focus

Freek’s Focus (20) (slot)

Laatste Focus!

woensdag 26 september

Laatste Focus

Da’s lekker als je vrije jongen bent; morgenvroeg gaan de laatste duiven naar Albert en het komende halve jaar heb ik geen duivensores. Geen stof, geen veren, geen bevroren drinkpotten. Goed voor mijn allergie en mijn gemoedsrust. Heerlijk ontstressen. Jose is al wat leuks aan het boeken voor de komende herfstvakantie. Zo hou je ook je partner duivenminded!
Het komende halve jaar zal ik ook geen “Focus” meer maken. Waarom zou ik? Hoef geen “optredens”, geen keuringen, geen bijprodukten en geen duiven te verkopen. Gewoon een half jaar de luwte opzoeken en de accu opladen voor seizoen 2014.

Geen laatste SFC- vlucht Creil

Donderdagochtend was ik nog van plan in te korven voor Creil, ondanks de slechte weersvoorspelling. Toen ik de duiven binnen riep na de ochtendtraining, zag ik tot mijn schrik een gevalletje “one-eye-cold”. De betreffende duif heb ik meteen verwijderd, evenals een andere doffer met vochtige neusdoppen. Het waren geen favorieten en dan ben ik er snel mee klaar. Het is ornithose en besmettelijk en dan weet je genoeg: niet inkorven!
Zonder te kuren lijkt het onheil voorbij. De duiven kunnen naar Albert.

Geen boze reacties

Een zekere Jan-Willem (noot webmaster: Jan-Willem Steenbergen, Zutphen) reageerde instemmend op mijn vorige “Focus”. Verder geen boze reacties uit Zutphen of van elders. Dat wil niet zeggen, dat iedereen instemt met mijn visie aangaande vlieglijnen. Ik heb niet de wijsheid in pacht. Wel heb ik enig recht van spreken. Wie kan zeggen dat hij jarenlang in zowel de kring Zutphen, de kring Deventer, als de kring Apeldoorn gespeeld heeft? Dit op vier verschillende adressen, op zowel zolder- als tuinhokken en met pannengedekte puntdaken als met golfplaatgedekte zadel- c.q. lessenaardaken. Mijn duiven haalde ik veelal in de kring Zutphen. Van wijlen Piet Steenbergen kreeg ik goeie duiven en via Eijerkamp kwamen er meubel-, koop- (website) en testduiven. Onder de testduiven zaten de beste exemplaren. Succesvol was ik ook met duiven van Bertus Camphuis. De beste duiven haalde ik bij Bertus samen met mijn goede vriend (37 jaar vriendschap!) wijlen Jan Suijkerbuijk. Met een dochter van de “Autowinnaar 01” en een zoon van de “Wonderboy 05” hadden we het meeste geluk. “Garfield”, “Oude Knoedel” en “Texas Homer” stammen in rechte lijn uit deze duiven! Ook het bloed van “Witpen 75” van Cees Suijkerbuijk stroomt door de aderen van onze duiven. Toch gaat niet alle eer naar de kring Zutphen. De inbreng van wijlen Henk Gerritsen en zijn rechterhand Gerrit van Looijengoed mag niet onvermeld blijven. Een duivin uit het wonderkoppel “10 maal 20” drukte duidelijk haar stempel. Ik zeg dat uit de grond van mijn hart, al denk ik nu ook meteen aan het overheerlijke gebakje van bakker Toet dat Gerrit van Looijengoed maandagochtend meebracht naar Joke & Martin en wat ik daar ’s avonds met smaak verorberde. Het koppel “10 maal 20” was een kort leven beschoren.
De ’10 ging al snel verloren, maar had in korte tijd vier fantastische zonen op de wereld gezet. De 01, 02, en twee keer 09. De ’01 was asduif van de hele GOU en zijn drie broers waren echte pointeurs die zelden misten en gemakkelijk de kop pakten. We kunnen het Henk helaas niet meer vragen, maar ik denk dat hij in zijn leven geen beter kweekkoppel bezat. Een volle zus van die vier musketiers (Meulemans x Janssen) is de moeder van “Garfield”!

Wisselvallig seizoen

Veel liefhebbers zullen spreken van een dramatisch seizoen voor de jonge duiven. Op de specifieke jonge duivenvluchten werden overal gigantisch veel junioren verspeeld. Ook wij deelden in de malaise. Vooral in de aanloop naar de eerste prijsvlucht raakten we veel jonge duiven kwijt. Hoewel we niet veel konden africhten vanwege de jeugdige leeftijd van onze jongen (mislukt experiment), waren we er iedere africhting een stuk of vijf kwijt. Vijf keer africhten betekent dus 25 duiven verspelen. Dan gaat het hard.
Op de eerste prijsvlucht gingen we er volledig onderdoor. Nooit eerder meegemaakt! Onze duiven bleken ornithose en tricho onder de leden te hebben. Noodgedwongen moesten we tegen onze principes in kuren. Daarna wisselden goeie en slechte vluchten elkaar af. Lossen zonder de kring Zutphen heeft voor ons negatieve gevolgen gehad voor de vlieglijn. Daar ben ik heel eerlijk in. Voorheen kwamen onze duiven meestal via de “IJsselroute”. Nu we losten met Noordoost en soms gezamenlijk met Noordwest, zagen we een verlegging van de trek in westelijke richting. Clubgenoot Jan de Ruiter was zelfs bang, dat zijn duiven verkeerde gewoontes (vliegen via Gelderse Vallei) zouden aanleren en hield zijn duiven op een gegeven moment zelfs in. Vooral vanaf Pommeroeul (vijfde jonge duivenvlucht) kwamen vrijwel al onze junioren uit het noordwesten retour met een teleurstellende uitslag als gevolg. Is vliegen op de natour met jonge duiven een goed alternatief? Onze clubgenoten Annet Jutten en John en Gerrit Nieuwenhuis deden het, maar dat was geen succes. Ook Eijerkamp liet de jonge tour schieten en korfde de vroege jongen in op de natour. Van Erik Plant, waar ik dinsdagavond een laat jonkie ophaalde uit zijn “Blauwe Garfield-lijn”, vernam ik dat ook Eijerkamp heel veel jongen verspeelde op de natour en om die reden niet korfde voor SFC-vlucht Creil.

Geen echte toppers, wel leuke duiven

Echte toppers hadden we niet in 2013. Dat zie je ook bij de asduiven terug. We kweekten vooral veel rommel, net als iedereen. Ook uit onze “Oude Knoedellijn” kwamen veel matige en slechte duiven. Tot 2012 was zijn rendement betoverend. Vijf nazaten en vijf goeie duiven (eersteprijswinnaars en asduiven). Eigenlijk weet je vooraf dat geen enkele duif dat rendement vasthoudt. Kinderen van onze stamvader (13 jaar oud!) hadden we niet dit voorjaar. Wel een aantal kleinkinderen en vooral achterkleinkinderen. Ik schat dat ongeveer 30 jonge duiven van lichting 2013 zijn bloed voerden. Daaronder 4 stuks die voldoening gaven. “Albert” is een levenslustige, prachtig gebouwde atleet. Hij boekte een regiozege en was tevens onze eerste duif van Mantes la Jolie. “Rinus” is een kleinzoon die ook voldoening schonk. Onze eerste duif van de eerste Tongeren en een week later de tweede plaats in de regio. Zijn broer “Piet” bleef ongepaard, maar was een regelmatige prijsvlieger en onze tweede duif op Mantes la Jolie. De vierde nazaat uit de “Oude Knoedel” is “Teun”. Een sterk gebouwde atleet die ongepaard een keer 1: 200 vloog op de natour en verder vanaf Meaux een eerste vloog in de kring (2e in de regio). De vijfde duif die ik wil vermelden is “Bram”. Een duif op een bon van GOU-voorzitter Bram Scherpenzeel. Een sterke jongen, die het vooral met twee nachten mand goed deed. Deze vijf doffers komen op ons gezamenlijke kweekhok.

Duivinnen altijd minder

Gek genoeg zijn het bij mij altijd de doffers die het mooie weer maken. Vrijwel altijd krijg ik een doffer voorop en als ik er vier tegelijk kreeg waren het prompt vier doffers. Elk jaar hetzelfde liedje. Toch heb ik een jong met 8 prijzen en dat is toevallig een duivin. Een goede serieduif, die ook aangewezen puntjes sprokkelde, maar nooit echt de kop pakte. Echt opgewonden word ik daar niet van. Twee kweekkoppels gaven zowel in 2012 als in 2013 een goed rendement!

Stamvorming

Onze “Oude Knoedel” is vooralsnog onze beoogde stamdoffer. Komend jaar kunnen we voor het eerste twee duiven tegen elkaar zetten die beiden afstammen van onze “O.K.” Kunnen we aan stamvornming gaan doen. Dat is een nieuwe uitdaging! Probleem op dit moment is, dat 80% van ons duivenbestand witoger is. Daar moeten we in de nabije toekomst iets aan doen. We gaan voor versterking komende winter letten op rijkgekleurde geelogers met ogen uit het boekje. Natuurlijk moeten ze meer hebben dan alleen mooie ogen!


Freek en Albert na de Regio-zege door “Albert-609”
Freek toont onze beoogde stamvader, de 13-jarige OK!

Prettige sfeer

Hoewel we op het laatst met z’n zessen inkorfden binnen “Steeds Verder”, was de onderlinge sfeer voortreffelijk. We waren aan elkaar gewaagd, gaven elkaar tips en stimuleerden elkaar. Max, als gelouterd voetbaltrainer, overtrof zichzelf met twee overwinningen (waaronder een regiozege) en twee keer zilver. Henk zat elke week vroeg, John pakte twee keer een overwinning en deed het vooral de eerste zes vluchten voortreffelijk, Maurits was vluchtwinnaar en blonk uit met hoge prijspercentages en bij al dit geweld vielen Martin & Joke en ondergetekende niet bovenmatig op. Uiteindelijk werd de combinatie Geven onaangewezen kampioen en ondergetekende aangewezen kampioen, maar van overheersing was dit seizoen geen sprake. Het bleef spannend tot het laatst en na afloop van elke vlucht feliciteerden we elkaar en dronken samen een biertje, wijntje of iets anders aan de bar. Zo hoort het, maar zo gaat het niet altijd en overal!
Met Martin had ik het er later over. “Wie kampioen wordt, dat weet de volgende dag geen hond meer. Is eigenlijk bijzaak. Als de onderlinge sfeer slecht was of is, dat weet iedereen tot in lengte van jaren”.
Op seizoen 2013 kunnen we met plezier terugblikken. Voor de duivensport in ruimere zin was het een dramatisch jonge duivenseizoen en voor ons was het wisselvalligheid troef, maar het was wel gezellig in mijn beleving!

Verrassende klassering

Ondanks de wisselvalligheid vinden we ons in het Nationaal Kampioenschap terug op de 16e plaats. Daar kunnen we goed mee leven. Slechts 1 liefhebber in de GOU staat boven ons, dus dat is nog zo gek niet.
Na het Wereldkampioenschap in 1997 met “Garfield” wist ik dat het zeer moeilijk zou worden om die prestatie ooit te evenaren. Een club- of kringkampioenschap verbleekt erbij. Toch haal ik mijn neus er niet voor op. Na 16 jaar kan ik nog steeds genieten van de prestaties van de beste duif die ik ooit mocht koesteren. “Texas Homer” in 2012 was ook een bijzondere duif. Miste net als “Garfield” nooit en won vier weken op rij 1:100 met daarbij een 1e in de kring (2e regio) en 2e in de kring (na hokgenoot). Zulke duiven wil iedereen het liefst elk jaar kweken, maar dat is een utopie. Ajax heeft ook maar 1 keer een Johan Cruyff gehad en Barcelona zal in de toekomst nog lang terugdenken aan het unieke talent Messi. We genoten afgelopen seizoen enkele malen van mooie vluchten in het bijzijn van duivenvriend Rinie Vos, van compagnon Albert en van moeder Toos. Samen vierden we de dubbele regiozege. Jose was dikwijls net in de keuken met de koffie bezig als de eerste duif arriveerde, maar ze gunt me het duivenplezier van harte. Ook zonder echte topduif was seizoen 2013 de moeite waard!

