Gietel’s Geluk 2020

 

 

Gietel’s geluk (20)

Gietel’s geluk (20)

Geluk

Vanochtend bijtijds naar de duiven. Duiven voeren in de rennen, hokken kuisen, waterbakken verversen en daarna de duiven een bad aanbieden in de ren.  De aanblik van het geploeter en gebadder veroorzaakt bij mij een geluksgevoel. Straks liggen ze allemaal ontspannen en met opstaande veren op de roosters te drogen. Geluk zit in kleine dingen!

Hommage

Nu het vliegseizoen voorbij, blikken we terug. Een hommage of dankwoord in de richting van onze clubbestuurders is dan zeker op zijn plek. Corona zorgde voor veel stress en improvisatievermogen was een must om de boel draaiende te houden. Strenge regelgeving, ongemak, gemopper. De coronabeperkingen treffen de hele maatschappij en ook onze duivenclubs voelen de pijn. Dalende contributiebaten, nauwelijks baromzet, geen gezelligheid en stijgende kosten. Onze jeugdige voorzitter Sven van Brummen, hield de rug recht en deed met veel elan wat nodig was om de boel draaiende te houden. Good old Cor Wenink, met zijn jarenlange ervaring, stond hem bij, net als mannetjesputter Stefan Jansen en “moeder overste” Annet Jutten. Ze verdienen een grote pluim! Ook andere clubgenoten schakelden een tandje bij en hielpen de boel overeind te houden. Vaste “aanpakker” Jan Ketelaar was er vrijwel bij elke vlucht, Werner en Adrie van de Steeg deden voor en achter de schermen hun ding, net als Dick van Dijk als “klokkenman”. Frits van Brummen en zijn Marian zijn ook leden, die nergens te beroerd voor zijn en dan is er natuurlijk maatje Albert Hendriksen, die zich met name op het gebied van automatisering onderscheidt. Natuurlijk waren er meer clubgenoten, die zich in deze moeilijke periode verdienstelijk maakten en allerlei hand- en spandiensten verrichtten, maar dan moet ik de ledenlijst er bij pakken. Applaus voor onze bestuurders, commissieleden, noeste werkers en stille krachten op verenigingsniveau, maar natuurlijk ook van de attractiecommissie van de kring en op regionaal, afdelings- en nationaal niveau met alle bijbehorende fondclubs en geledingen en onderdelen!  Hulde!

Vergelijken

Eerder dit jaar gaf ik aan, bepaalde analyses te willen maken. Moeten we kruisen of intelen? Stro, zand of roosters als bodembedekking? Eerste, tweede of derde ronde? Op nest, of op de deur? Rood of blauw? Medische begeleiding of puur natuur? Dichte hokken of open rennen? Zo kan ik nog wel even doorgaan. Aan het eind van de rit kijk je terug en trek je voorzichtige conclusies.

Kruisen

Afgelopen jaar hadden we drie duifjes uit de combinatie broer maal zus. Ze haalden de vluchten niet!  Dat experiment hoeven we dus niet te herhalen. De twee meest opvallende junioren van 2020 waren de nestbroers 457 en 458. Werden gewoon vanaf het schapje gespeeld en waren tot aan de laatste vlucht ongepaard. Bram was de gelukkige kweker. Normaliter gaat Bram zeer zorgvuldig te werk en ik weet, dat hij graag bepaalde bloedlijnen op de stamkaart terug laat komen. De genoemde nestbroers waren “toevalstreffers”. Bram kwam een duivin te kort en leende er willekeurig één, die bij Albert op overschot zat. Achteraf zit er aan vaderskant en aan moederskant ver weg een match op een bepaalde duif. Puur toevallig. Is dit dan het geheim van deze koppeling? Joost mag het weten. Het leverde wel  twee echte “pointeurs” op, die samen goed waren voor drie keer Teletekst.

Bodembedekking

Kunnen we kort over zijn. Op zand, op stro, op beukensnippers en op roosters zitten of zaten onze duiven, maar we merken nog steeds geen verschil in rendement, gemak of ongemak.

Leeftijd

Die is wel belangrijk. De jongen van de eerste ronde hebben het meeste rendement. De jongen van de tweede ronde zijn gemiddeld zes weken jonger en gemiddeld wat later geslachtsrijp. Onze beste jonge doffer (2e asduif kring/regio) was er één van de tweede ronde. De derde ronde gaf veel plezier, maar totaal geen rendement op het gebied van kampioenspunten. Zelfs  negatief rendement. Als je 17 duifjes extra speelt op de natour en ze behalen geen kampioenspunten, dan moet je elke keer 1,7 duif extra klasseren en dat kost je punten (en het 1e kampioenschap natour in de afdeling!). Toch hadden we het experiment niet willen missen en heb ik nergens spijt van. Wel een leermoment. Komend jaar doen we het anders!

Rood

Rood is de kleur van de liefde. Een songtekst van Marco Borsato, uit de tijd dat Leontien nog zijn gedroomde  liefde was voor het grote publiek. Albert en ik waren altijd al gecharmeerd van de rode kleur, maar helaas hadden we nooit een echte goeie rooie. Ook Bram heeft vooral (vet)blauw en eigenlijk nooit rood of vaal. Enige jaren terug schafte Bram zich een duif aan via Raymond Jonker uit Doetinchem. Waarschijnlijk op een bon. Een jaar later haalde hij er twee vale jongen uit. Niet veel later werd de “Jonkerduif” verspeeld op één van zijn eerste vluchten in het voorjaar. De twee vale jongen gingen naar Appen en al vrij snel was ik er één kwijt bij huis. Toen Bram in dezelfde periode zijn doffer verspeelde, gaf ik geen cent meer voor het enig overgebleven vale duivinnetje. Dit bleek een misvatting. Het vale duivinnetje kwam goed naar huis en ook op de verdere vluchten voldeed ze, ondanks dat haar partner achter bleef en ze dus pech had met neststanden. Derde asduif in de kring werd ze in 2018 en ik besloot haar een kans te geven op het kweekhok. In haar afstamming diverse Teletekstduiven. Haar partner kreeg ik als eitje van Hans Eijerkamp. Een kleinzoon van de beroemdste en duurste duiven die Eijerkamp ooit had. Dat is geen nadeel, maar ook geen garantie voor succes. Meteen het eerste jong eruit verraste met een kringzege en een week later met een regiozege. Helaas ging ze kort daarop verloren, maar toch!  Hoewel ik anders gepland had, zochten de ouderdieren elkaar afgelopen jaar weer op en dat leverde zes jongen op. Vier vale doffers en twee vetblauwe duivinnen. Alle zes werden gespeeld en kwamen probleemloos thuis in het lastige seizoen 2020. De oudste twee presteerden, geholpen door een neststand, uitstekend. Komend seizoen worden er drie van de zes toegevoegd aan het kweekbestand. Daarbij twee vale “zilvernekken”. De kans, dat er volgend jaar wat meer rood vliegt boven Appen, wordt vergroot. Of het gezegde “Rooien en valen bunt donderstralen” uitkomt, moet blijken. Anders is het “Rooien kuj mee knooien en later weggooien” van toepassing.

Uitdaging

Elk jaar heb ik een nieuwe uitdaging nodig om scherp te blijven. Vaak schaf ik nieuwe duiven aan, om te proberen op een hoger niveau te komen. Afgelopen jaar was dat geen meevaller. Weggegooid geld dus. Je moet echter blijven zoeken naar beter en je weet, dat niet elk schot raak kan zijn. Soms duurt het wat langer dan één jaar om conclusies te trekken en moet je geduld opbrengen. Een prachtige doffer uit het allerbeste van gebroeders Atema heeft afgelopen jaar niet de kans gekregen om zich te bewijzen. Ook een beauty van Herman Calon krijgt een jaartje respijt. Dan zijn er de jeugdige Eijerkampjes, die op het kweekhok in kruising de kans krijgen zich te bewijzen. Op papier is het allemaal goud. Nu de praktijk nog! Ik heb er vertrouwen in en ga deze winter niet investeren. Het kweekbestand wordt opgeschoond. Duiven die middelmaat geven en zich niet onderscheiden, verdwijnen. Alleen met een goed rapport ga je over naar het nieuwe kweekhok 2.0.  De allerbeste junioren van lichting 2020 worden de vervangers. Ik geloof in een jeugdig kweekhok. Natuurlijk zijn een paar bewezen senioren belangrijk. Dit worden al gauw je stamduiven en daar moet je hele hoge eisen aan stellen. Het bouwen aan een eigen stam krijgt zo geleidelijk meer gestalte en dat is één van de uitdagingen die ik me stel. Een droomuitslag realiseren, zoals onze uitslag van Nanteuil  (19 van de 20 prijs en vrijwel allemaal in de kop en eerste helft van de uitslag), wordt gemakkelijker als je een eigen stammetje hebt, zonder vraagtekens. Natuurlijk moet ook dan alles mee zitten en blijft zoiets altijd een unicum, maar toch. Dan is er nog de uitdaging om het project “biechtstoel” verder uit te bouwen. De komende weken ga ik een tweede biechtstoel timmeren (95 cm. breed en 80 cm. diep). Dat komt toevallig zo uit en ik wil weten, of het nog kleiner kan. Dit concept wil ik testen en als het brengt wat ik hoop en stiekem verwacht, wil ik het verder uitrollen. Voor beginnende jeugdleden en klein behuisde bejaarden, kan de biechtstoel een simpele, betaalbare en misschien wel optimale oplossing zijn. Misschien voelt onze hedendaagse postduif, afstammend van de “rotsduif”,  zich in een biechtstoel meer thuis dan in een gewoon hok?  Ik wil het onderzoeken en testen. Weer een uitdaging!  Voorlopig geen “stukjes” meer. Geen “blogs”. Volgend jaar hoop ik onder een nieuwe  titel weer mijn zieleroerselen met U te delen. Hou corona buiten de deur, geniet van Uw hobby, hou de moed erin  en alvast een goeie kweek en gezondheid toegewenst! 

 

Gietel’s geluk (19)

Gietel’s geluk (19)

Afsluiting

Je kijkt er maanden naar uit; de komst van de eerste junioren van de nieuwe lichting. Daarna tel je de weken af naar de prijsvluchten. Aan het eind van de rit is het dan ook weer even mooi geweest. Eerst  afkicken. De opbouw van de spanning naar de vlucht toe en daarna de ontlading op de vluchtdag zelf. ’t Is een prettige verslaving voor mij. De verzorging gaat na het vliegseizoen wat meer ontspannen, want de druk is er af. ’s Ochtends gaan de duiven in de ren. Daar blijven ze de hele dag. In het hok zijn alle nestjes verbroken en de verstophoekjes en nestplekjes afgesloten. Als de duiven in de ren verblijven, kan ik in alle rust zonder gefladder om me heen, de hokken schoon maken. Het drinkwater wordt ververst en voorzien van een scheut Naturaline. ’s Avonds is het dan een kwestie van binnen roepen, voer geven en afsluiten van de rennen. Simpel en weinig tijdrovend. Het goed afsluiten van de hokken ’s avonds is erg belangrijk met het oog op marterachtigen en ander gespuis. In de rennen kan ik gemakkelijk om de drie dagen een bad geven, zonder vochtproblemen in de hokken. Tussen de mazen in de roosters steek ik regelmatig koolbladeren en ander groen. In de rennen daalt de paarlustigheid en kan de rui goed doorzetten.

Biechtstoel

Ik beloofde er op terug te komen. Op dit moment zitten de 17 “kleintjes” van de derde ronde nog steeds in hun geliefde kast. José wil, dat ik nog even wacht met selecteren in dit hok, om de magie niet te verbreken. Ook deze jongen worden niet meer buiten gelaten om te vliegen. Wel zitten ze overdag in de ren en gelden dezelfde regels als voor de oudere jongen. Soms zie ik ze “trekkebekken” met elkaar. Triootjes van één doffer met twee duivinnen of duootjes van twee doffers, die zelf nog niet goed weten bij welke partij ze horen. Ik denk niet , dat ze echt uit de kast zullen komen. Niet homo, wel onnozel en onschuldig.  Een echt koppeltje heb ik nog niet kunnen ontdekken. De kast of biechtstoel is ook niet ingericht voor koppeltjes. Zoals eerder verteld, is de biechtstoel 120 centimeter breed en 80 centimeter diep. Links en rechts heb ik een loketkast gemonteerd van ieder 12 zitschapjes. Op ongeveer één meter hoogte heb ik een voerplank rondom gemaakt, met een uitsparing waar ik zelf kan staan. Als ik met de rug tegen de achterwand ga staan, pikken de duiven vanuit hun zitschapje me in mijn schouder of in de oren. Soms lopen ze over mijn schouder van de ene kant naar de andere kant. Hoewel er voor 17 duiven 24 schapjes zijn voorzien, heeft elke duif zijn of haar eigen plekje, waarvoor desnoods flink geknokt wordt. Logica is daarbij niet te ontdekken, want sommigen zitten steevast op de laagstgelegen stekjes. ’s Avonds na het voeren duurt het vaak wel een half uur vooraleer elke duif uiteindelijk op de goeie plek zit. Tot dat moment wordt er flink over en weer gevlogen en bij wijze van spreken geknokt op leven en dood. Heel bijzonder. Ik herinner me de reportages van de familie Verkerk in de duivenkranten. Vader Gerard was toen nog schoenmaker in Alphen aan de Rijn en Basje zat nog op school. Hoewel ik de hokken nooit heb gezien, werd er wel een beeld geschetst. Er zaten veel duiven op een betrekkelijk kleine ruimte. Niet in steriele loketkasten tegen de achterwand, maar op zitplaatsen tegenover elkaar. Elke duif moest er knokken voor een eigen plekje en er was veel jaloezie. De kleine Bas was er de tovenaar tussen de duiven. De duiven gingen in Alphen aan de Rijn als de spreekwoordelijke brandweer. De springplank naar het huidige duiveneldorado in Reeuwijk. Toen ik de biechtstoel afgelopen mei, zonder tekening en op gevoel in elkaar zette, had ik de situatie bij Gerard en Bas in Alphen aan de Rijn voor ogen. Ik denk, dat onze biechtstoel aan de verwachtingen voldaan heeft. De duiven trainden bij huis fantastisch, waren buitengewoon tam en supergezond  en arriveerden van de vlucht, zoals je duiven ziet arriveren in je stoutste dromen. Alleen hebben we nog geen vroege prijzen gewonnen op dit hok. De “kleintjes” zaten er onverduisterd en niet bijgelicht. Minimaal vijf pennen gestoten en meestal zes of zeven.  Dek-  en donsveren, die als een jachtsneeuwbui in het rond stoven. Ongemotiveerd door een neststandje of partner, gewoon vanaf het schapje en dan volledig in de rui. Dan mag je blij zijn, als ze een prijsje pakken in de middenmoot of staart van de uitslag. Dat deden ze moeiteloos. Vaak arriveerden ze vlak achter elkaar en stormden naar binnen om vervolgens ongeduldig heen en weer te lopen voor de schuifdeur van de inpandige kast. Rinie en ik keken elkaar dan veelbetekenend aan. Voor een handje voer en een slok drinken vlogen ze zich letterlijk uit de naad. Niet te geloven en schitterend om mee te maken!  Volgend jaar zetten we het experiment voort  met een tweede kast en waarschijnlijk een deel vroege jongen.

Kweekhok

De kweekduiven zitten voor komend seizoen op een nieuwe plek. Dichter bij huis. Een opluchting, want alles is in goed overleg geregeld. Zoals elk jaar, hebben er kwekers gefaald. Geen jongen voortgebracht, die het verschil maakten of vooral “wegvliegers” gegeven. Gelukkig waren er ook meevallers. De ‘428 werd tweede asduif in de regio en redde daarmee het leven van zijn moeder, die op de valreep haar kans greep. Van één koppel hadden we zes jongen, die alle zes flink aan de tand gevoeld werden. Ze zitten er alle zes nog!  Onze ‘402, die als enige acht uit acht scoorde, is er één van. Nestzus ‘403 werd derde asduif in de regio. Ook geen verkeerde. De vader van deze zes duiven kreeg ik destijds als eitje van Hans Eijerkamp. Leverde in 2020 nog een topper op het hok van Oliver. Geen verkeerde kweker dus.  De moeder komt van Bram. Deze ‘vale 026 fokte Bram uit een vale doffer van Raymond Jonker uit Doetinchem. Als jong vloog ze uitstekend en werd derde asduif in de kring in 2018. Vorig jaar gaf ze met dezelfde partner ook al een jong met twee eersten op rij in kring en regio. Je weet vooraf nooit, of een duif kweekwaarde heeft. Vaak valt het tegen en vind je niet de geschikte partner. Een enkele keer heb je geluk!  Net als andere jaren, hadden we enkele nieuwe kweekduiven aangeschaft. Dit werd geen meevaller en ze vliegen er na één jaar uit. Jammer van de investering, maar beter ten halve gekeerd, dan ten hele gedwaald! Wat goed is, komt meestal snel. Zo niet, dan is het wegwezen!  Bij de junioren hadden we ook een aantal “testduiven”. Ook hier hetzelfde beeld. Sommigen brachten vrijwel niets, anderen bleken lichtpuntjes. Afgelopen voorjaar schaften we nieuwe meubels aan. José was enthousiast over meubeltjes die ze zag in haar geboortestreek rondom Rijssen.  Zelf zit ik het lekkerst op meubelen van Eijerkamp. We gingen samen op beide locaties kijken, maar toen Evert Jan een aantal “testduiven” toevoegde aan de deal, was de koop snel afgerond. Een ouderwetse meubeldeal, zoals Hans het ooit bedacht en uitrolde met groot succes. We haalden tien Eijerkampjes op 2 maart en we hadden enige inspraak. Geboren op het vlieghok van Joke Geven. Veelal kruisingsproducten, met overwegend een hoog Willem de Bruingehalte. De WdB-duiven waren in 2019 ingebracht bij Eijerkamp en ze vormden eigenlijk nog een groot vraagteken, omdat ze als jonge duif niet echt overtuigden. Waarschijnlijk door aanpassingsproblemen in een ander milieu, wat gepaard ging met gezondheidsproblemen. Doordat ik Joke vrijwel wekelijks zie, wist ik hier alles van.  Na de laatste vlucht in Appen zaten er nog zes, waarvan drie slaagden voor hun examen. A.S. heeft weleens geschreven, dat de duiven van zijn goede vriend Willem wel 100 meter per minuut meer maken, dan de duiven van andere afdelingen. Dat hebben ze niet waar gemaakt. Je moet niet alles geloven, zeker niet als je weet hoe de vlag aan de stok zit. Bij onze zes kringoverwinningen en vijf teletekstplaatsen, waren ze niet betrokken. Toch deden ze het naar behoren en leverden een goeie bijdragen aan de successen van afgelopen jaar. Blind vertrouwen op mooie stamkaarten van aangeschafte duiven van anderen, doet de voormalige tandarts zelf ook niet. Ze moeten zich eerst bewijzen. Ik denk, dat de duiven van Willem wel bij me passen! De tijd zal het leren.

Lappen

Zoals ik regelmatig schreef, werden onze duiven ongescheiden gespeeld. Toen de verdere vluchten aanbraken, waren er diverse koppeltjes gevormd. Sommige duiven, zoals de ‘457 en ‘458, hadden aan de opwinding van eerste verliefdheid genoeg om te vlammen. Anderen werden op eitjes en soms op een jonkie gespeeld. Nadeel van dit systeem is, dat de duiven op een gegeven moment niet meer willen trainen aan huis. Dan is “lappen” de enige doeltreffende optie om de duiven “scherp” te houden. José is dol op fietsen en daarom werd de woensdag de vaste “lap/fietsdag”. Vier manden en twee fietsen passen precies in onze Caddy. Je hebt dan zelfs geen touwtje nodig om de fietsen vast te zetten. De module op “oefenvlucht” en ’s ochtends na het pakken van de duiven en het schoonmaken van de hokken is  het rijden geblazen. Richting Heteren of Ravenstein. Bij warm weer kozen we voor de bossen en fietsten bij Schaarsbergen of Wageningen. Soms werd het de Betuwe en een andere keer Brabant waar we fietsten. Na de laatste vlucht hielden we de traditie in ere. Nu zonder duiven. We konden nu in noordelijke richting rijden en fietsten “Rondje Reestdal”, met als startpunt de veelbesproken kerk in Staphorst. Onderweg sprak ik een oudere dame, die van IJhorst naar Staphorst fietste. We fietsten samen een eindje op. Ze was op haar 28e kraamverzorgster geworden en had toen de klederdracht verruild voor passende werkkleding. “Dat kwam me eigenlijk wel goed uit”, vertelde ze lachend. “Mijn zus loopt nog steeds in de traditionele dracht, net als ongeveer vijftig andere oudere dames in Staphorst”.  Toevallige, spontane ontmoetingen op onze fietstochtjes, vind ik altijd het leukst. Vorige week fietsten we in de omgeving van Winterswijk. Ook een prachtige omgeving om te fietsen. Binnenkort hebben José en ik een hotelletje geboekt in de buurt van Coevorden. Het voornemen is, om elke maand zoiets te doen. In de zomermaanden kunnen we niet op vakantie vanwege de duiven.  Dat moeten we in de wintermaanden compenseren. Gelukkig vind ik dat geen straf en kan er volop van genieten. U ook? Hoop alleen, dat corona geen roet in het eten gooit! (wordt nog één keer in 2020 vervolgd)

Gietel’s geluk (18)

Gietel’s geluk (18)

Geluk

De verzamelnaam van onze verhaaltjes in 2020 is achteraf goed gekozen. We bleven als team gezond, hadden plezier, genoten van de duiven en scoorden in de kampioenschappen boven verwachting. Dat laatste is eigenlijk een gelukkige bijkomstigheid, want het echte geluk komt uit de omgang met de duiven, de omgang met je teamleden en het ultieme saamhorigheidsgevoel als we samen de duiven opwachten en de duiven met geknepen vleugels en soms van grote hoogte, op de klep zien vallen. Een mengeling van adrenaline, van emotie, opgekropte spanning en soms euforie. Je moet duivenliefhebber zijn , om die laatste zin te begrijpen. Moeder Toos was er de eerste twee vluchten niet bij. Angst voor corona, duizelig en geen zin om naar buiten te gaan. Bij de derde vlucht zat ze weer op haar vaste bankje met schipperke Trijntje aan haar voeten. Rinie turend naar de hemel en Jaap als aandachtige toeschouwer. Het vertrouwde complotje in wisselende samenstelling met afwisselend Bram en Albert tevens als letters. Alleen bij de laatste vlucht waren alle vaste supporters aanwezig en konden we het seizoen heel leuk afsluiten. Als gepensioneerde voel ik me bevoorrecht, dat je moeder er nog gewoon bij is als trouwe supporter. Het lijkt, alsof ze geluk brengt en ik zie haar ook als een soort mascotte. Voor haar is de zaterdag in de zomermaanden een hoogtepunt. Ze zit gezellig keuvelend in de buitenlucht met bekende mensen om zich heen. Geniet van de cappuccino met bij voorkeur een saucijzenbroodje en als dan iedereen weg is, komt José met de soep. Voor haar zit geluk in kleine dingen!

