpen, intensieve pigmentatie, een afwijkende oogkleur (liefst rijk gepigmenteerd), de uitstraling, mordant, rijke bepluiming,  een buitengewoon vleugelprofiel, gespierdheid, kortom alles wat duiven in hun verschijningsvorm tonen, probeer je mee te nemen in de ideale combinatie.

Proefondervindelijk blijken bepaalde combinaties, hoe mooi ze op papier ook lijken, niet te passen. Het lijkt op het mengen van verf. Je mengt enkele prachtige  tinten, begint te roeren en ziet tot je schrik een vieze ondefinieerbare “kleur”  ontstaan waar niets mee aan te vangen is!  Zo gaat het met koppelen ook dikwijls.  Twee waardevolle duiven geven uitsluitend nazaten die gewoon nergens op lijken.  Aan de hand van enkele voorbeeldkoppels wil ik mijn hersenspinsels graag toelichten.

Late donkerkras    x   late vetblauwe  “Jorie”. Beide duifjes hebben nog geen pen gegooid en hebben een prima bouw.  Vanwege de jeugdige leeftijd zijn de ogen nog pril in ontwikkeling, maar bij de doffer zie ik een geeloog met verkenningscirkel en bij de duivin een witoog met kwart cirkel. De doffer is intensief gepigmenteerd met een zeer brede bijna zwarte staartstreep.  De duivin is min of meer vetblauw met flauwe pigmentatie.  De duiven vullen elkaar uiterlijk aan. Op het oog een aardig koppel, maar het allerbelangrijkste zijn de prestaties van de ouders.  Dat zit in dit geval wel goed.  De vader van het doffertje gaat zijn derde levensjaar in bij de eigenaar op de Veluwe en scoorde als jaarling en als tweejarige een Teletekstnotering op de dagfond.  De vader van “Jorie”  wist zelfs drie keer Teletekst te halen op de dagfond.  Resultaten uit het verleden geven geen enkele garantie voor de toekomst, maar uit zo’n koppel wil je toch zeker nafok?

Late vetkras    x   roodkraswitpen.  De doffer heeft nog geen pen gegooid en komt uit onze “Oude Knoedel”.  De duivin is net als de vorige twee duiven aangekocht via internet.  De doffer heeft een geeloog, de duivin een donkerbruin glasoog. De doffer is fors en lijkt veel op zijn grootmoeder (nestzus en evenbeeld van “Garfield”).  De duivin is van 100% Ludo Claassens-origine.  Hier ben ik gezwicht voor emotie!  De duiven van Ludo waren onbetaalbaar. Voor kapitalen werden ze verkocht naar het buitenland.  De nafok werd voor 10% van de prijs weer teruggekocht door liefhebbers/ handelaren en de nafok daaruit weer voor ongeveer 1% van de oorspronkelijke prijs aangeboden op internet.  De soep is inmiddels dus erg dun en normaal gesproken peins ik er niet over om daar mijn energie in te steken.  ’t Is als het kopen van een staatslot; je rekent je rijk en telt je arm.  Toch wil ik een gokje wagen en is het niet dankzij, dan is het ondanks de Ludo-duivin, want in de kweekpotentie van de late doffer heb ik vooralsnog een onbegrensd vertrouwen!

Steenrode doffer    x   zus “Texas Homer”.  De doffer komt van Joke & Martin.  In de zomer van 2011 vroeg ik hen om de enige zoon en enige dochter van “No Limit”  (1e WHZB, 1e TBOTB) eenmalig samen te zetten.  Broer met zus dus.  De doffer vloog nooit, de duivin was als jong 1e asduif van de regio.  Deze steenrode doffer is dus een ingeteelde op “No Limit”.   De zus van “Texas Homer” is een kraswitpen.  Haar grootmoeder komt eveneens uit “No Limit”.  Deze “Lidewij” stond in 2011 tegen de “Oude Knoedel” en samen werden ze de ouders van “Guus”.   “Guus” werd in 2012 gezet tegen “Juliana”  (100% Pieter Veenstra via wijlen Floris Ruiter) en daaruit kwamen “Texas Homer”  en vier zusjes, waaronder deze duivin.  Zal er een “heterosis- effect” optreden?  ’t Is geen pure kruising, maar er zit wel een gedachte achter!  (N.B.  “No Limit” werd verkocht aan Harm Vredeveld, de enige dochter en 1e asduif kreeg gezondheidsproblemen en werd door Martin gedood. De rode zoon werd de vorige winter gedood, met 29 andere doffers, door een steenmarter in Bussloo. Mocht dit koppel een succes worden, dan mag Martin zich natuurlijk laven aan de bron!)

Kweken is een hachelijke onderneming. Veel wikken en wegen. Niet te veel intelen, maar ook niet lukraak kruisen, inspiratie en transpiratie, componeren en elimineren, maar …. een kilo wijsheid weegt niet op tegen een ons geluk!  Niemand weet vooraf wat een goed koppel is.  En ook onder de kinderen  van bewezen goede koppels zit vooral middelmaat.   De broer van Johan Cruyff kon immers ook niet voetballen! 

Komend najaar maak ik de balans op. Vertel ik eerlijk wat er uit bovengenoemde drie koppels gefokt is.  We beginnen verwachtingsvol aan de kweekperiode en achteraf stellen we in het gunstigste geval vast:  enkele prijsjes, maar vooral heel veel nieten.  Albert kennende zal hij zijn uiterste best doen om mooie en glanzende jongen te fokken. Daar begint het mee.  Duiven met achterstand in het nest, halen die schade nooit meer in.  Zo gauw de jongen uit het ei zijn, laat ik me wat vaker zien in Twello.  In de schotel kan ik al genieten van mijn toekomstige duiven.  Tegen de tijd dat ze speenrijp zijn, ken ik mijn “Pappenheimers”!  Zo ver is het nog lang niet. Eerst moeten de duiven  op eieren komen, moeten de bevruchte eieren worden verlegd en dan zal de tweede cyclus waarschijnlijk wat gemakkelijker volgen.  Het voorjaar kan beginnen ……..