Freek’s Focus (19)

Teletekstdromen in zwarte week

woensdag 11 september

 
Zwarte week
 
Saint Quentin van afgelopen week, tellend voor de fondclub IJsselstreek en de SuperFondClub GOU, werd een fiasco. De duiven gingen terug naar Meer (122 km) en werden tegelijk met de regio Noordwest gelost. Een zeer breed front van tientallen kilometers met de meerderheid van de duiven aan de westkant en een zwaarbewolkte hemel. Het werd, diplomatiek uitgedrukt, niet het gedroomde einde van het seizoen. Zaterdagavond waren er 20 van de 24 en zondagochtend volgden er 3 in de stromende regen. Toen het zondagmiddag zowaar opklaarde en het nog verrassend mooi weer werd, maakten Jose en ik een wandeling langs de IJssel. Bij thuiskomst rond theetijd zat no. 24 braaf in het zonnetje op ons te wachten. Dat viel dus uiteindelijk mee. In onze club zaten Hennie, Hans en Stefan in de top 10. Jongens die daar niet dikwijls vertoeven en die je een mooi seizoenseinde gunt. Was het daarom een zwarte week?  Welnee. Het was de week waarin een ernstige fraudezaak in de duivensport aan het licht kwam in afd. 10. Ook de week waarin Kenji Schmitt (26) een eind aan zijn jonge leven maakte. Albert bezocht Kenji enkele malen in Averbode en schafte zich een stuk of wat duiven aan een paar jaren  geleden. Niet te bevatten.  Ook Piet Steenbergen (67) stierf veel te vroeg. Twintig jaar geleden haalde ik op een bonnetje enkele duiven bij Piet. Dat werd een succes. Ze wonnen serie 3 op een nationale vlucht en eentje werd asduif van de toenmalige afd. Salland. Zoiets vergeet je nooit en het schept een band. Toen ik in 2009 herstartte, na zeven duifloze jaren, hoorde Piet dat en hij bood me spontaan enkele jongen aan. Ik hoorde, dat er plannen waren voor een veelbelovende combinatie. Bram Calot, telg uit een roemruchte duivenfamilie, zou herstarten na enige duifloze jaren als compagnon van Piet, die zelf ook uit een echte duivenfamilie stamt. Een combinatie met potentie. Helaas mag het niet zo zijn…. Verder stierf Gerrit Plant, ooit deel uitmakend van de bekende gebroeders Plant uit Brummen en vader van Erik Plant. Een gedenkwaardige, zwarte week al met al.
 
Martin van Zon en de Heremansduiven
 
De afgelopen week las ik een interessante column van de man uit Berkenwoude. Ook Albert las dit artikel in “het Spoor” en maakte me er ten overvloede op àttent.  Martin mist de ouderwetse “Orleans-koorts”. Verder is hij kritisch t.a.v. de liefhebbers die veelvuldig op teletekst staan. Alleen liefhebbers die midden in de vlieglijn wonen komen ervoor in aanmerking. Dat half Nederland in de ban is van Leo Heremans en Stefaan Lambrechts vindt Martin ook een bedenkelijke ontwikkeling. Deze duiven komen op vluchten van 600 km. duidelijk tekort! Niet iedereen zal zijn zienswijze omarmen. Leo zal het een biet zijn; die heeft de buit allang binnen!  Over de vlieglijn zal ik het in een volgende alinea hebben. T.a.v. van de Heremansduiven kan ik uit eigen ervaring wel iets zeggen. Leo Heremans ontmoette ik een jaar of zes, zeven geleden bij Eijerkamp. We waren beiden, met nog een heleboel anderen, uitgenodigd om de aankomst van Munchen mee te maken. Keurig verzorgd met een hapje en een drankje en een chinese maaltijd na afloop. Toevallig kwam ik in de partytent op de Brummense prairie naast Leo te zitten en dat werd een hele lange zit. Munchen werd dat jaar een flop voor Hans en Evert Jan, want er kwam die dag in Brummen geen duif door. Gelukkig stond er ook nog een andere vlucht op het programma en dat werd wel een eclatant succes. Een rechtstreekse Heremans werd als eerste geklokt en dat was het begin van een ware triomftocht voor de Heremansen over meerdere jaren bij Eijerkamp en diverse anderen. Het begin van een ware hype, die culmineerde in een totale verkoop die alle records zou breken. Leo Heremans herinner ik me als een sympathieke, bescheiden man met wie ik ettelijke uurtjes gezellig gebabbeld heb en voor zijn prestaties heb ik grote bewondering. De laatste jaren kreeg ik van meerdere liefhebbers “Heremansduiven” aangeboden om te testen. Soms raszuiver, soms driekwart en soms gekruist half om half. Natuurlijk waren het geen jongen van “de Jan”, van “de Olympiade”, “Jackpot” of “Euro”. Dat zijn duiven waar op de foto de klasse afdruipt. Wel krijg je jongen uit de zoon van de broer van. U kent dat. Om met de deur in huis te vallen: dat waren ze niet! Niet opvallend snel, niet opvallend slim en zeker niet in de hand en op het oog de duiven waar ik opgewonden van word. Dat kan natuurlijk ook niet. Leo had ongetwijfeld een aantal superieure duiven, maar op het laatst werden er in een tijdsbestek van enkele maanden 1000 jongen geproduceerd. Dat is geen kampioenenkolonie, maar een vermeerderingsbedrijf! Als een hondenras razend populair is, moet je er met een grote boog omheen lopen. Ik vrees dat dit voor duiven ook geldt. Leo speelt met een klein groepje jonge doffers op een favoriet hok het klassieke weduwschap vanaf Quievrain. Ongeveer 100 kilometer. Zelf speel ik wekelijks op vluchten tussen de 100 en 500 kilometer, maar dan op nest. Daarvoor heb je andere duiven nodig, is mijn ervaring.
 
Teletekst en de vlieglijn
 
Martin van Zon benadrukt, dat het veelvuldig domineren van teletekst alleen is weggelegd voor liefhebbers die midden in de vlieglijn wonen. Vorige week zag ik in Zuid-Holland een teletekstuitslag van naar ik meen 13.000 duiven. Het leek op de verenigingsuitslag van een club uit Dordrecht! “Hoe dichter bij Dord, hoe rotter het wordt”, zei deze week een oud-leerling die zijn verkering met een meisje uit Dordrecht had uit gemaakt. Dat geldt duidelijk niet voor de duiven van Kees, Gwen en Peter. “Ome Piet” ontbrak deze keer. Natuurlijk zijn het fanatieke en deskundige liefhebbers met geweldige duiven, maar er moeten daar geografische omstandigheden, die de vlieglijn beinvloeden, een rol spelen.  In eigen omgeving kan ik uit eigen ervaring en waarneming praten. In 1970 vloog ik voor het eerst met postduiven bij p.v. “de Hoven” in Zutphen. Een stadsdeel aan de westelijke oever van de IJssel. De afd. Salland loste Zutphen samen met Doetinchem en de liefhebbers in “de Hoven” klaagden steen en been dat ze niet mee konden komen tegen “de stad”. Vooral Eefde lag gunstig in die tijd. Bertus Camphuis en Bertus Roording werden er later nationaal kampioen, Cees Suijkerbuijk maakte er furore na van Zutphen naar Eefde verkast te zijn en Hans Eijerkamp vloog er op naam van zijn vader vanaf het erf van Harm Modderkolk. Ook Marcel Sangers verhuisde deze eeuw welbewust naar Eefde, in navolging van oud-clubvoorzitter van “de Hoven” Adrie Heuvelink, die pal naast Berus Camphuis ging wonen. De mannen uit “de Hoven” konden niet meekomen tegen “de stad” en al helemaal niet tegen Eefde. De liefhebbers uit Voorst, waartoe ik behoorde, deden eigenlijk voor spek en bonen mee. Voorst lag enkele kilometers westelijker met ongeveer gelijke afstand. Dat wij nog ongunstiger woonden werd nooit benoemd. Wij waren in de ogen van de liefhebbers uit “de Hoven” prutsers met slechte duiven …..   Als achttienjarige mocht ik zelfstandig lid worden van “de Hoven”.  Ik vond het prachtig en indrukwekkend. Een volksclub met een eigen taal en cultuur. Penningmeester en clubkampioen Appie Derks rekende op de achterkant van een sigarendoos uit wat iedereen moest betalen en terwijl “de Pelle”, “Keumes”, “Torres” en al die andere gezellige jongens luidruchtig hun biertje dronken aan de bar en er soms een kaakslag uitgedeeld werd, hielp ik Appie met het handmatig uitrekenen van de poulebrieven. Na mijn diensttijd in Seedorf en de verhuizing van mijn ouders, mocht ik thuis geen duiven meer houden. Bij “ome Dirk” in Klein-Amsterdam, een buurtschap 5 kilometer ten westen van Voorst, bouwde ik in de paasvakantie van 1978 illegaal een duivenhok van 10 meter lengte. Nog verder uit de vlieglijn. Op de vitesse kwamen de duiven bij westenwind over Zutphen/ Eefde en moesten tegen de wind in de laatste 8 kilometers vliegen. Op Eefde moest ik echter 3 kilometers toegeven. Alleen bij sterke oostenwind had ik kans om fatsoenlijk op de uitslag te geraken. Het was vechten tegen de bierkaai! In 1980 ging ik van “de Hoven” naar “Steeds Verder” in Twello en merkte meteen dat ik ineens mee kon komen. Mijn uitslagen werden met argusogen door de overige Voorstenaren bekeken en geleidelijk volgden er meer: Gerrit Ilbrink, Toon Waanders, Teun Kruitbosch, Cees Hensbergen schieten me zo te binnen.
Het afgelopen jaar werd Zutphen ingedeeld in een andere regio. In de voormalige regio 2 domineerde Zutphen overduidelijk. Bij westenwind waren de eerste 50 duiven van de uit 4 kringen bestaande regio niet zelden allemaal afkomstig uit Zutphen. Als een bepaalde kring te veel gaat domineren, ontstaat er een tegenbeweging. Regio 2 ging soms gelijk los met regio 1. Bij oostenwind gebeurde het, dat Zutphen niet op de eerste bladzijde van de regio-uitslag stond. Als je jarenlang gunstig in de vlieglijn gelegen hebt (de IJssel is een geografisch bepalend landschapselement) ontwikkel je een superioriteitsgevoel en heb je de neiging mensen uit andere kringen niet voor vol aan te zien. Toen ineens incidenteel de top 50 van de kring Zwolle de top 50 van regio 2 werd (vooral bij harde wind van achter en met gezamenlijke lossing met regio 1) geraakten sommige liefhebbers in de kring Zutphen bijna in shock. Hoe kan het, dat de beste liefhebbers met de beste duiven (het Mekka van de duivensport) weggespeeld worden door … (?) In Voorst wisten we al veel langer dat je zelfs met de beste Zutphense duiven niet kunt opboksen tegen het voordeel van midden in de vlieglijn liggen!  Zutphense liefhebbers zullen me deze alinea waarschijnlijk niet in dank afnemen, zoals veel teletekstspelers in den lande de stukjes van Martin van Zon niet zullen waarderen, maar dat boeit me niet. De waarheid is soms ontluisterend en het geloof in “teletekstduiven” en sprookjes profijtelijk.
 
Teletekstduiven
 
Het voorbije jaar kochten we een laat doffertje uit een vader die twee keer op teletekst stond. We zetten hem tegen een laat duivinetje gefokt uit een vader die drie keer op teletekst stond.  Beide laatjes schaften we aan via een veilingsite. Daar kun je teletekstduiven uit fokken, denk je dan. Albert en Freek geloven dus eigenlijk ook in sprookjes. Helaas bleken de eruit gefokte jongen geen knip voor de neus waard. Het koppel “pakte” blijkbaar niet, zoals de meeste koppels dat niet doen. Ze krijgen in een andere samenstelling een nieuwe kans.
Het voorbije jaar loste Noordoost van de GOU soms alleen. Soms samen met Noordwest. Op de verdere vluchten met jonge duiven gingen de vier regio’s van de GOU gezamenlijk de lucht in.
We stelden vast, dat onze resultaten wisselvallig waren. De ene week was het alles, de andere week was het niets. We gebruiken geen medicamenten en doen geen dingen die de vliegvorm manipuleren, behalve verduisteren. Onze duiven doen gewoon elke week hun best. De ene keer arriveren ze uit het zuidoosten, de andere keer uit het noordwesten. Jonge duiven zijn extreme kladvliegers, volgens Martin van Zon en ik denk dat hij daar een punt heeft. Kwaliteit en vorm zijn belangrijk, maar het voordeel van een gunstige vlieglijn is minstens zo belangrijk. Bedenk dat alvorens te investeren bij de “teletekstkanonnen”.
Dat schrijvende is mijn respect voor de prestaties van Kees, Peter, Bas, Gerard, Harm c.s. niet minder. Ze hebben kwaliteitsduiven, een uitgekiend systeem en zijn zeer gedreven. Datzelfde geldt voor het respect dat ik heb voor de mannen uit “het Mekka van de duivensport Zutphen”. Voor Hans en Evert Jan, voor Bertus en Cees, voor Marcel en Alwin, maar ook voor Jan en Appie. Gedreven liefhebbers met uitstekende duiven. Respect heb ik echter ook voor liefhebbers die tientallen jaren voortmodderen en hun liefde voor postduiven en de sport niet verliezen op de meest onmogelijke plekken ver buiten de vlieglijn!