Natuur

Dat ik de duivensport zo dicht mogelijk bij de natuur probeer te houden, dat verkondig ik al jaren als heilig evangelie. Natuurlijk zijn er altijd mensen, die denken dat je de kluit belazert. Prima. Iedereen heeft zijn of haar eigen geloof, met of zonder kerkgebouw. Ik ben niet gelovig, maar heb wel altijd een heilig geloof gehad in wat ik gemakshalve “moeder Natuur” noem. Medicijnen zijn een verworvenheid van de mensheid. Als we echt ziek zijn, is het prachtig dat er doktoren zijn en geneesmiddelen. Ik bewonder ze en heb er mijn leven aan te danken (twee keer open hart operatie en als baby van zes weken al gered door de grote handen van dokter Verhagen in Zutphen, plus diverse minder ingrijpende operaties in de loop der jaren). Voor mijn duiven kies ik de natuurlijke weg. Heb een grote tuin met allerlei groenten en kruiden. Duiven hebben iets van een voedingsinstinct en het baasje heeft wel iets van boerenverstand. In de loop der jaren heb ik een eigen doenwijze ontwikkeld, die ik elk jaar toets en verfijn. Soms lees ik iets wat in mijn kraam te pas komt en probeer het uit. Soms laat ik dingen achterwege en blijkt, dat het overbodige franje was achteraf. Duiven moeten in balans zijn. Frisse lucht, dagelijkse training, een fijne leefomgeving, goeie voeding en voldoende mineralen en sporenelementen. Het duivenlichaam kan zelf de vitamines uit de voeding halen, maar dan moet er wel een gevarieerd aanbod zijn!  In de schappen bij “Bijltje” zie ik van allerlei voedingssupplementen en bijproducten. Ik vraag me af, wie daar beter van wordt? Met veenaarde (Terramix), klei (pikkoek) en kalk- , mineraal- en gritproducten, kom je al een heel eind. Eens per week gaat er een kleine halve liter vlierbessensap over het voer. Ik laat het een nacht intrekken en maak het geheel rul met wat biergist, en voornoemde klei en kalkproducten. De duiven nemen het graag op en reageren er goed op. Is het een soort darmspoeling, waarmee ongerechtigheden en vuiligheid uit de verzendmanden worden uitgescheiden? Zeg het maar. Ik voel me er goed bij en de duiven blijkbaar ook. Nieuw dit jaar waren de gestampte kattenbrokjes. Uit de koker van Willem de Bruin. We hebben altijd de Versele standaard brokjes van 10 kg voor 12,50 euro in de paarse zak. Onze trouwe rode kater blijft er al meerdere jaren gezond bij, al is het een buitenkat die ook zelf muisjes en soms een klein vogeltje verschalkt. De gedachte is, dat kattenbrokjes dierlijke eiwitten bevatten die de plantaardige eiwitten uit het voer completeren. Ik heb een slim doffertje, dat elke dag even bij het kattenvoerbakje kijkt, of er nog een brokje naast ligt. Ze hebben er blijkbaar behoefte aan! Verder mogen mijn duiven in de tuin scharrelen. Soms slopen ze de boel, als ze net geplant speengoed uit de grond trekken, of de hartjes uit de jonge koolplanten pikken. Dat mag. De duiven zijn mijn kinderen en desnoods zet ik nieuwe planten. Ruimte genoeg. Er staan aardappels, boontjes, andijvie, bietjes en er staat kool. Ook bieslook, oregano en allerhande kruiden. De ene keer pikken ze dit, de andere keer dat. Het voedingsinstinct is leidend. Sla lusten ze eigenlijk altijd. Leg ik een geschoten, zware krop op het rooster van de ren, dan pikken ze die tot het stronkje helemaal weg. Bezigheidstherapie en ongetwijfeld zit er in het melksap in de kern iets dat de duiven goed doet! Ook gekiemde granen bevatten vitaminen, die niet in ongekiemd graan zitten. Wie de duiven op die manier verzorgt hoeft nooit bang te zijn voor overdosering. Ik prefereer natuurlijke vitaminen boven synthetische en in mijn geval zijn ze nog goedkoper bovendien. En tonicums als “Aviol” en andere ijzer- of jodiumhoudende flesjes? Heb al jaren een fles bij het voer staan. Het zal niet snel bederven, denk ik. Toch heb ik de fles dit jaar niet aangeraakt. Had het gevoel, dat ze op mijn manier niks tekort kwamen en overdosering werkt averechts! Gaf nog wel incidenteel een scheut uit de fles Naturaline. Tegenwoordig hoor je vaak geluiden over “onmisbare en noodzakelijke medicijnen” als je goede vliegprestaties verlangt. Ze maken de sport onnodig duur en soms hoor je, dat er liefhebbers afhaken, omdat ze het financieel niet meer bij kunnen benen. In mijn geval durf ik met de hand op mijn hart te beweren, dat het geheim van goed vliegen niet in medicijnen zit! Dat biedt troost, want als ik elke week van alles en nog wat zou moeten geven aan de duiven, zou ik meteen stoppen met de duivensport! Ik kan en wil dat niet betalen en het gaat tegen mijn gevoel in, zo simpel ligt het. Het kan echt zonder, mits je een natuurlijk alternatief biedt. En natuurlijk ga ik naar de gespecialiseerde duivendokter als de duiven het op mijn manier niet trekken. Heb Nanne, Henk en Robert hoog in het vaandel, vindt het geweldige doktoren en sportvrienden, maar het liefst ze ik ze alleen als het echt nodig is. Zo min mogelijk dus. Een goeie tip kreeg ik afgelopen jaar van keurslager Adriaan Aalpoel in hun slagerij. Op de zware fond kwamen zijn duiven voor zijn gevoel net iets te kort. Hij had vorig jaar een speciaal voer op advies van Nico Jan Koenders gegeven, dat zijn duiven net dat laatste zetje gaf als het zwaar ging. Toen ik bij “Bijltje” kwam, zag ik Adriaan net met zijn speciaal bestelde geheim op de schouder zeulen. Ik probeerde de mengeling dit jaar uit, als aanvulling bij de verdere vluchten. Het bevatte elementen, die de voeding nog completer maakten en ik beklaag me er niet over. Bedankt, Adriaan. Ik geef de voorkeur aan jullie leverworst, maar de duiven waren verzot op jouw gevarieerde “fondvoer”.

Kast

Er zijn liefhebbers benieuwd naar “de kast” of “biechtstoel”, waar ik het voorbije seizoen razend enthousiast over was. Negentien duiven spenen en in een kast van 120 bij 80 centimeter plaatsen, ze uitwennen, africhten en spelen tot 260 km. en meer en er dan 17 over houden. Dat klinkt als een romantisch verhaal uit de jaren vijftig. Toch was het de realiteit in 2020. Voor mensen die klein behuisd zijn en slechts een balkon of minituintje hebben, is het misschien een gouden tip. Ook voor jeugdleden, die kennis willen maken met de sport. In een volgende bijdrage zal ik er meer over vertellen. Feit is, dat ik zoveel plezier beleefde aan mijn derde ronde, dat ik overweeg om nog een tweede “kast” te bouwen in dezelfde gazen overkapping. Mogelijk ga ik experimenteren met vroege jongen in dezelfde kleine ruimte. Misschien kun je zelfs kampioen worden met een minihokje! Voor de duidelijkheid: mijn “kast” of “biechtstoel” kostte me alleen punten voor het natourkampioenschap. De aanwezige jonkies waren zo kaal als de neten en vlogen weliswaar of hun leven ervan af hing, maar ze arriveerden steevast na de vroege jongen, als de kampioenspunten al binnen waren. Bij zeventien “kleintjes” betekent dat, dat je puntentotaal gedrukt wordt, omdat je steeds 1,7 duif extra moet pakken, zonder dat ze iets bijdragen. Negatief rendement dus. Toch genoot ik elke dag van het jonge spul. Ze trokken vanaf dat ze zes weken oud waren en arriveerden op de vluchten, alsof ze een eerste nationaal gingen winnen. Vraag het Rinie. Nooit maakten we zoiets mee. Echt ongelooflijk. Als ze de ren indoken, renden ze naar de schuifdeur voor de kast en konden niet wachten op de baas, die zoveel enthousiasme niet kon belopen. De “kast” is niet alleen ruimtebesparend, je krijgt ook supertamme duiven en kunt ze heel gemakkelijk en snel pakken, als je gaat inkorven. Graag deel ik mijn ervaring met anderen en hoop, dat het navolging vindt en jonge liefhebbers oplevert. Ook oudere liefhebbers kunnen baat hebben bij deze manier van duiven houden. Het geeft gemak en kan veel spelplezier opleveren. Momenteel korven nog maar heel weinig liefhebbers in, omdat ze veel jongen verspelen en er geen plezier aan beleven. Misschien is ook voor deze groep “de biechtstoel” de oplossing, ook als je niet katholiek bent. (wordt vervolgd)

Gietel’s geluk (17)

Gietel’s geluk (17)

Dizy le Gros

De napret over het succes van het voorbije seizoen wordt nog eens versterkt als we horen, dat we op de beslissende laatste vlucht voor het kampioenschap 1e “grootmeester” in de GOU zijn geworden. Met een overtuigend puntentotaal van gemiddeld 836 pnt. (20/19). Een groot deel van deze ploeg willen we spelen op de laatste natourvlucht, aangevuld met duiven die het in de natourploeg goed doen. In Twello is de animo voor deze slotvlucht van de natour vrijwel nihil, ondanks het voorspelde mooie weer met noordoostenwind. Samen met Rein Evers korven we daarom in Zutphen “in het hol van de leeuw”. In overleg met Bram, komen we tot een ploeg van 40 stuks. De animo in Zutphen is nog goed te noemen, ondanks de gigantische overheersing van Eijerkamp. Heeft dat te maken met een clubuitslag waar Eijerkamp niet in voorkomt? Er zijn twee inkorfploegen en Rein en ik komen helaas niet in de manden waar de ruim 150 duiven van de sterkste spelers van Nederland in gaan.
De volgende dag wachten we in spanning de duiven op. Bram, Albert, Jaap en Rinie zijn de letters, evenals moeder Toos en José. Enkele minuten na enen melden Bram en Albert de eerste duif van Eijerkamp. Die komt in snelheid al tekort tegen de eerste meldingen in de GOU in de voorvlucht. Gespannen turen vele ogen in de richting waar de eerste duiven bijna altijd vandaan komen. Dat is de kant van de kerktoren in het dorp Voorst. Het lijkt soms, alsof er een onzichtbare spoorlijn loopt. Stiekem hopen we op een duif, die de eerste duif van Eijerkamp op de hielen zit of overklast. Dat zit er niet in helaas. Om 13.15 uur komt dan de eerste duif. Een duivin op een jong van ongeveer acht dagen. Dan een gaatje van vijf minuten, waarna de duiven redelijk vlot afkomen. Om 13.50 uur zijn er dertig thuis. Een onbestemd gevoel bij mij en de letters overheerst. Er is weinig houvast. In Twello is geen meldsite, op de regiosite worden ook weinig duiven gemeld (geen meldverplichting), kortom onzekerheid en vlees noch vis. De duiven kwamen minder vlot dan van Nanteuil. Had dat te maken met de oostenwind?  Nadat we afgeslagen hebben in Zutphen en daarna de uitslagen zien verschijnen bij Compuclub, blijkt dat we het in de A.C.C. en in onze eigen regio Noordoost gewoon prima gedaan hebben met een score van 41/32. Die éénenveertigste duif was een telfoutje. De vale 435 was onze laatste duif in de mand. “Je zit al aan veertig”, riepen aanpakker Jos van Roon en klokkenman Albert Roording in koor. “Niet moeilijk doen, gewoon mee”, was mijn reactie. “Geen punt, dat verander ik zo in de computer”, aldus Albert, die ik nog meemaakte als leerling op het Isendoorn College. Je hoopt dan, dat de vale je de volgende dag verrast. Dat deed hij niet. Pas op zondagmorgen 8.30 uur zat ie op de klep.

Toeval

Al heel snel stuurde Bram de statistieken. Zoals altijd keurig per duif bijgewerkt en in kleur. Voor mij is het heel belangrijk, dat een duif bijdraagt aan een kampioenschap. Ook een Teletekstnotering levert bonuspunten op. In mijn ogen zijn er verschillende soorten duiven: wegvliegers, misvliegers, meevliegers en kopvliegers. De wegvliegers kosten geld. Alleen Jan de Croon (diesel) en Paul Bril (speculaas) spinnen er garen bij. Ook moeder Toos genoot van ritjes naar de Betuwe, het Montferland en elders. Helaas ontkom je niet aan wegvliegers. Je probeert nieuwe bloedlijnen en nieuwe kruisingen en vaak is het niet raak voor een knaak. Duiven die wegvliegers geven, selecteer ik zo snel mogelijk uit. Einde oefening!  Dan de misvliegers. Onze beste duif van 2020 was kopvlieger en misvlieger tegelijk. Vier keer helemaal mis, maar ook drie keer top. Ik geniet als ik zijn erelijstje bezie:  1e A.C.C (2e regio), 1e A.C.C. (1e regio en 1e Teletekst GOU Noord), 2e A.C.C. (4e Teletekst GOU Noord). Van zulke heb je er nooit genoeg en er gaan legio jaren voorbij, dat je er alleen maar van dromen kunt. Het bijzondere is, dat zijn nestbroer ook een 1e A.C.C. won (2e regio en 2e Teletekst GOU Noord). Hoe kweek je zulke topduiven? Bram weet het. Afgelopen voorjaar had hij een doffer, waaruit hij graag de jongen wilde testen. Hij kwam duivinnen tekort en vroeg teamgenoot Albert, of hij een duivinnetje over had. Dat had hij wel. Een duivin, die hij kreeg op een bon van Henk en Frank Jacobs uit Broekland. Geen prachtig en doordacht kweekconcept, zoals “Harry” van Jan Hooymans, maar eigenlijk gewoon dom toeval! De duivin ging na de kweek retour naar Albert. Daar zat ze in de weg en werd verwezen naar de eeuwige jachtvelden. “Foutje, bedankt”, zou Rijk de Gooijer zeggen.

Motivatie

Een ons geluk is meer dan een pond wijsheid. Ik verklaar me nader. De beide nestbroers huisden op hok 2. In het stro. Op dit hok werden 39 jongen afgezet tussen 2 maart en 24 maart. In een tijdsbestek van drie weken. Allemaal afkomstig van Bram. Soms uit doordachte koppeling met vier maal “Kleine Dirk” (ik noem maar een zijstraat) in het voorgeslacht. Soms uit “probeerkoppels” met nieuw ingebrachte duiven. Ondanks het leeftijdverschil van drie weken, was het een homogene club duiven. Ze kregen coli in juni en uitgerekend de absolute favoriet van Bram legde als enige het loodje. We kuurden niet tegen coli. Wel licht voeren en boterzuur van Nanne en een ander vetzuurflesje van “Bijl” als steuntje in de rug. Met een dag of vijf was de coli over zijn hoogtepunt en werd het herstel ingezet. De duiven werden niet gescheiden en gewoon gespeeld zoals het uit kwam. De eerste drie vluchten verliepen zeer moeizaam. Wel steevast vroege duiven, maar ongekende verliezen. Op de derde prijsvlucht misten we ’s avonds liefst 22 duiven! Het leek, alsof de duiven door een onzichtbare muur moesten vliegen. Had het te maken met straling?? De twee nestbroers vielen totaal niet op. Goed gebouwd, dat wel en middelmatig van grootte. Ze waren ongepaard, niet dominant op het hok en altijd keurig ’s avonds thuis. Toen de één zijn eerste eerste prijs won, dacht ik aan toeval. Niets wees op verliefdheid of het veroveren van een territorium. De stamkaart bood geen verklaring. Ook van jaloezie merkte ik niets. Toen zijn broer twee weken later het kunstje evenaarde, ging ik er speciaal op letten. Deze broer lag enkele dagen later in een hoekje met een duivin en was eigenlijk de regelmatigste prijsvlieger van de twee. De week erop was de nestbroer weer numero uno. Nu ook in de regio en in GOU Noord. Zonder tekenen vooraf. Altijd rustig op zijn plankje helemaal boven in het hok. Wel fel zijn plekje verdedigend. Verder niks!  Op de laatste vlucht wilde hij blijkbaar aantonen, dat zijn kopprijzen geen toevalstreffers waren. Wel geklopt door een duivin van hok 1, maar wederom eerste op hok 2 én Teletekst! Nu zag ik hem de maandag erop scharrelen met een overgelopen duivin van hok 1. Een dag later ging hij achter deze duivin aan en pikte het oude territorium van zijn nieuwe vlam in. Natuurlijk was er een doffer op de vloer, die de nieuwkomer van de vloer wilde vegen, maar dan moet je als liefhebber de boel zo regisseren, dat er alleen winnaars zijn en geen verliezers. De doffer op de vloer had nog niet gemist, maar is eigenlijk een “Jan Goedbloed”. Een fondtype van het rustige soort. De nieuwkomer is de ster die heel belangrijk is voor het team. Door het plaatsen van een voerbak als grens, waren beide partijen het snel eens over de landverdeling. De verwachtingen waren hoog gespannen, maar beide nestbroers, nu woonachtig op hok 1 en 2, wonnen op Dizy le Gros “slechts” een prijs in de middenmoot.

Nestbroers

Over een reeks van enkele tientallen jaren bezien, ben ik een “dofferman”. Daar heb ik geen verklaring voor. De afgelopen week maakte ik met behulp van de statistieken van Bram een top 10. Van elke duif noteerde ik de beste drie prijzen. Dan zie je feilloos wat elke duif heeft bijgedragen aan het kampioenschap. Op dit vlak verschillen Bram en ik. Bram wil regelmatige dagfondvliegers, die er als tweejarige staan. Ik wil duiven, die als jonge duif al “knallen”. Liefst “pointeurs”, die kop doen. Met “meevliegers” trek je geen volle zalen.  Bij de beste tien van 2020 zitten maar liefst acht doffers!  Drie “setjes”. Twee keer twee nestbroers en ook een nestbroer en nestzus. De nestzus is onze beste duivin, met in de kring de plaatsen 3, 4 en 7. De nestbroer is met acht uit acht onze regelmatigste. Met de kringplaatsen 10, 13 en 22 is hij wat minder spectaculair. De eerder genoemde nestbroers eindigden in de top 10 als eerste (1,1,2) en als zevende (1,17,23). Twee andere  nestbroers eindigen als vierde (6,6,7) en zesde (3,12, 25, 25, 27). Naast de toppers hadden we ook nestbroers die minder opvielen. De 60 en 61, deden het aardig, maar droegen weinig bij aan het kampioenschap. Voor de 35 en 36 geldt hetzelfde. De laatste twee waren laat rijp en bleven ongepaard (tweede ronde). De eerste ronde was wel gepaard en kwam op nest. Die wonnen samen vijftien prijzen en ze stonden in de top 10. Dat leeftijdverschil scheelt soms een slok op een borrel!

Toekomst

Nu het seizoen voorbij is, gaan we niet alleen kritisch kijken naar wat er nog zit. Ook de kwekers in Wijchen worden onder de loep genomen. Waar komen de goeien uit en welke duiven vallen (weer) tegen als kweker? Ik denk dan aan de wijze woorden van de broers Jan en Cees Suijkerbuijk. “Wie het scherpste mes heeft, komt het verst”. Zachte heelmeesters maken stinkende wonden op het kweekhok! Duiven die gemakkelijk goeien geven met meerdere partners, die moet je koesteren. De overigen snel verwijderen! Met pappen en nathouden kom je er niet. Straks zit je weer met duiven met mooie bouw, prachtige kweekogen en afstammend van de broer van de asduif uit de vorige eeuw. Veel succes!  Zelf blijf ik voortdurend op zoek naar beter. Afgelopen maandag had ik nog een goed gesprek met Evert Jan, die wandelde op de dijk met zijn Ineke, toen ik Joke bezocht. “Het wordt steeds moeilijker om duiven te vinden, die beter zijn dan onze eigen duiven. Toch blijven we zoeken. Je hebt kruisingsmateriaal nodig. Vandaag waren Henk en ik bij Bas en Gerard op bezoek. Hebben we toch weer iets gevonden waarmee we mogelijk verder komen in kruising op onze beste duiven”, aldus Evert Jan. “Trouwens nog gefeliciteerd met je eerste plaats in het kampioenschap van de afdeling”. Diplomatiek bedank ik hem. “Wel de eerste, maar niet de beste”, werp ik hem tegen. Tegen Eijerkamp is  geen kruid gewassen. Dat is geen slijmen, maar gewoon de realiteit!   (wordt vervolgd)

Gietel’s geluk (16)

Gietel’s geluk (16)

Het is maandagochtend, 21 september. De laatste vlucht ligt achter ons. Euforie en blijdschap hebben plaats gemaakt voor het besef, dat we een uniek seizoen hebben afgesloten. Dat we onaangewezen kampioen jonge duiven zouden worden van de hele GOU, dat was voor mij al een verrassing. Dat we heel dicht bij dezelfde titel op de natour zaten, is bijna een wonder. Achteraf ben ik blij, dat het “slechts” de vierde plek werd, maar dat scheelde maar een haartje, want het was in wielertermen een beslissing op de meet. Als de vluchten volop bezig zijn, zit ik in een “flow” en wil ik focussen. Dan heb ik geen enkele behoefte om verhaaltjes te schrijven. Nu alles achter de rug is, ligt dat anders. Dan wil ik evalueren en door dingen op te tekenen momenten herbeleven. Het helpt bij de verwerking van spanning en emotie en ik schrijf a.h.w. dingen weg in mijn geheugen.

Natour

Met de map links naast de laptop, heb ik alles bij de hand. Aankomsttijden van duiven. Overzicht wie er mee gingen en wie er te laat arriveerden. Welke klasseringen er behaald werden in de A.C.C. e.d. Bram zorgt elke week meteen na het gereedkomen van de uitslagen voor kleurige statistieken. Een prijs 1 op 100 komt in een geel kadertje. Ten tijde van de Tour de France een toepasselijke kleur! Prijzen 1 op 50 en 1 op 25 hebben hun eigen kleur en prijzen 1 op 10 in groen kunnen er nog mee door. Daarna wordt het minder interessant. In België vliegt men vaak 1 op 3 en zelfs 1 op 2 schijnt voor te komen. Het dient alleen het belang van de uitbater van het café, want sportief bezien strooi je jezelf zand in de ogen. Het is een fopspeen!  Ook de verliezer wil zijn naam op de uitslag zien. Al is het de poedelprijs. Anderzijds zijn er ook jaren geweest, dat ik blij was als ik op de uitslag stond. De eerste dertig jaren dat ik duiven had als pure liefhebber zie ik achteraf ook vooral als leerschool. En zijn onze schooljaren achteraf vaak niet de mooiste jaren van ons leven? Terug naar het heden. Naar Laon gingen 30 duiven. De beste dertig van het moment. De overige 33 stuks gingen naar Heusden Zolder. Het begin van de natour. Dit waren de 17 junioren van de derde ronde, die voor het eerst in de grote wagen mochten. Een dag eerder waren ze voor het eerst in Ravenstein. De maandag ervoor stonden ze voor het eerst in Heteren, na twee keer Doesburg en één keer Voorstonden en pontje Bronkhorst. Het moest allemaal heel snel en geforceerd en we boften dat de natour een week uitgesteld werd. Het paste allemaal net! De overige duiven waren “kneusjes”. Omdat de eerste drie vluchten zo moeizaam verliepen en we veel achterblijvers betreurden, kregen we soms weken later nog duiven retour. Die kun je opruimen of opnieuw een kans geven. Het is risicovol, want als je ze een kans wil geven, moet je ze snel inpassen. We namen de gok. Wel gingen we in 2020 twee keer naar een duivendokter en dat had alles te maken met al die “kneusjes” die zo maar van allerlei ellende mee naar huis kunnen nemen na hun omzwervingen!  Die zaterdag kwam ik om 9.40 uur thuis, nadat ik moeder had opgehaald in Twello. We zaten krap in de tijd, want de duiven van de eerste natourvlucht konden elk moment arriveren. Om 9.45 stond ik in het prieeltje en kwam Jaap aangelopen. Rinie was er nog niet. “Hoe laat verwacht je ze”, riep Jaap van enige afstand. “Ooohh, daar zijn ze al”, riep Jaap voordat ik kon antwoorden. Achter me zag ik schaduwen en de eerste duif zat al op de klep en de piepjes volgden elkaar rap op. De eerste zes duiven waren verduisterde jongen. Niet allemaal “kneusjes”, want soms is leggen van een ei ook een reden om voor één week teruggezet te worden naar het tweede team. Daarna klokten we vlot achter elkaar een reeks jongen van de derde ronde. Een sterk debuut. Inmiddels was ook Rinie gearriveerd. Hij was vijf minuten te laat en dat stond hem niks aan. Wel zag hij het grote enthousiasme van “de kleintjes”. Op vijf, vier of drie oude pennen en flodderig in de veren, vielen ze heel overtuigend uit de lucht en renden als gekken naar de schuifdeur van “de biechtstoel” of “kast”. Rinie zag het glimlachend aan. “Voor een slok drinken en een handje voer vliegen ze zich uit de naad en hebben een haast, alsof ze een eerste nationaal gaan winnen”.  We genoten met volle teugen van ons “kleuterklasje” waar José ook zo bij betrokken is. Toen ’s avonds de uitslag verscheen bij Compuclub zagen we tot onze stomme verbazing dat we een werelduitslag hadden gemaakt in de A.C.C. met de plaatsen 1 t/m 6. We hadden die ochtend alles mee. De wind en het feit, dat de duiven letterlijk uit de lucht vielen, zonder een rondje te maken.

Laon

Goed gemutst en met enig vertrouwen wachtten we de duiven van Laon op. We hadden er 30 mee. Om precies 14 uur kwam de eerste, die vlot landde bovendien. De onderste van de poulebrief en de nestbroer van de duif die twee weken eerder de eerste won. Na de melding in de club, zagen we al snel dat het een vroege was op de meldlijst van Compuclub. Twee ongepaarde broers, die je verblijden met een eerste, dat zie je niet vaak. Ook was ik opgetogen over het feit dat er drie jongen uit hetzelfde ouderkoppel bij onze eerste zes duiven zaten. Laon werd een goeie vlucht met 17 prijsduiven en alles thuis.

Tienen

De tweede natourvlucht. Na het goede begin op de openingsvlucht, besloten we de tweede iets serieuzer te benaderen. Duiven inkorven met twee nachten mand en op papjongen, dat blijkt elk jaar weer een teleurstelling te worden. Daarom zetten we de duiven op hele kleine jonkies liever op de natour met één nacht mand. Onze eerst arriverende duif was een vermeende duivin, die de kluts kwijt was. Ze was enkele weken eerder thuis gebracht door Hans Ekkel uit Westerhaar, die toevallig een klus had in Voorst aan het dorpshuis. Zag ze een roofvogel, of had het aan kop vliegen haar van de wijs gemaakt? Na zeker vijf ererondjes ging ze op de schuur zitten. Intussen arriveerde onze tweede getekende. Een goeie doffer op een klein papjonske. Met één nacht mand doen ze het wel, maar niet op de eerste vluchten. Pas als ze ingevlogen zijn en de nodige ervaring hebben, werkt zoiets. Uiteindelijk dook de teruggebrachte ‘441 als tiende duif het hok in. Tienen werd voor ons een goeie vlucht met een hoog prijspercentage en de getekende op plaats drie in de A.C.C.