Freek’s Focus (3)

Iriscopie, kweekogen, variatiebreedte;  hoop, geloof en liefde.

Toen ik in 2010 begon met het leveren van stukjes voor de site van Albert, was dat bedoeld als verantwoording voor mijn doen en laten met de duiven van derden.  In dat jaar werd min of meer stilzwijgend duidelijk, dat Albert en Freek weer gingen samenwerken in de postduivenhobby. Dat we elkaar goed aanvoelden en aanvulden wisten we al sedert 1987.  Toch moet je de dialoog gaande houden en van elkaar weten wat er leeft en speelt. Te veel combinaties vallen na verloop van tijd uit elkaar en niet zelden gaat er wrijving en frustratie aan vooraf. 
Door te schrijven, gaf ik mijn zieleroerselen bloot en bood ik Albert een inkijkje op de gang van zaken op mijn hok.  Tevens zag ik het als verlevendiging van de site en als leerstoel voor beginnende en jonge liefhebbers.  Een klein beetje onderwijzer ben ik altijd gebleven, denk ik.  Nu mijn stukjes door een breder publiek worden opgepikt en zelfs doorgeplaatst, realiseer ik me waarom ik dit doe.
Door dingen te verwoorden en uit te leggen, word ik gedwongen over dingen na te denken. Moet ik hoofd- van bijzaken scheiden en ga ik dingen zelf waarschijnlijk beter begrijpen.

Eerst wil ik nog even terugkomen op de vorige Focus. Marcel Sangers had een fantastische veiling bij Pipa. Bruto 475.000 euro. Daarmee blijft hij ruim achter bij Cees, Ludo en Pieter, maar ik vond het niettemin een felicitatie waard. Marcel maakte het afgelopen jaar veel ellende mee, waardoor hij het plezier in de sport goeddeels verloor, vertelde hij.  Bijna een half miljoen beuren voor je duiven, dat doen weinigen hem na.
Marcel kwam al als menneke van 13 jaar bij ons thuis. Hij was destijds bevriend met mijn jongste broer Ben. Later, toen hij zelf een rijbewijs had en duiven, kwam hij regelmatig kijken bij de aankomst van mijn duiven. Ik was toen zelf ook weer gestart in 1987, na vijf jaren zonder duiven te hebben geleefd.  In 1989 kwamen de jonge duiven voortreffelijk. Vooral de duiven van Jan Suijkerbuijk en Bertie Camphuis pakten als boter op de boterham en maakten me kampioen jonge duiven in het rayon (afd. Salland). Marcel was erg leep en leergierig en haalde duiven bij Jan en Bertie om dezelfde koppelingen te kunnen maken. We moesten altijd lachen om de malle fratsen van Marcel.  Als Annie de Rooy deed hij op mijn verzoek een conference op de gezamenlijk gevierde verjaardag van vader Ernst, broer Henk en ondergetekende op 30 december in het padvindersclubhuis.  Iedereen lag dubbel. Ook bij “Steeds Verder” liet ik hem opdraven in mijn voorzitterstijd en toen ik in 1997 wereldkampioen werd, gingen we met een volle bus met familie en vrienden naar de huldiging in Belgie.  Marcel was onze clown en ceremoniemeester voorin de bus en vader Ernst met zijn accordeon zorgde voor de muziek. Zoiets vergeet ik nimmer.  Tot die tijd was Marcel vooral bekend als clown, maar vanaf 1997 steeg zijn ster als een komeet in de duivensport. Eerst lokaal en regionaal, maar vooral na zijn kennismaking met Gerard Koopman en diens voedermethode, stond er geen maat meer op zijn spel en volgde landelijk de doorbraak op met name de dagfond.  De succesvolle veiling rond zijn 45ste levensjaar is een goed getimede bekroning van 15 jaar topsport!

De naam Alwin Petrie viel de vorige Focus eveneens.  Toevallig kwam ik
hem afgelopen week tegen bij voerleverancier van der Bijl in Voorstonden. Het duifje dat onze “Texas Homer” klopte op die gedenkwaardige Quievrain van 4 augustus 2012 was inderdaad een duivin uit de oude lijn van Alwin. “Ik kocht ooit twee volle rondes bij Cees Suijkerbuijk. Mijn allerbeste duiven stammen af van deze gouden investering”, aldus Alwin.  Hij vertelde verder, dat zijn huis en hokken ten prooi zullen vallen aan de plannen om de IJssel de ruimte te geven in het stroomgebied. “Eijerkamp kan blijven, ik moet weg”, aldus een teleurgestelde en op een goddelijk plekje wonende Alwin.   “Texas Homer” komt in rechte lijn uit “de Witpen ’75” (volle broer oude ’05 Bertie Camphuis en stamdoffer van Cees Suijkerbuijk) via Jan Suijkerbuijk. Deze paste in vakantietijd op de duiven van zijn jongste broer Cees en pakte als beloning voor bewezen diensten, met diens goedkeuring, het vers gelegde, natte eerste eitje van de duivin van ” Witpen 75″ en noemde zijn aanwinst toepasselijk “Eitje”. Beide “vooruitvliegers” van Quievrain zijn dus, zoals ik vermoedde, in de verte familie.  Bertus Camphuis verkreeg via de schilderkunst van diens vader, via wijlen Freek Romein een van de ouders van de oude ’05 (en de Witpen ’75 en diens broer de ’85).  Cor Buis, verzorger van de vliegduiven van Hillie Romein, kwam ik gelijktijdig tegen.  De duivenwereld is klein en de cirkel weer rond.  Buis laat in Aalsmeer een huis bouwen en keert na het vliegseizoen terug naar zijn “roots”.