Freek’s Focus (18)

Focussen!

woensdag 04 september

Focussen
 
Terug van weggeweest, na ongeveer 6 weken radiostilte. Dat is het voordeel van een vrije jongen. Schoolvakantie en niets moeten. Gewoon focussen op de duiven. Daar gaat het om. De “Focus” is een uitlaatklep, een aardigheidje en een leuke bijzaak. Eenzijdig contact met de buitenwereld via de computer. Delen met velen, maar gewoon menselijk contact een op een vind ik toch leuker.
De “Focus” produceer ik gewoonlijk op woensdagavond. Ik moet dan werken tot 22.00 uur en na werktijd kruip ik ongestoord achter de computer om over het wel en wee op het duivenhok en alles daar omheen te verhalen. Lekker in volledige stilte, want Jose ligt dan al op bed.
 
Ups en downs
 
Het seizoen met de jonge duiven is er voor mij een met ups en downs. Er volledig onderdoor op de eerste vlucht. Dan op advies van Nanne Wolff er een geelkuurtje tegenaan gegooid (3 dagen uit een potje dat al enige jaren ongebruikt in de diepvries stond met ronidazole die ver over datum was) en enkele dagen een poedertje tegen orni (blanco potje, maar ik meen dat dr. Wolff iets mompelde van straf spul en lincospectin, maar dat weet ik niet eens zeker). De duiven knapten binnen enkele dagen op en maakten een prima uitslag (ik meen zes bij de eerste 20 in de regio en alles thuis). De derde vlucht was weer een fiasco. ’s Avonds miste ik nog 15 junioren. De week erna zag ik een jonge rode doffer met verschijnselen van difterie die ik meteen apart zette. Dr. Wolff was met vakantie en zonder medicatie korfde ik in. Resultaat: 1 en 2 in de regio met de eerste en derde getekende! ’t Was de ene week niets en de andere week alles. De vijfde vlucht was weer een fiasco. Alle ingezette junioren kwamen retour uit het noorden en de uitslag was echt beneden peil. Was de uitslag slecht, dan miste ik steevast duiven. Was de uitslag goed, dan was alles thuis.
 
A en B-ploeg
 
Vanaf St Quentin kon ik de ploeg splitsen. De beste jongen werden doorgezet, de mindere goden teruggezet op de natour. Iedere week konden er enkele duiven promoveren of degraderen, afhankelijk van het resultaat. De A-ploeg deed het goed.  Op St. Quentin miste de ’73 teletekst op ongeveer 10 seconden. Nu ging de eer naar mijn clubgenote Hillie Romein, met een duif van het hok van John. De ’73 is een kleinzoon van onze “Jurriaan”. De B-ploeg deed het op de natoer niet denderend, maar daar is het de B-ploeg voor! Van Meaux arriveerde de ‘780 als eerste. Gewoon op het schapje wint hij eerste in de kring en tweede in de regio. De ‘780 heb ik “Teun” genoemd, ter ere van plaatsgenoot en duivenvriend Teun Kruitbosch, die net in die week vrij onverwacht stierf (67 jaar). De ‘780 is een nazaat van zowel “Jurriaan” als onze “Oude Knoedel”.
Tussen Meaux en Mantes la Jolie zette ik de A- en B-ploeg volledig in op de natoervlucht Tongeren. Rust roest, immers?  Van de 30 ingezette duiven behaalden er 22 prijs en tegen 6400 duiven klasseerden er 4 zich bij de eerste 30. Een goede generale voor Mantes la Jolie. Afgelopen weekend zette ik er 14 op Mantes la Jolie en 18 stuurde ik er naar Chimay. Wederom een A- en B-ploeg. De Chimaygangers maakten 12 prijzen, maar de top 10 was geen haalbare kaart. Op zondag keerden de duiven van Mantes retour. Onze eerste duif, de 609, kwam uit het westen. Bij het melden op de site van Steeds Verder was het de eerstgemelde duif, maar later bleek Max Slinkman op iets grotere afstand de snelste te hebben. De ‘609 is weer een nazaat van onze “Oude Knoedel”. Ik doopte hem “Albert” toen hij op de vierde vlucht de regiozege opeiste. Onze tweede duif van Mantes was de “Vale 93”. Een ongepaard doffertje en nestbroer van “Rooie Rinus”. Deze twee doffers kweekte Albert uit een late zoon van onze “Oude Knoedel” met een rode Ludo Claessensduivin, die we afgelopen winter via een veilingsite kochten van Pierre Faes uit Baarn. “Rooie Rinus” heeft een 3e en 2e plaats in de club achter zijn naam staan (ook 2e in regio).
Onze derde duif van Mantes was “Bram”. Deze doffer zit sinds enkele dagen te broeden en hij deed het goed op alle vluchten met twee nachten mand. De “Teun 780” was onze vierde duif en eerstgetekende. Wijlen Jan van Brummen repte ooit over het geven van een nestpan aan een ongepaarde duif. De “Teun” lag de hele voorafgaande week te rusten in zijn pan, die hij met hand en tand verdedigde. Met 4 duiven voor in de uitslag was ik tevreden.
 
Puur natuur
 
Mensen die me op duivengebied volgen, weten dat ik een natuurmens ben. Alleen als ik helemaal vast loop, bezoek ik een dierenarts (Wolff) en volg zijn advies. Dit seizoen bezocht ik Wolff toen mijn duiven het noorden helemaal kwijt waren. Daarna deed ik het zonder medicatie. Wel gebruik ik vlierbessensap, citroensap, bietensap, wortelsap, rettich, bieslook, oregano e.d.  Zo veel mogelijk vers bereid en uit eigen tuin. Ook natuurlijke mineralen krijgen ze: biologische potgrond en klei en verder karnemelk en yoghurt en elke week op zondag en maandag “fles van Gust” (concentraat van knoflook, ui, dennenaalden, kandijsuiker en jodium). Tenslotte regelmatig de voordelige kruidendrank van Natural, biergist en een scharreleitje van eigen kippen. Wie “de Duif” leest, begrijpt dat ik op de golflengte zit van Andre Christiaens. Tricho is geen ziekte, maar een verstoring van de balans. Ook de wijze lessen van wijlen Arie v.d Hoek zijn me altijd bij gebleven. Vergeleken met Koopman, Bosua, Verkerk c.s. ben ik een onbeduidend prutsertje. Ik heb echter geen pretenties. Ik wil mijn duiven en mijn clubgenoten graag recht in de ogen kunnen kijken en voel me goed bij mijn doenwijze. Ik hoef niet op teletekst, ik hoef niet in de publiciteit en ik hoef niet te verkopen.
 
Kweekhok opschonen
 
Nu we in Nederland, maar ook in de omringende landen met de handen in het haar zitten vanwege enorme verliezen met de jonge duiven is het zaak extra streng te selecteren.  Zelf heb ik vijf criteria:
1. Welke duiven blijven gemakkelijk gezond zonder medicamenten in mijn milieu?
2. Welke duiven gaan niet bij de eerste de beste tegenslag verloren?
3. Welke duiven staan me aan in de hand en op het hok (levendig, vitaal, prettig in de omgang)?
4. Welke duiven winnen gemakkelijk prijs onder uiteenlopende omstandigheden?
5. Welke duiven zijn onderscheidend (winnen eerste prijzen, liefst in groot verband)?
 
Kwekers die na drie jaar kweken met diverse partners niet onderscheidend zijn, kunnen vertrekken!  Op ons kweekhok zijn dat dure naamduiven, maar ook bewezen asduiven in regioverband en eersteprijswinnaars. Met Albert heb ik afgesproken, dat we deze duiven ruimen. Waarom doormartelen met een “kweker” waarvan de meeste jongen niet vitaal genoeg zijn, verloren gaan, niet onderscheidend zijn op de prijsvluchten en ons eigenlijk niet aanstaan? “Moeilijke kwekers” noem ik het. Ik ben echter op zoek naar “makkelijk kwekers”!  Gelukkig zijn Albert en Freek het meestal aardig eens.
Na vijf jaren testen van duiven van derden en vijf jaar testen van duiven als kweker, kun je vergelijken. Gek genoeg staren we ons vaak blind op prestaties op andere hokken. We weten echter helemaal niet of de condities daar vergelijkbaar zijn met de condities die wij kunnen bieden.
Hoe is de liefhebber gesitueerd t.o.v. de vlieglijn en de concurrentie? Hoe vaak rijdt hij met zijn duiven? Welk systeem volgt hij? Kuurt en prutst hij veel?
In de volgende “Focus” ga ik hier graag op door.
Morgen gaan de duiven naar St. Quentin. Afhankelijk van de stand van de rui, conditie en motivatie zoek ik een ploegje bij elkaar. Volgende week hoop ik, als St Quentin redelijk verloopt, een ploegje te formeren voor de laatste vlucht van de SFC. Daarvoor moet ik waarschijnlijk inkorven in Gorssel. Wordt vervolgd.

Freek’s Focus (17)

Gezondheid en weer spelen onze junioren parten!

woensdag 24 juli

Meteen met de deur in huis vallen: de derde prijsvlucht werd voor ons een deceptie!  Een week eerder leek het lek boven; een mooie uitslag en alles thuis.  Hoe anders was het afgelopen zaterdag. Pas om 14.00 uur kregen de duiven de vrijheid in Tongeren (ongeveer 160 km). Voor junioren geen fijn tijdstip. Eerst de hele ochtend wachten en dan ’s middags de hitte in met overwegend noordoost in de wind en mogelijk stroken met zware bewolking. Wie nog niet gedronken had, was op voorhand geklopt, zo veel was duidelijk.
Met moeder Toos, Albert, Yvonne, Rinie en Jose zaten we onder de parasol te wachten.  Tegen vieren trok ik mijn overall aan, zette de helm op en liet het lokkertje droog oefenen, onderwijl de lucht afspiedend. Rinie is dan net zo rusteloos als ik en het speculeren over te halen snelheden is dan al volop begonnen.  Rond 16.15 uur keken we elkaar bezorgd aan. Ze hadden er moeten zijn!
Pas 10 minuten later meldde zich de eerste duif. De jonge rode doffer was wat zenuwachtig en bleef nog even rondtoeren. Het moment om het lokkertje in de strijd te gooien. Dat hielp en om 16.26.05 was de kleinzoon van onze “Oude Knoedel” geconstateerd. Vervolgens moesten we vijf minuten wachten op de opvolger en daarna weer vijf minuten op nummer drie. Dat zinde me niet en achteraf was het een veeg voorteken! 
Om een lang verhaal kort te maken; ’s avonds misten we nog 15 van de 42 ingezette junioren en dat was een tegenvaller. Op zondag keerden er nog zes retour en vervolgens op maandag nog twee, maar dat spoelde de vieze smaak van deze vlucht niet weg.

Hok van slag

Als duiven een of twee dagen te laat thuiskomen, zeker bij extreem warm weer, zijn ze van slag. De ene laatkomer is echter de andere niet.
Maandagochtend rond 7.00 uur kregen we onze voorlaatste thuis en dat was een “scheermes”. Op karakter en op zijn tandvlees bereikte hij de thuishaven, maar het arme diertje was zo leeggevlogen, dat hij de avond niet haalde. Om 10.00 uur arriveerde onze laatste. Deze zoon van “Jurriaan” zag er relatief nog goed uit en heeft nu na twee dagen herstel alweer praatjes.  Toch is je hok van slag. De laatkomers hebben nog geen zin om flink te trainen en de sfeer verandert als bepalende duiven wegvallen. In mijn geval zijn er ook koppeltjes verbroken. Nestjes waren er nog niet, maar wel zijn er koppeltjes onvrijwillig verbroken. Zelfs een compleet koppeltje mis ik.  Als duivenliefhebber weet je, dat je soms afscheid moet nemen. Toch laat het je niet onberoerd, als je duiven waar je enkele maanden dagelijks mee in de weer was, ineens niet terugziet.