Morlincourt

Nadat we de balans opgemaakt hadden van de eerste vlucht van die dag en nog wat nagenoten met een bakkie koffie, naderde het moment dat de eerste duiven van Morlincourt konden arriveren. Gerrit Smit was die dag onze eregast. Oud-stopperspil van Voorst 1, oud brandweercommandant en … duivenmelker in zijn jonge jaren. Terwijl  Rinie, Jaap, Gerrit en ik het luchtruim aftuurden, volgde de ene anekdote na de andere. Gerrit: “Ik had een doeve en met het gummiringetje rende ik het paadje door op weg naar de centrale klok in het café van Kik. Van links kwam Cees Hensbergen aangerend, maar ik had maar één doel voor ogen. Cees vloog hoog over de hegge, want het was bugen of barsten. Mooie tied”. Destijds in de jaren vijftig was er een duivenvereniging in het dorp Voorst. Gerrit wist de naam niet meer, maar afgelopen vrijdag hoorde ik van Toon Waanders dat de club “Steeds Sneller” heette. Ineens stokt de adem in meerdere kelen. Om 14.44 uur komt er een vale recht uit de goeie hoek op het hok aanstormen. Een moment van euforie, maar dan zie ik dat het een laatkomer van de eerste vlucht is. Onvoorstelbaar hoeveel haast “de kleintjes” steevast hebben. Zelfs als ze uren te laat zijn. De rust keert terug. Gerrit gooit er weer een anekdote uit. “Vrogger kochten wie altied dröp en Pietstief bie Troet Garritsen de drogist. Goed spul. Jaap ie hebt een nieuwe vrouw. Ie zegt maar aj wat neudig bent. ’t  Zit in een papieren puntbuultjen en het is wat krummelig, maar het warkt nog steeds”. Er wordt hard gelachen om de gekkigheid van de 84-jarige dorpssmid. Dan verstomt het gelach, want Rinie ziet weer een duif naderen in de verte. Om 14.53 uur valt de schimmel als een raket op de klep. Weer is het een laatkomer en uiteraard weer een jong van de derde ronde. De teleurstelling is van korte duur, want om 14.56 uur is het een echte!  Opnieuw de nestbroer van de doffer die vorige week zo vroeg zat. Euforie! Al snel staat de duif op de eerste plaats op de meldsite en uiteindelijk wordt het de eerste In GOU Noord met Teletekst! De duiven komen vrij vlot na elkaar en ’s avonds zien we er vijf terug bij de eerste tien van de A.C.C.  Dat er ’s avonds één duif ontbreekt, dat hoort bij de sport. Een meer dan geslaagde vlucht en de stemming bij de letters zit er goed in. “Ik wist niet dat duivensport tegenwoordig nog zo mooi en gezellig kon zijn”, aldus Gerrit, die een jeugdherinnering herbeleefde, zonder dat er iemand over de heg vloog!

Quievrain

De derde natourvlucht zit moeder Toos al ruim op tijd op haar post. Hondje Trijntje aan haar voeten. Moeder geniet als de duiven komen en ze kan praten met Rinie, die al als klein buurjochie bij ons kwam. Ook Jaap kent ze van vroeger. Moeder brengt duidelijk geluk, want van Quievrain wordt de zoveelste kringzege geboekt. De koffie van José smaakt op zulke dagen altijd extra lekker. Toossie smikkelt van haar warme saucijzenbroodje. Ze trakteert, want een overwinning moet gevierd worden!  Als het tweede bakkie genuttigd is, nemen Rinie en ik de stellingen in. Albert moet werken en Bram is nog net niet retour van vakantie in Drente. Freek zal zelf moeten melden en dat is niet zijn hobby. Liever hou ik me bezig met de duiven!

Nanteuil

Rinie weet, dat alle ogen op hem gericht zijn. Hij ziet steevast als eerste naderende duiven van ver komen. Ineens een gil: “Daor kump d’r ene”. Ik vertrouw op Rinie en kijk in de richting waar de duiven vandaan komen. Enkele tellen later zie ik de duif ook naderen. In prachtige glijvlucht en ineens op de klep, zoals het hoort. Het is onze schimmelduivin, gespeeld op eitjes van ongeveer een week. Dik twee minuten later valt nummer twee. Wederom de doffer die al twee eersten op zijn naam heeft. In dezelfde minuut gevolgd door een hokgenoot. Ik ga de duiven melden en zie als gewoonlijk de cursor niet in de felle zon. Met de nodige moeite lukt het. “Blijf maar zitten”, roept Rinie, want het regent duiven. Braaf druk ik op de toets “nog een duif melden” en ik kan gewoon blijven drukken. In goed 20 minuten  zijn er 18 van de 20. Intussen zijn er ook nog duiven van de eerste vlucht thuis gekomen en Rinie ziet daardoor nummer 19 van Nanteuil over het hoofd. Geen enkel punt, want 19 van de 20 is nog mooier! ’s Avonds zie ik bij Compuclub de uitslag van de A.C.C. :    1, 2, 3, 5, 6, 7,10, 13, 14, 17 enz.  Nu ik dingen terug zie, besef ik pas wat voor “boerenjaar” we draaien. Een beetje trots en vooral heel dankbaar, ben ik.  De duivenvrienden die meeleven en wekelijks genieten, moeder Toos die het zaterdagse uitje niet missen wil en José, die me de ruimte geeft en goed voor iedereen zorgt. Zelfs op momenten, dat het een heel stuk minder gaat en zelfs in het jaar dat de havik haar zestigste duif in drie maanden tijd verschalkte, gaf ik oud-clubicoon bakker Jan Littink gelijk. Duivensport is het mooiste wat er bestaat! (wordt vervolgd)

Gietel’s geluk (15)

Gietel’s geluk (15)

Vervins

Met hoge snelheden keerden de duiven huiswaarts vanuit het noorden van Frankrijk. Mijn supporters werden er bijna door verrast. Gelukkig waren Bram, Rinie en Jaap rond 10.15 uur in Gietelo en in de tuin te Appen. Een gewaarschuwd mens telt soms voor drie! Moeder Toos had zich al om 10 uur op haar vaste bankje genesteld, nadat schipperke Trijntje haar vaste waterbakje en brokjes gevonden had. José was een weekendje naar Maastricht, waar haar jarige jongste broer woont. “Als jullie opletten, zal ik de koffie aanzetten en de saucijzenbroodjes in de oven doen”, stelde ik voor. Toen ik binnen was, hoorde ik aan de opwinding buiten, dat er een duif rondvloog. Snel naar buiten en de op het gazon lopende duivenvrienden naar de overkapping gedirigeerd. De duif zat inmiddels op de schuur en gelukkig kwam hij vlot naar beneden, toen ik met voer naar de klep liep. Zoals zo vaak, was de eerste duif een outsider, net als de kringwinnaar een week eerder. Het duurde enkele minuten tot de volgende duif arriveerde, maar toen zaten ze elkaar echt op de hielen en werden er een stuk of vijf in dezelfde minuut geconstateerd. Daarbij drie uit hetzelfde ouderpaar en dat is altijd leuk natuurlijk. De vale ‘402, blauwe nestzus ‘403 en de vale ‘436, een broer van de tweede ronde. Toen we ongeveer op de helft zaten, vielen er flinke gaten en werd het “harken” voor de laatkomers. Door de harde zuidwestenwind uit de koers geraakt, of te ver doorgeschoten en dan wordt het “poekelen” tegen de wind in! Rond 17 uur waren er 41 van de 44 en dan verwacht je dat de laatste drie ook nog wel zullen komen. Dat bleek een illusie. Het trio tot heden niet meer gesignaleerd.

Sweet seventeen

Op 30 mei, haalden moeder Toos en ik 19 jongen op in Wijchen. De derde ronde en prachtig opgekomen. Eigenlijk was deze ronde niet gepland, maar vooruit. Toen ik half mei wist, dat er nog een ronde bij zou komen, ging ik aan het timmeren. Eigenlijk is dat een hobby binnen de hobby. Albert weet er alles van. Die heeft precies hetzelfde. Op de schuurzolder had ik nog twee tussenwanden uit de doucheruimte van de fitness van mijn oude werkgever. Zware, dikke kunststofplaten, die niemand wilde hebben. Ideaal als geurloze zijwandjes. Ook lagen er nog wat trespastroken en bladen van gesloopte computermeubels. Prima  materiaal om een duivenhokje van 80 cm. diep en 1.20 mtr. breed van te maken. Ik hou van net en strak timmerwerk. De tijd van “boerengeriefwerk” hebben we achter ons gelaten. Een dak was niet nodig, want ik plaatste het geheel in een gazen buitenhok, waar ik al eerder een golfplatendak op had gelegd. De bedoeling was om de duifjes niet los te laten. Misschien zouden ze verkocht worden, maar in coronatijd is alles onzeker. Van het ene op het andere moment bedacht ik me en liet de derde ronde los. De jongen hadden veel schik op hun nieuwe verblijf. De havik had het echter ook in de gaten en pakte meteen een stuntelig rondfladderende pieper. Ik liet ze echter gewoon hele dagen los en al na enkele dagen joeg ik ze met de vlag het luchtruim in. Dat stuntelige gefladder trekt alleen maar haviken aan!  Tot mijn stomme verbazing vlogen ze al heel snel in strakke formatie, alsof ze het al jaren zo deden. Nadat ze enkele dagen buiten vlogen, liet ik ze op zaterdagochtend om zes uur los. Een strak blauwe, wolkenloze hemel met warm weer op komst. Gevaarlijk weer voor onbevangen piepers. De duifjes knalden het hok uit en als een streep verdwenen ze uit het zicht. Heel apart. Ik maakte de hokken schoon, deed het complete ochtendritueel en tegen zevenen keek ik bij de derde ronde. Geen veer te zien. Niet in of om het hok en niet in het luchtruim. Ik besloot om de oudste jongen hun eerste africhting te geven. Vanwege de oostenwind en de te strak blauwe lucht, werd het de dikke boom, achter de kerk van Voorst. Nog geen kilometer hemelsbreed. Omstreek negen uur zat ik buiten met José aan de koffie. José, van origine een ouderwetse kleuterleidster, heeft een sterke band met alles wat jong is. “Hoe is het met de allerkleinsten”, vroeg ze belangstellend. Schoorvoetend vertelde ik, dat ik in mijn overmoed de allerkleinsten die ochtend om zes uur had losgelaten. “Ze trokken meteen weg en ik vrees, dat ik ze nooit weer zie”. Bij een strakblauwe hemel gaan piepjonge duiven soms skyhigh en komen a.h.w. buiten hun bekende omgeving terecht, zoals een modelvliegtuig buiten het bereik van de radiografische besturing kan komen. Jammer, maar helaas. “Laten we er niet meer over praten. Ze zijn gewoon weg. Basta!”

Wonder

Terwijl we koffie dronken, vloog de groep weggebrachte jongen nog vrolijk rond. Tot mijn verbazing zag ik de groep wel steeds groter worden. Toen ik rond tien uur de duiven binnen riep, zag ik tot mijn grote verrassing een mooi clubje “kleintjes”. José was opgelucht en werd nog blijer toen ik om elf uur kon melden, dat ze allemaal weer “in de kast” zaten. Voor mij was dat een klein wonder!  Vanaf dat moment, liet ik de derde ronde iedere ochtend om zes uur los. Steeds hetzelfde ritueel. Als een streep de lucht in en zonder een rondje te maken meteen uit het zicht verdwenen. Meestal bleven ze ongeveer een uur weg. Soms langer en soms kwamen ze individueel of in kleine groepjes retour. Aan alles was te zien, dat ze echt trainden en trokken. Zo gauw ik me liet zien, stoven ze het hok in en doken op de voerplank als hongerige wolven. De derde ronde keek niet naar de overige duiven. Ze landden steevast op hun eigen hokje en bleven als groepje bijeen. Eén duifje paste blijkbaar niet in de groep en bleef al heel snel weg. Toen waren ze met zeventien. Vaak moest ik denken aan het liedje van Annie M.G. uit de bekende jeugdserie over zuster Clivia: “Duifies, duifies, kom maar bij Gerritje” en dan enkele regels verder: “Zeventien duifies, boven op het dak”. In mijn herinnering was Leen Jongewaard Gerritje. Twee weken geleden nam ik de zeventien duifjes voor het eerst mee in de mand. Ik moest voer halen bij “Bijltje” in Tonden en dat was een mooie eerste kennismaking. Daarna nam ik ze twee keer mee naar Doesburg. Met het oog op de eerste natourvlucht wilde ik doorpakken, maar vanwege hitte vorige week en regen en wind de afgelopen week, kwam daar weinig van terecht. Afgelopen maandag stopte ik ze in de mand om ze in Heteren te lossen, samen met de andere jongen. Dat pakte verrassend goed uit. Gisteren met het spul naar Ravenstein. “Loop je niet veel te hard van stapel” vroeg José zich hardop af. “José, dit zijn geen gewone jongen. Ze hebben met al dat trekken in de ochtenduren al zoveel geleerd, dat ze dit ook kunnen”. Gelukkig stelden ze me niet teleur, ondanks wind en motregen. De lucht is blijkbaar schoon momenteel. Seizoen 2020 verloopt voor veel jonge duivenspelers desastreus. Ook voor ons is het een teleurstellend seizoen, met veel te veel verliezen. “Dankzij de kleintjes van de derde ronde, ging je ondanks alles, elke ochtend fluitend naar je duiven”. Daarmee slaat José de spijker op zijn kop en vat ze het seizoen tot heden prima samen.

Verwachting

Voor Laon hebben we gisterenavond dertig jongen ingekorfd. De A-ploeg. Vanavond wil ik hetzelfde aantal inzetten voor natourvlucht Budel. Daaronder de laatjes van “Sweet seventeen”, aangevuld met wat “kneusjes”. Dat zijn jongen, die gewond waren, of opgehaald, of die na een omzwerving op eigen kracht retour kwamen. Ook zit er een doffer bij die moet “babysitten”. Zijn vrouwtje is naar Laon en pa mag het jonkie van een dag of vijf warm houden en voeren. Of ik verwachtingen heb van de “B-ploeg”?  Eigenlijk niet. De zeventien laatjes zijn behoorlijk kaal gevallen en gooien dek en slagpennen bij het leven. Onverduisterd en niet bijgelicht. Als ze thuis komen, ben ik tevreden. De “dertien ongelukken” hebben nog niets laten zien en zijn vraagtekens waar ik weinig van verwacht. Van de A-ploeg op Laon, verwacht ik wat meer. Topvorm hebben ze niet, maar ik verwacht er wel een paar op tijd. Wel baart het voorspelde weer me enige zorgen. Voor Budel moet het te doen zijn op zaterdag, maar Laon wordt lastiger. Zondag is de 68e trouwdag van mijn ouders en vanuit het verleden herinner me meer momenten dat er uitgerekend net op die dag door uitstel een duivenvlucht was. Duiven gaan bij mij boven feestjes en dan moet ik zondag een beetje improviseren als we met broers en zussen en moeder Toos de horeca onveilig maken. “De Kribbe” op de Wilpse klei is dichtbij gelukkig.  Zes is de norm en we zijn met zeven. Dan offer ik me gewoon op, maar alleen als Laon uitgesteld wordt, uiteraard. Moeder heeft daar alle begrip voor en mijn broers en zussen, die weinig begrijpen van de duivensport, moeten dat ook maar snappen. Misschien valt het allemaal mee en hebben we morgen gewoon twee vluchten! Succes allemaal! Ook Bertus van de Esschert uit Welsum, die we op de hielen zitten in kring en regio. Leeftijdgenoot Bertus, doet het prima met de jonge duiven. Gesitueerd binnendijks aan de IJssel, zal het met zuidwestenwind lastig worden om Bertus te verslaan. We doen ons best en het is leuk om gezonde, sportieve strijd te leveren. Toch? (wordt vervolgd)

Gietel’s geluk (14)

Gietel’s geluk (14)

Chimay

Na de moeizaam verlopen vlucht van Tienen en de afgelasting van de vlucht van vorige week, begonnen we vol frisse moed aan onze derde prijsvlucht vanaf Chimay in het zuiden van België (268 km). Een goeie 50 duiven wist ik te verzamelen. In de veertien dagen rustperiode, hadden verscheidene duiven een nestje gebouwd. Het leggen van de eitjes verloopt probleemloos dit jaar, daar ligt het niet aan. Om 10.50 kregen de duiven de vrijheid. We vlogen voor de verandering met regio Zuidoost samen. Een experiment. Jammer genoeg, werd het wederom een zeer moeizame vlucht. Onze eerste duif arriveerde gemotiveerd en viel ineens op de klep. Een duif zonder partner en zonder zichtbare motivatie. Kort daarop meldde zich nummer twee. Deze duivin bleef eindeloos rondvliegen. We waren haar weken kwijt geweest. Harm Bolk uit Exloërmond ving haar op en nadat ze weer op krachten was, loste hij haar in Coevorden op een maandag. Net in die periode was het weer de hele week fris en regenachtig. Pas op vrijdagavond meldde ze zich in Gietelo. Wederom behoorlijk afgevlogen. Opgeknapt en ongepaard ging ze naar Chimay, arriveert vroeg, maar weet dan niet goed wat haar overkomt. Bij het arriveren van onze derde duif (op drijven nota bene), ongeveer vijf minuten later, dook ze achter deze duif aan en was ze eindelijk geconstateerd. Echt vlot kwamen de duiven niet af, maar achteraf mochten we niet klagen wat tijdduiven betreft. Als we na de veertiende duif een “gat” hebben van twintig minuten, beseffen we, dat het wederom afzien zal worden voor veel duiven. Niet vroeg los en warm weer, dat gaat voor jonge duiven zelden of nooit goed!

Fondvlucht

Achteraf mogen we stellen, dat Chimay een fondvlucht geworden is, met voor veel duiven zelfs een overnachting. In de club, waar de animo gering is, had niemand de helft thuis. Joep in Apeldoorn had er ’s avonds 4 van de 24, Johan in Eerbeek 9 van de 37, Sando in Hall 19 van de 65. Dan hoef ik verder niets uit te leggen. Zelf hadden we er 37 van de 54, maar daar waar anderen nog heel wat nakomers hadden de volgende dag, viel dat in Gietelo/ Appen vies tegen. Het betekent wederom veel verbroken neststandjes. Na drie moeizaam verlopen vluchten gooien verschillende liefhebbers de handdoek in de ring. Logisch, want de jonge duiven zijn de noodzakelijke aanvulling voor de toekomst.

Boerenduiven

Zonder namen te noemen, want dat ligt soms gevoelig, zie ik dat sommige vrij onbekende liefhebbers of fondspelers het relatief goed gedaan hebben. Als een concours uren open staat, is de duif die flierefluitend thuis komt ineens een prijsvlieger. Het zet me aan het denken. Liefhebbers met een eigen stammetje van duiven die taai zijn en uiteindelijk toch thuis geraken, doen goeie zaken. Liefhebbers met “raspaardjes” en ronkende stambomen met veel “moderassen” op het kweekhok, kijken vertwijfeld naar de vele lege schapjes op hun hok. De medische begeleiding op veel tophokken ligt op een hoog niveau. “Gewoon water drinken mijn duiven niet”, hoorde ik wijlen Gerrit Jansen regelmatig zeggen. “Er moet altijd een kleurtje in”. En als het een week wat minder ging, hoor ik de luide stem van Gerrit in gedachten door het clubgebouw schallen. “Dan moet de spuit er maar in en moeten we Eddy maar weer raadplegen”. Gerrit, die bekendheid genoot als “vliegende melkman”, maakte er geen geheim van, dat medische begeleiding voor hem heel normaal was. Een bijzondere man, alleen al door zijn lengte en stem. Echte Ajax-man, die met zijn broze gezondheid regelmatig met zijn Mercedes naar de toen nog “Arena” geheten “Johan Cruijff” veste reed. Gerrit deed trouwens veel voor het vervoer in onze regio. Eddy is voor alle duidelijkheid Traversari, die ik een jaar geleden bij de bank in Twello trof, samen met zijn vrouw. Hij herkende me meteen. Niet, dat ik regelmatig van zijn diensten gebruik maakte, maar Nanne en Robert waren toen nog niet afgestudeerd als dierenarts en Eddy woonde destijds aan de rand van Apeldoorn en gold als een deskundige met zijn eigen medicijnenlijn. Zelf speelde Eddy ook ooit met duiven en met zijn Italiaanse charme en accent, was het een goed adres als de duiven iets mankeerden.

Raspaardjes

Veel liefhebbers denken, dat ze met “moderassen” de prestaties kunnen realiseren van de naamgever. Dat is een illusie. Ze beseffen niet, dat ze zelf niet of nauwelijks aan medische begeleiding doen. “Raspaardjes” zijn meestal erg gevoelig voor van alles en nog wat. Dek je jezelf curatief of preventief niet in met medicijnen, dan wordt het meestal een teleurstelling. Duiven brengen niet wat je hoopt en als het tegen zit, ben je ze kwijt!  Zelf ben ik erg terughoudend met medicijnen. Alleen als het echt niet anders kan en de duiven komen aantoonbaar te laat, dan ga ik naar Nanne of Robert. Blind kuren en op eigen houtje prutsen, daar ben ik geen voorstander van. Ik wil duiven, die het op eigen kracht kunnen. Geen “medicijnduiven”, waarvan je je afvraagt, of ze hun prestaties ook geleverd zouden hebben zonder pillen, poeders en spuiten. Het verklaart waarschijnlijk waarom veel nazaten van “wonderduiven” het bij gewone liefhebbers, zonder medische ondersteuning, niet doen. Ik weet, dat ik me niet kan meten met de echte toppers. Ben echter realistisch en tevreden met het niveau, dat ik met mijn methode en doenwijze bereik.

Selecteren

Duiven zonder natuurlijke gezondheid, daar kan ik niets mee. Op dit moment, ben je meer met “thuiskomen” bezig, dan met “prijsvliegen”. Uit sommige koppels ben ik alles kwijt. Uit andere koppels zijn ze er allemaal nog. Dat geeft houvast! Het betekent, dat we op het kweekhok keihard moeten selecteren. Een duif met geweldige papieren, die het in de praktijk niet waarmaakt, verdwijnt naar de eeuwige jachtvelden. Commercieel gezien is dat niet handig, maar gelukkig is duivensport voor mij hobby. Een ander opzadelen met jouw rommel, dat is niet sportief! Eerst thuiskomen. Daar begint het mee. Dan kijken, of ze prijs kunnen vliegen en je bevallen.

Ekkel

Geen eikel, dus geen typefout. Hans Ekkel uit Westerhaar bracht me afgelopen week een duifje thuis van de prijsvlucht Tienen. Het toeval wilde, dat hij met zijn eigen bedrijf aan het werk was als projectleider in het dorpshuis van Voorst. Een gedreven fondspeler, ondernemer en sportieve sportman. Weet nu dus ook, hoe de speculaas van bakker Bril smaakt!  Zulke mensen gun ik het succes. Respect, Hans!

Fricke

Gisteren werd ik gebeld door Rob Fricke. In 1980 emigreerde hij met zijn vrouw naar Zuid Afrika. Robby, zoals hij meestal genoemd werd, had in die periode één doffer die echt boven de middelmaat uitstak. We waren beiden lid van “de Hoven” in Zutphen, maar hij ging emigreren en ik werd in 1980 lid van “Steeds Verder” in Twello. Ik had mijn duiven destijds bij “ome Derk” in buurtschap Klein Amsterdam. Het ringnummer van de duif was bijzonder. Wat het nummer was, dat kon ik me niet meer herinneren. Wel dat het een prachtige, blauwe doffer was met drie gelijke cijfers op het eind. De absolute crack en trots van het hok, die vele volle poules won. De “222” volgens Rob. Soort van Paul Troost uit Ellecom. Ooit schreef ik over deze duif in één van mijn verhaaltjes. Toen ik in 1982 in het ziekenhuis belandde voor drie weken, verzorgde mijn oom de duiven. Oom Dirk woonde alleen na een echtscheiding, was geen duivenliefhebber, maar wel iemand met verantwoordelijkheidsgevoel en een geweldige oom. Toen ik uit het ziekenhuis ontslagen werd, reed ik meteen met mijn “Kadett” naar Klein Amsterdam. Op vijf kilometer van huis zaten de duiven destijds. Echt verantwoord was dat niet, want als je op twee krukken loopt, mag en kun je niet autorijden. In mijn jeugdige overmoed trok ik me daar niets van aan. Het buurtschap ligt in de binnenlanden, richting Klarenbeek. Ik moest en zou naar mijn duiven. Samen met mijn oom strompelde ik naar de hokken. De duiven zagen er goed uit, maar de “222” ontbrak. Hij bleek gestolen. Hoewel ik een vermoeden had, bleef de diefstal onopgelost. Een oud-clubgenoot vertelde me misschien wel twintig jaar later hoe de vork aan de steel zat. Mijn vermoeden was juist. Hij onderhield een soort vriendschap met de  man in kwestie. Deze had er uit gekweekt. De oud-clubgenoot vertelde het verhaal in geuren en kleuren. “Jij lag in het ziekenhuis en de duiven verhongerden in het hok, volgens de dader. Uit medelijden had de liefhebber de duif meegenomen. Jij was een grote klootzak en hij was een held. Daar kwam het op neer. Het was dus geen diefstal in zijn ogen. Voor de zekerheid had hij op een gegeven moment de ring wel afgeknipt. Zowel met als zonder ring heb ik de “222” meerdere keren in handen gehad. De kwestie is inmiddels verjaard en je mag het nu wel weten”. Ik was destijds opgelucht, dat ik de waarheid te horen kreeg. Beter laat dan nooit. Rob Fricke woont inmiddels al weer twintig jaar in Nederland. Hij is gepensioneerd en speurt via internet nog weleens naar duivenverhalen en kwam zo toevallig op onze site terecht. “Ik begrijp het niet helemaal. Het lijkt, alsof je mij verdenkt van die diefstal”. Ik vond het heel bijzonder om iemand na veertig jaar weer te spreken en, net als ik, herinnerde Rob zich de duif nog als de dag van gisteren. Ik kon hem het hele verhaal uit de doeken doen, zonder de naam van de dader te noemen. De cirkel is weer rond. Rob Fricke had in 1980, toen hij emigreerde, een geweldige duif op zijn hok. Meerdere liefhebbers toonden belangstelling. Door 250 gulden te bieden was ik het meest slagvaardig. Helaas werd de duif in 1982 gestolen. Door iemand die al tientallen jaren geen duivenliefhebber meer is. Een oud-clubgenoot  in Twello vertelde aan de bar het relaas. Precies zoals het gegaan is. Blijkbaar wilde hij zijn hart luchten, omdat het hem niet lekker zat om zo lang te zwijgen. Robby Fricke stond en staat buiten elke verdenking. Hij woonde destijds in Zuid Afrika en weet pas sinds gisteren hoe het is afgelopen met zijn favoriet. Tegenwoordig woont Rob in Dieren. De dader, die overigens meer op zijn kerfstok heeft, verwacht misschien voorgedragen te worden voor het Carnegie-heldenfonds?  In mijn ogen is hij een egoïstische dief, die over lijken gaat om zijn eigen blazoen te zuiveren en de vermoorde onschuld te spelen. Bah!