Dan komen we tot de kern van deze Focus. Hoe zien de ogen van topvliegers en superkwekers eruit?  Kun je topvliegers en superverervers aan hun ogen herkennen?  In mijn jonge jaren smulde ik van alles wat er in boekvorm over postduiven te krijgen was. John Lambrechts behoorde tot de favoriete auteurs. Hij beweerde, dat er onder alle oogkleuren goede duiven zitten, maar hield ons wel voor dat de rassige duif een rijkgekleurd, pigmentrijk oog moet hebben. Een duif met een volledige verkenningscirkel is volgens Lambrechts meestal een betere kweker dan vlieger.
Een halve eeuw geleden, waren er meerdere duivensportjournalisten, die steevast de waarde van rijkgekleurde ogen onderstreepten.  Voor de vorming van een duivenstam zouden enkele stamduiven met volledige verkenningscirkels zelfs onmisbaar zijn.
Kun je aan de ogen eigenlijk aflezen wat een duif waard is?  Er zijn ontelbare supervliegers zonder verkenningscirkel, of met hooguit een kwart cirkeltje.  Kwekers met volledige verkenningscirkel, die nog nooit iets bruikbaars op de wereld gezet hebben, zijn er eveneens legio. Wat biedt houvast?
Iriscopie houdt zich bezig met het bestuderen van ogen en het aflezen of voorspellen van gebreken of ziektes.  Ooit maakte ik er zelf kennis mee.  Dat was ongeveer 15 jaar geleden.  Jose raadde het aan en ze wist een iriscopiste, die spreekuur hield in een kamertje bij een drogist. 
De weinig aantrekkelijke dame in kwestie (type waarzegster op de kermis) keek via een instrument in mijn ogen, rommelde wat met vele tientallen, wanordelijk rondslingerende ampullen op tafel en drukte een soort elektrode op mijn vingernagels. Een show met een hoog simsalabimgehalte volgde en ik werd weggestuurd met een waslijst aan kwalen en (belangrijker!) de bijbehorende homeopathische geneesmiddelen.  Af te halen en af te rekenen bij de geduldig wachtende drogist achter de toonbank. Verbouwereerd keek ik op het lijstje en vervolgens in de ogen van de ziekelijke Duitse Herder aan de voeten van de “waarzegster”.  Het arme dier kon niet praten, maar ik begreep zijn boodschap: “Trap er niet in!”  Ik betaalde het consult en beende linea recta naar de uitgang, waar ik het receptenbriefje verfrommelde en in de dichtstbijzijnde prullenbak deponeerde.   Thuisgekomen vroeg Jose belangstellend naar de uitkomst van het onderzoek.  Toen liep ik gedurende twee minuten helemaal leeg.  Op zulke momenten heb ik de neiging om te overdrijven om mijn verhaal te verduidelijken.  “Een vunzige, uitgerangeerde prostituee met een zieke herdershond als bewaker en een corrupte drogist als pooier ….. bla, bla, bla, ….”
Met iriscopie was ik vanaf die dag helemaal klaar.  Jose trouwens ook. Belangstelling voor homeopathie en gezondheidsmiddeltjes heeft ze nog steeds, maar het woord iriscopie is nooit meer gevallen. Via internet google je heel gemakkelijk een hoop informatie bij elkaar. Ik was benieuwd wat er over geschreven wordt. Onderzoeker Kibler stelt vast, na het bestuderen van 4000 foto’s van zieke en gezonde mensen “dat iriscopie als diagnostisch middel instort als een kaartenhuis”.   De overheidswebsite KiesBeter.nl spreekt eveneens klare taal: “Alle wetenschappelijke studies over iriscopie tonen aan, dat iriscopie geen diagnoses kan stellen en ook geen aanleg voor ziekten kan voorspellen”.  Dat gevoel had ik 15 jaar geleden ook al.  Toch vind ik, dat serieuze wetenschappers moeten blijven zoeken naar de geheimen van het oog.  De iriscopie staat mogelijk in de kinderschoenen. Het blijft interessante materie!
De ogenkeurders in de postduivensport zijn zelfbenoemde deskundigen.  Broodetende profeten.  Op de tentoonstellingen in de wintermaanden voorzien ze in tamelijk onschuldig vertier.  Nu cineast en entertainer Cees Donker zijn rondreizen niet meer maakt, springen anderen in het gat.  Niets mis mee.  Bob Berendsen kwam enkele jaren geleden op uitnodiging van Albert naar “Steeds Verder”.  Bob maakte foto’s en hield een boeiende lezing over duivenogen aan de hand van geprojecteerde beelden.  Daar genoot ik van en dat leverde interessante discussies op. Aardige kerel, die Bob. Of wij ons echter zorgen moeten maken, dat hij ons met zijn ogentheorie en voorkennis op kweekgebied op de prijsvluchten de oren zal wassen?
Gerard en Sebastiaan Verkerk doen dat zeker niet. Zij rollen complete concoursen op, maar als je kijkt in de ogen van hun duiven …….  Pipa biedt die mogelijkheid regelmatig, want de Verkerkjes worden regelmatig te koop aangeboden. De kopers laten zich door de oogfoto’s niet ontmoedigen, want de Verkerkduiven liggen goed in de markt. Het geheim van Gerard en Bas zit in elk geval niet in de ogen van hun duiven.  Ben benieuwd hoe Jos, Bob, c.s. als ogenkeurder kijken naar de doorsnee “Olympic Survivor”.  Persoonlijk ben ik niet onder de indruk van de ogen van hun duiven, dat had U al begrepen. Vaak fijnkorrelig en zeker niet dik gepenseeld in de iris.  De prestaties van hun duiven zijn echter van absolute wereldklasse. Dat telt echt!
Nu de iriscopie afvalt en de bekende ogenkeurders mij hooguit amuseren, maar niet kunnen overtuigen, wat blijft er dan over als houvast?   Zelf klamp ik me vast aan de mand en de uitslag.  Duiven die vroeg en fris terugkeren, zullen vast en zeker goede ogen hebben. Vertrekkend met goedgebouwde en zachtgepluimde duiven, heb ik het liefst “kopvliegers” en nog liever “vooruitvliegers”.  Met “kladvliegers” heb ik weinig en duiven die telkens te laat op de afspraak zijn hebben geen lang leven bij mij.  Dat is geen uitzonderlijk standpunt, dat begrijp ik zelf natuurlijk ook.