Selectie van kweekduiven

Nu we drie vluchten gehad hebben, maak je onwillekeurig een tussenbalans op.  Uit sommige koppels ben je (vrijwel) alles kwijt en uit andere koppels (vrijwel) niets. Als uit een bepaalde duif, na meerdere malen omkoppelen, er na drie kweekseizoenen geen overtuigende adelbrieven overlegd kunnen worden, is zijn of haar lot bezegeld!  GJB heeft het over “wegvliegers”. Hij bedoelt dan duiven gekweekt uit dure naamduiven, die via internet verkocht worden, maar die al meerdere generaties niet deugen als kweekduif. Iedereen weet wat we bedoelen; er is veel geld voor betaald en dat wil men terug verdienen.  Er zijn echter ook bewezen vliegduiven, die absoluut geen kweekpotentie hebben.  Met diverse partners geven ze nazaten die niet in de schaduw kunnen staan van hun ouders!  Zet sentimenten overboord en neem afscheid van “moeilijke kwekers”.  Ze zorgen enkel voor teleurstelling!  Ook wij hebben zulke “moeilijke kwekers”. De jongen behalen niet de prijzen die de ouders vlogen, ze worden als eerste ziek, of keren gewoon niet retour.  Bij twijfel probeer ik me in te leven in het gedachtengoed van mijn goede vriend wijlen Jan P.  Suijkerbuijk.  Als dat lukt, is het lot van de twijfelaar snel bezegeld!

Duiven opnieuw niet fit

In de aanloop van de vierde vlucht zie ik, dat de duiven opnieuw niet tiptop zijn. Gisteren zag ik dat de rode ’71 meteen na de training afstormde op de drinkpot in de tuin. Deze drinkpot is bestemd voor eventuele nakomers van Tongeren en voor vreemde duiven die hier, net als bij U, rondscharrelen.  Vanochtend ging deze rode als eerste zitten en ik zag, dat er iets haperde aan deze duif die zaterdag gewoon (na de prijzen) terugkeerde. Hij was wat kortademig en smekte met zijn snavel. Op zijn ondersnavel zag ik aan de binnenkant een bruine zwelling.  Tricho, difterie, pokken? Er gaat van alles door je heen. Ik besloot om meteen de specialist te bellen. In mijn geval kom ik dan terecht bij Nanne Wolff in Wezep.
De rode ’71 zit op hok 1/2 en dit hok kwam in de problemen vorige week vanaf Ravenstein. Ik beloofde U om speciaal te letten op de verrichtingen van deze duiven op de prijsvlucht Tongeren. Die waren ronduit teleurstellend.  Toen er ongeveer 15 thuis waren, was er op hok 1/2 slechts 1 duif teruggekeerd!  De moeizame lapvlucht was dus geen toeval, maar een indicatie van naderend onheil.  Helaas was dokter Wolff met vakantie en daarom besloot ik clubgenoot en dierenarts Maurits Bosgoed te consulteren.  Maurits speelt voor het derde jaar (na twee jaar onderbreking vanwege verhuizing) met jonge duiven en doet dat erg verdienstelijk.  Hij kent nauwelijks verliezen en dat alleen is al bijzonder. Helemaal duidelijk is nog niet wat er aan schort, maar de rode ’71 zit na behandeling in afzondering en uiteraard hou ik zijn hokgenoten goed in de gaten. Hok 1/2 krijgt rust, evenals de laatkomers van Tongeren. Komende week is dokter Wolff terug van vakantie en ik wil eerst met zekerheid weten wat de duiven eventueel onder de leden hebben.  Voor komende zaterdag korf ik een klein ploegje.

Geen chagrijn

Duivensport is voor mij hobby.  Ook al vinden sommige mensen mij een specialist in het jongeduivenspel, ik hoef niet tegen elke prijs de schijn op te houden als het even niet loopt. Ik werk gewoon op school, ben met niemand getrouwd (zelfs niet met Jose, al ben ik haar wel trouw) en probeer vooral te genieten van de omgang met mijn duiven en met sportgenoten.  Voor Albert geldt hetzelfde.  Hij verdient zijn geld als sporthalbeheerder en heeft duiven als hobby. We hebben vertrouwen in ons gezamenlijke kweekhok, maar stellen proefondervindelijk vast, dat niet al onze kweekduiven dit predicaat verdienen. Daar moet je eerlijk en realistisch in zijn. Echte kwekers moet je met een lampje zoeken en ik heb geen zin om in eigen sprookjes te geloven.  Met Jose heb ik een bindende afspraak gemaakt; mocht ze me betrappen op chagrijn, onsportief gedrag of iets dergelijks na een mindere prijsvlucht, dan stop ik meteen met de duivensport!  Ik mag wel een beetje stil zijn, analyseren wat fout ging en er openlijk over praten met sportgenoten of met haar.
Gelukkig ging er geen crisis aan de afspraak vooraf. Ik kwam zelf spontaan met het voorstel, omdat ik in voor- en tegenspoed voor mijn plezier duivensport wil bedrijven en niet voor mijn chagrijn!
Soms is er euforie, vaak is het genieten geblazen en soms is het “ploeteren”.  Martelen en mieren, zoals het in het dagelijks leven ook weleens gaat.  Momenteel gaat het met de duiven niet van een leien dakje, maar ik probeer het niet als een probleem te zien, maar als een uitdaging om de zaak weer op de rails te krijgen. Liefst met natuurlijke middelen. Zo gaf ik de duiven vandaag rode bietensap en rammenas (rettich) uit eigen tuin, na een tip van Jan Onstenk uit Loenen. Jose en ik genoten vandaag ook zelf van de rettich, die verrassend gemakkelijk te verbouwen is. Ook de kippen smulden van de geraspte rammenas.  Zo houden we de moed erin en hopen, dat er voor de jonge duiven hier en bij U spoedig betere tijden aanbreken ……

Freek’s Focus (16)

Blijven geloven in je duiven en jezelf!

donderdag 18 juli

Na de totale miskleun van ondergetekende op de allereerste jongeduivenvlucht is het zaak het hoofd koel te houden. Wat ging er mis?  In mijn geval wist ik waar de pijn zat en daar kun je naar handelen!Sommige liefhebbers reageren heel vreemd na een teleurstellende vlucht.  Laten meteen de moed zakken. Zoeken excuses en zondebokken. Daar dien je niemand mee, vooral jezelf niet!
In mijn eigen omgeving heb ik in de persoon van Martin Geven een prachtig voorbeeld.  Martin is een echte winnaar en zulke types staan meteen op, ook al krijgen ze een linkse directe of een kaakslag. Als het minder gaat schakelt hij meteen niet een, maar drie tandjes bij.  Hokken of systeem veranderen, een kuurtje, of desnoods alle dagen van de week lappen. Nooit versagen! Een duivensporter moet het incasseringsvermogen van een bokser hebben.
In onze club is een nog vrij jonge herstarter actief.  Bij het zelf africhten verspeelde hij op zekere dag 20 veelbelovende duifjes waar hij veel tijd en energie ingestoken had. Een enorme domper!
Het kostte hem enige tijd om de draad weer op te pakken en over de teleurstelling heen te komen.  Afgelopen woensdag nam ik, voor ik naar mijn werk ging,  naast mijn eigen duiven die van Dennis mee naar Ravenstein. Misschien stapt hij op de derde jongeduivenvlucht alsnog in, want zijn junioren doorstonden de proef glansrijk!  Ook de duiven van Joke & Martin Geven nam ik mee.  Als de kopduiven de trek maken, heb je aan Joke & Martin prima maatjes om de trek mede te bepalen.
De africhting verliep niet helemaal zoals verwacht. Ik liet de duiven mand voor mand met enige tussenpoos los. De duiven vertrokken vlot van de losplaats. Alleen de laatste mand, met duiven van hok 1/2 van mezelf, vertrok in de verkeerde richting. Deze duiven waren het duidelijk onderling oneens. De groep viel grotendeels uit elkaar en hun thuiskomst verliep onregelmatig en nam veel tijd in beslag. Het is het hok waarvan het dak niet van isolatiepanelen voorzien is.  Toeval of een slecht voorteken?  Zaterdag zal blijken hoe de vork aan de steel zit.

Supervlucht

De tweede jongeduivenvlucht verliep buitengewoon goed.  Van de 42 ingekorfde duiven hadden er 34 nog nooit een nacht in de mand gezeten!  Laksheid van de liefhebber die het zichzelf aanrekent.  Er zat echter wel een filosofie achter. Vanwege de jeugdige leeftijd van mijn junioren (de laatste werd 11 mei gespeend) en de coliperikelen kwam ik in tijdnood. Zet je de duiven een nacht in de mand als ze coli en daarna ornithose hebben, dan verhoog je de stress en vergroot je de ellende. 
Helemaal lekker voelde ik me niet afgelopen zaterdag.  De mokerslag van de eerste mislukte prijsvlucht (er onderdoor!) was ik nog niet helemaal te boven.  De duiven werden verwacht rond 12.30 uur.  Moeder Toos, mijn trouwste supporter, had ik al om 12 uur uit Twello opgehaald.  Compagnon Albert en zijn Yvonne waren ook van de partij, evenals jeugdvriendje Rinie Vos. Rinie en ik zijn al een halve eeuw duivenmaatjes. We woonden bij elkaar in de buurt en hij had post- en sierduiven op zeer jonge leeftijd. Samen voetbalden we, zochten kievitseieren in het voorjaar en …. rommelden met duiven.  Vaak gingen we op zondagochtend op de fiets naar Apeldoorn.  Aan de Wormseweg woonde destijds van Harten, die handelde in allerlei dieren, waaronder postduiven.  In de zomermaanden zaten er soms honderden duiven, Duitsers, Belgen, Engelsen en natuurlijk Nederlandse duiven. Sommigen droegen een gummiring ……  Samen zochten we de mooiste duiven eruit en kochten die voor enkele guldens. Prachtige herinneringen en oude vriendschappen roesten niet. Rinie heeft voor de aardigheid al zeker een halve eeuw duiven rond de woning vliegen en het onderlinge contact is nooit helemaal verloren gegaan.   In de week voorafgaand aan de tweede prijsvlucht kwam Rinie aanwaaien.  Als muskusrattenvanger is hij niet gebonden aan kantooruren. “Ik heb je gemist afgelopen zaterdag. Normaal breng je geluk, nu was het helemaal niks”, zei ik met gespeelde verontwaardiging.  Rinie was verbaasd en keek me hulpeloos aan. Zijn gezicht sprak boekdelen en ik wist dat hij er bij de tweede vlucht bij zou zijn.  “Ik zal je zaterdag niet teleurstellen”, beloofde ik hem en vertelde dat de duiven aardig herstelden en een opgaande vormcurve lieten zien.
Terwijl Jose, moeder, Albert en Yvonne rustig keuvelden over koetjes en kalfjes, werd mij de grond te heet onder de voeten. Het was inmiddels 12.25 uur en ik had berekend dat ze er elk moment zouden kunnen zijn. Op het bordes achter de schuur tuurde ik met Rinie een gat in de lucht.  We hadden nog geen duif gezien. Ineens zag ik op grote hoogte een duif die triomfantelijk begon te klapperen.  “Daar komt er eentje”, schreeuwde ik terwijl ik met een lokkertje in de hand stond te wachten op het juiste moment van gooien.  De duif was wat zenuwachtig door een luidruchtig klimmend vliegtuig. Al snel kreeg hij gezelschap van een tweede duif en vanuit mijn ooghoeken zag ik meerdere duiven overkomen.  Toen de duiven aanstalten maakten om te landen, gooide ik het lokkertje.  Deze vloog rechtstreeks naar de spoetnik en ik zag dat er inmiddels zes duiven de landing inzetten.  Binnen 9 seconden waren ze geklokt en binnen 6 minuten waren er nog 12 geconstateerd, waaronder de bovenste drie van de inkorfstaat.

Melden

Steeds Verder heeft een eigen site, waarop elke zaterdag de duiven gemeld kunnen worden.  Albert is een belangrijke pion in het meldgebeuren. Nu hij er toch was, liet ik hem de eerste duif inbrengen.  Al snel wist hij te melden, dat team Romein me zou kloppen. “Leuk voor John”, riep ik als een boer met een klein beetje kiespijn.  Enige tijd later verscheen Max Slinkman als eerstgeplaatste op de meldlijst. Iedereen was het erover eens, dat dit een mooie opsteker was voor onze trouwe penningmeester. Later zou blijken, dat Max de eerste prijs pakt in de regio.  Nog mooier! Je moet echter niet alleen kijken naar wie jou voor zit, maar ook naar wie je achter je laat.  In dit geval o.a. Joke & Martin Geven, “runner up” Maurits Bosgoed en “good-old” Jan de Ruiter. 
’s Avonds kijk je natuurlijk naar de uitslag bij Compuclub en ik zag, dat Steeds Verder sterk domineerde in de A.C.C.   Met 7 duiven bij de eerste 10 was ik uitermate tevreden, maar ik besefte dat we deze dag alles mee hadden.  Genieten van het moment, maar wel nuchter blijven. Cor Buis, met zijn laatste seizoen in dienst van Hillie bezig, zegt het altijd treffend:  “Na een vette komt een magere”. Na een goede uitslag komt vaak een mindere!