Vervins

Morgen spelen we Vervins in het noorden van Frankrijk. Gewoon één nacht mand. Waarschijnlijk korven we nog één keer in de eigen club, met dank aan enkele leden van de club uit Bathmen. Laten we hopen op gematigde temperaturen en een vroege lossing. Zelfs een zuidwestenwindje neem ik op de koop toe. Als we maar een normale, vlotte vlucht hebben. Noordwest en Noordoost lossen samen. Succes allemaal!  (wordt vervolgd)

Gietel’s geluk (13)

Gietel’s geluk (13)

Ongeluk

Deze tussenkop slaat niet alleen op deze dertiende aflevering, maar ook op de vlucht van Tienen van afgelopen zaterdag. Ik kon het zondag niet opbrengen om er een epistel aan te wijden. Inmiddels zijn de kruitdampen en stofwolken enigszins opgetrokken en de wonden gelikt. Niet geheeld! Optimistisch vertrouwden we vrijdagavond 67 junioren toe aan de mand voor hun tweede vlucht. Ze waren kortstondig gescheiden en de neststanden van vorige week waren, met uitzondering van één koppel, verbroken. Het hele hok was leeg, zelfs een “lokker” ontbrak. Het was mooi weer, warm maar niet extreem en er stond een kalm briesje uit overwegend westelijke richting. De duiven werden om 8.30 uur in Tienen gelost. Alle ingrediënten voor een mooie vlucht leken aanwezig. Rond 10.30 uur stonden we op scherp. Rini was uiteraard aanwezig, maar ook Jaap en Albert. Bram ontbrak vanwege lossingswerkzaamheden. Als coördinator moet je vroeg uit de veren en ben je volop bezig met het weer, IWB, andere afdelingen op dezelfde vlieglijn om vermenging en kruislossing te voorkomen, etc. Veel gebel en geregel. Uiteindelijk moet je dan ook nog je eigen duiven verzorgen en dan schiet een bezoekje aan de aankomst in Appen er gemakkelijk bij in.

Vreemd

De eerste duif arriveerde rond 10.30 uur. Een blauwe duivin. Ze kwam niet uit de verwachte vliegrichting en bleef rondtoeren. Ze was duidelijk uit haar doen en landde op de schuur. Na enig roepen en fluiten viel ze op de klep. Inmiddels zag ik uit mijn ooghoek meerdere duiven uit verschillende hoeken arriveren. Aankomend overwegend uit het noorden en noordoosten en dan weet je al, dat het geen normale vlucht zal worden. Opnieuw landden er duiven op de schuur, maar gelukkig was er één zo verstandig om vlot op de klep te landen en in haar kielzog volgden de overigen. Diverse vreemde duiven kwamen mee en doken op de vrij vlak geplaatste zonnepanelen bij Rijkswaterstaat. Die liggen er nog niet zo lang en schitteren vanuit de lucht in het zonlicht. Jonge duiven zien hierin water en doen vergeefse pogingen om te drinken. Dit veroorzaakt nervositeit en verwarring bij de eigen duiven en ook als liefhebber raak je de kluts een beetje kwijt, omdat je denkt dat het je eigen duiven zijn. Al snel merk je aan alles, dat het een vreemde en lastige vlucht wordt. De aankomsten volgen elkaar niet vlot op en er komt bijna geen enkele duif uit de verwachte hoek. Na een tijdje stel je vast, dat er nog meer dan 50 duiven moeten komen en besef je, dat het een “fondvlucht” gaat worden. Rini houdt daar wel van, maar zelf heb ik liever een vlot en normaal verloop. Als ik ’s avonds om 20 uur met de module naar de club ga, ontbreken er nog liefst 22 junioren en daar ben ik dan behoorlijk ziek van.

Smart

Op zondagochtend verwacht je bij het krieken van de dag wel enkele duiven, maar dat valt tegen. Om 7.30 uur ontwaar ik de eerste “overnachter”. Zou het over de hele linie zo beroerd zijn gegaan?  Tegen negenen bel ik Sando Verbeek uit Hall, om hem te feliciteren met zijn dubbele kringoverwinning. Sando heeft er die ochtend vijf bij gekregen van de 24 die ontbraken. Zelf heb ik er dan vier. Daarna bel ik Johan van Dijk uit Eerbeek. Vorig jaar nog kampioen van de kring. Ook Johan baalt. Geen vroege duiven en ’s avonds 19 duiven weg. “Jij hebt tenminste nog een stuk of wat vroege duiven, ik heb helemaal niks”, werpt hij me voor de voeten. Kommer en kwel alom. Aan het weer kan het niet gelegen hebben. In regio Zuidoost arriveerden de duiven vlot en ontbreken er nauwelijks duiven. In Noordoost hadden we blijkbaar de pech, dat duiven van noordelijke afdelingen onze duiven kruisten , of “opschepten”, met een dramatisch concoursverloop tot gevolg. Johan van Dijk sprak dienaangaande klare taal. “In Eerbeek staat het concours ongeveer drie uur open (1:3), dan weet je het wel”. Een slecht begin voor veel liefhebbers in onze contreien! “Nog één bijzonder verhaal”, roept Johan. “Een jonge duif van mij zat bij een jong gezin in Schijndel. Wat denk je? Ze hebben het duifje teruggebracht in Eerbeek. Er zijn dus wel degelijk goeie mensen in de wereld. Helaas was het duifje totaal uitgemergeld en leeft het niet meer. Dat is dan weer jammer. Wel een mooi verhaal voor jouw rubriek”, aldus de snaakse en gedreven Johan, die trouwens diverse voetbalprofs in zijn familie heeft (neef Jantje  van Dijk alias mr. Groningen en zijn zonen o.a.)

Opvangers

Als vluchten slecht verlopen en veel duiven niet thuis komen, krijg je te maken met “opvangers”. Soms zijn het goedwillende dierenvrienden, soms collega melkers, die een duif opgeven. Afgelopen week maakte ik weer van alles mee, dienaangaande. Het begon vrijdagavond. Een particulier in Deventer had een duifje opgevangen van de eerste vlucht Budel. “Hij heeft voer gehad en zit in een kooi”, stond in de e-mail. Ik las het mailtje ’s avonds om 23 uur. Zat in de laadploeg en de duiven werden pas laat opgehaald vanwege het hitteprotocol. Kan ik zaterdagmiddag mooi ophalen met moeder Toos, dacht ik nog. Vanwege het late tijdstip en vermoeidheid reageerde ik niet meteen. Dat was een cruciale fout. De man in Deventer had weinig geduld en belde zaterdagochtend de dierenambulance. Die belde mij en vertelde, dat ik de duif in een asiel in de Achterhoek tegen betaling van dertig euro kon ophalen. De duif stond echter nog in Klarenbeek en ik sprak af hem meteen aldaar te komen afhalen. Wat een omslachtig gedoe en wat een haast. De man in Deventer krijgt niet het traditionele zakje ambachtelijke speculaas van bakker Bril, maar ik heb hem natuurlijk wel voor de vorm bedankt voor zijn toewijding en service voor mijn duif. Wel een leermoment!  Maandag reed ik naar Beckum, om bij fondman Johan Olde Nordkamp een verdwaald duifje op te halen. Samen met moeder Toos en Trijntje genoten we van de koffie in Twente en haalden een prima verzorgde duif op, die volgende week weer mee kan. Op woensdag volgde nog een duif bij een particulier in Brummen. Piet Schrijvers, hokverzorger bij Nick Aaldering, bemiddelde. Eén van mijn favoriete duiven. “Een mooie blauwe doffer” zei Piet. “Die moet je meteen ophalen, want hij zit bij een aardige mevrouw, die heel enthousiast is”. Zoiets is me dan wel twee zakjes speculaas waard!

Opvangers (2)

Afgelopen jaar haalde ik al diverse duiven op links en rechts in den lande. Je bent gepensioneerd en bovendien levert het een leuk ritje op voor mijn moeder. We gingen samen naar Kerk Avezaath, naar Beckum, naar Beek (Montferland), waar overal de koffie goed smaakte en moeder een gezellig uitje had. Soms schikte het niet in deze coronatijd en ging ik alleen. Zo kwam ik bij “Mario” in Bussum. “Meneer, ik heb een prachtige duif van U opgevangen. Hij zat op de chocoladefabriek en het is een soort albino met rode streepjes op de vleugels”. Een ringnummer had ie niet genoteerd, maar ik begreep, dat het een vale (de ’90) moest zijn. Mario had twee restaurants en hij was in zijn jonge jaren in een Italiaans restaurant begonnen als pizzabakker. Bij de kennismaking in zijn restaurant, hartje Bussum, bleek hij Turkse roots te hebben. “Iedereen noemt mij vanwege de pizzareclame van Iglo, lang geleden, Mario. Dat is niet mijn echte naam, maar met een Italiaans restaurant vind ik het allemaal prima en stel ik me zelf ook voor als Mario”. Een joviale, gastvrije man. Een horecatype, met als hobby tuimelaarduiven. “Ik vind gewone postduiven niet mooi, maar deze vind ik schitterend. Ik wil een hok bouwen in mijn moestuintje en dan kom ik bij U duiven halen”. Grappige contacten met wildvreemde mensen en misschien krijgen we er een postduivenliefhebber bij. Mario liep mee naar mijn auto, die op zijn advies met de alarmlichten aan en geopende achterklep pontificaal voor zijn restaurant stond. “Ik hoop, dat de duif terugkomt naar de chocoladefabriek (Bensdorp) en dat ik de duif van U mag houden”. Inmiddels is de ’90 weggebleven van een africhting, maar volgens Mario is hij niet in Bussum.

Gelukzoekers

Duif “Mario” behoort waarschijnlijk tot de categorie “gelukzoekers”. Zijn rode nestbroer bleef weg van Tienen. Sommige duiven hebben het gewoon niet. Dit jaar hadden we de ’10. Eerst zat ze bij Johan Gijsberts in Zutphen. Een oud-Voorstenaar. “In Zutphen heb ik meer kans op een vroege duif dan in Voorst. Hier lukt me, wat me in Voorst nooit lukte”. Daarna vloog ze binnen in Elden. Met o.a. Frans Looyschelder zaten we daar aan de koffie met speculaas. Normaliter haal ik een duif maar één keer op, maar ik moest denken aan de moeder van de ’10. Die haalde ik één keer op en werd daarna een zeer goede vliegduif en 3e asduif van de kring. Helaas is deze ’10 niet uit hetzelfde hout gesneden. Toen Geert Tiemens uit Didam belde, met de opmerking dat er een duif van ons was binnen gelopen, had ik al bange vermoedens. “Het is toch niet de ’10?”. Geert moest er om lachen. “Ik hoor het al en heb er al een streep door getrokken”, zei hij lachend. Een echte liefhebber als Geert heeft aan een half woord genoeg!  Duivensport moet hobby blijven, geen dagbesteding als koeriersdienst worden!  Er zijn voorbeelden van topvliegers, die in hun jeugd “wegvliegers” waren. Elke regel kent uitzonderingen. Proefondervindelijk maak ik mee, dat alle opgehaalde duiven inmiddels weer weg zijn. Er is echter een uitzondering. Het doffertje, dat ik ophaalde bij een liefhebber in Nijverdal , heeft twee vroege prijzen gevlogen en lijkt de bekende uitzondering op de regel te vormen. Het kan echter toeval zijn, want we hebben pas twee korte vluchten gehad.

Duivenkennis

We denken, dat we het weten, maar eigenlijk weten we het nooit. Vorig jaar hadden we een koppel waar vier jongen uit kwamen. Drie ervan, verspeelden we op hun allereerste vlucht. De vierde won een kringzege en een week later een regiozege. Dat wordt een bijzondere, dacht ik. Nog zo’n overwinning en ze is beste duif van Nederland. Droom lekker verder, Wagenaar. Op de eerstvolgende inkorving was ik ’s avonds twaalf duiven kwijt. Op één na keerden ze allen retour. U mag één keer raden welke duif nooit terug kwam. Ondanks de prestaties van deze ’15, wilde ik het koppel niet meer tegen elkaar zetten. De nazaten missen een vitale eigenschap, concludeerde ik. We koppelden de ouders om, maar op ons kweekhok in Wijchen was de oude liefde te sterk en Gerard had dit niet tijdig in de gaten. We haalden er in totaal zes jongen van op (1e, 2e en 3e ronde). Vier ervan gingen mee naar Budel en Tienen. Het resultaat? Onze eerste duif van Tienen komt eruit en alle zes zijn ze nog aanwezig. Het ene jaar alles kwijt uit een koppel en een jaar later nog alles aanwezig. We weten er dus eigenlijk helemaal niks van!  Een ander voorbeeld is onze “Bussingduivin”. Gekregen als service van Henk en afkomstig uit zijn beste doffer en duivin van de laatste jaren. De ouders vlogen samen 8 en 4 eerste prijzen en zulke zijn bij Henk op het hok ook een unicum. Helaas konden we uit deze duivin de afgelopen twee jaar geen veer overhouden. Normaal vliegt zo’n duif er als kweker met een boog uit. Gelet op de sympathieke geste van Henk en de uitzonderlijke afstamming, wilde ik voor haar een uitzondering maken. Ik zette haar op een jonge doffer van Bram. Deze “Ronald” vloog ongepaard probleemloos zeven prijzen als jongeling en zijn nestbroer pakte er zes. Het resultaat? De vier jongen van de 1e en 2e ronde zitten er nog steeds en één doet het opvallend goed tot nu toe. Het geeft aan, hoe belangrijk het is om de juiste combinatie op het kweekhok te maken! Met een ons geluk, kom je verder, dan met een kilo wijsheid! Sommige deskundigen menen de wijsheid in pacht te hebben en denken het wel allemaal te weten. Ogen worden soms met een loep bestudeerd. Ik ben te nuchter om daar in te geloven. Vaak weten ze het alleen in de wintermaanden, zoals de waarzegster het tegen betaling alleen op de kermis weet! Gelukkig mag iedereen in Nederland geloven wat hij of zij zelf wil.

Geel

Dit is een lossingsplaats in België, maar ook een bekende duivenkwaal. Als je duiven het moeilijk hadden en overnacht hebben, of elders vertoefd hebben, moet je opletten. Zeker als de temperaturen extreem oplopen. Afgelopen woensdagavond maakte ik een afspraak met veearts Robert Kasperink uit Emst. Rustig en bedaard en een echte duivenliefhebber, met oog en oor voor de gewone man of vrouw met zijn/ haar duifjes. Met Robert kun je als liefhebbers onder elkaar praten over duiven, waarbij Robert de medische kennis in huis heeft om je verder te helpen. Nanne Wolff uit Wezep, doet hetzelfde. Bij Nanne lopen veel meer medewerkers en het is er altijd hectisch. Toch probeert hij als dokter bovenal duivenliefhebber te zijn. Ik loop niet vaak naar een veearts en grijp niet graag naar medicijnen, maar als ik ze nodig heb, kan ik terugvallen op deskundige mensen, waar we trots op mogen zijn!  Robert constateerde woensdagavond datgene waar ik al bang voor was: geel en darmgeel. Gisterenavond stak ik op zijn advies de duiven een “Magix”-tablet op.  Nadat ik een tijdje geleden “orni 3” van de Weerd toediende, toen de duiven moeizaam naar huis kwamen bij de africhting, is dit het tweede medicijntje waarmee de duiven in aanraking komen. Soms lukt het me om een jaar helemaal geen medicijnen te gebruiken. Dat is altijd het streven. Het beste en voordeligste. Als het niet anders kan, val ik terug op genoemde deskundigen. Het seizoen is maar kort en een besmetting ligt wekelijks op de loer. Lukt het met de beste verzorging en natuurlijke middelen niet om de duiven gezond te houden, dan is het goed, dat er betaalbare alternatieven zijn. Door minimaal gebruik te maken van medicijnen, werken ze meestal voortreffelijk bij de juiste diagnose. Laten we hopen, dat de extreme temperaturen volgend weekend voorbij zijn en er nog een aantal mooie vluchten in het verschiet liggen. Succes!  (wordt vervolgd)

Gietel’s geluk (12)

Gietel’s geluk (12)

Budel

Op tijd los. Dat was zo ongeveer het enige, dat me bezig hield zaterdagochtend. Als jonge duiven te lang in de mand zitten en te laat los gaan op de allereerste vlucht, dan weet je met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid, dat het een fiasco wordt. Gelukkig klonk om 7.45 uur het startsein. Complimenten, lossingsverantwoordelijken!  In de aanloop naar de vlucht, had ik me uitgesloofd om aan “de Martin Geven-doctrine” te voldoen. Vijf dagen voor de eerste vlucht gingen onze duiven voor het eerst naar Ravenstein. Daarvoor kregen ze twee keer Heteren. Het weer was gelukkig goed in de aanloop en zodoende voldeden we aan het heilige evangelie van Martin en kan ik Joke maandagavond recht in de ogen kijken. Rinie was er zaterdagochtend op tijd. Moeder Toos was duizelig en bleef in Twello. Jaap, een gezamenlijke duivenvriend uit onze jonge jaren, nam haar plaats in. Zelf verwachtte ik de duiven rond negen uur, maar José was de eerste die al ruim voor die tijd drie duiven zag rondcirkelen. Ze bleven vrolijk rondvliegen, geruggesteund door de wind. Intussen kwamen er uit het noordoosten en zuidoosten meerdere duiven bij. Ook “vreemden”, die de vrij horizontaal geplaatste zonnepanelen bij Rijkswaterstaat voor water aan zagen. Voor het eerst in de duivenwagen, voor het eerst een massale lossing, windvlagen en allerlei her en der rondvliegende duiven. Er gingen enkele zenuwslopende minuten voorbij alvorens de eerste dertien duiven geklokt waren. Daar hoor je me niet over zeuren trouwens, want ik denk dat dit verschijnsel op meerdere hokken gespeeld zal hebben. Daarna viel het enkele minuten stil. Al met al mogen we niet klagen. Het druppelde lekker door, totdat het “een fondvlucht” werd. Rond 14.30 uur arriveerde nummer 62 van de 72 en daarna viel het helemaal stil. Geen veer kwam er meer bij zaterdag en op dit moment (zondag 11 uur) is de situatie ongewijzigd. Eerlijk gezegd mis sen we geen favorieten. Veelal duiven, die al een keer werden opgehaald of afkomstig uit een koppel waar nog niets bruikbaars uit gekweekt werd. Duivensport is en blijft een selektiesport!

Trek

Als tien duiven op een vlucht in het niets verdwijnen, dan ga ik er vanuit dat ze ver weg zitten. De duiven van Budel kwamen bij ons allemaal uit oostelijke richting. Dat zie je in de uitslag terug. Kring Deventer draait beter dan kring Apeldoorn op zo’n korte vlucht. En Johan en Sando in Eerbeek en Hall lagen beslist niet gunstig. Johan was vorig jaar kringkampioen met de jonge duiven en weet nu al, dat het een kansloze missie wordt om de titel te prolongeren. Heel zuur! Tegen trek valt niet op te boksen.

Neststanden

Eigenlijk weet ik al jaren, dat neststanden op de eerste vluchten eerder een handicap dan een voordeel vormen. We hadden zes koppeltjes op eieren en dan krijg je een dilemma. Pak je een ongepaarde om getekend te zetten, of ga je voor een duivin die strak op haar nestje met eieren van 10 dagen zit?  Tegen beter weten in, gingen we voor het laatste. Het resultaat?  De eerstgetekende arriveerde om 13.24 uur als 61e duif en de tweedegetekende liep om 10.16 uur als 43e over de antenne. Tien minuten later zag ik haar nestzusje als derde getekende en 46e duif. De nestduiven zijn ongetwijfeld gemotiveerd, maar hun gebrek aan ervaring nekt ze telkens weer!  Vandaag of morgen haal ik de duiven uit elkaar. Ze worden dan drie weken op de deur gespeeld en daarna herkoppeld.

Recuperen

Op zondagochtend mogen de duiven lekker aanklooien. Vanochtend om 6.30 uur begon ik met loslaten. Eerst trekt dan de derde ronde meteen weg. Als deze zeventien duifjes uit het zicht verdwenen zijn, volgen de duiven die op zaterdag Budel gehad hebben. Aangezien vrijwel alle duiven op zaterdagochtend retour kwamen, is er van echt recupereren geen sprake. Er wordt leuk getraind en de doffertjes ketsen regelmatig af en zoeken favoriete plekjes op schoorstenen op daken in de buurt. Daarna lok ik de duiven in de tuin. Er wordt hier en daar wat aan sla en kool gepikt en er wordt vrolijk gescharreld. Daarna roep ik ze binnen en gaan alle duiven in hun ren. Hier staat een bak met allerhande klaar en worden de “ploeterbakken” gevuld voor een welverdiend bad. De duiven vullen tekorten aan en zijn na het bad weer helemaal schoon en ontspannen. Een wekelijks ritueel en het begin van de opbouw naar de volgende vlucht.

Joep

Gisteren na afloop van Budel, belde Joep. Afgelopen winter stelde Joep voor om samen te werken. Het contact ontstond na de aanschaf van een bon op de feestavond van de kring. De bon werd verzilverd voor vijf jonge duiven. “Ik zie het als een experiment. Ik raak altijd alle jonge duiven kwijt en wil weten, of jij ze wel kunt overhouden”, aldus Joep. Tot nu toe zijn de vijf “Joepie’s” nog alle vijf present en vier klasseerden zich vanaf Budel op de uitslag.  Afgelopen winter veranderde Joep het één en ander aan zijn hokken en nam dit voorjaar mijn manier van voeren over. Ook was er zeer regelmatig contact, als er afgericht moest worden. Na Budel was Joep enthousiast. In het verleden had ik vier duiven thuis, als ik er twintig speelde. Nu is het precies andersom!  Het is altijd fijn, als je liefhebbers verder kunt helpen. Ik voelde me zelfs een beetje verantwoordelijk. Zonder jaarlijkse aanvulling boer je achteruit. Dat is zeer frustrerend. John Romein weet daar alles van. Op een gegeven moment haken liefhebbers dan gedesillusioneerd af. Het is een veel groter probleem, dan velen denken. Bij “Steeds Verder” hebben we er ook mee te maken. Liefhebbers spelen de jonge duivenvluchten niet, omdat ze veel verliezen vrezen. Vervolgens zoeken ze hun heil op de natour of op de taartvluchten. Met een mooie ploeg jaarlingen gaan ze dan vol goeie moed het nieuwe jaar in, om vervolgens in het voorjaar met die onervaren jaarlingen de bekende bietenbrug op te gaan. De moraal van het verhaal: speel de jongen gewoon op de vluchten voor jonge duiven. Speel zeker de NPO-vluchten. Hier leren de jonge duiven een les, waar ze de rest van hun leven wat aan hebben!

Rein

Nu we toch namen noemen: in eigen club speelt Rein uit Wilp-Achterhoek.  Hij moet nog een jaar of zes tot aan zijn pensioen. Vroeg op, hard werken. Op oudere leeftijd kwam hij via zijn zoon in de duivensport terecht. Aardige kerel, altijd positief en bereid om de handen uit de mouwen te steken. Twee seizoenen op rij had hij pech met zijn jonge duiven en kwam niet of nauwelijks aan spelen toe. Aan de resultaten met de oude duiven zag je die ontwikkeling terug. Gewoon “kloten” om het in onverbloemd Nederlands te zeggen. Dit jaar lijkt het beter te gaan. Je ziet Rein opbloeien. Gisteren vanaf Budel liepen ze niet al te vlot binnen, maar je ziet dat hij ze op de rit krijgt. Als hij er op deze manier in slaagt om aan het eind van het seizoen een aantal door de wol geverfde junioren over te houden, gaat hij daar de komende jaren de vruchten van plukken.

Hans

Woonachtig in Terwolde en een andere clubgenoot, is een vergelijkbaar geval. Prima kerel met humor en van goeie wil. Alleen wilde het de laatste jaren niet echt lukken met de duiven. Gisteren speelt hij bij de oude duiven de eerste, net als enkele weken geleden. Ook met de jonge duiven heeft hij een klein ploegje op de been en gooit niet de handdoek, als het even tegen zit. Rein en Hans kunnen incasseren en weten dat je harder moet lopen dan de duiven vliegen om succes te hebben. Ze bewijzen, dat de aanhouder uiteindelijk wint. Top, mannen!  (wordt vervolgd)

Gietel’s Geluk (11)

Gietel’s geluk (11)

Spanning

Rond deze tijd loopt de spanning op. De vluchten voor de junioren gaan over anderhalve week van start en dan wil je er graag klaar voor zijn. De entlijsten zijn ingeleverd in de club en de hoklijst aangepast. We hebben vijf verschillende ringenseries. Allereerst natuurlijk de gewone ringenserie, dan de tien kringderby’s, tien “Veluwederby’s”, vijf testduiven van Joep met zijn ringenserie en voor de derde ronde heb ik vijftien ringen van Bram. Eigenlijk vind ik verschillende ringenseries heel verwarrend. Ben niet sterk met nummers. Het belangrijkste is natuurlijk te zorgen, dat de junioren goed voorbereid aan de start komen. De duiven moeten rustig blijven in de mand. De stress wordt beduidend minder als ze aan het verblijf in de mand gewend raken. Verder moeten ze leren drinken in de mand. Uiteraard moeten ze hun entingen gehad hebben. Onze eerste ronde is dit jaar voor het eerst twee keer geënt tegen paramixo. De tweede en derde ronde één keer. Dertien dagen geleden werden onze jongen geënt met het borsteltje tegen pokken. Rinie assisteerde daarbij. We plukten een paar veertjes weg op de borst en je voelt bij het in handen nemen momenteel een klein korstje of bobbeltje op de plek van enting. Sommigen zeggen, dat  een dag of negen na enting de duif wat koortsig is. Dan kun je beter niet africhten. We hebben er op gelet en ook niet afgericht rond dat moment, maar eerlijk gezegd hebben we er weinig van gemerkt.