Goede vriend en leermeester Jan Suijkerbuijk hield me jarenlang een spiegel voor. “Het gaat om het kompasje”, zei hij dikwijls. In zijn beste jaren had hij zeven weduwnaars. Die speelde hij in op vitesse en midfond en twee geroutineerde doffers bewaarde hij voor de dagfond. Soms waren er drie vluchten in een weekeinde.  Op woensdag korfde Jan dan twee oude strijders op de overnachtvlucht, twee bewezen en ervaren doffers gingen op donderdag op reis voor de dagfond en op vrijdag tenslotte, ging zijn beste doffer met twee jaarlingen naar de midfond.
Alle vliegduiven werden ingekorfd. Thuis bleven de zeven weduwduivinnen en het enige kweekkoppel, dat huisde op een soort konijnenhok.  Hoe mooi en betaalbaar kan de sport zijn?  Vooral als je dan op drie vluchten van voren zit en uitsluitend getekende duiven pakt.  Jan was vijftig toen ik hem voor het eerst ontmoette en ik was 19. Het werd vriendschap voor het leven.  Vaak denk ik terug aan zijn kweekmethode met slechts 1 kweekkoppel.  Zonder het ooit uit te spreken geloofde Jan in “variatiebreedte”.  Begin jaren zeventig had hij zijn ’82.  Een blauwe doffer zonder naam. Jan gaf duiven zelden een naam. “de goeie Rooien”, “de goeie Valen” of “de goeie Blauwen”, daar bleef het meestal bij. 
Tegen de “blauwe ’82” was in “de Hoven” destijds niet te vliegen. Alleen “Eddy Merckx” van Adrie Heuvelink kon hem aardig bijbenen, maar niet evenaren.  De ’82 arriveerde steevast laag uit het zuidwesten. Hij had een vaste vliegroute. Veel liefhebbers begonnen pas serieus te letten als de “de blauwen van Sukerbuuk” gesignaleerd was, zoals Jurrie Wester, die vlak bij Jan woonde en voor Eijerkamp werkte, of Antoon Kollen, wiens hok grensde aan het hok van Jan.
Jan had in zijn topjaren rood, vaal, blauwkras, blauwband, vetblauw en schalieblauw.  De ogen waren ook heel divers, hoewel Jan het intelen niet schuwde. Terugdenkend, vermoed ik dat “variatiebreedte” hem hielp om met een zeer beperkt aantal duiven naam te maken op de westelijke IJsseloever te Zutphen.
De “blauwe ’82” was een kruisingsprodukt uit “de Ouwe Rooie” met de Tournierduivin van Hagers.  De beste duiven van Jan waren steevast kruisingsprodukten. Daarna ging hij intelen met de topper en vaak trad dan een periode van verval in.  Min of meer gefrustreerd zocht Jan dan meestal bij broer Cees bloedverversing.  De allerbeste duif die Jan ooit bezat, was volgens eigen zeggen “blauwe ’89”.  Als “Sugarspider” kon ik hem op zijn oude dag, dankzij Eijerkamp, in 1998 in Peking op een beurs verkopen voor 2000 dollars.  Deze doffer vloog als tweejarige zes eerste prijzen en in zijn hele vliegloopbaan won hij elf eerste prijzen en zat hij 49 keer bij de eerste tien zonder dubbeling.  Een unieke duif, naar ik meen uit een vale Hermans/Janssendoffer gefokt, rechtstreeks afkomstig van broer Gerard Suijkerbuijk. Marcel Sangers, die in dezelfde club speelt, kent de ’89 ongetwijfeld! ’t Was zeker geen tentoonstellingsduif. Klein en met een duivinnenkop, maar bij alle weertypes vroeg op de klep! Als kweker bleek hij achteraf beperkt. Samenvattend komt het erop neer, dat je fokt uit goedgebouwde, zijdezachte, karaktervolle en slimme duiven. Liefst uit duiven die zelf bewezen hebben regelmatig de kop te kunnen pakken op de vluchten.
Oppassen met brokkenpiloten als “de Manke” en “de Poot”. Als de topper goede broers en zussen heeft, is dat een voordeel. Met het enige mooie meisje uit de familie kom je er niet.Beredeneerd kruisen biedt de meeste kansen. Streef stamvorming na met je allerbeste duif.
Gevoelsmatig is “variatiebreedte” kansverhogend. Een blauwe met rijkgekleurde geelogen tegen een vetkraswitpen met staalogen bijvoorbeeld. Wetenschappelijk bewijs heb ik niet, maar “variatiebreedte” verhoogt de kansen om een topper te kweken zeg ik op basis van een halve eeuw ervaring op eigen hok en bij anderen.
Sommige duiven vererven overwegend dominant, anderen recessief. Daar moet je rekening mee houden. Staar je niet blind op alleen mooie ogen of alleen een mooie stamkaart.  Het totale plaatje moet kloppen en vervolgens moet je enig geluk hebben, want de natuur is vaak weerbarstig.  Wat wij nastreven, is niet wat de natuur voor ogen heeft!  Als ik een goed verervend koppel heb gevonden, laat ik het bij elkaar.  Meestal koppel je noodgedwongen om en als na uiterlijk drie jaren een duif niets gepresteerd heeft als kweker, wordt het tijd om afscheid te nemen!
Duiven beredeneerd koppelen vind ik een boeiende bezigheid. ’s Nachts als ik wakker word, ga ik in gedachten de ideale koppels samenzetten. Dat houdt me de hele winter bezig en het lijkt soms op het componeren van muziek. Zondag 17 februari aanstaande, zet Albert de kweekduiven bij elkaar aan de hand van de koppellijst. Die lijst heb ik zelf niet nodig, want net als een goed musicus  de partituur kan dromen, heb ik alle koppels feilloos in het hoofd. Eergisteren werd ik ’s nachts wakker en toen kreeg ik ineens een ingeving voor op papier een ideaal koppel. Twee aangeschafte laatjes nota bene. Er moest geschoven worden met drie koppels waar ik nog niet helemaal tevreden over was, maar nu ben ik klaar.  Het vervolmaken van de koppellijst was een wekenlange bezigheid. Toen ik gisteren het resultaat doormailde en voorstelde aan Albert, voelde het als opluchting na een bevalling.
Natuurlijk realiseer ik me, dat uit al die op papier veelbelovende koppels vooral deugnieten voortspruiten. We gaan echter voor die ene topper. De voorbereidende stap heb ik mogen zetten, Albert mag nu de kweekdroom in de praktijk waar gaan maken. Vanaf half april mag ik dan onze gezamenlijke “kinderen” naar het strijdperk begeleiden. Ik heb er zin in.