Zwaar weekend

Op eigen hok hadden we ’s avonds 41 van de 42 ingezette duiven thuis.  De laatste arriveerde zondagochtend.  Ook bij andere liefhebbers waren de jonge duiven redelijk goed gekomen.
De midfondvlucht Meaux werd een eclatant succes voor onze duivenvrienden Martin & Joke Geven.  In de kring 1 tot en met 7.  Na het onaangewezen vitessekampioenschap halen ze nu op overtuigende wijze het onaangewezen midfondkampioenschap in de regio binnen.  Als ik op maandagavond de duivenkrantjes kom bezorgen op de recreatieplas, komt Joke met een verse moorkop van bakker Toet bij de thee/koffie.  Een leuke traditie, in het leven geroepen door Gerrit van Looijengoed, als vaste supporter van de familie Geven! Gerrit, compagnon, buurman en rechterhand van wijlen Henk Gerritsen, woont tegenwoordig op een flat. De duivensport loslaten kan en wil Gerrit niet. Om die reden is hij bij thuiskomst van de duiven meestal bij Joke en Martin te gast.
In Zuid gaat de overwinning naar Hans en Evert Jan Eijerkamp.  Een zoon van “Olympic Vivian”, die vorig jaar zo geweldig presteerde. Erik Plant wordt goede tweede en zet met zijn bescheiden vliegploeg een indrukwekkende serie neer. Erik begint met twee jaarlingen rechtstreeks uit “Blauwe Garfield”!  Ook Appie Jurriens doet weinig voor Eijerkamp en Plant onder.
In onze club gaat de zege van Orange naar Jan Ketelaar. Oud-Voorstenaar Adriaan Aalpoel pakt net als een week eerder een teletekstnotering.  Van de fondmannen hoor je, dat de hitte en noordoostenwind te machtig zijn voor veel fondkleppers.  Een zwaar weekend derhalve.

Natuurlijke voortzetting

Na het medisch ingrijpen vorige week, ben ik inmiddels weer op de natuurlijke toer. Vanochtend vlierbes over het voer en karnemelk (dierlijk eiwit). Goed roeren en vervolgens verse kruiden uit de tuin door het voer kloppen. Een flinke hand fijn gesneden bieslook, een handje gesneden oregano, peterselie en bloemen van de Oost-Indische kers. Tenslotte een klein beetje pikkoek en biergist door het voer kloppen om de zaak wat ruller te maken.  In de drinkpot een eetlepel “Fles van Gust” en enkele druppels “De Reiger elixer”. Op de dag van inkorving schoon water en gewoon voer.  De duiven trainden vooral in de vroege ochtend naar wens en ik vertel volgende week hoe de derde vlucht verlopen is. Niet versagen, blijven focussen. Het vliegseizoen is maar kort.  Succes allemaal!

Freek’s Focus (15)

Zwarte Zaterdag

woensdag 10 juli

Zaterdag 6 juli hadden we wat mij betreft beter schriftelijk af kunnen doen. Wat mis kon gaan ging mis. Eerst even aansluiten bij de “Focus” van vorige week.
Donderdagmiddag 5 juli had ik een afspraak met dierenarts Nanne Wolff. Zes duiven had ik ter controle meegenomen. “Wat zijn de klachten?” was de openingsvraag en ik viel meteen met de deur in huis. “Ze zijn niet fit en ze zijn het noorden helemaal kwijt. ’t Zijn spoorzoekers i.p.v. postduiven”. De duivendokter had het snel gezien. Mestmonster, keel/cloaca-uitstrijkjes voor tricho en specifiek een onderzoekje naar ornithose bij de duif die ogenschijnlijk het zwaarst besmet was. Zijn oordeel liet aan duidelijkheid niets te wensen over: “Geel, ornithose en luis”.

Een bevestiging van wat ik eigenlijk vooraf al wist. Door de zware colibesmetting twee weken eerder was de balans totaal verstoord. “Morgen niet inkorven?” opperde ik. De dokter keek me aan en begreep dat mijn seizoen de volgende dag zou moeten beginnen. “Ze zien er verder goed uit. Ik zou er tien inkorven. Draai je er eentje, dan blijft de schade beperkt”.

Onderweg naar huis, maalde het advies van de duivendokter door mijn hoofd. “Uitroken, ronidazole en een klein potje met straf spul voor ornithose, plus luizendruppels”. Het klinkt mij als vloeken in de kerk in de oren, maar ik begrijp dat het twee voor twaalf is. De tijd van uitzieken is voorbij. Ze moeten aan de bak! De medicatie gaat in op zaterdagavond. De tien in te korven jonge duiven moeten het dus zonder medicatie doen. Noordoostenwind, dat kan niet goed gaan …….

Zaterdagochtend sta ik met gemengde gevoelens bij het hok. Mijn verwachting is, dat de duiven rond 10.45 uur zullen arriveren. De wind is noordoost en het is warm. Supporters zijn er niet gelukkig, alleen moeder en José zijn aanwezig. “Reken nergens op, want ik kan me niet voorstellen dat er bij mij een duif op tijd zal arriveren”, verontschuldig ik me vooraf. Dan is er ineens een sissend geluid. Ik kijk naar de weg om te zien welke vrachtwagen de remmen ontlucht, maar dan helpt José me uit de droom: “De voorband van onze Berlingo is lek”.

Een ongeluk komt nooit alleen! Als het half twaalf is en ik nog geen duif gezien heb, geef ik de moed op. Ik kijk op de site van “Steeds Verder” en zie dat vrijwel alle clubgenoten al duiven thuis hebben. Ik besluit om de band te verwisselen, want ik zal moeder naar Twello moeten brengen. De reserveband leg ik erop, maar de slijtagegraad van beide voorbanden verschilt nu wel enorm. Ik heb inmiddels vastgesteld, dat het ventiel eruit gesprongen is en besluit om meteen overbuurman Reinier te consulteren. Die heeft een garagebedrijf en staat altijd persoonlijk voor je klaar bij pech. Reinier is echter niet meteen beschikbaar en dan komen de huisgenoten om de hoek kijken. Even beppen met oma, dan met zijn zwager en zijn zus en vervolgens komen zijn echtgenote en zijn dochter opdraven. Het zijn goede buren en we hebben veel te bepraten, dus de tijd vliegt voorbij.

Uiteindelijk tref ik Reinier persoonlijk. Hij heeft een belangrijke trekkertrekwedstrijd met zijn megamonster, maar hij vliegt naar de personenautogarage en vijf minuten later is de lekke band weer goed voor alle diensten. Een goede buurman en een fantastische automonteur ineen vind je niet gemakkelijk!

Als ik thuis kom, zijn moeder en Jose helemaal enthousiast. “Je hebt vier duiven thuis en dat is een geweldige prestatie van die zieke beestjes”. Ik loop naar het display en zeg dat ze beter moeten opletten: “Er zijn er vijf thuis”. Normaal gesproken komen de eerste duiven op een bepaald tijdstip thuis en volgen er gedurende een half uur duiven. Dan zijn de prijzen inmiddels verdiend en valt het stil, zeker op het heetst van de dag. Mijn duiven zijn anderhalf uur te laat en vervolgens komen er vijf in betrekkelijk korte tijd. Ik denk na en leg het uit: “Ze hebben goed hun best gedaan, maar door de trek van de massa, oost in de wind en hun gebrekkige vermogen zich te orienteren, hebben ze de verkeerde afslag gekozen toen ze de Veluwe naderden. Ze gingen linksom, buigen dan voor het Veluwemeer om en komen uit het noordwesten retour. Ze hebben karakter, alleen hebben ze te veel kilometers gemaakt”. Daarna arriveren er geen duiven meer. Pas veel later op de middag en tegen de avond komen er nog drie. Toen ik bezig was de hokken uit te roken, arriveerde de laatste duif! Band verwisselen, moeder thuis brengen, hokken uitroken, het is prima afleiding, want in mijn hart ben ik teleurgesteld over de ouverture van het jongeduivenseizoen.

’s Avonds om 22 uur als ik op de club kom, hangt er een bedompte sfeer. Niemand die leedvermaak heeft, hoewel iedereen heeft kunnen zien op de site dat ik er helemaal niets van gebakken heb. Al snel wordt duidelijk waarom er een grafstemming heerst. Hillie Romein heeft 19 van de 51 duiven thuis, Hennie Beumer 2 van de 18, Jan Ketelaar 3 van de 10. Zelfs Martin & Joke Geven, die als echte specialisten op vluchten als deze doorgaans nauwelijks verliezen kennen, missen er nog 5 van de 32.

De jonge dierenarts Maurits Bosgoed is eigenlijk de enige die de dans ontspringt. Iedereen weet dat hij zeer veel werk gemaakt heeft van de africhting en erg gedreven is en bij hem zijn de jongen heel regelmatig thuis gekomen. Hij mist er 2 van de 22 en is spekkoper deze zaterdag, te meer daar hij er de volgende dag nog eentje bij zou krijgen. Als de uitslagen gereed zijn kunnen we de winnaars feliciteren. Dennis Koers zit met gemengde gevoelens aan de bar. Dennis richtte zijn jongen eerder deze week zelf af en mist er nog 20. Ook clubvoorzitter Jan Groot Koerkamp was al uitgespannen voor de eerste prijsvlucht. Waar moet het heen met de duivensport? Martin & Joke winnen 1 en 2 bij de jongen. Cor Wenink wordt 1 en 2 vanaf Cahors en Bram Scherpenzeel wordt eerste vanaf Chateauroux, nipt voor Annet Jutten. Ook bij de fondmannen is het geen vrolijke boel. De duiven hebben het erg zwaar gehad en op de dagfond komen we niet in de buurt van bijvoorbeeld Eijerkamp, die zijn dagfondduiven aan de lopende band klokt.

Thuis gekomen bekijk ik de uitslagen nog even, want ik had op de club geen bril in de zak. Ik schrik bij de jonge duiven van de aantallen ingekorfde duiven en reproduceer moeiteloos wat feiten uit het verleden. In 1997, het laatste jaar dat onze betreurde duivenvriend Henk Gerritsen meevloog, korfden we in de kring Apeldoorn nog bijna 5000 jonge duiven in. Ik zag dat bij binnenkomst in de bijkeuken. Daar hangt de foto van de duif die in dat jaar met grote voorsprong de openingsvlucht op zijn naam schreef. Een onuitwisbare herinnering. Donkere onweerswolken aan de hemel en net voordat de plensbui begint, valt “Garfield” als een kogel uit de lucht. Alle duiven arriveren kletsnat, alleen “Garfield” bleef droog!

In 2011 korfden we in Apeldoorn nog ruim 3000 jonge duiven in. Elf mag dan een gekkengetal zijn, het was ook het “G-jaar”. Oud en jong samen los als oplossing voor de grote verliezen. Het bleek een waanidee. De eerste jongen kwamen zelfs voor de oude duiven. ’t Was donker en warrig duivenweer en we vlogen wat zuidelijker. De oude duiven voelden zich niet vertrouwd. Pas toen we terugkeerden op de vertrouwde zuidwestlijn twee weken later, konden de jongen de ouden niet meer bijbenen! Hoe ik dat zo goed weet? In 2011 had ik op de eerste vlucht clubgenoot Henk Boegborn op bezoek. We moesten extreem lang wachten. De duiven haalden al geen 1000 meter meer. Toen arriveerde uit het zuiden de rode Bricoux van Natural die deze vlucht op zijn naam zou schrijven. In 2012 moesten de jongen het weer alleen doen. “Ons Vermaak” uit Eerbeek had de A.C.C. verlaten. Dat kan niet de reden zijn waarom er nog maar ruim 2000 duiven ingekorfd werden. “Ducky Duck”, het zusje van de latere asduif “Texas Homer” schreef die openingsvlucht op haar naam. De herinnering aan die openingsvluchten is als balsem op mijn gekwetste ziel, na het lezen van de kringuitslag. Bertus van de Esschert wint de openingsvlucht in 2013 en dat is een prachtige prestatie. Als ik het aantal ingekorfde duiven bekijk (ruim 1300), schrik ik. Van 1997 (5000) naar 2011 (3000) is al een aderlating, maar als we van 2011 (3000) via 2012 (2000) naar 2013 (1300) gaan, dan durf ik nauwelijks nog vooruit te kijken.