Trekken

Het trainen van de jonge duiven is niet het sterke punt in Appen. In de maanden maart, april, mei en juni was er van wegtrekken geen sprake. Alleen als de havik zich liet zien, verdwenen ze uit het gezichtsveld. Doordat we de junioren veel vrijheid gaven, besteedden we geen aandacht aan het trainen. Ik vind het belangrijk, dat duiven “streetwise” worden. Vertrouwd raken met de omgeving en op ontdekkingstocht kunnen. Zo leren ze, dat de havik gevaar betekent en de buizerd een slome duikelaar is. Ze raken vertrouwd met het vliegbeeld van reiger en ooievaar en herkennen de alarmering van zwaluwen in de lucht, van kraaien en van de kippen. Hoewel ik voorstander ben van licht voer en tot 1 juli verduisterd heb, werden de duiven steeds weelderiger. Ik overwoog om de geslachten te scheiden, maar aangezien het africhten heel moeizaam verliep, zag ik daar ook de nadelen van in. Paarlustige duiven trainen slecht. Door de geslachten te scheiden gaan de duiven beter trainen. Onervaren duiven op de eerste vlucht moeten zo rustig mogelijk de mand in. Wat is dan wijsheid? Het antwoord kwam van de duiven zelf. Van de ene op de andere dag, zo rond 1 juli, trokken de junioren ineens weg bij de ochtendtraining!

Trekken (2)

Op 30 mei speenden we de derde ronde. Deze ronde werd geplaatst op een hok, dat eerst een andere bestemming had en nooit als duivenhok gebruikt werd. De duiven krijgen volop zuurstof en om te voorkomen dat ze onbeschut en op de tocht zitten, heb ik er een hok in een hok van gemaakt, middels een aftimmering van 80 centimeter bij 1.20 mtr. Oorspronkelijk waren ze met 19, maar inmiddels is het een hecht clubje van 17.  ‘s Ochtends bij het ochtendgloren gaan ze los en dan zijn ze als een streep vertrokken. Vaak blijven ze minimaal een uur weg, om vervolgens nog enige tijd rond te vliegen. Ze landen steevast op hun eigen hok, in tegenstelling tot de eerste en tweede ronde, die ook op de huizen in de buurt gaan zitten. Luisteren doen ze heel goed. Als ik in beeld kom, stormen ze naar binnen en op de vloerplank in het binnenverblijf buitelen ze over mijn handen heen en zijn bijna onverzadigbaar. Eén duifje piept nog steeds, de rest koert inmiddels. Joke Geven vertelde me afgelopen winter vaak over haar clubje late jongen, waar ze ook zoveel plezier aan beleefde. Die trainden ook enorm en nu begrijp ik waarom ze zo genoot van haar “kleuterklasje”.

Trekken (3)

De tweede ronde, gespeend tussen 10 en 26 april, beschikt niet over een buitenren. Ter compensatie liet ik ze in mei vaak langdurig buiten “spelen”. Spelenderwijs maakten ze hun kilometers bij huis, als de havik zich liet zien of als de takjes aan de bomen lustig zwiepten in de wind. Van langdurig trainen aan huis was geen sprake. Eind juni veranderde dat ineens. Aanvankelijk gingen ze ’s ochtends moeizaam naar buiten. Ik ging er vanuit dat de verduistering daarmee te maken had. Vaak doken ze zonder één rondje te vliegen de tuin in en moest ik ze de lucht in jagen. Sinds enkele weken gaan ze vlot naar buiten en knallen het luchtruim in en zijn dan gelijk vertrokken. Tot mijn verbazing en opluchting zag ik hetzelfde gebeuren met de duiven van de eerste ronde. Deze trekken weg en keren na een kwartiertje huiswaarts.  Ondanks hun paarlustigheid is het vliegen aan huis verbeterd. Dat is de reden, dat ik de geslachten niet gescheiden heb.  

Africhten

Uit mijn relaas van de afgelopen maanden kon de lezer opmaken, dat het africhten in Appen moeizaam verliep. Er werden geen grote verliezen geleden, maar echt vlot kwamen de duiven niet naar huis. Daarom was ik voorzichtig en bleef het africhten beperkt. Van voorgaande jaren weet ik, dat de duiven hun kompasje in orde moeten hebben. Als het “jachthonden” i.p.v. postduiven zijn, zijn ze niet “fris” in het koppie. De baas is dan steeds eerder thuis dan de duiven en dat mag in het begin een paar keer zo zijn, maar daarna moeten de rollen omgedraaid worden. In het verleden rookte ik op aanraden van dokter Wolff de hokken uit met de duiven daarin. De duiven niezen a.h.w. hun kopjes schoon, maar het is een tamelijk heftige methode. Niet erg diervriendelijk, dunkt me. Ook de stank nadien en het brandgevaar (stro op de vloer) maken me niet enthousiast. Van dokter de Weerd bestelde ik sachets met een ornithosemiddel speciaal voor jonge duiven. Dit kregen de duiven twee dagen in het water, want er is niets frustrerender dan jonge duiven verspelen, die hun kompasje niet zuiver hebben. Gisteren bracht ik de duiven naar Velp en vandaag reed ik naar Heteren. Gisteren bleef een duif achter, die ik eerder ophaalde in Bussum. Vandaag mis ik een duif, die eerder in Zutphen en Elden binnen liep en opgehaald werd. Soms moet je erkennen, dat niet alle duiven “het” hebben. Duivensport blijft een selectiesport. Voor de tweede ronde was het de eerste Heteren. De eerste ronde was er vandaag voor de tweede keer. De duiven kwamen vlot. Deze week wil ik nog een keer naar Heteren en dan volgt Ravenstein. “Duiven moeten drie keer de grote rivieren over”, was het evangelie van wijlen Martin Geven, die ons vier jaar geleden ontviel. “Je hebt pas afgericht, als je drie keer in Ravenstein bent geweest”. Martin geloofde heilig in zijn visie en handelde daar steevast naar. De africhtingsvluchten met de grote wagen waren niet aan hem besteed. Wat dat betreft zaten we op één golflengte. Wie uitslagen analyseert ziet, dat duiven die hun debuut maken ook een eerste prijs kunnen winnen.

Vertrouwen

Slecht slapen in de nacht voorafgaand aan de eerste vlucht doe ik steevast. Als de duiven gewend zijn aan een mand, kunnen drinken in de mand, helder zijn in hun kopje en met beleid afgericht zijn, moet je vertrouwen hebben in een goeie afloop. Het is belangrijk, dat de eerste vlucht het weer meewerkt. Niet te warm, geen oost in de wind, helder en liefst halfbewolkt. Helaas hebben we dat niet in de hand. Vooral bij wat hogere temperaturen helpen we de duiven met wat elektrolyten vooraf en met een aangepast voertje. Voorheen gaf ik altijd rijst met een beetje snoepzaad. Tegenwoordig is er een “boardingmix”, speciaal voor dit doel ontwikkeld. Korf de duiven de eerste vlucht rustig in. Geen kunstjes. Sinds enkele dagen heb ik een paar koppeltjes die een eitje gelegd hebben. Ervaring leert, dat op nest gespeelde duiven op hun debuutvlucht meestal teleurstellen. Motivatie zonder ervaring werkt niet. Vooral als de wind van achteren blaast, wordt het bijna altijd een fiasco. Gelukkig is het baasje gemotiveerd en beschikt hij over enige ervaring. Ik blijf dus optimistisch en wens ook U een geslaagde openingsvlucht met de junioren met een behouden thuiskomst van het jonge spul! (wordt vervolgd)

 

Gietel’s Geluk (10)

Gietel’s geluk (10)

Cliffhanger

De vorige keer eindigden we met een soort van “cliffhanger”. Er waren zondag rond het middaguur nog 7 van de 19 duifjes van de tweede ronde onderweg vanaf Drempt/ Doesburg toen ik de negende editie van deze rubriek verzond. Het hokje met de vijf “twins” waar ik speciaal op zou letten. Aan het eind van de middag arriveerde er nog één duif. Daar bleef het bij. Joep, bij wie het zondag ook verre van lekker liep, kwam tot 20 van de 52 op zondagavond. Zou er wat in de lucht gezeten hebben, of zou de gezondheid van de duiven toch niet 100% geweest zijn? Dan hoop je, dat er maandag nog iets na komt. Joep kreeg er maandag 5 bij en in Appen kwam er één duifje retour met een ferme winkelhaak van ongeveer 7 centimeter aan de onderzijde. ’s Avonds, toen José retour was van school, hebben we samen het duifje opgelapt met iets van acht hechtingen. Die maandagavond was ik de hort op en José pakte twee telefonische meldingen aan. Eén van de vijf verdwaalde duiven zat in Beek (Montferland), de andere in Nijverdal. Eerder die dag had ik een jonkie van de derde ronde opgehaald bij Toon Waanders in Voorst. Dit geïmproviseerde hokje telt nu weer 18 junioren van de oorspronkelijk 19 gespeende exemplaren en ze gaan nog steeds als de spreekwoordelijke brandweer bij het ochtendgloren. Een redelijk vruchtbare maandag dus. Bij thuiskomst later die avond, maakte ik afspraken om de twee “verloren zonen” op te halen en vervolgens dook ik onder de lakens.

Dinsdag

Rond koffietijd arriveerden we in Beek, bij liefhebber Meurs. Samen met moeder Toos en hondje Trijntje reed ik het laantje naar de boerenwoning in. Aan de rand van een zandvlakte stond een nieuw duivenhok en de zandvlakte bleek een beoogd bouwterrein voor een nieuwe woning naast de bestaande behuizing. Wie zegt er dat duivenliefhebbers van 76 geen ambities meer hebben? Meurs bleek Bram te kennen en ook Jan de Ruiter. De koffie smaakte goed, het duifje was prima  verzorgd en moeder had een prachtige ochtend, na alle coronabeperkingen. Achterhoekse gemoedelijkheid troef. Daarna richting Twello, naar de visboer en naar de Appie. Een vast ritueel op dinsdag. Boodschapjes, visje eten, post doornemen en daarna doet moeder haar middagdutje. Gauw naar huis, kopje thee met José en dan zie ik tot mijn grote verrassing, dat de ’21 op eigen kracht is thuis gekomen. Of is het een fata morgana en vergis ik me? Zijn broer de ’20, die zondag al thuis kwam van Doesburg/ Drempt, is echt het evenbeeld. Tot in detail hetzelfde en dan moet je goed kijken. “Het is soort dat je niet gemakkelijk verspeelt”, zei NicoJan, toen hij me de moeder overhandigde enkele jaren geleden. Ik moest er onderweg naar Beek aan denken, toen de drie nog vermiste junioren door mijn hoofd spookten. Als ik de ’21 terugkrijg, heb ik de vijf “twins” weer compleet en kan ik aan het eind van het seizoen hun prestaties vergelijken. Op zulke momenten denk ik altijd met weemoed terug aan “Garfield” en zijn nestzus. De ‘803 en ’804 waren in het nest in 1997 evenbeelden. Twee forse vetkrassen. Een soort “twins”. Geleidelijk werd de ‘803 wat vrouwelijker en de ‘804 juist wat mannelijker. Samen werden ze als jong precies twintig keer ingekorfd en ze misten nooit! Zo’n koppel kweek je maar eens in je leven, vooral als je bedenkt dat “Garfield” vier zuivere eerste prijzen won (in groot verband 1e, 1e, 1e en 3e). Vraag het Albert, want dit “superkoppel” werd geboren achter het eeuwenoude “Tolhuisje” en hij weet sommige dingen nog tot in detail en was er bij toen “Garfield” op zijn allereerste prijsvlucht, los vooruit, de eerste won tegen bijna 5000 duiven. Sinds die tijd klopt mijn hart sneller als er “twins” of “tweelingen” in de broedschaal liggen. Dat gebeurt niet zo vaak en bij onze nu nog 17 jongen van de tweede ronde zitten opmerkelijk genoeg liefst vijf “tweelingkoppels”! Misschien is het vijf keer niks, maar stiekem hoop je dat er een “superkoppel” onder zit. En … hoop doet leven. Dat geldt voor iedere sportman en iedere duivenliefhebber, dus ook voor ons team. Soms zie je verschillen optreden na de rui. De vale nestbroers  ‘435 en ‘436, gespeend op 26 april, leken aanvankelijk als twee druppels water op elkaar. Nu de halsrui gestalte krijgt, zie je dat de één de typische roodgroene keverglans krijgt en de ander een “zilvernek” wordt, zonder die keverglans. Ook zie je bij sommige tweelingen verschillen optreden in oogkleur of kleurintensiteit. Dan zijn ze uit elkaar te houden, zonder hulp van herkenningsringetjes. Het blijft fascinerend en straks zal ongetwijfeld blijken, dat er ook karakterverschillen zijn.  Die middag ook nog naar Nijverdal. Het duifje zit bij liefhebber Hofstede. Keurig verzorgd in een apart kooitje op een schoon stukje karton. Mooi op gewicht en ogenschijnlijk niks geleden. Eén nachtje buiten geslapen en door honger gedreven dezelfde dag binnen gelopen en opgegeven. Zulke duiven zijn de moeite van het ophalen misschien nog een keer waard. In ieder geval een groot compliment voor Meurs en Hofstede!

Lering

Wat ging er zondag mis en kan ik van mijn eventuele fouten leren? Het verspelen van jonge duiven is elk jaar weer een gevoelig onderwerp voor velen. Toch gaat er niets boven jaarlingen die een goeie leerschool gehad hebben. Elk jaar weer komen liefhebbers op de koffie met onervaren jaarlingen die prompt verloren gaan. Iedereen weet dat. Wachten tot de natour is het ook niet. Daar leren jonge duiven te weinig. Over de oorzaak van verliezen met jonge duiven lopen de meningen uiteen. Sommigen denken dat het te maken heeft met verduisteren. Onzin! Joep verduistert niet en toch was hij afgelopen zondag aan de beurt! De jongen zijn te zot, menen anderen. Mijn jongen van de tweede ronde waren rustig en ongepaard. Toch kwamen ze in de problemen. Gezondheid speelt een grote rol, zeggen kenners. Daar zit wat in! Oostenwind en hitte in combinatie met onbekendheid met drinken in de mand levert een fatale cocktail met garantie op ellende. Zuidoostenwind is niet onschuldiger dan noordoostenwind. Integendeel!!!!  Africhten doe je  bij voorkeur bij half bewolkt weer en gematigde temperaturen met kalme wind uit de westhoek. Het vervelende is, dat een “rampscenario” elke keer dat je africht op de loer ligt. Mijn tweede ronde bracht ik vijf keer weg en vijf keer waren ze ongeveer gelijk met het baasje thuis of eerder dan de baas. Dan wordt het gevaarlijk! Overmoed dreigt. De liefhebber gaat zijn duiven overschatten en maakt bijvoorbeeld te grote sprongen of is niet meer kritisch over het weer.  Van liefhebber Hofstede  hoorde ik, dat er zondag een lossing was in Zutphen van Overijsselse duiven. Goed mogelijk, dat mijn duiven in die lossing verzeild geraakt zijn en het verklaart de opvangplaats Nijverdal. Ook Joep sprak van enkele grote koppels duiven boven de plek waar hij loste. Voor onervaren duiven is een kruislossing vaak te veel van het goede. Toon Waanders uit Voorst, richtte afgelopen zondag af vanaf Elst. Hij loste om 9.45 uur en zijn duiven kwamen probleemloos en vlot als groep thuis. Het weer is voor alle duiven ongeveer gelijk, maar de condities kunnen enorm verschillen. Toeval en domme pech kunnen zeker een rol spelen.

Moraal

Africhten van jonge postduiven is een hachelijke onderneming. Roofvogels op de plek van lossing, of lossingen van liefhebbers uit een andere streek kunnen een hoop schade aanrichten. Duiven moeten gezond zijn en vooral de kopjes moeten schoon zijn (ornithose). Bij een strak blauwe lucht, hitte en oost in de wind, moet je met onervaren jonge duiven het onheil niet opzoeken! Begin op korte afstand, maak kleine sprongetjes en spreidt het risico door niet alles in één keer los te gooien. Ga pas verder, als de jongen vóór de baas thuis zijn. Zorg verder, dat de stress er af is, door duiven regelmatig in de mand te steken of weg te brengen en zorg, dat ze leren drinken in de mand! Maar bedenk wel: ook ervaren liefhebbers en zgn. specialisten maken fouten. Als jonge duiven “het kunstje” eenmaal kennen, dan is het een lust om ze weg te brengen. Dan komen ze ook bij minder ideale omstandigheden vlot naar huis. Helaas komen veel liefhebbers niet zo ver en dat is fnuikend voor de duivensport. Bij onvoldoende aanvulling van goed opgeleide en door de wol geverfde junioren, boer je achteruit! Met onervaren jaarlingen win je de oorlog niet.

Verschil

Geografische elementen in het landschap kunnen belemmerend werken voor onervaren duiven. Voor liefhebbers in de GOU speelt de Veluwe een belangrijke rol. Duiven vliegen niet graag over uitgestrekte natuurgebieden. Onze duiven moeten bij het opdoemen van het Veluwemassief kiezen voor de Gelderse Vallei of voor de IJsselvallei. Een verkeerde keuze kan grote gevolgen hebben! Overal in den lande hebben duiven en liefhebbers te maken met andere  geografische elementen en specifieke problemen. In Zeeland speelt het water een grote rol. Duiven vliegen niet lukraak de kortste route als ze over het water moeten. Ook het drinken van zeewater betekent einde oefening voor een duif. De selectiecriteria in verschillende delen van het land zijn daarom niet hetzelfde. De komende weken zijn voor onze jonge duiven cruciaal. Veel liefhebbers gaan op pad met hun onervaren duiven en dat brengt risico’s met zich mee. Gebruik je verstand, heb geduld en werk samen. Gedeelde vreugd is immers dubbele vreugde en gedeelde smart is halve smart. Hou rekening met tegenvallers en geniet als dingen goed gaan. Duivensport is een prachtige sport, maar ook een heel moeilijke sport, sterk van de natuur afhankelijk. Iedereen maakt fouten. Hij die de minste fouten maakt, wint. Maar .. ook zonder te winnen kun je van je duiven genieten. Veel succes! (wordt vervolgd)

 

/pwEe4ZSiNOue0dbgVMdN2R4xtASWDiAohNZM6AlENBERGjh4aLKJqSF1i8hTOhIK723z+jBngqT7iIv7zF0RT7dVfJPkpEVkTYLJgoVitwMUXwTxQpzFJG3JDI5ErlSRNiSMuO1a5EWFv19OmYgzQBnaSKOKxBl7RL9QRmkxomDyIZC+J5a4pzxD6XXpBPjIqhID1NVVYZ2HTnzltwkBqOpRD5oPpehCqvC1WH3P+iZAsNZLyKnpiwBmPeLyUxD8NB7F8s+W6l9sKxJGRk2bYDDiA5Imh4iLKqJ3ff9QX0q0UJjLVpneuq7xEchxleYBgV2vKSK7hSqtod5sGswaVfqadwpIzED0qB7Y6Ltj+8m+s/oChNGIDjMUTf1mtJJQcHjoXHRqqClq9Qj8yIUxHOboWV/6KlVftUDSAGMsPdr1BPPZ+y40f3Cee3XoVZRt7cItrrb07MSn21eCePo3EvacUC30SqjBJnZ9RyEJXjBgkFJgQGL0BcVmAUYNpZaCshD3gwdqDrBCOEdVEjBLHabRcGMVoHBEqCrrqqMyz3BBh+T0HY25x9H0iWtyi7eQVSlvKWedosiRE7ZvBdJJ4rcC6XaIfxVIz+b8qUD6TYnvCqR3UflNIH0K8zOB9Fe7uRVI3xriSeD/LPt/lq1PPTriBf0XmFqkHjGvVvsAAAAGYktHRAD/AP8A/6C9p5MAAAAJcEhZcwAADsMAAA7DAcdvqGQAAAAHdElNRQfjBAoPLTdV8j31AAABaElEQVRo3u2ZP26DMBjF7aSCpiW9AFIHNoi4Qa9AVrYcAZEoCDEwewE8homBhTOwtwsz5BYdqiapiErdiVQ0W1sJ3Hxvw8LS+9nfA/9BjDHEs0aIcwEAAFw6wNX3BsuyJq7rHoZq2Pf96yRJ6vYZM8YQxhghhJBt23eO47wMfdSjKJLCMNx3ADabDZ7P5x+8lE6WZaP1es1OGSiKYspT7ZdlOe2EuKoqgSeA7XYrdELcNM3ZS57n3aRp+ta32cViMSGEdD4srV/4DwAAAAAAAADA/1pO/5UMw5COx6P0w+4MIfSc5/l7bwBxHL/+pn9d1w+KojxxW0KiKD5CiAEAAAAAAAAAAPqSaZr3vS7mZFnGUEIXtR8QhPOTRULIgRAySOOt39MM6Lpe8zTys9ms7gCoqrrjCUDTtF0HYLlcsiAIJB7Mh2F4u1qt2FmIKaV7Sul4yOYppeMoir5OquGmHgAAgG9h3kP8Cbu0bHH/qfIIAAAAAElFTkSuQmCC” alt=”” />

Gietel’s Geluk (9)

Gietel’s geluk (9)

Africhten

Nadat op donderdag het herstel intrad en de duiven zienderogen opknapten, begon het bij mij te kriebelen. Op vrijdag weer naar buiten om te trainen en de eetlust was weer goed. De duiven waren natuurlijk nog niet meteen bol en rond, maar ze waren redelijk op gewicht en voelden beslist niet meer slap aan. Zondagochtend ging ik met 67 junioren op pad, plus een mand vol duiven van de tweede ronde. Richting Heteren. Onderweg bij de oprit van de A50 bij Apeldoorn, loste ik de tweede ronde van ongeveer 20 duiven. José was bezorgd  en opperde om de oudste jongen gewoon naar Doesburg te brengen, na de coliperikelen. Ik was eigenwijs en vastberaden en loste in drie groepen in Heteren. Helemaal zeker van mijn zaak was ik echter niet. Ter plekke was het zicht matig en de zon zat verscholen achter een dik wolkenpakket. Verder was het benauwd warm en was er voor later op de dag regen en onweer voorspeld. Bij thuiskomst vlogen er al ongeveer 45 duiven rond het huis. Een geruststelling. Het waren de jonkies van de tweede ronde en één mand Heterengangers. Er waren dus nog ongeveer 45 junioren onderweg. In zulke gevallen, pak ik de schoffel en ga in de tuin aan de slag. Heb dan mooi zicht op het verloop en kan de spanning kwijt in het werk. Het werd echter een echte fondvlucht. Na een vol uur wachten was er nog geen veer bij gekomen. Dan weet je genoeg. Ondanks het benauwde weer, enkele onweersklappen en vrij langdurige regenval in de namiddag, druppelde het niet alleen zweet- en later regendruppels, maar ook duiven. Toen ik ’s avonds afgevoerd en verduisterd had, ontbraken er nog 15 stuks. Heel laat arriveerde nog een duif die avond en de volgende nog vier. In Ede haalde ik die maandag bovendien een duifje op. De volgende dag kwam er nog een duif op eigen kracht thuis en werden er twee opgehaald in Arnhem en Apeldoorn. Uiteindelijk dus van de 67 stuks, 61 stuks thuis. Daar kan ik mee leven, maar de volgende keer neem ik een iets langere herstelperiode na een coli-aanval  in acht en ga ik wat voorzichtiger te werk.

Ronde 2

Vanochtend naar Doesburg/ Drempt geweest met de tweede ronde. Hun vijfde africhting. Het gaat om een groep van 19 stuks. Om 7.45 uur gelost op zondagochtend en bij thuiskomst om 8.15 uur was er nog niets thuis. Eindelijk om 9.45 uur komt de eerste duif thuis. Ze zijn duidelijk in koppels van anderen verzeild geraakt, want met dit mooie weer hebben veel duivenmelkers dezelfde gedachten. Op zulke momenten denk ik altijd aan duivenvriend wijlen Martin Geven. “Wat je ook doet, de knupkes moeten er eerst op”, zei hij altijd. Hij bedoelde, dat duiven het een keer zwaar moeten hebben tijdens het leerproces en solo thuis moeten geraken. Ik denk, dat hij gelijk heeft en raak zelf niet zo gauw in paniek als een africhting een fondvlucht wordt. Toch zit ik niet lekker te tikken, als er nog 18 van de 19 op de dool zijn van een ogenschijnlijk simpel opleervluchtje en ik loop nog maar eens richting het hok van de tweede ronde. Daar zie ik dat er inmiddels vier duiven op de vloer lopen. Lekker. Begint het te lopen. Er is inmiddels wat wind en er komt meer bewolking. We houden de moed erin.