Misschien had U stiekem meer verwacht, toen U aan dit artikel begon.  Ik weet echter net zoveel of weinig als ieder ander.  Na vijftig jaar fascinatie voor theorie en praktijk van de duivensport, ben ik nog steeds bezig dichter bij het geheim van de sport te komen.  Goede vriend Jan Suijkerbuijk was na 75 jaren duivensport nog immer zoekende en als een kind geboeid tot zijn sterfdag. Als ik op mijn 87ste nog net zo gedreven ben als Jan toen was, heb ik er vrede mee om te moeten blijven zoeken naar het ultieme geheim dat de duivensport zo fascinerend maakt. ’t Is vooral geloof, hoop en liefde!
Veel kweeksucces en bovenal kweekplezier.

Freek’s Focus (2)

Superkweker: fabel of realiteit?

Afgelopen week ging de PIPA-veiling van Marcel Sangers van start. Zo’n veiling biedt een leuk inkijkje in de stam van een liefhebber, want PIPA heeft zijn zaakjes altijd goed voor elkaar.
Bij Marcel speelt de rode “Superkweker” een belangrijke rol. Net als Bertie Camphuis. De vader van Marcel’s stamdoffer komt overigens van Peter van Osch (Asduif 43), maar dat geheel terzijde. Die rode doffer is vooral in de beginjaren erg belangrijk geweest voor Marcel. Of hij uitsluitend topduiven kweekte, of ook wel “middelmaat”, dat weet Marcel zelf het best.
Feit is, dat ik geweldig veel bewondering heb voor de formidabele prestaties van Marcel op de dagfond en ik hem een geslaagde veiling wens.

Onze kweekduiven zitten sedert dit weekeinde gescheiden. De afgelopen weken waren we nog actief op de transfermarkt. Een onderdeel van de hobby; het zoeken van “passtukjes” voor de kweekpuzzel! PIPA gaat ons budget teboven. Daar zijn we heel eerlijk in. Jaloers ben ik niet. Soms komen er duiven voorbij waar ik niet koud of warm van word. Soms loopt het water me uit de mond, maar dan ben ik ook weer realistisch. Bij de pin-ups van de Playboy loopt het water me ook weleens uit de mond. Toch wil ik ze dan niet als vrouw; wel borstspieren, maar geen kweekogen, dat schiet niet op. Wat dat betreft ben ik een rare! We wachten nog ongeveer drie weken met het koppelen. Op papier hebben we onze zaakjes goeddeels voor elkaar, maar je hebt altijd koppels waar je nog niet helemaal tevreden over bent.

De vorige keer schreef ik al over ons “vreemdelingenlegioen”. Doordat ik de eerste jaren her en der mijn jonge duiven opscharrelde, is het een divertimento. Het criterium om op ons kweekhok toegelaten te worden was de vliegprestatie van de individuele duif. Een hoge klassering bij de asduiven leverde pluspunten op. Ook een overwinning of meerdere kopprijzen in groot verband gaf een duif credits om te overwinteren. Voor mooie stamkaarten ben ik nooit bezweken. Zo zijn er al heel wat “Kannibaaltjes”, “Kleine Dirkjes”, “Silver Shadows”, “Olympiade’s” en andere vliegende proleten gereduceerd tot bodembemesting! Behalve voor duivenstof, ben ik allergisch voor prullen met ronkende stamkaarten. Wel zorg ik ervoor, dat de ring verwijderd wordt en het feit dat ik zelden of nooit kuur voorkomt chemische bodemverontreiniging.

Door met duiven te spelen van derden, kun je de intrinsieke kwaliteit beoordelen en vergelijken. Bij mij moet de duif het doen. Mijn systeem voegt niet zo veel toe. Op het moment dat een duif op mijn vlieghok zit, denk ik niet meer aan stamkaarten. Wel ken ik elke duif binnen de kortste keren. Niet het ringnummer, want ik ben slecht in het onthouden van cijfers. Wel de naam en ik weet precies uit welke (voor)ouders de duif komt. Dat bewonderde ik altijd in wijlen Jan Suijkerbuijk. Hoewel hij 87 jaar oud werd, wist ie tot zijn dood precies de afstamming van elke duif. Jan had geen stamkaarten nodig!

De focus voor 2013 en de komende jaren ligt wat mij betreft op stamvorming. Mijn duiven zijn mijn kinderen, althans zo voelt het. Ik geef ze tijd, aandacht, de beste verzorging en ben er in gedachten altijd mee bezig. Duiven die karakter tonen, kopprijzen winnen en me plezier verschaffen, sluit ik in mijn hart. Duiven die geen karakter tonen, niet of wisselvallig presteren en geen indruk op me maken, daar doe ik zo snel mogelijk afstand van. Daar wil ik ook andere liefhebbers niet mee plagen! Dat lijkt keihard en dat is keihard. Alleen op die manier krijg ik duiven die bij me passen! Albert heeft zijn eigen visie en voorkeur. Als een duif op zijn (ons) kweekhok moeite heeft om gezond te blijven, mag Albert bepalen of hij met die duif verder wil. Dan pas ik me aan. Op mijn (ons) vlieghok bepaal ik wie goed genoeg is om te mogen blijven. Eigenlijk bepaalt elke duif dat zelf. Allemaal krijgen ze dezelfde aandacht, dezelfde voeding, dezelfde kansen. Ze moeten hun kansen wel benutten, anders is het einde oefening!