Hoeveel jonge duiven mogen we komende week verwachten? Bij mij zijn de twee wegblijvers van zaterdag niet meer nagekomen. Martin & Joke Geven sprak ik gisteren. Bij hen zijn de 5 wegblijvers evenmin teruggekeerd. Daarom Hillie gebeld. Ze miste er zaterdagavond nog 32. “Zondagmorgen kregen we er 5 bij. Dat was het. Wel kregen we twee duiven opgegeven. Ze zitten in Amsterdam en Noordwijk”, aldus Hillie. Aan de kust dus en ik vrees, dat met de noordoostenwind van zaterdag de meeste achterblijvers in die contreien beland zijn.

Mijn duiven hebben het uitroken overleefd. Sinds woensdagochtend krijgen ze weer schoon water. In mijn ogen zijn ze opgeknapt. Vanochtend nog een lapvlucht ingelast vanaf Ravenstein en ze kwamen weer zoals ik dat graag zie. Het was ook een test voor de vier gewonde duiven. De 778 met de gehechte keel lijkt geen hinder meer te ondervinden. De 618 met zes hechtingen in zijn buik, kan het tempo van de groep nog niet helemaal volgen, de vale 817 met zijn gekwetste poot trekt deze weer goed in en mankt niet meer. Ook hij slaagt voor zijn proefexamen. Alleen het mooie bontje van Henk Blankestijn met zijn uithangende duimpje, mis ik nog. Duiven die niet fris in hun kopje zijn, lijken ook de draden in de lucht te laat te bemerken. ’t Is geen wetenschap, maar vier gewonden in 10 dagen kan ook geen toeval zijn in mijn ogen. Ik moet deze “Focus” afronden. Het is 11.30 uur en ik moet de duiven nog afvoeren en daarna naar mijn werk. Er is een schoolfeest, dus het zal laat worden. José loopt de Apeldoornse Vierdaagse met mijn zus Tonny. Ik moet de huissleutel voor haar wegleggen en nog brood smeren. Geen tijd meer om over duiven te ouwehoeren. Komende zaterdag korf ik weer gewoon in en ik wil niet nog een keer voor spek en bonen meedoen! We hebben een attractievlucht met zondagochtend prijsuitreiking en “Vroege Vogelsontbijt”. Een leuk initiatief. Ik hoop dat er grote deelname zal zijn, maar vrees het ergste ………..

Freek’s Focus (14)

Kopzorgen i.p.v. kopprijzen!

donderdag 04 juli

Vorig jaar was de opening van het jonge duivenseizoen voor mij een feest.
De kringzege en 9 duiven bij de eerste 20 in de kring Apeldoorn. De 44 ingekorfde duiven waren ’s middags rond 16.00 uur alle 44 thuis en 35 stonden er op de uitslag. Zoiets gun ik iedereen. Natuurlijk kan er maar een de zege opeisen, maar alle ingekorfde duiven terugkrijgen zou al fantastisch zijn. De praktijk is namelijk erg weerbarstig. Er zijn bij ons in de club al liefhebbers uitgespannen nog voor aanvang van de eerste prijsvlucht! Dat is frustrerend en demotiverend. Een keer een tegenslag overwinnen lukt nog wel, maar als je jaar in jaar uit knock-out gaat als een bokser, komt er een moment dat je de ring verlaat.  Het aantal ingekorfde duiven daalt bovendien schrikbarend. Ooit hadden we ruim 1000 jonge duiven in de club op de eerste vlucht. Nu brengen 8 verenigingen in de kring met moeite 2000 duiven bijeen (2012) en daalt dat aantal wekelijks met soms wel 30%.
 
Het spel met de jonge duiven is ontzettend moeilijk. Alleen als de jongen een prima voorbereiding hadden en tiptop gezond zijn, kun je na de inkorving van de eerste prijsvlucht rustig op een oor gaan slapen en dromen van vroege duiven. Vorig jaar wist ik, dat het goed zat. De duiven waren ijverig en levendig. Bracht ik ze weg, dan zaten ze bij thuiskomst van het baasje al rustig in het hok te wachten. Er was niet tegen te rijden!  Bij de inkorving sprak ik clubgenoot Jan de Ruiter. Jan vreesde, dat hij diverse duiven niet meer terug zou zien. Ik deelde op dat moment die vrees niet. “Het zou mij verbazen als ik er van de 44 eentje verspeel”, zei ik in het volste vertrouwen. Hoewel grootspraak niet mijn ding is, wilde ik me niet vals bescheiden opstellen. De volgende dag haalde ik de module weg toen er 43 thuis waren. Daarna vulde ik het bad met lauw water en gaf de duiven de vrijheid. Tien minuten later lagen alle duiven uitgebreid te poedelen. Een mooi gezicht. We zaten aan de thee na te genieten van een geslaagde vlucht. Kort daarop ging de telefoon. Er waren blijkbaar mensen belangstellend hoever ik gekomen was. Naar eer en geweten meldde ik, dat ik nog een favoriet miste. “Dus je bent er nog wel eentje kwijt?”, vroeg de beller. “Net nog wel, maar de laatste landt net met een sierlijke boog rechtstreeks in de baadbak!”
 
Dit jaar is alles anders. De duiven zijn ten eerste een stuk jonger. Vanochtend liet ik ze los, maar het kostte me tien minuten om ze allemaal buiten te krijgen. Zet ik ze op de klep, dan duiken ze linea recta via een andere klep weer het hok in. Dat is niet goed.
Heb ik eindelijk alles buiten na veel gejaag en gevang, dan moet ik ze de lucht in jagen. Vervolgens trekken ze zowaar weg!  Dit doen ze echter niet omdat ze vorm hebben, maar omdat ze dan de havik zien loeren in een boom in de omgeving.
 
Dan het wegbrengen. Tien keer zijn ze weggebracht en elke keer blijven er duiven achter. Bovendien blijven ze uren weg. Individueel loslaten, in groepjes of massaal, dat maakt geen verschil. Elke africhting wordt een fondvlucht en iedere keer kost het veren. Eerst denk je, dat het gebrek aan ervaring is. Inmiddels weet ik beter. Er hapert iets aan de duiven. Het kompasje werkt niet goed. Als “spoorzoekers” komen ze thuis. Uit alle richtingen arriveren ze en ik heb het gevoel dat ze na elke lossing op goed geluk kriskras-vliegend proberen het hok terug te vinden. ’t Doet me denken aan de Duitse staander van jeugdvriend Rinie Vos, die voor zijn jachtproeven wild moet opsporen.
 
Morgen moeten we inkorven voor de eerste prijsvlucht en ik denk erover om niet mee te doen. Vanmiddag heb ik een afspraak met dierenarts Nanne Wolff en ik wacht af wat zijn bevinding en advies is. Ik bewandel bij voorkeur de natuurlijke weg, maar als het vliegseizoen begint en ik krijg het lek niet op mijn manier boven, dan vertrouw ik graag op de deskundigheid van de man wiens vak en specialiteit het is om duiven gezond te maken.
 
De vraag die me gesteld werd over wat wel en wat niet te lezen in de duivenbladen, heb ik de vorige keer maar ten dele beantwoord. Martin van Zon gaat de confrontatie niet uit de weg. Legt de vinger op de zere plek. Soms een tikkeltje provocerend, maar zijn stukjes stemmen tot nadenken.  Ad Schaerlaeckens is door de wol geverfd, weet iets van medicijnen en de praktische toepassing bij postduiven, kent de sport en de duiven van onze zuiderburen en kan op humoristische, ietwat onderkoelde manier zijn artikelen vullen. Duivensport is zijn hobby en (bij)baan. Wie zijn artikelen volgt, weet dat het bij Ad dit jaar ook niet allemaal op rolletjes loopt. Vooral door zich kwetsbaar op te stellen, wint hij aan sympathie en geloofwaardigheid.  Gert Jan Beute schrijft bijna zoals hij praat. Durft zich kwetsbaar op te stellen en speelt de laatste jaren op hoog niveau. Duivensport is voor hem een “way of life”. Soms iets te kort door de bocht en niet altijd even diplomatiek qua taalgebruik, maar zeker niet onsympathiek! Andre Christiaens vind je op pagina 2 van “de Duif”. Zoekt het in natuurlijke aanpak en dat spreekt me uiteraard aan. Vroeger hadden we Arie van de Hoek. Kwam in zijn schrijfsels integer en deskundig over. Zijn achtergrond als landbouwingenieur benutte hij om onze kennis over duivenvoeding te verbeteren. Van de legendarische Piet de Weerd las ik met name boeken. Hij kende alle liefhebbers van naam en faam en bezocht ontelbare kampioenen. De vader van dierenarts Henk de Weerd was een soort handelsreiziger in postduiven, die de heroïek van machtige fondkleppers en de anekdotes van het Vlaamse, Waalse, Limburgse en Brabantse duivenmetier van voor en na de oorlog prachtig kon verweven. In mijn jonge jaren smulde ik ervan! Een deel van mijn theoretische basiskennis ontleen ik aan laatstgenoemde twee schrijvers. Wie tijd en zin heeft, kan van alles lezen in duivenkranten en op sites. Pik eruit wat je kunt gebruiken en vergeet de rest zo snel mogelijk.
 
En de jonge duiven?  Als ze goed trainen, glad zijn en vlot naar huis komen van een oefenvlucht van 50 kilometer, dan kun je ze in vertrouwen inkorven op de eerste prijsvlucht. Trainen ze niet, is er twijfel over de conditie of blijven ze uren (of definitief) weg van een africhting, laat ze dan zitten tot de natour, of consulteer een deskundige en gespecialiseerde duivendokter. Dat doe ik vanmiddag ook!

Freek’s Focus (13)

Frustraties en wanhoop vlak voor de eerste prijsvlucht!

zaterdag 29 juni

Coli

Met “Focus 13” roep je het ongeluk over je af, als je erg bijgelovig bent. Je zou bijna bijgelovig worden, want op het duivenhok lopen de zaken niet op rolletjes.  Mensen die mij kennen, of mijn stukjes lezen, weten inmiddels, dat veeartsen niet rijk van mij worden. Niet dat ik deze vakgroep niet hoogacht, maar in mijn manier van duiven houden blijf ik liever dicht bij de natuur.  Dat past beter bij me en daar geloof ik in.
Alleen als ik zelf helemaal vastloop, wijk ik af en zoek deskundige hulp.
Misschien is het mijn trots, misschien ben ik eigengereid en eigenwijs, maar ik hou lang vast aan mijn principes!  Vaak is het een kwestie van tijd en geduld.  In “Focus 12” meldde ik al last te hebben van coli in hok 5/6.  Daar waar de laatste “bon- en testduiven” huizen.  Een dag na het schrijven brak de pleuris uit en kon ik bij wijze van spreken alle afdelingen dweilen.  Zeker twintig jongen hadden hun voer uitgebraakt en de slijmerige, groene mest liep als een druipkaars uit de zitschappen. Werkelijk niet een duif produceerde nog normale mest. Zo zout had ik het nog nooit gegeten.

Geen medicatie

De spoetnikken werden geopend en de duiven werden naar buiten gedreven, waar ze als zoutzakken ineendoken op het hok. Tijd om de hokken zo goed mogelijk te reinigen. De dagen erna hetzelfde ritueel. Duiven vanaf ’s ochtends zeven uur buiten gesloten tot ongeveer zeven uur ’s avonds. Aan de spoetnikken werden blauwe drinkbakjes gehangen, zo konden ze mooi leren drinken door de spijltjes. De duiven kregen licht voer, vaak doordrenkt met vlierbes en rul gemaakt met klei/ pikkoek/ veengrond.  Zo mogelijk voerde ik in kleine porties gedurende de dag, met name in het weekeinde. ’s Avonds kregen ze normaal duivenvoer. Al na enkele dagen verbeterde de situatie. Uitgebraakt voer werd ’s ochtends sporadisch gevonden en de mest verbeterde zienderogen.  Zonder medicamenten kunnen duiven ook opknappen. In de natuur gebeurt dit al vele eeuwen. Blijkbaar was daarmee nog niet alle onheil voorbij.  De neusjes van meerdere duiven zijn niet krijtwit, enkele duiven rochelen en vanochtend lag er eentje dood.  Mijn duiven zijn momenteel tussen de 10 en 14 weken oud.  Andere jaren zijn ze gemiddeld een maand ouder.  Misschien wordt er in korte tijd net iets te veel gevraagd. Paramixo-enting, pokkenenting, verduisteren, samenbrengen van duiven uit meerdere milieus en africhten. Tijd om rustig de kinderziektes te overwinnen krijgen ze niet.