Ronde 3

Op een geïmproviseerd hokje is de derde ronde geplaatst. Twee weken liet ik ze naar buiten kijken en vorige week zondag liet ik ze voor het eerst los. Dat ging goed. Ze scharrelden wat op het dak van het hok en sommigen vlogen van het dak van het hok de tuin in en vice versa. Precies zoals je dat wenst. De duiven kunnen inmiddels vliegen, al beseffen ze dat zelf nog niet. Eén keer schrikken en alles zou zo maar de lucht in kunnen, maar dat gebeurt niet. Op maandag een herhaling van zetten. Lekker rondscharrelen, maar niet de lucht in. Zo leren ze de invliegopening kennen en de omgeving van het hok. De hele dag blijven ze buiten en fladderen wat rond, zonder echt het luchtruim te verkiezen. Dan wordt het dinsdag en bij mij neemt de nieuwsgierigheid over de vijftien duifjes die nog onderweg zijn van Drempt grootse vormen aan. Het is inmiddels 10.30 uur en José kan zo thuis komen van de sportschool. Dan moet ik weten hoe de vlag er bij hangt, want José leeft altijd mee met het duiven wel en wee. Vooral als ik het heb over “de kleintjes” dan is de geboren kleuterjuf extra bezorgd!  Hoera, er lopen al weer twaalf junioren van de tweede ronde in het hok!  Waarschijnlijk is er een clubje bij elkaar gebleven, want die zijn natuurlijk niet allemaal solo thuis gekomen. We hadden het echter over de 3e ronde, die op dinsdag ineens de lucht in schoot. Buitelende en duikelende stuntpiloten en daar heb ik het niet op. Haviken zien dat meteen en zijn er vaak als de kippen bij. ’s Avonds zitten ze echter weer allemaal veilig binnen. Op woensdag laat ik de 3e ronde gelijk los met de 2e en een deel van de 1e ronde. Even zwaaien met een lange stok met een rode voerzak en alles gaat de lucht in. Tot mijn grote verbazing vliegen de jongen van de 3e ronde ineens strak in het gelid, zonder op te vallen! Zo wil ik het zien. De hele dag blijven ze buiten. Bij de buren van Rijkswaterstaat is het de hele dag een hels kabaal. Onderhoud aan de zoutstrooiers. De duiven ketsen heerlijk af, als de heftruck weer eens een stalen bak met een smak laat neerkomen. Heerlijk veilig, want geen roofvogel durft zich op zulke dagen te vertonen!  Na 16 uur wordt het rustig en ik haal de duiven van de verschillende afdelingen binnen om vervolgens de laatste groep van 35 vroege jongen los te laten. Rond 18 uur is de warme hap achter de kiezen en breng ik het overschot naar de kippen. De achterbuurvrouw wenkt me, om te zeggen dat er een duif tegen het glas van de dakkapel gevlogen is. “Hij heeft een ring om de poot en ligt op de inrit”. De duif is nog warm, maar morsdood. “In doodsangst heeft ie zich te pletter gevlogen”, leg ik uit. “Twee maanden geleden lag er op dezelfde plek ook een duif van mij. Die was alleen bewusteloos en heeft het gered. Deze moet ik begraven”. De buurvrouw knikt instemmend. Ze weet, dat ik die duif “Vicky” genoemd heb, naar haar zoontje Vic, die afgelopen najaar geboren werd. Als ik even later de laatste groep binnen haal, mis ik buiten de doodgevlogen duif, nog vijf duiven. Zouden er nog meer duiven zich te pletter gevlogen hebben? Het antwoord komt van  vier duiven, die met geopende bek, schichtig op de klep landen. Waarschijnlijk hebben pa en moe havik samen gejaagd en is er in de nabijheid van de vier angsthazen een hokgenoot voor hun ogen geslagen. In de buurt was de rust wedergekeerd en zat iedereen aan tafel. Voor de haviken het ideale moment om toe te slaan. Het kostte me twee goed afgerichte favorietjes.

Verbazing

Het is inmiddels 11 uur en er zijn nog steeds zeven duiven onderweg van Drempt. Zaterdagochtend om 6.30 uur liet ik de 3e ronde los. Stralend blauwe hemel. De piepertjes gingen meteen de lucht in en waren binnen enkele tellen uit het zicht verdwenen. Na een uur begon ik me zorgen te maken. Soms hoor je verhalen over duiven, die bij helder weer extreem hoog gaan vliegen en dan van de radar verdwijnen. Ik moest er aan denken. Na twee  volle uren was er nog veer retour. Ook had ik nimmer een schaduw van overvliegende junioren gezien. “Daar kunnen we een streep door zetten. Zes dagen geleden voor het eerst buiten en allemaal volledig onervaren piepers op nota bene een vluchtdag”, jammerde ik tegen José. Inmiddels vloog de 2e ronde rond en toen ik nergens meer op rekende, zag ik de rondvliegende koppel steeds groter worden. Uiteindelijk keerde de 3e ronde, die nog uit 17 stuks bestond, die zaterdag veilig retour, tegen alle logica in. Vanochtend herhaalde het ritueel zich. Weer om 6.30 uur los en weer meteen uit het zicht verdwenen. Om 8 uur zijn er drie retour, om 9 uur staat de teller op vijftien en rond 11 uur laat ik de laatste “hoogvlieger” binnen. Dit heb ik nooit eerder meegemaakt! Is het de zuurstofrijke omgeving van het geïmproviseerde hok? Is het dom toeval? Terwijl de 3e ronde weer tevreden en voldaan in het frisse hok zit, mis ik uit de afgesloten behuizing van de tweede ronde om 11.30 uur nog zeven duiven van een simpele africhting vanaf Drempt/ Doesburg. Dan gaat de telefoon. Joep. “Heb er van de 52 pas 13 retour vanaf Velp vanochtend”, klinkt het beteuterd. Dat is een domper. Joep heeft al jaren weinig aanvulling en leek dit jaar het lek boven te hebben. Veranderingen aan het hok, andere voermethode en regelmatig onderling overleg, maakten hem weer helemaal enthousiast. Maar nu even niet. Als er tijdens het telefoongesprek twee duiven bij hem arriveren, kunnen we het gesprek iets leuker beëindigen. Waarom gaat het vandaag zo moeizaam?   (wordt vervolgd)

Gietel’s Geluk (8)

Gietel’s geluk (8)

Coli

Geluk bestaat bij de gratie van pech of ongeluk. In de duivensport moet je kunnen incasseren. Ik herinner me een artikel in het Zutphens Dagblad van misschien wel meer dan een halve eeuw geleden over Jo Wentink. Destijds een bekende speler. “Een duivensporter moet kunnen incasseren als een bokser”, was één van de one-liners die ik me uit dat artikel herinner. Ik moest er de laatste dagen meerdere keren aan denken. Ook aan een artikel over de gebroeders Bierhof uit Leuvenheim, na een 1e nationaal St.Vincent. “De liefhebber moet harder lopen dan de duiven vliegen”, aldus Hans Bierhof tegen de journalist.  De afgelopen week was het geluksgevoel in Gietelo ver te zoeken. Met lood in de schoenen ging ik ’s ochtends naar de hokken. Wetend, dat het een vieze bende zou zijn en bang, dat ik dode duiven zou aantreffen. Vorige week vrijdagochtend zag ik de ellende in volle glorie. Wat een viezigheid trof ik toen aan! Natuurlijk was ik er enigszins op voorbereid. Op donderdag zag je het al aankomen. De vlieglust was er niet, geen dons, minder eetlust. Elk jaar had ik er mee te maken en ik verbaasde me er al over, dat het zo lang uitbleef. Ergens ben je dan ook bang, dat je vlak voor het vliegseizoen een uitbraak krijgt!  Toen ik vrijdag zag, dat het “foute boel” was, nam ik me meteen voor om niet meteen te kuren. Colinol plus, vlierbessensap, boterzuur (“Ovocrack”) en Belgasol heb ik standaard in huis en daarmee ben ik aan de slag gegaan. Zaterdag, zondag en maandag veranderde er weinig, ondanks mijn inzet. Lusteloze, brakende duiven, die slecht luisteren en weinig eetlust hebben. Nog steeds uitgebraakt voer in de schapjes en vieze, slijmerige mest. Het enige positieve punt, is dat er geen doden te betreuren vallen. Alle duiven zitten ’s avonds in hun schapje. Zo lang ze hun domein verdedigen, ben ik nog aardig gerust. Maandagavond mis ik de ’69. Hij heeft z’n vaste stek vlak bij de deur en altijd als ik het hok betreed is hij één en al enthousiasme. Vaak ook duikt hij in de voeremmer, net als zijn broer en evenbeeld de ’86. Volgens mij heeft Bram de eitjes van het ouderkoppel als enige overgelegd, zodat ik er op twee weken tijd vier jongen van zou kunnen krijgen. Uit de vader hadden we vorig jaar de jonge asduif (“Appie Derks”) in de ACC op de verdere vluchten en een jaar eerder won Bram de 1e Teletekst GOU Noord vanaf Gien met een ander jong eruit (“Gieniale”). Duidelijk het favoriete paar, zoals Leo Heremans zijn beste koppel vaak aanduidt. Ineens zie ik een blauwe doffer treurend in een hoekje zitten. ’t Is de ’69. Als ik hem oppak, is hij nog redelijk op gewicht, al voelt ie slap aan. Ervaring uit voorgaande jaren heeft me geleerd, dat een jong dat in een hoekje kruipt in colitijd, aan zijn of haar laatste etmaal toe is. Ik pak hem op en spuit hem Para Control Boost in de krop als experiment en steek hem een Marbacapje op, om hem vervolgens apart te zetten. Een noodgreep, want ik heb er weinig vertrouwen in. De volgende ochtend lijkt hij iets opgeknapt, maar schijn bedriegt. Dezelfde dag nog vind ik hem dood. José is geschokt. We overleggen samen hoe verder te handelen. “Paniek is een slechte raadgever”, hou ik José voor. “Alsnog gaan kuren vind ik geen goeie strategie. De duiven zijn goed op weg om de narigheid zelf te overwinnen. De ’69 is precies de pechvogel en uitzondering die het niet redt met de middelen van het baasje”. Die dinsdag valt me op, dat de jongen van de tweede ronde beter herstellen dan de jongen van de eerste ronde. Terwijl de tweede ronde nog niet is geënt tegen paramixo! 

5 dagen

Het is vandaag de zesde dag na het massaal uitbreken van coli op vrijwel alle afdelingen. Je ziet de duiven zienderogen opknappen. De mest wordt beter en vandaag geen sporen van uitgekotst voer meer gevonden. De duiven beginnen weer te luisteren en de eetlust komt terug. Vanavond was het een lust om te zien hoe de duiven op mijn commando van de ren naar het hok stormden en aanvielen op de gereedstaande voerbakken. Voor het eerst weer schoon voer, zonder Colinol, boterzuur of vlierbes en geleidelijk keren we van het lichte voer terug naar de normale samenstelling. Op aanraden van Joke Geven, gaf ik vandaag en gisteren de duiven volop grit. Joke kreeg de tip van de gebroeders Leideman. In schone broedschotels zette ik grit, piksteen vermengd met wat fijn zaad gereed in de rennen en de duiven stortten zich er werkelijk op. Blijkbaar hebben ze er behoefte aan en spoelt het de darmen schoon. Enkele uren later vulde ik de baadbakken en ook dat werd bijzonder gewaardeerd. Vol overgave plonsden ze erin en ploeterden dat het een lieve lust was. Voor mij een teken, dat het herstel was ingezet, want zieke duiven willen geen bad! Nadat ik enige dagen had getwijfeld over de naam van mijn schrijfsels dit jaar, werd ik bij het aanschouwen van de badende junioren overvallen door een geluksgevoel.

3 ronden

Een dag of tien geleden haalde ik de derde ronde van onze kwekers op. Nooit eerder deed ik dat. Hoewel niets in het leven zeker is en bijna alles tijdelijk, voel ik dat het heel belangrijk is om de waarde van onze huidige kweekkoppels in te schatten. Dat kun je alleen, als je de jongen eruit aan de tand voelt. Met zes jongen uit een koppel, krijg je een beter inzicht dan met twee. Daarom gaat onze tweede ronde gewoon mee op de vroege toer en spelen we de derde ronde op de nalijn. Een compliment voor Gerard, de verzorger van de kweekduiven. De derde ronde is prachtig opgekomen en met veel plezier leid ik ze op voor de navluchten. Het hok, waarop onze jongste generatie gehuisvest is, deed dienst als opfokhok voor een kloek met kuikens en daarvoor als merelvrije ruimte voor aardbeiplanten. Met wat aanpassingen heb ik er een hok van gemaakt voor de derde ronde en nu wil ik ook testen, of de duiven hier aarden en prijs kunnen vliegen. Een nieuwe uitdaging! De derde ronde is overigens, wonder boven wonder, vooralsnog de colidans ontsprongen.

Opvangers

Veel aanvliegers heb ik in Gietelo nooit. Enige weken geleden zat er een pieper van Wilfred Pasman uit Empe, die dezelfde dag nog werd opgehaald. Een oude duif van Lazeroms uit Drente rustte enige dagen in Gietelo uit. Toen ik de liefhebber belde, kon ik het niet laten, om te vragen of hij familie was van “Theo de Tank”. Oudere voetballiefhebbers herinneren zich ongetwijfeld de bikkelharde Feijenoord verdediger Theo Lazeroms, die ooit samen met “IJzeren Rinus” Israël in de achterhoede van de Rotterdammers stond in een grijs verleden. “Een neef van mijn vader”, antwoordde de eigenaar, die later keurig meldde, dat de duif veilig thuis gekomen was. Afgelopen zondag meldde ik een jonge duif van Herman en Dennis Beverdam uit Enter aan. ’s Middags stonden Herman en Rini al aan de voordeur. De vrouw van Herman is een volle nicht van José. Mina, de moeder van José en Riek, de moeder van Rini, waren zusters. Even later zaten we in Gietelo met onze neef en nicht aan de thee. Herman kent de duivenwereld als geen ander en leeft ervan. Al snel komen er anekdotes voorbij. José en Rini halen jeugdherinneringen op en Herman kan boeiend vertellen over de duivensport. “Ik was in China bij een klant van me en de goeie man vertelde, dat hij ging poulen op Lois en Binky. Ik begreep er niets van. Later viel het kwartje. Hij poulde voor de Rolls Royce en de Bentley”. Ik moest denken aan de jaren, dat ik bij p.v. de Hoven lid was tussen 1970 en 1980. Je zette de duiven voor de “Scheerweg” en de “HeeftWieHeeft”. Karel Franken had in die jaren wel een Mercedes, maar ik geloof niet, dat ie hem met de “Scheerweg” won. Of ik moet even niet opgelet hebben. Herman is de trotse bezitter van twee hokken met Meulemansduiven. Prachtige zwaar gehamerden heeft ie zitten, zoals ze uit “de Oude van den Bosch” x “de Janssenduivin” rolden. Zeldzaam werden ze, zelfs Karel Meulemans himself heeft ze niet meer zitten. Internationaal is er nog steeds vraag naar en Herman is er zuinig op. Zoon Dennis werkte als fiscaal jurist, maar had daar geen lol in. Nu zit hij helemaal in de postduiven, net als zus Grinka. Met het opgeven en ophalen van duiven, maak je van alles mee. Zelf haalde ik dit jaar twee duifjes op. De ’06 kwam bij familie Vossebeld in Hengelo (O) terecht en de ’10 haalde ik op bij oud-plaatsgenoot Johan Gijsberts in Zutphen. Vaak raak je een opgehaalde duif opnieuw kwijt, maar soms heb je er geluk mee. De moeder van de ’10 zat twee jaar geleden in Ulft. Ik haalde haar op en het werd één van mijn beste jongen in 2018. Zo zijn er wel meer verhalen bekend van topduiven, die in hun jeugd op de dool raakten en later uitgroeiden tot ware cracks.

Moraal

Het coliverhaal van de afgelopen zes dagen, heb ik zo goed mogelijk geschetst. Van de ene op de andere dag zijn de duiven collectief ziek en na een dag of vijf treedt herstel op. Althans in Gietelo en bij deze variant.  Ik koos er voor om de duiven zelf de ziekte te laten overwinnen met enige hulp, zoals omschreven. Duiven, die niet meer in hun schapje vliegen en wegkruipen in een hoekje, zijn meestal binnen een etmaal overleden. De coli-bacterie vreet zich door de darmwand en de duif sterft door bloedvergiftiging, zo las ik op internet. Kuren was ook een mogelijkheid. Toen op de vijfde dag één duif stierf, achtte ik het zinloos om alsnog te gaan kuren. Je zag namelijk, dat de grote meerderheid aan de beterende hand was en de coli zelf zou gaan overwinnen. Het liefst zou ik de duiven volgend jaar vaccineren tegen adeno, circo, rota. Je bespaart bij een goed werkend vaccin jezelf en de duiven een hoop ellende. (wordt vervolgd)

Gietel’s Geluk (7)

Gietel’s geluk (7)

Coli

Drie maanden bleven we verschoond van deze gesel. Sinds enkele dagen is het volop raak. Overal uitgekotst voer op de zitschapjes, al dan niet drijvend in een onbestendige, slijmerige, groengele derrie. Geen enkele vlieglust en apathisch gedrag van “slappe vaatdoeken” die nergens op reageren. Zeg maar gerust het c-woord. De nachtmerrie van elke jonge duivenspeler. Niet alleen Jan-met-de-Pet krijgt er vroeg of laat mee te maken, maar ook Bas Verkerk, Willem de Bruin, Bosua en Eijerkamp worden niet overgeslagen. Bij Bas was het enkele jaren op rij zo fnuikend, dat hij de junioren niet kon of wilde spelen op de jonge duivenvluchten. Natuurlijk kun je meteen gaan kuren en vaak helpt dat. Er zijn verschillende medicijnen die met wisselend succes ingezet worden, afhankelijk van de gevoeligheid van de bacteriën die jouw duiven plagen. “Jungtierkrankheit” noemen de Duitsers het. Het is een verzamelnaam voor allerlei varianten van narigheid. Vaak beginnend met het adenovirus, dat de weerstand aantast en dan overgaand naar coli. Een verstoring van het natuurlijk evenwicht in de darmen van de duif, waar altijd colibacteriën en andere vaak nuttige bacteriën de duif in balans houden. Afhankelijk van de weerstand van de duif en eventueel andere sluimerend aanwezige infecties, herstelt de duif na enige tijd. Of de duif gaat dood.

Opa

Aan moederskant heb ik een bijzonder oude opa. Ik ben vernoemd naar beide opa’s en toevallig levert dat de naam op van een beroemde stadhouder: Frederik Hendrik. Opa Hendrik leefde, zo uit het blote hoofd, tussen 1860 en 1936. Hij diende geruime tijd als ziekenverzorger in voormalig Nederlands Indië. Toen hij op oudere leeftijd de dienst verliet met een klein pensioentje, trouwde hij Tonia Bresser en verwekte op oudere leeftijd nog zeven kinderen. Moeder Toos (90) vertelt nog vaak over haar vader. Een trotse, koppige man met principes. Hij moet zeventig geweest zijn, toen hij de kleine Toosje verwekte. Zes jaren later stierf hij aan “ouwe mannenkwaal”. Toen op zekere dag één van zijn kinderen in het wiegje op sterven na dood was, gaf de oude dokter van Heuven het kindje op. “Hendrik, er is niets meer aan te doen, het kindje gaat dood”. Toen de dokter hem die bevestiging gaf, ging hij zelf aan de slag met allerlei kruiden en middeltjes die hij als ziekenverzorger in Indië had toegepast. “Als het kindje toch dood gaat, kan ik niks verkeerd doen, Tonia”, sprak hij en deed alles om het kindje te redden. Met succes! Mijn moeder, die in een klein wereldje leeft, heeft het vaak over haar vader. Misschien aard ik een beetje naar opa of ben ik onbewust geïnspireerd door hem. Dokter Moerman, ook duivenhouder, heb ik altijd bewonderd. Dat wil niet zeggen, dat ik onnozel ben. Mijn leven dank ik op meerdere momenten aan de traditionele medische kennis en aan vakkundige chirurgen. Aan dokter Verhagen, die me met zijn grote handen als baby van zes weken opereerde. En aan dokter Grandjean, die me na een mislukte open hart operatie door een collega, opnieuw opende en mijn leven redde. Heb zelfs een gezonde portie achterdocht bij “kwakzalvers” en zelfbenoemde “wonderdokters”. Toch grijp ik niet gemakkelijk naar medicijnen. Zelfs een simpel paracetamolletje slikte ik alleen als pijnstiller na de operaties aan mijn hart en na andere operaties. Alleen als het echt noodzakelijk is, ben ik blij met medicijnen. Voor mezelf en voor mijn duiven.

Remedie

Natuurlijk zit ik in zak en as, nu mijn duiven zwaar onder de coli zitten. Dan maak je afwegingen en gaat bij vrienden te rade voor advies. Ik stelde een voertje samen van één deel Versele junior, twee delen “Gaby” van Beijers, twee delen “Recup” van Beijers en één deel “Boardingmix” van Matador. Een zgn. lichte mengeling, die U gewoon naar eigen inzicht kunt samenstellen. Het voer maak ik aan met een dopje “Colinol plus” van DHP en met een flinke scheut vlierbessensap uit Corrie’s boerderijwinkeltje. Dit roer ik flink en gooi er dan drie scheppen “Ovocrack” (boterzuur) van Nanne Wolff over. Als de mix nog te vochtig is gooi ik er wat “Terramix” van Versele door en wat klei uit pikkoek met een greep “Ocean Gold” van Matador. Het gaat erom, dat het een rul mengsel wordt, dat graag opgenomen wordt. In het drinkwater gaat “Belgasol” van de Weerd. Ik merk, dat de duiven het met Colinol plus aangelengde drinkwater niet graag drinken en dat moeten we niet hebben. De duiven laat ik niet los. Vrijdag had ik ze nog buiten en dat was een fiasco. ’s Avonds om tien uur zaten er nog tien stuks op het dak van het hok. Ze hadden geen eetlust en zaten apathisch in elkaar gedoken. Met veel moeite pakte ik sommigen en anderen loodste ik met kunst en vliegwerk door de deur naar binnen. Nadat twee weken geleden één gewonde duif (twee gebroken poten) verkoos om buiten te blijven liggen en ze prompt door de steenmarter van het dak van het hok geplukt werd, was buiten slapen geen optie!

Zuurstof

De duiven zitten dus ’s nachts verduisterd in het hok en ’s ochtends open ik, voor het optrekken van de verduistering, het schuifje van de ren. De duiven zijn geconditioneerd en stormen dan naar buiten in de ren, waar wat aangemaakt licht voer klaar ligt op de vloerplank. Als de hokken leeg zijn, zet ik alles open om te luchten. In deze dagen overzie je dan met afgrijzen de vieze bende in de schapjes. Ik maak dan alles goed schoon en ververs de drinkbakken. De rennen zijn voor mij een zegen, zeker in deze colitijd. ’s Avonds herhaalt het ritueel zich in omgekeerde richting. Ik voer dus aangemaakt voer zoals omschreven en de porties zijn ongeveer gehalveerd. Na het voeren gaat de verduistering in (14 uur) en als ik zelf gegeten en eventueel afgewassen heb, loop ik alle duiven nog even na. Dit doe ik al jaren en vooral nu de duiven het heel moeilijk hebben is dit extra belangrijk. Ik speel enkele tellen met elke duif en voel in het kropje of er gegeten en gedronken is. De duiven zitten daar al op te wachten. Zelfs nu ze er als zoutzakken bij zitten, verdedigen ze hun slaapplekje. Iets minder fanatiek dan gewoonlijk, maar toch! Na mijn ronde door de hokken is José benieuwd naar mijn bevinding. “Halen ze de ochtend?”. Dit is een belangrijk criterium. Als er duiven dood gaan, moet ik ingrijpen met medicijnen. Dat hebben we samen afgesproken, want José bemoeit zich niet met de duiven, maar staat er zeker niet onverschillig tegenover. Er staat al enkele jaren een potje 4-in-1 mix klaar van de Weerd en het spul is nog bruikbaar tot 2021. Ik hoop, dat het potje dicht kan blijven!

Ongewis

Het schrijven over de duiven lucht me op. Natuurlijk heb ik de wijsheid niet in pacht en voel ik me verantwoordelijk voor het welzijn van mijn duiven. Zoals ik in 2016 wakker lag in bed, toen de (tamme) havik in enkele maanden tijd 60 duiven sloeg, lig ik nu wakker van de coliperikelen. Maak ik de juiste keuzes? Belangrijk is, om nuchter te blijven en je niet te laten leiden door paniek. Wat is verantwoord en waar liggen de grenzen? De duiven moeten het zo mogelijk zelf overwinnen en ze krijgen daarbij alle hulp die denkbaar is. Overdag zuurstof, schone hokken, aangezuurd licht voer en ondersteuning via het drinkwater. Verder veel liefde en aandacht. Als er duiven ten onder (dreigen te) gaan, treedt plan B in werking. Het geeft een kick, als straks de vluchten beginnen en de duiven geen medicijnen gehad hebben. Het ene jaar lukt dat, het andere jaar niet, maar je moet niet te snel overstag gaan. Van alles wat duiven zelf overwinnen, worden ze uiteindelijk sterker!

Jannie

Gisteren won Bram de eerste prijs in de club met “Jannie”. De enige overgewende jaarling. “Jannie” zat vorig jaar hier bij de latere jongen die net mee konden. Ze won wel enkele keren prijs, maar was geen topper. Aan het eind van het seizoen wilde Bram haar toch overnemen en inpassen in zijn hok. Op dat hok zit een zusje en evenbeeld en op een gegeven moment haalde Bram de twee door elkaar. “Jannie” kwam ongewild buiten en bleef, zonder dat ze terugkeerde in Gietelo. Dat gebeurt eigenlijk nooit, want één keer ophalen is al bijzonder. Op jonkies op uitkippen wint ze de eerste prijs. Dat staat in schril contrast met de verhalen over weggebleven jaarlingen, die in hun jeugd niet of nauwelijks gevlogen hebben. De duiven in Appen/ Gietelo krijgen een gedegen opleiding tot het eindstation en daar plukken ze hun verdere loopbaan de vruchten van. Alleen is het overwennen naar Twello soms “een dingetje”. Nu de junioren hier de komende week niet buiten komen, kan Bram vanaf morgen zijn ploegje over te wennen jaarlingen mooi uit laten, zonder dat we last van elkaar hebben. “Jannie” is vernoemd naar een dierenvriendin uit de Alblasserwaard, die twee jaar geleden een jonkie van ons opving en verzorgde. Helaas heb ik haar e-mailadres niet meer, anders had ik haar het goeie nieuws kunnen meedelen. Mocht je dit lezen, Jannie, stuur dan een mailtje. De volgende keer kan ik vertellen hoe het met de coli verder verlopen is. Ik hoop, dat mijn bevindingen U tot steun zijn. Gedeelde smart is immers halve smart? (wordt vervolgd)

Gietel’s Geluk (6)

Gietel’s geluk (6)

Kweekhokje

Afgelopen jaar hadden we twaalf kweekkoppels op een uur rijden van Gietelo. Inmiddels heb ik een paar duizend kilometers afgelegd, om te overleggen, om voer te bezorgen, om jongen op te halen, e.d. Voor de uitbraak van de coronacrisis, ging moeder Toos trouw mee met haar hondje. Tachtigers verzorgen mijn duiven en moeder als negentiger voelt zich daar thuis. Eigenlijk heb ik geen eigen kweekhok nodig, want elk jaar worden er steevast meer junioren aangeboden dan ik plaatsen kan. Een luxe-positie die je wel zelf moet afdwingen!  Dat ik er een eigen kweekhok op na houd, heeft te maken met het feit dat ik niet afhankelijk wil zijn. En natuurlijk vind ik het hartstikke leuk om zelf kweekduiven te zoeken en te koppelen. De beste vliegduiven van de laatste jaren verhuisden naar ons kweekhok en de aanvulling kwam van duiven die we aankochten of verwierven.