Gelukkig is Albert niet sentimenteel. Toen ik ooit aan Cees Suijkerbuijk, de jongste en bekendste en enige nog levende van de drie Zutphense Suijkerbuijken, vroeg wie van hen de beste liefhebber was, gaf hij de eer aan zijn oudste broer Jan. “Jan kan het best slachten”, was zijn argument. Albert kan ook zonder sentimenteel te worden het hakmes hanteren en dat scheelt een hoop gezever!
De kunst is om de focus gericht te houden op stamvorming. De vorige keer schreef ik, dat ik droomde van een nieuwe “Garfield-dynastie”. Geen enkele duif verschafte me zoveel plezier als “Garfield”. Elf keer zette ik hem in en nooit miste hij zijn prijs. Vanaf 120 kilometer vloog hij zo maar vijf minuten vooruit en provinciaal (destijds N.C.C. Oost Nederland) pakte hij op 500 kilometer ook de overwinning. Vier eerste prijzen pakte hij en ook in groot verband was hij ongenaakbaar. Voor mij kwam het niet eens als een verrassing dat hij werd uitgeroepen tot wereldkampioen, al was ik blij als een kind en dankbaar dat ik dit ondanks mijn allergie mocht meemaken. Toen ik in 2009 herstartte, vond ik het geweldig om duiven van allerlei soort en komaf te testen. Iedereen leverde er braaf een stamkaart bij en als je die las, droomde je van een nieuwe kampioen. Helaas zijn dromen meestal bedrog. Resultaten uit het verleden zijn geen garantie voor successen in de toekomst en dat geldt niet alleen voor aandelen.

Stamvorming doe je met je beste duif. Je klampt je niet vast aan mooie herinneringen uit het verleden. Voor mij mag de stamduif van Marcel Sangers komen, van Pieter Veenstra, van Hans en Evert Jan Eijerkamp, van Henk Berentsen, van Martin & Joke Geven, van Jan de Ruiter of van de markt in Lier. Uitgangspunt is niet de mooie naam, maar de intrinsieke kwaliteit van de stamduif. Natuurlijk is de beoogde stamduif goed gebouwd, intelligent, karaktervol en prettig in de omgang. Voor mij is het echter een voorwaarde dat het winnen van eerste prijzen in groot verband tot de kwaliteiten behoort. Nog belangrijker vind ik de kweekwaarde. Als we honderd jongen moeten kweken voor 1 goeie, dan zitten we in het verkeerde spoor. Belangrijk is ook, dat onze stamduif nazaten geeft die op de Veluwezoom renderen. Aan een duif die in Friesland of Zuid Holland goed presteert, hebben we hier misschien niets. Jan de Ruiter uit Teuge, gewaardeerd clubgenoot, vertelde me dat meerdere keren. Ik weet, dat de Eijerkampen voorheen bij voorkeur topduiven zochten in de eigen omgeving. Niet omdat het de naaste concurrentie verzwakt, maar vooral om zekerheid te hebben dat de duiven in de regio Zutphen onderscheidend kunnen zijn. Met name met hun Heremans-Ceustersduiven hebben ze dit principe later laten varen. Die hebben hun waarde inmiddels bewezen. Toch zijn er bij Eijerkamp ook duiven met de fanfare binnengehaald, die enkele jaren later via de zijdeur verdwenen. Ze zijn zelf diplomatiek genoeg om daar niet over te praten. Soms zijn bijgehaalde duiven niet goed genoeg, niet gezond genoeg, of ze passen niet bij je eigen systeem. Dat merk ik op eigen hok en dat merkt Eijerkamp, Jan de Ruiter en ieder ander die duiven bijhaalt, natuurlijk ook. Wonend in de Veluwezoom, aan de westelijke kant van de IJssel, moet je slimme duiven hebben die met het Veluwemassief raad weten. In 2012 had ik 1 jonge duif, die onderscheidend was: “Texas Homer”. Niet toevallig de beste jonge duif van regio 2 van de GOU. Doorslaggevend was de wedvlucht Quievrain (260 km). Tegen 4070 duiven ging de zege naar sterspeler Alwin Petrie in Cortenoever. De winnende duif (31e getekende) maakte 1641 meters per minuut. Onze favoriet (2e getekende) treuzelde bij binnenkomst zoals hij dat steeds deed, ook bij de dagelijkse training. Hij werd “slechts” tweede en vloog 1639 meter per minuut. De derde duif in het concours, van Hein v.d. Haar uit Vaassen, maakte 1567 (slik) meters per minuut. Bijna 10 minuten “radiostilte” dus. Daarna volgen de duiven in rap tempo en wordt het een normaal concours. Twee duiven die los vooruit vliegen en op bijna vier kilometer van elkaar op 46 en 48 geklokt worden, dat is bijzonder. “Texas Homer” is in mijn optiek een slimme vogel die zijn eigen koers durft te bepalen en daarmee onderscheidend is, net als de winnende duif van Alwin Petrie. Misschien zijn ze via Cees Suijkerbuijk wel familie, maar dat heb ik Alwin (nog) niet gevraagd.

Voordeel van stamvorming is, dat je goede duiven waarschijnlijk eerder herkent. Je herkent eigenschappen van voorouders en ziet soms “linkage” van bepaalde uiterlijke kenmerken die duiden op onderscheidende kwaliteiten. Uiterlijk wordt jouw kolonie ook uniformer, al hoef ik niet zo nodig allemaal blauwbanders of donkerkrassen. Waarschijnlijk is dat ook om meerdere redenen helemaal niet slim. Erik Plant uit Leuvenheim timmert de laatste jaren behoorlijk aan de weg. Zijn “Blauwe Garfield” (kleinzoon van onze “Garfield”) komt van Eijerkamp en heeft volgens Erik nog nooit een slechte duif gegeven. Eerste prijzen op Teletekst en regio-winnaars fokt hij eruit. Dat klinkt sprookjesachtig, want wie durft dat ook te roepen? Erik was vooral succesvol met “Blauwe Garfield” in combinatie met Heremans-Ceusters (“koppel 9” van Arie en Jos van Roon uit Brummen). De moeder van “Blauwe Garfield” is uit de lijn van Porsche Bond (Petrie/ Eijerkamp). Onze “Garfield” was voor zijn transfer naar China bij Eijerkamp gepaard aan “Marianne” (3e wereldkampioen 1997) van Adrie en Ineke v.d. Rhee uit Alblasserdam, die ook bij Eijerkamp terecht kwam. Waaraan dankt “Blauwe Garfield” zijn kweekpotentie? Niemand weet dat met zekerheid, want in de afstamming van deze duif zitten meerdere fenomenen.