Knupkes

Een vorige keer schreef ik over africhten als er coli sluimert. Dinsdag bracht ik ze voor de zesde keer weg. Tot mijn verrassing zag ik, dat de weg Brummen-Dieren weer toegankelijk was en ik besloot om de duiven naar de voormalige steenfabriek bij Velp te brengen.  Bewolkt weer met nu en dan zon, noordwestenwind, het weer kon slechter in mijn beleving. Achteraf was ik toch te enthousiast, want de africhting verliep zeer stroef.  De duiven waren 5 keer weggebracht op afstanden tussen de 5 en hooguit 10 kilometer en nu gingen ze naar 20.  Met opgelopen dijen van de pokkenenting, met coli en andere kinderziektes onder de leden vroeg ik iets te veel van mijn duifjes.  Zestig stuks liet ik in drie groepen los, maar het vertrek op de losplaats was slecht en ik zag dat de drie groepen elkaar vonden in de lucht.  Bij thuiskomst zag ik geen duif op het hok zitten, maar wel zag ik er tot mijn verrassing 13 aan de voerbak eten. Voor het eerst verslagen door mijn eigen duiven. Dat is een goed teken, dacht ik.  Vervolgens moest ik een uur wachten op nummer veertien. Dat was geen goed teken.  In gedachten zag ik me op de eerste prijsvlucht twintig duifjes inkorven.  “Eigen schuld, Wagenaar”, riepen de clubgenoten in koor, “jij moest toch zonodig met coli besmette duiven africhten!”
Gelukkig bleef het de hele dag doordruppelen en ’s avonds om 19 uur meldde nummer 54 zich retour.  Ik moest denken aan de wijze woorden van duivenvriend Martin Geven: “Ze komen vlot naar huis en je denkt dat ze het kunnen, maar eerst moeten de knupkes erop”.  Martin bedoelt dat ze een keer “lopend” en een voor een thuis moeten geraken na een urenlange zoektocht.  Dinsdag kwamen bij mijn duiven “de knupkes” erop.  Gek genoeg kwamen ze de volgende dag slecht na.  Alleen “Saartje”, de 10 weken oude dochter van “Texas Homer”, zat de volgende ochtend ineens op mijn arm in de tuin.  Zo’n moment vergeet je niet en mogelijk put het duivinnetje hier ook moraal uit. Inmiddels ben ik van de oorspronkelijke lichting van 79 stuks 24 exemplaren kwijt.  Drie stuks geruimd, eentje zelf dood gegaan (donderdagochtend), negen verspeeld met africhten en elf roofvogelslachtoffers. Hoewel al mijn duiven een ring dragen met telefoonnummer, heb ik van niet een duif iets vernomen. Vreemd.

Toeval?

De voorbije week vloog er ook weer een duif tegen de waslijn.  Onder de snavel lag de ‘778 helemaal open.  Een nare wond, maar met hulp van José kon ik met vier hechtingen de boel weer enigszins aan elkaar naaien. Levenslustig is ze nog niet, maar eten en drinken lukt weer mondjesmaat.
Vorig jaar had ik uit dezelfde moeder een jong dat eveneens de waslijn van de achterburen toucheerde. Die onthoofde zichzelf.  U denkt aan toeval? Ik niet!  Mogelijk heeft het met de stand van de ogen te maken.  Als op een stamkaart meerdere keren de naam opduikt van “de Poot”, “Eenoog” of “Manke”, heb ik mijn bedenkingen.

Martin van Zon

“Van welke schrijver in duivenbladen kun je iets leren?” vroeg een beginnend liefhebber. Dat is een lastige vraag. Meestal ken je de schrijver niet persoonlijk.  Wat is de drijfveer en de achtergrond van de persoon?  Speelt hij zelf goed met duiven?  Is het een medicijnman of een liefhebber die dicht bij de natuur blijft?  Is hij professioneel of amateur?  Schrijft hij uit idealisme of wordt hij gedreven door ijdelheid? Wil hij zichzelf promoten en eigenlijk graag duiven verkopen?  Een beetje kritisch mag je zijn!
Vaak is het een melange van drijfveren.  Met mijn stukjes wil ik mezelf deels verantwoorden.  Ik wil compagnon Albert op de hoogte houden en de overige duivenleveranciers.  Ik denk, dat de onderwijzer in mij ook nog steeds springlevend is en misschien is het deels ijdelheid?
Onlangs las ik een interessant artikel in “Het Spoor” van Martin v. Zon. M. speelt zelf goed en ook anderen hebben succes met zijn duiven. Verder is M. iemand die tegen heilige huisjes durft te schoppen en stelling durft te nemen.  Ik heb M. nooit ontmoet en ken zijn achtergrond niet.  In zijn laatste artikel schrijft Martin, dat sommige liefhebbers misbruik maken van medicijnen.  Ze geven medicijnen om de duiven ietsje sneller te laten vliegen.  Hij ziet daarin een groot gevaar en legt een link naar o.a. het ontstaan van coli.   Zeker nu ik geplaagd wordt door coli op eigen hok, gaan zijn woorden er bij mij in als Gods’ woord in een ouderling.

Ad Schaerlaeckens

De stukjes van A.S. las ik altijd met graagte. Een liefhebber die fabelachtige prestaties neerzet(te) en de nadruk legt op de kwaliteit van een duif. Dat spreekt mij aan. Een “graan- en water man” is Ad zeker niet.
Met onderstaande herinnering leg ik een link naar de opinie van duivenhouders die menen dat het ongebreidelde cortisonengebruik in het verleden een negatieve invloed heeft op de gezondheid van onze  duiven anno nu.
Ooit aan het einde van het “cortisonentijdperk”, werd Ad erg openhartig.  In ons clubgebouw werd een film vertoond, waarin A.S. ons zou leren hoe hard te spelen met jonge duiven.
Iedereen zat op het puntje van zijn stoel,toen Ad zijn toverformule prijs gaf. “Dexamethasone” was zijn geheim.   Wijlen clubgenoot Gerrit van Beek zag ik het woord noteren op de binnenkant van een pakje vloeipapier.
Veel schoten we niet op met de ontboezeming, want aan de cortisonengekte kwam abrupt een einde toen het niet veel later als pure doping en dieronvriendelijk werd gezien en officieel verboden werd. A.S. had waarschijnlijk de behoefte om schoon schip te maken, toen hij het dexamethasonegebruik opbiechtte. Ongetwijfeld was het cortisonengebruik in zijn omgeving een publiek geheim. In onze contreien was het dat zeker niet! Het regelmatig druppelen met cortisonen maakte de duiven kapot.
Vaak werden de gedruppelde duiven verkocht of gedood en speelde men het jaar erop met ongedruppelde jaarlingen!  Dat oneigenlijk gebruik van antibiotica iets doet met resistentie van microgespuis lijkt me aannemelijk. Of je de coliproblemen van nu in verband mag brengen met het gedruppel destijds, daar kan ik geen verklaring voor bedenken.

Goeie duiven of goeie medicijnen?

Over kwaliteit van duiven raak je niet uitgestudeerd.  Als het  verhaal van M.v.Z. over oneigenlijk medicijngebruik klopt (ook A.S. verwijst er afgelopen week zijdelings naar in “de Duif”) is dat een extra reden om kritisch te kijken naar de prestaties van sommige “mirakelhokken”.  Hoe goed zijn hun duiven?  Hoe is hun ligging? Hoeveel oneigenlijk medicijngebruik ligt er ten grondslag aan de prestaties?
Sommige topliefhebbers verkopen hun duiven en smeden in stilte een nieuwe stam met ….. duiven van de concurrentie.  Hoeveel vertrouwen hebben ze in hun eigen “wonderduiven”?
Bepaalde liefhebbers dwepen met duiven van zgn. teletekstkanonnen, die telkens op het juiste moment weten te pieken. Kopen zich arm aan duiven en hebben mappen vol fabelachtige stamkaarten.  Tot indrukwekkend spel leidt het zelden.  Als ze na jaren met beide benen op de grond staan en ontnuchteren, haken ze misschien gedesillusioneerd af, of …. beginnen ineens echt goed te spelen met duiven van een relatief onbekende liefhebber waar het niet draait om de goede medicijnen, maar om de goede duiven.
Laat je niet gek maken en let niet te veel op stamkaarten. Kijk op eigen hok welke duiven van nature gezond blijven en jou de meeste voldoening geven.  Zit het even niet mee, hou dan vertrouwen en waai niet met alle winden mee.  Op dit moment gaat het op eigen hok helemaal waardeloos. Duiven ziek, slap en absoluut geen vorm.  Over een week is het inkorven voor de eerste prijsvlucht met de junioren.  Ik blijf positief.  Het kan vanaf nu alleen maar beter gaan!

Trainen

En trainen bij huis?  Dat doen mijn jongen natuurlijk ook niet. Ze vliegen
wel functioneel. ’t Is ook niet gauw goed.  Bij Albert vliegen de onlangs gespeende latere jongen “als een smeerlap”.  Ze vliegen eigenlijk weer te goed. Afgelopen dinsdag liet Albert ze los en hij verbaasde zich erover hoe glad en gezond ze waren.  De 44 stuks gingen  hoog de lucht in en trokken vervolgens weg om “opgeschept” te worden door een koppeltje van 15 andere duiven.  Woensdagavond was nét de helft teruggekeerd ……. ’t Is en blijft een fascinerende hobby en beiden houden we de moed (der wanhoop) erin! ’t Moet een uitdaging blijven en alleen dan kun je intens genieten als het goed gaat.

Blauwe Garfieldjes

Lichtpuntje de afgelopen week waren de twee mooie jongen uit “Blauwe Garfield” van Erik Plant die ik maandag voor het toewijzen van de chipringen ophaalde.  Voor Erik breken spannende tijden aan. Is hij bezig aan zijn laatste duivenseizoen? ’t Heeft alles te maken met werk en een mogelijke verhuizing naar een ander deel van het land. Voor mij een extra reden om blij te zijn met onze kersverse aanwinsten.

Laatste nieuws

Vanochtend een afgelopen dinsdag achtergebleven jong van Velp
opgehaald bij Jos van Roon in Brummen. Het betrof het bonduifje van plaatsgenoot Johan. Meteen de jongen meegenomen voor een africhtingsvluchtje van andermaal
Velp. Bij thuiskomst zaten er 50 in het hok, dus het gaat beter en …ze lopen vlot binnen. De moraal komt terug bij duif en melker!

Freek’s Focus (12)

Coli, coli en nog eens coli!

 
Van coli wordt een duivenliefhebber niet vrolijk. Vieze mest en overal uitgebraakt voer. Duiven die slecht luisteren vanwege weinig eetlust; ergernis alom, vooral vlak voor of tijdens het vliegseizoen.

Met nog ongeveer twee weken te gaan tot de eerste prijsvlucht met de junioren, slaat plaaggeest coli hier hinderlijk toe. Vooral in hok 5/6 is het bingo. Woensdagochtend pakte ik in alle vroegte de 61 aanwezige jongen voor een kleine exercitie en toen zag ik in de schemering her en der uitgebraakt voer onder en op de zitschapjes. Ook voelde ik de slijmerige mest aan de pootjes van menig jong. Het is voor mij geen reden om niet te rijden met de jongen. Alleen jongen die slap en mager aanvoelen en echt “dik” zitten worden ontzien. Gelukkig konden ze vanochtend allemaal mee!
Is het verantwoord om jongen met niet al te zware coli af te richten?  Ik heb een afweging gemaakt. Ten eerste rij ik maximaal 10 kilometer in deze fase. Sinds afgelopen zaterdag zijn ze dagelijks een stukje weggebracht. De allereerste keer nam ik ze mee naar voerhandel van der Bijl in Voorstonden. Ongeveer 5 kilometer. Zondagochtend gingen ze naar het kerkje van Hall. Ook plusminus 5 kilometer. Maandagochtend nam ik ze mee naar mijn werk in Warnsveld en moesten ze de IJssel oversteken. Wederom 5 kilometer. Gisteren stond Leuvenheim op de kalender en vanochtend Eerbeek/ Laag Soeren. We blijven dan onder de 10 kilometer. Mijn ervaring is dat duiven met coli gewoon thuiskomen. Soms worden ze gelost door de groep en arriveren ze solo, maar dat zie ik niet als een nadeel. Coli tast m.i. niet het kompasje aan, alleen de conditie. Door dagelijks een stukje te rijden i.p.v. de ochtendtraining, raken ze aan het spelletje gewend en tonen dan minder stress.
Vier keer kreeg ik alles thuis. Afgelopen zondag liet ik er vier zitten. Gek genoeg keerde daar later niets van terug, evenmin kreeg ik bericht, ofschoon al mijn jonkies een duidelijke telefoonring dragen. Misschien terecht gekomen in een Poolse lossing?
 