Eijerkamp

Al tientallen jaren kruist Hans Eijerkamp mijn weg. Mijn vorige auto, waar ik  ruim 300.000 pechvrije kilometers mee aflegde, werd gesponsord door de familie Eijerkamp. De prijsuitreikingen van de Ponderosa Vrienden Club waren een jaarlijks hoogtepunt in het winterseizoen!  Toen in 1998 de eerste grote duivenbeurs in China werd georganiseerd, werd ik door Eijerkamp uitgenodigd als standhouder in Peking. Een geweldige ervaring. “Garfield” werd als kersvers wereldkampioen jonge duiven aan Eijerkamp verkocht. Enige maanden later werd hij getransfereerd naar China. Daarna waren er de duivenreizen onder de paraplu van Eijerkamp. Dick Scholten, als vriend en oud-werknemer van Hans, organiseerde talloze reizen, die tot in de puntjes verzorgd waren. Naast China, herinner ik me de reis naar de Olympiade in Kaapstad, waar een schitterende rondreis aan verbonden werd. Een vaste groep duivenvrienden vormde de harde kern, waar Dick steeds weer op rekenen kon. José en ik bewaren daar prachtige herinneringen aan. Dat er ook Eijerkampduiven naar Gietelo kwamen, was niet meer dan logisch. Soms waren het “testduiven” en soms duiven voor het kweekhok. Natuurlijk was niet elk schot raak, maar reden tot klagen is er niet. In 2018 hadden we de eerste vier jonge asduiven van de A.C.C.  In alle vier zit Eijerkampbloed!

Calon

Dat jaar ging ik op bezoek bij Herman en Ria Calon. Herman was al eens bij ons geweest en vond dat het tijd werd om ook hen te bezoeken. We kennen Herman en Ria van de genoemde Eijerkampreizen. Vooral de reis naar de Olympiade in Porto was legendarisch. Toen we vanuit de bus ergens duiven zagen vliegen, besloten we om op eigen houtje deze liefhebbers te bezoeken. Met een man of vijf gingen we te voet op pad. Herman Calon was één van de gekken. Fondspeler Ben van de Berg was er ook bij, net als de betreurde Johan van Dijken uit Groningen. Met Douwe en Bas trokken we ook dikwijls op, maar ik geloof niet dat zij er die keer bij waren. Dwars door braamstruiken, over een snelweg en andere obstakels. Herman Calon liep steevast voorop. Wat een conditie en doorzettingsvermogen heeft deze Zeeuwse boerenarbeider. Herman heeft iets weg van Willem de Bruin. Een enorme dadendrang en inzet. Nooit moe en altijd doorgaan. Dat heeft hij in het dagelijks leven en in de duivensport. Bij Herman namen we die winter een vliegdoffer mee. Een overjarige, uit de beste lijnen. Als laatje verhuisde hij in Zeeland enkele malen van hok en broedvak en daardoor ontpopte hij zich als vechtersbaas en kwelgeest. Een prachtige doffer in de hand bovendien. “Hij is hier niet te handhaven. Zorgde voor kapotte koppen bij mijn getekende duiven. Een drama. Je betaalt hem als ie bevalt, anders mag je hem terugbrengen. Eigenlijk wil ik hem niet kwijt”, aldus de inmiddels tachtiger! Herman had in 2019 de beste jonge duif van Nederland op de korte vluchten. Deels met Willem de Bruin-bloed. Herman is een aparte, die wel wat weg heeft van de Bruin. Alleen is Herman nog gedrevener en nog fanatieker! Ooit spoorde hij José op, die nog in een achterbuurt van Lissabon was, toen de bus wilde vertrekken. José is Herman nog steeds dankbaar! En de doffer? Vorig jaar hadden we veel pech met hem, maar dit jaar lopen er vier mooie jongen. Hoop doet leven!

Bussink

Ooit kocht ik een duifje op een veiling van Henk Bussink. Toen ik Henk enkele jaren later trof op een vergadering vroeg hij naar de nazaat van zijn “Tom”. Ik vertelde, dat het duifje niet lang geleefd had en geen succesverhaal werd. “Dan heb je garantie. Kom maar een andere halen”. Dat vond ik bijzonder sympathiek en samen met moeder ging ik die winter naar Zetten, waar ik uit een mandje met duiven er één mocht uitzoeken. Ik zocht een duivin uit en toen later de stamkaart tevoorschijn kwam, bleek ze te komen uit zijn beste vliegdoffer en beste vliegduivin. Samen scoorden de ouders twaalf eerste prijzen en behaalden ze aansprekende asduiftitels in groot verband. Nieuwe aanwinsten geven nieuwe hoop en op grond van de prestaties van de ouders had ik hoge verwachtingen. Het eerste jaar viel tegen. Van een laat jong mag je niet te veel verwachten in het voorjaar, dus moest het in het tweede kweekjaar gebeuren. Helaas bleken de jongen niet honkvast en dan sta je in dubio. Door de geweldige afstamming en vanwege het uiterst sympathieke gebaar van Henk, kreeg de duivin nog een derde kans. Dit jaar werd ze gekoppeld aan een jonge doffer van Bram, die hier ongepaard tot zeven prijzen kwam. Zijn nestbroer deed weinig voor hem onder. Zal drie keer scheepsrecht zijn? Van de eerste en tweede ronde lopen er nog vier jongen. Het ziet er dus veelbelovend uit.

Willem

Zijn naam viel al in de alinea over Herman Calon. Veel liefhebbers spelen hard met de duiven van Willem de Bruin en de kerstverkoop van zomerjongen via “de Duif” is al jaren op rij een groot succes. Zijn die duiven echt beter? Volgens A.S. wel. Ze vliegen soms wel 100 meter per minuut sneller dan de duiven elders in het land. Nu moet je wel weten hoe de hazen lopen. Willem en Ad zijn al jaren vrienden. Toch wil ik uit eigen ervaring mee kunnen praten. Momenteel lopen er ruim twintig jongen, die voor minstens 50% WdB-bloed hebben. Niet rechtstreeks, maar wel uit de actuele toplijnen als “Hurricane”, “Urbanus”, “Murphy’s Law”, e.a. Geen verwaterde “oude glorie” dus. Steeds op zoek naar beter. Het lijkt wel een hobby binnen de hobby. Ervaring heeft me geleerd, dat zelfs de grootste namen en mooiste stamkaarten geen enkele garantie op succes vormen. Eerst zien, dan geloven! Duiven die in het noorden of westen van het land succesvol zijn, komen op de Veluwe soms niet uit de verf. Omgekeerd geldt misschien hetzelfde. Duiven die op mijn hok, in dit deel van het land, met mijn verzorging, het eerst op de klep landen, dat zijn voor mij de besten. Pas als ze hard vliegen komt de stamkaart in beeld. Niet eerder! En 100 meter per minuut sneller vliegen, zoals A.S. beweert? Dat kan heel goed. Langs de kust waait het bijna altijd harder!

Hoop

Hoop, geloof en liefde. Waar las ik die titel eerder? Bijgehaalde duiven zorgen voor nieuwe hoop. Die hoop komt voort uit het geloof, dat je hebt in mensen als Herman Calon en Henk Bussink. Dan wil je graag slagen met hun duiven en deze mensen belonen met mooie prestaties. Hoe ga je hun duiven koppelen? Ik heb goeie hoop, dat de kweek uit hun duiven dit jaar wel slaagt. Had ik ze misschien tegen elkaar moeten zetten om een gouden koppel te vormen? Je weet het niet. Net zo min, dat je weet of het bloed van de Willem de Bruinduiven “Gietel’s geluk” gaat opleveren. Nooit hadden we zoveel jonge duiven als dit jaar. Een eerste, tweede en derde ronde en allemaal hebben ze een mooie stamkaart. Toch zal het grote gros niet brengen wat je hoopt. Welke duiven scoren en welke duiven zullen missen of verloren gaan? We hebben hoop en moeten geloof hebben in onze duiven. Met liefde heel veel aandacht geven en veel inzet tonen. Zoals Herman Calon en Willem de Bruin harder lopen, dan hun duiven vliegen. Nuchter blijven en je boerenverstand gebruiken. Niet gaan africhten met onervaren junioren bij warm weer en oostenwind. Vooral met zuidoostenwind geen risico’s nemen. Straks einde september weten we meer. (wordt vervolgd)

Gietel’s geluk (5)

Gietel’s geluk (5)

Radiostilte

Pff .. dat is lang geleden. Zo’n dikke zeven weken zijn verstreken zonder teken van leven. Verbouwingswerkzaamheden, druk in de tuin, druk met de duiven, van alles kan ik aanvoeren als excuus. Het feit, dat de school en de sportschool van José onder het coronaregime vielen, speelt een nog grotere rol. Als je samen thuis bent, ga je niet in afzondering achter de computer stukjes tikken voor de site. Toppunt van ongezelligheid, toch? Vandaag is José voor enkele dagen met haar oudste zus naar haar jongste broer in Maastricht. Dan is er ineens tijd en ruimte voor deze rubriek.

Twins

Op een aparte afdeling werden 24 jongen van de tweede ronde afgezet. Dit gebeurde in een tijdsbestek van goed veertien dagen (10 april – 26 april). Daarvan zijn er nu nog 22 aanwezig. Eentje was onvoldoende vitaal en werd geruimd, de ander werd gepakt door de havik. Tussen deze jongen zitten 5 koppeltjes nestmaatjes, die sprekend op elkaar lijken. Twee vale doffertjes die ogenschijnlijk precies hetzelfde zijn. Ook twee lichtblauwe witpenners die sprekend op elkaar lijken. Toch zijn het gewoon broertjes of zusjes, die uit twee eieren geboren zijn. Geen tweelingen. Bij de gehele eerste ronde kan ik geen nestmaatjes aanwijzen, die ogenschijnlijk hetzelfde zijn. De vijf koppels “twins” van de tweede ronde ga ik in de gaten houden en aan het eind van het vliegseizoen kom ik hier op terug.

Verliezen

Die vallen mee tot heden. Precies 105 jongen werden er in totaal geplaatst en vanavond telde ik er nog 91. In april hadden we enkele keren behoorlijk warm weer in combinatie met zuidoostenwind. De jongen waren erg vlieglustig en vijf stuks raakte ik onder die omstandigheden bij huis kwijt. Eentje kreeg in mijn bijzijn een hartstilstand, of iets wat daar op lijkt. Met africhten afgelopen week, raakte ik er drie kwijt. Eén duif keerde zwaar gewond thuis (twee gebroken poten). Het beestje rustte tussen de golven van de golfplaten van het hok. Pogingen mijnerzijds om de duif te pakken mislukten en ’s avonds bleef ze er gewoon zitten. Het was goed weer en ik ging er van uit, dat het beestje de volgende dag binnen zou komen. Helaas kwam er voor deze pechvogel geen volgende dag. ’s Nachts werd ze door de steenmarter gegrepen op het dak van het hok. Op ongeveer 50 meter van het hok vond ik wat restanten, waaronder een vleugel. Aan het witte puntje op het topje van de buitenste slagpen kon ik de duif herkennen. De overige verliezen werden met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid veroorzaakt door de havik. Vooral het mannetje was hier bij vlagen erg actief. Nooit eerder had ik zoveel pootbreuken en vleugelkwetsuren als dit voorjaar. Veroorzaakt door blinde paniek om aan de jager te ontkomen. Toch mag ik helemaal niet klagen. Aan alle kanten omgeven door natuurgebied in de groene long van de gemeente Voorst, hoort een incidenteel havikslachtoffer er gewoon bij.

Africhten

Vorige week vrijdag pakte ik dik zeventig junioren en bracht ze naar “de dikke boom op de Voorsterklei”. Dat is ongeveer één kilometer. Zaterdagochtend reed ik naar “Het Hoendernest”. Afstand ongeveer 2500 meter. Zondagochtend Voorstonden. Drie kilometer. Steeds arriveerden de duiven vlot. Maandag naar het pontje van Bronkhorst. Zes kilometer. Dinsdag Spankeren. Ongeveer negen kilometer. Steeds arriveerden de duiven ongeveer gelijktijdig met het baasje. Woensdag richting Doesburgse Dijk/ Drempt. Ongeveer twaalf kilometer hemelsbreed. De meeste duiven arriveerden vlot, maar er waren achterblijvers die solo thuis kwamen. ’s Avonds miste ik er één, die de volgende dag werd opgehaald bij Johan Gijsberts in Zutphen. Donderdag Velp. Ongeveer 20 kilometer. De meeste duiven arriveerden vlot, maar wederom enige laatkomers en ’s avonds ontbraken er twee. Bij thuiskomst kwamen meerdere duiven niet vlot binnen en ik zag een duif braken. Voor mij het teken, dat het zo wel even genoeg is geweest. Sluimerende coli?

Rood

Net als Albert, ben ik gecharmeerd van de roodfactor bij duiven. Toch kan ik me niet herinneren ooit een echt goeie rode duif te hebben gevlogen. Waar haal je goeie rooien vandaan? Een jaar na mijn herstart in 2009 schafte ik enkele steenroden aan via Natural. Bricoux. In mijn jonge jaren las ik al over dokter Arthur Bricoux (1874-1944), huisarts te Jolimont (B). Op de allereerste prijsvlucht wonnen we de eerste prijs in de kring, met een steenrode Bricoux. Dat was beginnersgeluk. De duiven haalden nog geen 1000 meter per minuut  en op zulke vluchten kun je niet selecteren. Arthur Bricoux wordt wel genoemd als de beste fondspeler allertijden. Hij had goeie duiven, maar er was nog iets …  Bricoux was een pionier met weduwschap, toen niemand daar ooit van gehoord had! Duivenliefhebber Henk Florijn uit Apeldoorn heeft een hokje met Bricouxduiven. Ze komen nooit los en de hoogbejaarde Bricouxfan vertelt vol enthousiasme over zijn rode en vale fondduiven. De Bricouxduiven werden in de oorlog gedood en volgens sommigen stierf de dokter van verdriet. Na de oorlog probeerde zijn zoon Arthur junior met van vrienden teruggehaalde “Bricouxduiven” in de voetsporen van vader te treden. Dit werd geen succes. Wel de naam, niet het talent van vader ….   Arthur Bricoux senior, is een legende. Van 1905 tot 1940 was hij een fenomeen op de fond. Nu tachtig jaar later is het vergane glorie en ons bracht het niet verder.

Ludo

We bleven zoeken en zo stuitte ik op een rood duivinnetje op een verkoop van Pierre Faes. Ludo Claessens was een fenomeen met nooit vertoonde uitslagen, waar ik ontzag voor had. Bij Ludo aan huis waren ze destijds onbetaalbaar. Dit  duivinnetje was betaalbaar en stamde uit de beste bloedlijnen van “Super Ludo”. Helaas bracht het rode duivinnetje ons geen geluk en ging ze via de zijdeur af. Een illusie armer. Op grond van één duif mag je niet oordelen. Toch heeft het me geleerd om me niet blind te staren op grote namen. Andere ligging, andere omstandigheden, andere verzorging. Veel liefhebbers maken de fout om blindelings te vertrouwen op dure namen en fraaie stamkaarten. Resultaten uit het verleden bij anderen, zijn geen garantie op succes in het heden bij jou! Duiven moeten bovendien bij je passen en … je krijgt de liefhebber er niet bij!

Paramixo

Het leek zo mooi. Een combi-enting paramixo, herpes, adeno. Vorige week las ik een artikel van dr. Henk de Weerd in “het Spoor”. Wie dit gelezen heeft, bedenkt zich wel twee keer om zich aan de combi-enting te wagen. Net op tijd las ik het artikel. Ik blijf de traditionele paramixo-enting trouw. Binnenkort volgt de tweede enting. Een week later volgt de pokkenenting “met het borsteltje”. Net als vorig jaar, wil Rini me helpen bij de pokkenenting.

Vliegen!

Morgen gaan de duiven voor het eerst vliegen na alle coronaperikelen. Een soort veredelde trainingsvlucht, die niet telt voor het kampioenschap. Een begin! Laten we hopen, dat de coronabesmettingen uit blijven en geleidelijk alles weer normaal wordt. Iedereen die morgen mee heeft, wens ik succes!   ( wordt vervolgd)

 
 
 
 

Gietel’s geluk (4)

Gietel’s geluk (4)

Hak

“Je moet de groenten van Hak hebben”, verkondigde wijlen Martine Bijl in een reclamespotje voor conserven. “Ik heb liever de duiven van Hak”, dacht ik enige jaren geleden. Ik vertelde er in een vorige aflevering over. Wijlen Martin Geven zei me enkele maanden voor zijn tragische dood, dat ik me vergiste. “Je moet investeren in snelle duiven, niet in dagfondduiven als jonge duivenspecialist”, benadrukte hij. Dat moet begin 2016 geweest zijn. Inmiddels heb ik zijn wijze raad opgevolgd. De Hakduiven werden verkocht, maar bij de zes rechtstreeksen zat een schimmel uit de “Topfokker” van Hans. Een duif, die niet voortspruit uit zijn bekende Braad- de Joodestam, maar uit een rode doffer die door Hans op stamkaarten wordt aangeduid als “mijn beste duif ooit”. Uit het schimmeldoffertje van Hans haalden we het eerste jaar meteen “Yvonne”, die hoog bij de duifkampioenen in de afdeling eindigde in 2016. Uit een onbevlogen broer van “Yvonne” kweekte Albert in 2017 “Cindy”, die datzelfde jaar  voor ons team zesde  duifkampioen van de GOU werd. Vorig jaar was een dochter  van “Cindy”, ook weer een schimmel, met 7 goeie prijzen onze beste duif van de tweede ronde (gespeend op 30 april, de verjaardag van mijn José). Op mijn huidige kweekhok zitten geen rechtstreekse “Hakjes”, maar met “Cindy” heb ik nog wel een prima nazaat. Ere wie ere toekomt!  Mijn bewondering voor de prestaties van Hans op de dagfond is onaangetast!  De rechtstreekse Hakschimmel, die we verkochten via GPS, stond bij Albert tegen “Roodkapje”. Een duivin met Ludo Claessensbloed, maar ook met bloed van onze “Oude Knoedel”, die gefokt werd uit de nestzuster van “Garfield”. Het verklaart de rood- en schimmelfactor die “Cindy” voortbrengt. Voortgekomen uit “de beste duif ooit” van Hans Hak en “de beste duif ooit” van Albert en Freek. De moeder van “Cindy” (“José”) is gekweekt door Bram uit een kweekdoffer (“Bartoli”) die misschien wel zijn “beste kweekduif ooit” was?

Kwekers

Bram heeft inmiddels zijn 51e en laatste jong geleverd. Van Gerard heb ik er 17 en er is nog een tweede ronde van naar schatting 18 duifjes onderweg van de tweede ronde. De jongen zijn mooi opgekomen en ontwikkelen zich goed. De mest is goed en de duiven trainen naar wens. Albert bedankt voor je bijdrage op het gebied van stamkaarten. Ik wil mijn teamgenoten hartelijk danken. Zonder hen was het een ander verhaal geworden. Ook de mensen die zorgden voor 15 “testduiven” wil ik bedanken voor de duiven en voor het vertrouwen. De bal ligt nu bij mij. Dat ik mijn uiterste best ga doen, dat spreekt voor zich, mits we aan spelen toe komen(?)

Havik

Vanochtend sneuvelde zeer waarschijnlijk ons eerste jong van 2020. Dezelfde groep van 22, die enkele dagen geleden voor mijn ogen door de havik  in de lucht werd aangevallen, vloog prachtig gegroepeerd op zeer grote hoogte in de staalblauwe ochtendlucht. Ik krabde de hokken en liep wat op en neer met waterbakken en zag de jongen op een gegeven moment niet meer. Ik kom niet zo snel in paniek, maar toen ik een kwartier later nog steeds geen duiven zag vliegen, werd ik een heel klein beetje ongerust. Uit het niets verscheen er ineens een koppel, maar ik telde slechts zestien duiven. Dan weet je, dat er iets aan de hand is. De duiven bleven langdurig vliegen en na verloop van tijd groeide de koppel geleidelijk. Individueel uit alle windstreken keerden er van grote hoogte duiven retour. Toen ik ze anderhalf uur later binnenriep, waren er 21. Vervolgens ging de volgende groep los en ’s middags de derde groep, maar het ene duifje uit de eerste groep keerde niet retour. Vanavond, bij de telling  na de verduistering wilde ik weten wie er miste. Dat moet je eigenlijk niet doen, maar ik ben dan zo nieuwsgierig, dat ik het niet laten kan. Inmiddels begin ik ze al aardig te kennen. Achter het ringnummer van het vermiste duifje zette ik “havik” in mijn administratie. Of zou het de slechtvalk geweest zijn?

Enten

Afgelopen week zijn 83 junioren geënt tegen paramixo. Met Maurits maakte ik de afspraak om de enting over een maand te herhalen. Dan zijn ook de jongen van de tweede ronde gearriveerd. De tweede enting wil ik met een entstof laten uitvoeren, die als toevoeging PHA heeft. In “de Duif” las ik onlangs een artikel over een liefhebber die het had over Pharmavac. PHA betekent dan paramixo, herpes en adeno. Of de enting werkt, dat moet je afwachten. Van adeno-coli heb ik elk jaar veel last en altijd gaan er wel een aantal duiven dood. Ook herpes (one eye cold) speelde me de afgelopen jaren parten. Ik reken nergens op, maar als de tweede enting werkt tegen genoemde kwalen, dan bespaart dat veel ellende! Onthou de naam van de entstof en vraag ernaar!  Paramixo is verplicht, de H en A  is bonus.

Inteelt

Als je vitale jonge duiven wenst, denk je niet aan zware inteelt. Bram houdt er van om in lijn te kweken en bepaalde duiven terug te laten komen in de stamboom. Prachtige theorieën over kweekstrategie bestaan er en als je er in gelooft is daar niks mis mee. Inteelt beoogt bepaalde kwaliteiten te verankeren, maar de praktijk leert dat je veel afval kweekt als je nauw gaat. Zelf denk ik, dat nauwe inteelt alleen zinvol is, als je een zeldzaam goeie duif hebt en die daar voor benut. Een zwaar ingeteelde nazaat uit de superduif zet je tegen een ingeteelde duif uit een andere echte topduif en dan zou er sprake moeten zijn van “heterosis” of bastaardsterkte. Het moeten dan wel twee lijnen zijn die matchen. Garantie op succes is er echter niet en voor deze methode moet je veel duiven aanhouden om tot de ideaal geachte tot vier maal op de stamduif teruggezette zogenaamde f4 generatie te geraken. De nafok moet echter zwaar geselecteerd worden, want niet alleen de goeie eigenschappen worden vastgelegd, ook de (verborgen) slechte!  Geen eenvoudige klus met postduiven en teruglopende vitaliteit! We hebben bij onze junioren in 2020 drie duifjes die geboren zijn uit broer maal zus. Daar is niet opzettelijk voor gekozen, maar ik zal U die details besparen. Ze zijn goed gebouwd en er is op het oog niks mis mee. Weer een experiment waar we misschien wijzer van worden?

Bijprodukten

We willen het beste voor onze duiven en zoeken ons heil in allerlei bijproducten. Wijlen Jan Suijkerbuijk was zuinig en beperkte zich tot grit, mineralen en fijn geknipte bieslook. Jan was het prototype van de duivenmelker in de vorige eeuw. Pet op, stofjas aan en speciale slofjes voor in de hokken, want vrouwlief Jenneken was in huis minstens net zo proper als Jan in zijn hok. Van medicijnen had Jan geen verstand. Die waren te duur en daar geloofde hij niet in. Jan had geen auto en dikwijls nam ik voer voor hem mee, zeker toen hij ouder werd. Jan voerde eenvoudig voer van Garvo. Hij geloofde in gerst als zuivering en soms kocht hij een zakje lijnzaad. Hans, de opa van Steffan, heeft Jan goed gekend en bewonderde de kleine, maar fijne  liefhebber die Jan was. Een klein eenvoudig hok met zeven weduwnaars, waarmee hij liefst alle vluchten speelde. Een crack en een ervaren doffer met twee jaarlingen op de vitesse, één of twee duiven dezelfde week op de dagfond en één overjarige, ervaren doffer voor de overnachting. Met een scheef oog werd vaak naar “bokser” Jan Suijkerbuijk gekeken. Bij “de Hoven” wisten ze, dat je pas de eerste prijs gewonnen had als de klok van Suijkerbuijk gelicht was, zelfs als ie maar één duif mee had! Je moet hem gekend hebben om het te geloven. Met zijn duiven stond hij op en ging er mee naar bed. Altijd was hij er mee bezig. Bloedfanatiek en veeleisend. Een prijsje in de middenmoot kon hem niet bekoren. Het mes was altijd scherp en alleen duiven die bij hem pasten overleefden het. De ’89 was de ultieme duif voor Jan. Een boekhouder was ie niet. In oude vereniginsuitslagen telde ik ooit elf eerste prijzen en 49 keer in de top 10. Een geweldige vlieger, maar geen kweker. Bij broer Gerard zag ie het levenslicht en een stamkaart was er niet bij. Dat boeide hem niet. Afgelopen winter dacht ik vaak aan hem en de lessen die hij me leerde. Jan had een hekel aan erwten, kende geen medicijnen, gaf amper bijproducten, voerde licht, bouwde een band met zijn duiven en hield het simpel. “Back to basic”, zou je kunnen zeggen, al passen deze woorden niet bij het Heufse taaltje dat Jan bezigde. In 2020 probeer ik het simpel te houden en niet onnodig duur te maken. In de geest van mijn goede duivenvriend en leermeester gedurende 37 jaar.