Op ons kweekhok zitten van allerlei duiven. De meeste duiven zullen niet de geschiedenis in gaan, want duiven zoals “Blauwe Garfield” van Erik Plant zijn een uitzondering. Vrijwel alle denkbare topduiven geven zo nu en dan een topper en daarnaast heel veel “middelmaat”. Uit sommige topduiven is zelfs na tien jaar kweken nooit iets fatsoenlijks geboren. ’t Is ook moeilijk te voorspellen, of een topvlieger kweekpotentie heeft. Een “kweekoog” geeft enig vertrouwen, maar bepaald geen zekerheid. Kijk je naar de stamkaart van veel topduiven, dan zie je dat de ouders bogen op een ronkende naam, maar zelf geen uitzonderlijke wapenfeiten kunnen overleggen. Ze leunen zwaar op het feit ooit een topper op de wereld te hebben gezet. De tientallen “simpele graaneters” die ze verder produceerden vergeten we gemakshalve. Is het dan raar, dat de nazaten van de topduif weer verwateren tot eenvoudige meevliegers?

We hebben geen illusies. Ook wij hebben overwegend duiven die maar zelden een bijzondere nazaat zullen geven. We troosten ons met de gedachte dat Koopman, Sangers, Verkerk, Veenstra, Bosua, de Bruin, Vredeveld en al die andere tophokken overwegend middelmaat fokken.
Allemaal beschikken ze over tientallen “kweekkoppels” en dromen over gouden kweekkoppels die uitsluitend topduiven geven. Wel zoeken we naar houvast. Afgelopen winter zag ik een befaamde ogenkeurder, die zo’n vijftig door verschillende liefhebbers meegebrachte duiven moest beoordelen. Het was een club met meerdere (inter)nationale topliefhebbers. De goede man kwam superlatieven tekort om de duiven te bewieroken. Geen enkele slechte duif zat erbij. ’t Was of een toekomstige Teletekstwinnaar, of een toekomstige Olympiadeduif of een duif van Europese topklasse. Iedereen voelde zich een toekomstige winnaar en in die zin was het een prachtige keuring. Ik vrees echter, dat we niet genoeg vluchten zullen krijgen om al die voorspelde overwinningen tot realiteit te brengen. Zelf had ik geen duiven meegenomen, maar als de voorspellingen van de ogenkeurder bewaarheid worden, zullen er voor de niet-inzenders uitsluitend staartprijzen resten …….

De focus voor ons ligt nogmaals op stamvorming. We streven naar slimme, snelle duiven met onderscheidende kwaliteiten, zoals “Texas Homer”. Op dit moment dromen we nog van een “Garfield-dynastie”, maar zo gauw er een andere duif de kweekpotentie van onze “Oude Knoedel” overtreft, veranderen we dat spoorslags in “Olympiade”- , “Rambo”- of “Dries van Wijhedynastie”. De kweker met de beste adelbrieven wordt onze nieuwe afgod die een imperium mag bouwen, ongeacht zijn afkomst. Zelfs al reikt dat imperium slechts tot Appen of Gietelo; we hebben wel een visie, een strategie en een focus. Ik geloof daar in en hoop dat Albert dat ook doet. Een volgende keer wil ik het hebben over “kweekogen” , kweekpotentie en kweekkoppels.

Freek’s Focus (1)

Ook in 2013 wil ik regelmatig een levensteken geven. Na de “fratsen” van 2011 en de “flitsen” van 2012 heb ik gekozen voor “Freek’s Focus” voor 2013. De herstart in 2009 kwam als een donderslag bij heldere hemel. Ineens was het idee geboren ergens in januari en ik had er veel zin in. De strategie ontstond spontaan. Seizoen 2009 was een aaneenschakeling van impulsen en toevalligheden. Ik genoot van de contacten met sportvrienden die me met “krijgertjes” in het zadel hielpen en ik genoot van de omgang met de jonge duiven. De eerste jaren was er van strategie nauwelijks sprake. Ik scharrelde links en rechts wat jonge duiven op en maakte er het beste van. Aanvankelijk waren het “fratsen”. De malste frats was toch wel het vliegprogramma van 2011. Gelukkig keerde men een jaar later terug op aarde en nam ik me voor om er in 2012 een “flitsend” jaar van te maken. Achteraf is me dat redelijk gelukt. Drie kringzeges op rij in combinatie met de “Isendoorncompetitie”, dat maakte 2012 zeker flitsend!

Het jaarlijks opscharrelen van jonge duiven is heel bijzonder. Je maakt een soort tombola en je kunt duiven van diverse hokken op waarde schatten. Na vier seizoenen wil je weer iets anders. Ik wil een stap voorwaarts doen en niet een jaarlijkse herhaling van zetten. Stamvorming is het gevleugelde woord voor 2013. De beste duiven van de afgelopen jaargangen hebben we samen gebracht. Asduiven en eersteprijswinnaars. In ons geval maak je van een vreemdelingenlegioen natuurlijk niet een stam. Mijn droom voor de komende jaren is het opzetten van een nieuwe “Garfield-dynastie” en ik hoop Albert mee te krijgen in die droom. Albert beschikt nog over een zoon van de nestzus van “Garfield”. Hij was 10 jaar oud toen ik hem in handen kreeg en ik was diep onder de indruk van zijn uitstraling en vitaliteit. In 2011 kweekte Albert er 1 jong uit. “Guus” noemde ik hem. Op Strombeek won hij de 6e prijs tegen 5880 duiven en ik wist genoeg!