Wat doe je met al die colilijders? Vorige week was er eentje erg ziek. Hele vieze slijmerige mest, die overging in een gifgroene kleur. Het beestje voelde mager en slap aan en ik besloot haar apart te zetten. Ik denk dat ze momenteel aan de beterende hand is. Een kuurtje gaf ik nog niet. Vorig jaar experimenteerde ik met een colikuur van een bekende duivendokter, maar ik merkte weinig verschil in resultaat.  Kuurde ik, dan knapten ze na vijf dagen op of stierven binnen een etmaal. Deed ik niets, dan gebeurde hetzelfde. Momenteel geef ik al mijn jongen om de dag met royaal vlierbessensap doortrokken voer. ’s Avonds een lichte mengeling klaarzetten en het sap erop doen. Dan flink roeren tot alles roserood kleurt en dan het sap erin laten trekken gedurende de nacht. ’s Ochtends maak ik het rode voer rul met pikkoek, biergist en grit en dat moet het colileed verzachten. Vlierbessensap is geen tovermiddel!  Het ondersteunt hooguit de algemene gezondheid en doet iets voor de gemoedsrust van de liefhebber. Misschien gaat de vergelijking met de colikuur op. Soms heelt tijd de wonden. Naar schatting hebben momenteel 10 jongen coli. Ze zijn niet fit, produceren vieze mest en braken het voer uit. Ze zijn echter niet doodziek en ik neem ze gewoon mee ter africhting. Zou ik ze thuis laten, dan vreten ze hun kropjes misschien vol en dat wil ik juist niet. Bovendien missen ze de basis van hun opleiding, waardoor ze de aansluiting met de groep missen en de kans lopen verloren te gaan door gebrek aan ervaring. Het is dus kiezen tussen twee kwaden. Mochten de duiven komende week niet fitter worden, dan ga ik volgende week naar de duivendokter, wat in mijn geval dr. Nanne Wolff is.
 
Mijn oudste jongen zijn momenteel 13 weken. Mijn jongste jongen precies 9 weken. Je merkt, dat die laatsten het moeilijk hebben. Vaak komen ze los van de groep wat later thuis. Bij de inkorving voor de eerste prijsvlucht zijn de jongsten precies 11 weken. Het is een uitdaging om de allerjongsten toch aan de start te brengen van de eerste prijsvlucht. Ik denk, dat ik bij de komende africhtingen de allerjongsten apart los  en dan tot maximaal 10 kilometer. In de laatste week voor de eerste prijsvlucht gaan ze dan wat verder. Ze moeten wel een eerlijke kans krijgen!
 
Ten slotte een kleine verantwoording:
 
Hok 1  :  10 stuks
Hok 2  :  12 stuks
Hok 3  :  10 stuks
Hok 4  :   7  stuks
Hok 5  :  12 stuks
Hok 6  :  11 stuks
 
Van Henk Blankestijn zit er nog eentje, van Bram nog 4, van Henk Berentsen zijn ze nog alle vijf aanwezig, van Johan Gijsberts zit er eentje en van Bert Klein Haneveld nog eentje.
Vooral in hok 5 en 6 heerst er coli. Ik probeer de hokken zo schoon mogelijk te houden, geef ze veel vrijheid (frisse lucht) en breng zo mogelijk de duiven ’s ochtends een stukje weg.
Met de langste dag stop ik met verduisteren. Ik hoop, dat dit een positieve invloed heeft op het ontstaan van nieuwe coligevallen en hoop tevens dat de duiven eindelijk uit zichzelf wegtrekken als de verduisteringsperiode voorbij is.
 
Het roofvogelprobleem is hanteerbaar. De afgelopen week werd het duifje van Bert Klein Haneveld bijna gepakt. Ze mist wat veertjes aan de bovenzijde van de vleugel. Mijn enige schimmel is inmiddels ook gesneuveld, maar het probleem is hanteerbaar. De duiven anticiperen goed op de komst van de havik in deze fase en trainen beter als de havik in de buurt is.
 
Mijn advies in deze periode voor iedereen luidt: breng je duiven gewoon weg, ook als er wat coli onder zit. Zijn ze zichtbaar erg ziek, dan zet ik ze apart. Tien kilometer is voor mij in geval van coli het maximum. Neem ze mee naar je werk of als je op visite gaat. Niet bij de pakken neerzitten, want ongetrainde en daardoor extra gestresste junioren raak je geheid kwijt als ze met onvoldoende oefening voor de leeuwen gegooid worden.

Freek’s Focus (11)

Van heterogeen naar homogeen

 
In 2009 herstartte ik na zeven duifloze jaren met duiven van Jan en Alleman. Gewoon vrijblijvend voor de gein. Dit herhaalde zich de jaren daarna. Je maakt kennis met de origine Janssen, Heremans, Bricoux, v. Loon, Koopman, van Dijck en allerlei kruisingsprodukten. Onder alle soorten en rassen, zuiver en gekruist, kom je bruikbare duiven tegen. Echte toppers zijn echter dun gezaaid! De middelmatige graaneters hebben de overhand. Tot vorig jaar was het een heterogene bedoening. Duiven uit wel tien verschillende milieus en uit meerdere landen. Geheid loop je tegen problemen aan met de gezondheid. Al die duiven brengen hun eigen virussen en bacterien mee en op jouw hok komt dit tesamen en moet er een nieuwe balans gevonden worden. Overal waar eenhoksraces gehouden worden met duiven uit verschillende milieus en uit verschillende landen kent men dit probleem. Gespecialiseerde duivendokters hebben er meestal de handen vol aan.
 
Zelf maakte ik ook kennis met dit fenomeen, maar dan op kleine schaal. Uiteindelijk kwam het meestal goed, behalve in 2011. Na een goed begin op de openingsvluchten, kwam er ineens de klad in. Ik zocht naar verklaringen en meende in inferieur stro de belangrijkste boosdoener gevonden te hebben. Zekerheid omtrent de oorzaak van de terugval had ik echter niet. Vorig jaar zaten de duiven niet meer op stro, maar op metselzand. Ook toen kwam er na drie kringzeges op rij een terugval. Nu was er coli in het spel. Opgelopen in de reismand?  Veroorzaakt door het samenbrengen van te veel verschillende milieus op 1 hok?  Mogelijk een herbesmetting van eerdere colibesmettingen in mei via de opgedroogde uitwerpselen in de dakgoot van het duivenhok?  Voor de zekerheid verwijderde ik afgelopen winter de bewuste dakgoot!
 
Dat het samenbrengen van duiven uit verschillende milieus extra risico’s meebrengt, dat staat voor mij als een paal boven water. In 2012 hield ik de prestaties van alle duiven zorgvuldig bij. Ook keek ik kritisch naar het rendement van meerdere duiven uit hetzelfde milieu. Ik kwam meer en meer tot de vaststelling dat mijn doenwijze een soort tombola oplevert waar geen ontwikkkeling in zit. ’t Is leuk als je pas begint, maar na enkele jaren mis je de progressie en bovendien loop je telkens weer tegen dezelfde problemen met de gezondheid van de duiven aan.  Het roer moest om voor mijn gevoel. Na evaluatie met Albert kwamen we tot een alternatief strijdplan. Enerzijds afstappen van het samenbrengen van duiven uit allerlei milieus en anderzijds nastreven van stamvorming. We hakten knopen door en voegden de daad bij het woord.  Soms met pijn in het hart moest ik liefhebbers meedelen dat ik geen prijs meer stelde op “testduiven”. Albert nam de verantwoordelijkheid op zich om de hokvulling van 2013 voor zijn rekening te nemen.
 
We besloten om laat te kweken.  Rond 15 maart moesten de eerste jonkies uit het ei kruipen, die dan door voedsters zouden worden groot gebracht. Omstreeks 1 april zouden de beoogde kweekduiven dan kunnen beginnen met het groot brengen van “ronde 2”. Twaalf koppels werden er voor dit doel gerecruteerd. Onze 13-jarige “Oude Knoedel” werd tot stamvader gebombardeerd. Niet vanwege zijn ouderdom, maar vanwege zijn opmerkelijke rendement als kweker. Tien jaar was hij een “nobody”. Er waren jaren dat hij in opslag zat en er niet uit gekweekt werd. Er waren jaren, dat er wel uit gekweekt werd zonder dat de jongen getest werden. Als 11-jarige deed zijn eerste en enige zoon examen en deze “Guus” onderscheidde zich in het slechte seizoen 2011 met een kopprijs in de regio. Als 12-jarige hadden we twee kinderen van hem. Eentje werd bij het uitwennen gepakt door de sperwer, de ander werd 3e duifkampioen jong bij “Steeds Verder”.  “Guus” gaf in 2012 meteen “Texas Homer” (1e asduif regio 2 en vier keer 1:100 op rij) en de tweede ronde gaf hij twee prima duivinnen, waarvan “Ducky Duck” een kringzege behaalde.  Geen enkele duif op ons kweekhok kwam in de buurt van het rendement van onze “Oude Knoedel”.  Van de welgeteld vijf nazaten slaagden er vijf met brio voor hun examen! Met onze statistieken moesten we aan de slag, vond ik en Albert was het met me eens. Er werden in de zomer en in het najaar van 2012 nog enkele kinderen geboren uit onze nestor en deze duiven maken deel uit van de kweekbrigade. Wel moesten we op zoek naar passende partners. De beste duiven 2012 en van voorgaande jaargangen hadden we reeds op het kweekhok zitten en met een gelimiteerd budget stroopten we de betaalbare verkoopsites af. Zoals Go-ahead Eagles met beperkte middelen zoekt naar groeibriljantjes. Zo schaften we een duivin aan uit de vader van “Victor” (1e asduif GOU 2012) van Jan de Ruiter speciaal voor “Texas Homer”. Dit gebeurde op de veiling van eerste prijswinnaars ten bate van onze eigen club “Steeds Verder”. De overige transfers verliepen via internet en dat gericht zoeken van de ideale partner voor een bepaalde kweekduif was telkens een uitdagende en spannende bezigheid voor ons beiden.
 
Natuurlijk zal er veel kaf onder het koren zitten. Toch zien we nu al meer homogeniteit. Veel vetblauwe duiven met hier en daar een witte pen of een wit streepje achter de ogen. Veelal zijn het neven en nichten van elkaar en … nazaten van onze “Oude Knoedel”!  Op hok 1 tot en met 4 zijn uitsluitend bij Albert geboren jonkies geplaatst. Op hok 5 en 6 zijn een beperkt aantal jongen van onszelf gezet, aangevuld met duiven die veelal op een bon door Albert of mijzelf zijn aangeschaft. Nu heb ik de mogelijkheid om de gezondheid van de duiven op de diverse afdelingen te vergelijken.
De afdelingen zijn gemiddeld 1.25 mtr. breed en 2.50 mtr. diep. Per afdeling huizen er gemiddeld 12 duiven.  Hok 1 en 2 hebben geen dakisolatie en hebben een loze ruimte van ongeveer 2 meter. De hokjes zijn potdicht van boven, maar in de loze ruimte is een opening voorzien van ongeveer 1 vierkante meter. De afdelingen 3 tot en met 6 heb ik de afgelopen winter voorzien van dakisolatie middels dupanelplaten. In het plafond zit in het midden een ventilatiestrook van ongeveer 15 centimeter en in het dak is een strook van ongeveer 10 centimeter voor ventilatie open gelaten.
Op hok 1 en 2 zaten 28 duiven. Drie werden er gepakt door haviken, eentje door de sperwer.
Op hok 3 en 4 zaten 20 duiven. Eentje werd er gepakt door de havik.
Op hok 5 en 6 zaten 31 duiven. Vier stuks werden er gegrepen door haviken. Drie moest ik er noodgedwongen om gezondheidsredenen ruimen.
De hokken 5 en 6 zijn wat breder, vandaar dat ik er meer duiven plaatste. Vooralsnog ondervind ik de meeste gezondheidsproblemen op deze twee afdelingen.
’t Is nog te vroeg om conclusies te trekken, maar er tekent zich wel een tendens af! 
 
Gisteren met hulp van Jose de enting tegen pokken m.b.v. het kwastje doorgevoerd. De afgelopen week begonnen de jongen voorzichtig te trekken. De oudste jongen zijn nu 12 weken, dan is er een groep van 10 weken en de jongsten zijn 8 weken.
Volgende week wil ik voorzichtig beginnen met opleren, mits ze gezond blijven uiteraard.