Roeken

Sinds enkele weken zitten er twee roekenpaartjes te broeden in de eik voor het huis van de buren. Buurman John wordt er niet vrolijk van, want het geeft veel “witsel”. Volgens insiders kan het geen kwaad broedende roeken vlak bij je hok te hebben. Het zou roofvogels op afstand moeten houden. In 2016 was deze eik dikwijls de uitvalsbasis voor de “tamme” havik. De komende tijd gaan we ervaren, of er ook voordelen aan deze minikolonie zitten.

Duivinnen

In het verleden was ik vaak succesvol met jonge doffers. “Mike Tyson”, “Axel”, “Garfield” en “Jurriaan” zijn namen van jonge doffers die me in een grijs verleden veel plezier verschaften. In 2018 was “Gerben” asduif van de ACC en in 2019 was dat “Appie Derks”. Lang waren de duivinnen onzichtbaar. Op de één of andere manier waren het vaak doffers waarmee ik een klik had. De laatste jaren zie ik een verschuiving. “Marga”, de 1e asduif GOU in 2016, was een voorbode. “José” deed het ook goed en in 2018 en 2019 waren de duivinnen beter dan de doffers.  De één na laatste vlucht in 2019 was Niergnies. 1,3 en 4 Teletekst en … drie duivinnen. De laatste vlucht afgelopen jaar was Melun. In regio Noordoost 1 en 2 met … twee duivinnen. Ik kan het niet verklaren, maar het is wel een trend. Momenteel zitten er 82 duiven in Appen/ Gietelo en ik denk, dat er wel 50 duivinnen bij zitten. De bedoeling is om “op de deur” te beginnen en te eindigen op nest. Dan is het wel handig als er een beetje evenwicht is. Anderzijds: met een overschot aan duivinnen is het niet zo’n machoboel op de hokken. Duivinnen gaan bij gebrek aan doffers vaak op de lesbische toer en zijn dan tot bijzondere prestaties in staat. Voorlopig is er nog geen enkele duidelijkheid over de coronacrisis en wat dat voor invloed heeft op de duivensport. Ik probeer te genieten van het jonge spul en tracht het in de verzorging zo simpel mogelijk te houden. Elke dag even aan Jan Suijkerbuijk denken, helpt daarbij.  (wordt vervolgd)

 

Gietel’s geluk (3)

Gietel’s geluk (3)

Roofvogels

Precies zeventig junioren doorklieven momenteel het luchtruim boven Appen/ Gietelo. Ze zitten op drie afdelingen en gaan per afdeling naar buiten. Nu ik gepensioneerd ben, kan dat. Grote groepen jonge duiven gelijktijdig los is niet ideaal. Duivenvriendin Joke Geven vertelde me, dat afgelopen maandag de slechtvalk bij hen op bezoek kwam toen er een grote groep jongen buiten vloog. In Zutphen zit een slechtvalkenpaar op de toren en ze hebben uitstekende ogen die een wolk jonge duiven op grote afstand zien. Slechtvalken hebben een groot jachtgebied!  In Appen/ Gietelo heb ik de slechtvalk nog niet gesignaleerd dit jaar. Wel de havik. Vanochtend had ik de eerste groep van 22 stuks buiten. De jongen waren vlieglustig en op een gegeven moment vlogen ze op grote hoogte in de staalblauwe lucht. Voor het eerst mooi gegroepeerd in formatie en dan geniet ik van het moment. Ze vlogen erg hoog en dat was niet zonder reden. De havik werd ook aangetrokken door de jeugdige overmoed en al snel dook ze er tussen. De koppel spatte uiteen. Dat was hoog boven het hok en met geklap en geschreeuw probeerde ik de havik uit haar evenwicht te brengen. Dat lukte!  Een wilde havik is vrij schuw, in tegenstelling tot de “tamme” (ontsnapte) havik die hier in 2016 in enkele maanden tijd 60 (!) junioren sloeg. Die havik was mensen gewend en zelfs voor zwaar vuurwerk niet bang!

Corona

We maken ons druk met de jonge duiven, maar misschien komen we dit jaar helemaal niet aan het vliegen. De coronagriep heeft de wereld in een houdgreep! Is het niet corona, dan kan de vogelgriep ons ook nog parten spelen. Ik reken dit jaar helemaal nergens op, dan kan het alleen maar meevallen! Gelukkig geniet ik ook van de dagelijkse omgang met de junioren, maar alles is natuurlijk gericht op het vliegseizoen. Daar doen we het voor. Zo lang we de dans ontspringen en zelf en onze naasten niet besmet raken, moeten we niet zeuren!

Helm

Onze overdrukhelm was vorige week kapot. Deze “kite” kochten we vorig jaar, omdat we voor onze twee oude helmen geen onderdelen meer konden krijgen. Ook zoiets. Steevast ging ik elk voorjaar naar de leverancier in Heerde. Moeder en hondje Trijntje gingen mee en dan was er eerst een bakkie koffie met traditiegetrouw de meegebrachte speculaasjes van bakker Bril. Vervolgens ging Henk Pannekoek met ons mee naar het magazijn en dan werden onze beide helmen weer in orde gemaakt voor het nieuwe seizoen. Nieuwe filters, nieuw vizier, een nieuw motortje, nieuwe accu. Een soort A.P.K. Henk had alle onderdelen onder handbereik. Een jaarlijks ritueel. Na dertig jaar was het echter gebeurd met de service. De helm werd niet meer gemaakt en onderdelen waren niet meer verkrijgbaar. Mijn beide helmen waren ineens niet meer te gebruiken. Weg helmen, weg jaarlijks uitstapje. Jammer voor ons, maar laten we wederom niet klagen. Bij de laatste servicebeurt, merkte ik dat Henk niet meer de oude Henk was. Deed hij voorheen de service fluitend en bij wijze van spreken met de ogen dicht, nu stond hij te klungelen en leek het alsof hij de helm voor het eerst zag. “Ik ben er door ziekte een poosje tussenuit geweest en in de tussentijd hebben ze alle onderdelen veranderd”, stamelde hij met wanhopige oogopslag. Ik voelde, dat er iets niet klopte. Een vijftiger, die de weg kwijt is. Dat is pas erg! Henk bedankt voor de gezelligheid en de fijne service die je verleende. De mooie herinnering blijft!

Kite

Er veranderde van alles. Heerde werd Epe en de nieuwe helm werd een Nederlands product. “Kite” genaamd en afkomstig van Arbin uit Nuenen. John Freriks stond vorig jaar op de duivendag van p.v. “Zutphen” en daar nam ik de nieuwe helm in ontvangst. Ik ben afhankelijk van een overdrukhelm, dus na meer dan dertig jaar een noodgedwongen overstap. Voordeel van deze helm is de geïntegreerde accu, waardoor ik geen accu aan een kabel in mijn zak hoef mee te slepen. Vorige week donderdag was Leiden in last. Ineens gaf de helm de geest. Dikke paniek, want ik kan absoluut niet zonder helm. Meteen contact gezocht met de firma Koudijs en eigenaar John Freriks reageerde heel positief. Dezelfde dag kon ik een demonstratiehelm ophalen en werd mijn helm opgestuurd naar de fabrikant. Vandaag werd de helm met een nieuwe oplader afgeleverd. Garantie!  “De demonstratiehelm mag je voorlopig als reserve thuis houden. Jij bent al meer dan dertig jaar trouwe gebruiker en dat waarderen we”, aldus John. Over service gesproken!

Kattenbrokjes

Willem de Bruin voert zeer regelmatig een kleine portie kattenbrokjes aan zijn duiven. Wijlen Arie van den Hoek had het al over A.P.F. Het belang van dierlijke eiwitten in de duivenvoeding. Duiven die langs de slootkant kleine slakjes pikken in tijden dat ze jongen azen. Volgens van den Hoek is goeie teelaarde (klei, zand, veen) een bron van vitaminen. Onvolledige plantaardige eiwitten worden volledig door de Animal Proteïn Factor die in de bodem zit. Kattenbrokjes bevatten dierlijke eiwitten. De Bruin vliegt keihard en is academisch geschoold. Of de kattenbrokjes bijdragen aan de vliegprestaties? Ik ga het in navolging van Willem de Bruin proberen. In één van mijn voertonnen bewaar ik de kattenbrokjes van onze rode kater “Meiko”. ’s Ochtends pak ik wat brokjes en verbrijzel ze om ze toe te voegen aan het duivenrantsoen. Niet overdrijven. Toen aan runderbrokken dierlijke eiwitten afkomstig van schapenhersenen  werden toegevoegd kregen koeien  te maken met B.S.E. Daar leerden we een dure les die veel dierenleed veroorzaakte en miljoenen kostte. Een duif is en blijft een graaneter, die soms behoefte heeft aan een minimale hoeveelheid dierlijk eiwit.

Kampioen

Voormalig tandarts Willem de Bruin uit Reeuwijk is als duivensporter erg succesvol. Keuringen in de hand, oogtheorieën, stamkaarten. Ze zijn niet leidend voor hem. De mand is de beste keurmeester! Al tientallen jaren speelt “de vliegende tandarts” op zeer hoog niveau en alleen keiharde bewijzen op de vluchten wijzen de beste duiven aan. Het gaat om de goeie duif, de rest is larie! Veel liefhebbers in binnen- en buitenland spelen goed met zijn duiven. Het maakte me nieuwsgierig. Vriend A.S. bewierookt de Reeuwijker dikwijls in zijn columns. In afd. 8/GOU ken ik niemand, die hard speelt met Willem de Bruinduiven. Ik ken hier ook niemand, die niet hard speelt met zijn duiven. Als we komend jaar aan spelen toekomen, hoop ik te ontdekken of deze duiven hun kunstje ook hier kunnen vertonen. In  15 tot 20 van mijn junioren zit minimaal 50% de Bruinbloed. Ik denk, dat de Bruin geweldige duiven heeft en ben benieuwd of ze ook in onze afdeling, op mijn hok en met mijn manier van verzorgen en spelen, het verschil kunnen maken. Steeds op zoek naar een nieuwe uitdaging en op zoek naar nog betere duiven. Vol verwachting klopt ons hart.

Honderd

Zeventig junioren vliegen hier rond. Dertien net gespeende jongen zullen over enkele weken volgen. Half april volgt er dan nog een groepje van naar schatting achttien jongen van de tweede ronde. Die komen op een eigen afdeling met eigen spoetnik. Dan hebben we de beschikking over honderd junioren. Eigenlijk vind ik dat te veel. Wetend dat de roofvogel haar deel opeist, dat er slachtoffers zullen vallen door coli en aanverwante aandoeningen en dat er de nodige duiven zullen sneuvelen in aanloop naar de vluchten, bouw je de nodige reserves in. “Survival of the fittest” en dan moeten ze ook nog hun prijzen pakken!  We zullen zien waar het schip strandt en rekenen vooralsnog nergens op. Was je handen, hou afstand, want duivenmelkers behoren in meerderheid tot de risicogroep!  En ….. de moed erin houden. (wordt vervolgd)

Gietel’s geluk (2)

Gietel’s geluk (2)

65

Zoveel junioren zijn er tot heden gearriveerd of opgehaald. Morgen komt Bram er weer een paar bezorgen en gaan we door de zeventig waarschijnlijk. Ik kan oprecht genieten van het jonge spul en in gedachten zie ik ze al thuis komen van de vlucht komende zomer. De eerste dagen krijgen ze nog veel mais en groene erwten. Het is belangrijk, dat het geen “fijnzaadpikkertjes” worden. Duiven, die er een gewoonte van maken om erwten en mais te negeren, hebben te veel tijd nodig om het kropje te vullen en die tijd krijgen ze bij mij niet. De energie uit de mais hebben ze bovendien op de verdere vluchten hard nodig om thuis te komen. Inmiddels ben ik van drie naar twee voerbeurten per dag gegaan. ’s Ochtends beginnen de duiven al opgewonden te piepen als ze me zien. Als ik de voertafel uitklap, vliegen de vlugsten al meteen op het voer af. Dat gaat met het nodige geluid en het stimuleert de anderen om ook te gaan eten. Ongeveer tien minuten ga ik er bij zitten en strooi beetje bij beetje het voer tussen de duiven. Zo raken de junioren spelenderwijs gewend aan mijn handen. Vaak pak ik er een paar op om te voelen hoe ze er voor staan. Zo worden ze steeds tammer en rustiger! Tussen de bedrijven door kuis ik de zitschapjes, want ik hou van propere, stofarme verblijven. Als ik zie, dat de kropjes gevuld beginnen te raken, stop ik en klap de voertafel weg tegen de wand. Tijd om te drinken! Zo werk ik de drie in gebruik zijnde afdelingen af. De vierde afdeling is half april voor de ongeveer 20 junioren van de tweede ronde.

Voer

Totdat de slagpennen goed zijn uitgegroeid, voer ik kweekvoer. Tegen de tijd, dat alle duiven vlot eten en drinken (30 – 35 dagen oud) begin ik ze vlierbessensap te geven. Het sap laat ik een nachtje intrekken en het geïmpregneerde voer maak ik ’s ochtends rul met piksteen, verbrokkelde klei, mineralenpoeder, biergist, terramix, e.d. Zijn ze een week of zes oud, dan maak ik het voer lichter. Vorig jaar gaf ik de juniorenmengeling van Versele en benutte ik de “recup-mengeling” van Beijers om het voer minder zwaar te maken. Dat beviel goed en wordt ook in 2020 toegepast.

Zoektocht

Duivensport is voor mij een voortdurende zoektocht naar betere duiven. Dat geldt voor heel veel liefhebbers. Vroeger kocht ik vaak bonnen en verzilverde die her en der. Samen met Albert reden we in 1996 naar wijlen Jan de Visser in Axel. Toen ik de bon kocht  via veilingmeester wijlen Cor Bruinsma uit Vorden, verklaarden omstanders me voor gek. “Weet je wel waar Axel ligt?” vroeg iemand. Tegen zijn duivenmaat mompelde hij verder: “Een hele zaterdag ben je onder de pannen, je verjakkert een tank benzine en één keer loslaten en het duifje is weg. Zonde van het geld, van de tijd en van de moeite”. Zelf bewaar ik mooie herinneringen aan dat bonnetje. Jan de Visser, spelend onder de naam Visser-Lensen, had het goed met ons voor. Hij had genoeg aan 25 jongen van de eerste ronde en de hele tweede ronde ging weg op bonnen. Jan had in die tijd de snelste van Orleans Nationaal en de clubs wisten hem te vinden. Omdat we het verst moesten rijden en omdat ik vooraf al regelmatig telefonisch contact met hem had, gunde hij mij een prachtige blauwe doffer uit zijn provinciale asduif. De klasse droop er van af en het duifje stelde niet teleur. In het najaar van 1996 brachten we Jan een geborduurde badhanddoek, omdat zijn “Axel” 1e asduif NCC Oost Nederland was geworden. Met tranen in de ogen van ontroering maakte Jan in zijn keukentje de koffie voor ons klaar. Neef Toon, die bij hem in huis woonde, genoot mee. Albert was er bij. Duivensport kan heel mooi zijn. Jan de Visser kon voor mij niet meer kapot en een vriendschap was geboren. Helaas stierf hij enige jaren later veel te vroeg.

Moderassen

Daar moet je mee uitkijken!  Duiven moeten bij je passen. Vijf jaar geleden kochten we zes zomerjongen bij Hans Hak in Maurik. Uit zijn toppers. Aardige, hardwerkende liefhebber met fantastische resultaten op de dagfond. “Je maakt een fout”, zei Martin Geven me niet veel later. “Als jonge duivenspeler moet je snelle duiven halen en geen dagfondduiven”. Eigenwijs als ik ben, wilde ik mijn gelijk halen. Na enkele seizoenen moest ik Martin postuum gelijk geven. Hans is een sportieve vent en hij heeft echte dagfondduiven en een eigen stammetje, waarmee hij fantastische uitslagen maakt, maar … bij mij rendeerden ze onvoldoende. Ik moet duiven hebben die als jonge duif gelijk hun kunnen tonen. Vroeg rijp en passend in mijn systeem. Daarmee wil ik geen kwaad woord zeggen over Hans Hak of zijn duiven. Zou ik dagfondspecialist zijn geweest, dan was het een heel ander verhaal geworden! Gelukkig liggen de Hakduiven goed in de markt en konden we ze zonder al te veel verlies op internet kwijt. De zoektocht gaat echter verder en mijn aandacht ging uit naar Willem de Bruin. Speelt nationaal aan de top.  Vitesse, midfond en met jonge duiven. Het spel, dat ik verkies. Al enige jaren op rij verkoopt “de Duif” meteen na de kerst een ronde zomerjongen van Willem. De duiven worden fraai gepresenteerd en ik raakte steeds meer geïnteresseerd. De rechtstreeksen uit “Uranus”, “Hurricane”, “Murphy’s Law” gaan ver boven mijn begroting. Op zoek dus naar een achterdeurtje! Komend jaar ga ik vliegen met duiven die deels afstammen van duiven van de Reeuwijkse voormalig tandarts. Deels via testduiven en deels via op ons eigen kweekhokje geboren jongen uit nazaten van de Bruinduiven via derden. Ben heel benieuwd wat deze duiven hier presteren. Afgelopen jaar had Willem de beste allround jonge duif van Nederland. Herman Calon in Zeeland had de beste jonge vitesseduif van Nederland. Wel met een duif voor 50% afstammend van de tandarts. Toevallig? Dat maakt me nieuwsgierig. Zijn deze duiven echt zo goed en zouden ze het in Appen ook doen? Straks in september doe ik het verhaal uit de doeken!

Testduiven

Door ervaring wijzer geworden, ben ik terug gekomen op het testen van junioren van verschillende hokken. Te veel ziektekiemen, virussen e.d. breng je samen als je duiven haalt van verschillende liefhebbers uit verschillende milieu’s. Komend jaar duiven van ons eigen kweekhok, van het hok van Bram en van twee testhokken. Misschien is dat al te veel? Zoveel mogelijk duiven van dezelfde origine op dezelfde afdeling is het uitgangspunt. Zo min mogelijk bijzetten van duiven van verschillende leeftijd is een ander streven. We verkeren in de luxe situatie, dat verschillende liefhebbers ons jaarlijks polsen om duiven voor hen te testen. Soms zijn dat liefhebbers, die zelf niet met jonge duiven kunnen spelen. Soms zijn het topspelers die zelf te weinig plek hebben om nieuwe aankopen te testen. Meestal hou ik de boot af. Alleen als het aanbod heel aantrekkelijk is en de testduiven veelbelovend, ga ik de uitdaging aan. Vorig jaar hield ik de testduiven buiten de deur. Dit jaar kon ik de verleiding niet weerstaan. Ik hoop, dat de testduiven bijdragen aan Gietel’s geluk, maar ze moeten eerst bewijzen, dat ze beter zijn dan de duiven die we zelf hebben! Met gezonde spanning gaan we de uitdaging aan. In september weten we meer.  (wordt vervolgd)

Gietel’s geluk (1)

Gietel’s geluk (1)

Een nieuwe naam voor een vertrouwde rubriek. “Effen Appen” bleek afgelopen winter een omstreden naam. Buurman Gerrit Massink woont net als ik aan “de Huttendiek”. Daar is iedereen het over eens. De enk achter ons huis heet in de volksmond “Appen”. Buurtschap Appen is al honderden jaren oud en komt in geschriften uit vroeger tijden al voor. Volgens Gerrit is de hele Huttendijk aan beide zijden van de weg gelegen in Appen. Er zijn ook mensen die de Appense kant van de Rijksstraatweg tot Appen rekenen en de overkant van de weg tot “Gietel”. Zo wordt Gietelo door de buurtbewoners veelal aangeduid in het dialect. Ik vroeg buurman en warme bakker Paul Bril om een Salomonsoordeel uit te spreken. Paul was gedecideerd. “De Huttendiek is gewoon Gietelo, geen discussie”. Zelf ben ik import. Kom van “de andere kant van de beek”, zoals Voorst hier wel wordt aangeduid.  Ik lig er niet wakker van. Ik woon officieel in Voorst. Sommigen noemen mijn woonplek Appen en anderen Gietelo. Om niemand tegen de schenen te schoppen praat ik liever over “Huttendiek”. Dan weet iedereen wat je bedoelt. Mocht ons huis in Gietelo staan, dan durf ik het aan om te verdedigen dat onze tuin in Appen ligt en ons duivenhok dus ook in Appen staat. Waar een buurtschap of gehucht al niet groot in kan zijn!  “Effen Appen” van 2019 was dus toch goed gekozen!

Geluk

Over precies twee uren begint de uitvaart van een voormalige collega. Erik was jonger dan ik en moest nog enige jaren werken. Het werk voor de klas viel hem de laatste jaren zwaar. Ik begreep zijn situatie enigszins en had met hem te doen en fungeerde soms als klankbord als hij zijn frustraties kwijt moest. Ook buiten de school liepen dingen anders dan gepland. Dat er onverwacht een einde aan zijn leven kwam, daar denk ik regelmatig aan. Je hebt geluk, als je in goeie gezondheid je pensioen haalt en heel veel geluk als je, zoals ik, de tijd hebt voor je passie. Gewoon samen met José genieten van alledaagse dingen. Meer hoeft dat niet te zijn. Het leven is een kort warm moment, de dood de lange koude rest. Een tekst uit een song van Pink Floyd uit mijn jonge jaren. Het besef dringt steeds meer door. Niet zeuren over kleinigheden. Gewoon genieten zolang het kan!

2020

Sinds vier dagen ben ik weer liefhebber, na een lange duifloze periode. Afgelopen maandag haalde ik de eerste tien stuks op. Dinsdag kwamen er elf bij van ons kweekhokje bij Gerard. Gisteren bracht Bram zijn eerste shift. In totaal heb ik er nu 39 binnen en de komende week zal dat aantal flink toenemen. De eerste ronde zal bestaan uit ongeveer 80 stuks. Half april volgt dan de tweede ronde van ongeveer 20 stuks. Net als vorig jaar zullen de “kleintjes” op een aparte afdeling met eigen spoetnik geplaatst worden en pas in juli samengevoegd worden met “de Brammetjes” op de afdeling ernaast. Globaal praten we over 35 “eigen jongen”, 50 stuks gekweekt door Bram, 10 stuks “testduiven” en 5 “testduiven” van een liefhebber waar we een bon van kochten.

Ren

De pas gespeende jongen zet ik bij voorkeur in de ren om af te harden. Ik voer ze op een voerplank en maak ze handtam. Nu ik gepensioneerd ben, kan ik ze drie keer per dag voeren. Ik til ze stuk voor stuk op en zet ze na de voerbeurt weer op de roostervloer. Zo hou ik de hokken de eerste tien dagen mooi schoon! De duiven raken gewend aan de baas en weten wat het is om in handen gepakt te worden. Daar pluk je later de vruchten van!  De frisse lucht doet de jongen goed en ze kunnen zich vanaf dag één oriënteren en de omgeving verkennen. De stap naar het nachthok is niet zo groot en als ze ’s ochtends dan weer naar de ren gaan, voelt dat vertrouwd voor de junioren. De jongen van de tweede ronde hebben geen ren. Ik compenseer dat door ze de eerste maanden veelvuldig buiten te sluiten. Vorig jaar ging dat prima, maar je weet niet hoe de stand van de haviken zich ontwikkelt. Elk jaar is anders. Rein Evers, die hier niet zo ver vandaan zit, klaagt steen en been over de havik, dus ik vrees, dat we de borst nat kunnen maken!

Afstamming

Uit twee gewone duiven kun je een crack fokken. Arjan en Dave Zoetbrood uit Apeldoorn haalden uit twee Belgische aanvliegers een formidabele vlieger. Zelf ben ik een “fienpreuver”, die niet snel onder de indruk is van de stamkaart. “Stamkaarten kunnen niet vliegen”, hoor je vaak. Dat is ook zo. Veel duiven met ronkende stamkaarten zijn “geen piep tabak weerd”. Aan de andere kant is het ook zo, dat een duifje uit ouders waarvan de grootmoeder de vaandeldraagster is met “zus van de 3e asduif natour p.v. de Pauwstaart” mijn hart niet sneller laat kloppen. Albert heeft het over “genen stapelen”. In het voorgeslacht liefst zo veel mogelijk winnaars en asduiven in groot verband. Het is geen garantie op succes, maar wat er niet in zit, haal je er normaliter ook niet uit. Renpaarden kweek je niet uit Belgische trekpaarden! Ik vind het een uitdaging om steeds op zoek te gaan naar beter. Liefhebbers als A.S., WdB. , Hans E, Gerard K. , Harm V. en Pieter V. zijn ook voortdurend op zoek naar nog betere duiven. Het is bijna een obsessie. Wie gelooft, dat hij zelf de beste duiven heeft, wordt aan alle kanten voorbij gevlogen! Duivensport is één grote zoektocht, zoals het hele leven een zoektocht is naar geluk.  (wordt vervolgd)