In 2012 kreeg onze “Oude Knoedel” opnieuw de kans als twaalfjarige. Hij werd laat gekoppeld en bracht twee prachtige jongen voort, die ik begin mei ophaalde bij Albert. Een kras en een blauwe. De kras was het evenbeeld van “Garfield” en te mooi om waar te zijn. Dat bleek al snel. Toen ik ze voor het eerst los liet, zat de vrouwtjeshavik te broeden. Helaas nam de sperwer de honneurs waar. Buurvrouw Dinie meldde dat er twee opgevreten duiven in haar tuin lagen diezelfde dag nog. Ik ging kijken en vond mijn oogappel, maar stelde vast, dat het op de twee plukplekken om dezelfde duif ging. Het blauwe tegenjong bleef urenlang rondvliegen en was totaal gestresst. Pas twee dagen later slaagde ik erin het blauwtje op de klep te lokken. Ook in 2013 dus slechts 1 jonkie uit onze “Oude Knoedel”. Helaas verspeelde ik haar op Breuil le Vert. Ze eindigde echter als 3e asduif bij “Steeds Verder”, achter neef “Homer” en de beste jonge duif van comb. Geven. Geen verkeerde dus!

Het allereerste jong uit “Guus” werd “Homer”. De beste jonge duif van regio 2 in 2012. Inmiddels is hij omgedoopt tot “Texas Homer” vanwege naamgeefster Susan Nijkamp die voor een jaar een uitwisseling doet in Texas. De tweede ronde leverde de zusjes “Ducky Duck” en “Beyonce” op. Beide duivinnen voldeden en “Ducky” pakte zelfs de eerste prijs in de kring op de openingsvlucht. Uit de “Oude Knoedel” testte ik dus welgeteld 2 kinderen en 3 kleinkinderen en alle 5 slaagden ze voor hun examen! Een ongelooflijk rendement!

Komend jaar proberen we opnieuw te fokken uit onze inmiddels dertienjarige “Oude Knoedel”. Misschien wordt het niets. Gelukkig hebben we zijn zoon “Guus” en zijn kleinkinderen en met deze duiven willen we onze “Garfield-dynastie” nieuw leven in blazen. Natuurlijk ben ik chauvinistisch. “Garfield” stelde me in 1997 nooit teleur met 11 op 11. Daaronder vier zuivere eerste prijzen (in groot verband 1e, 1e, 1e en 3e). Ook zijn nestzus was met 9 op 9 een echte. Zij werd 1e duifkampioen bij “Steeds Verder” in 1997. De “Oude Knoedel” is een oomzegger van de wereldkampioen en hij heeft zijn talent dus niet van een vreemde! Natuurlijk kijk je om je heen om “passtukjes” te zoeken bij deze lijn. Ver hoefden we niet te zoeken. “No Limit” (1e WHZB en 1e TBOTB) van Joke & Martin Geven is een verre verwant. Ook de asduif van de GOU 2012, afkomstig van Jan de Ruiter, heeft raakvlakken in de pedigree. We hebben die “passtukjes” aangeschaft en proberen op die manier gericht te fokken. Natuurlijk is niet elk schot raak. We zullen ongetwijfeld veel “simpele graaneters” fokken en slechts sporadisch een topper. We hebben echter een strategie en dat is al heel wat. De komende weken hangt er veel van de kweekkunst van Albert af. De kweekkoppels zijn in grote lijnen bekend. We hebben nogal wat laatjes en begeven ons al enige weken op de transfermarkt om de laatste “passtukjes” te zoeken. Veilingsites zijn er in overvloed en het is een sport om hier de krenten uit de pap te vissen voor een betaalbare prijs!

Met koppelen beginnen we de tweede helft van februari. Dat komt goed uit omwille van de rijpheid van de laatjes. Vooraf de duiven vertroetelen met allerhande natuurlijke voedingsstoffen is erg belangrijk. Onlangs belde Jan Onstenk uit Loenen. Jan vertelde, dat hij een trouw lezer is van mijn stukjes en zelf ook aanhanger is van de natuurlijke methode. Hij noemde enkele gewassen waarmee hij zelf succesvol experimenteerde en ik zal daar in een volgende “Focus” zeker op terugkomen.

In mijn vlieghok probeer ik de adviezen van Willem Mulder door te voeren. Hij vertelde over isolatie met dupanelpanelen en ik heb zijn adviezen in de praktijk gebracht in de afdelingen 3,4,5 en 6.Aan hok 1 en 2 heb ik niets veranderd. Nu kan ik vergelijken of de veranderingen ook verbeteringen zijn en leg ik niet alle eieren in 1 en dezelfde schaal! Onder de golfplaten heb ik de panelen bevestigd. Alleen aan de achterzijde heb ik een strook van ongeveer 12 centimeter open gelaten voor de ventilatie. Het plafond heeft in het midden eveneens een opening van 12 centimeter en ligt verder helemaal dicht. Dit is niet conform de adviezen van Willem, maar soms ben ik eigenwijs. Wel overweeg ik om enkele openingen te maken middels schuiven. Daar komt dik gaas boven, want in mijn achterhoofd heb ik de steenmarter!!!Verder wil ik het hok net als vorig jaar witten. Alle zitplaatsen zijn al verwijderd. Ik wacht op beter weer! Op de vloer komt weer scherp zand. Het huidige zand wordt binnenkort gezeefd en daarover komt een verse laag van ongeveer 5 centimeter.

Stamvorming wordt dus het credo voor 2013. Daarvoor benutten we ons eigen “kweekhok”. Alleen op deze manier komen we achter de waarde van onze beoogde “kweekkoppels”. Om die reden is er dus weinig ruimte voor “testduiven” van derden. Enerzijds jammer, maar je kunt niet alles hebben in het leven. Een bewuste strategie, die mogelijk ook de gezondheid van onze jongen ten goede komt. Gelukkig zitten Albert en ik doorgaans op dezelfde golflengte. Er is dus een gezamenlijke focus op het nieuwe kweek- en vliegseizoen. We proberen elkaar scherp te houden en de focus gericht te houden op wat we voor ogen hebben.
Kies een strategie, hou de focus en probeer het voor jezelf en anderen leuk te houden, ook als het tegen zit. Succes!