Op hoop van zegen 2024

Op hoop van zegen (20)

Op hoop van zegen (20)

Toos

moeder Toos 90 jaarPrecies 95 jaar geleden, werd moeder Toos in buurtschap Klein Amsterdam geboren, als jongste telg, in een gezin met zeven kinderen. Zeventien november 1929. Als “crisisjaren” staat die periode te boek. Op 23 februari van dit jaar stierf ze vredig. Ze was op. De laatste telg van haar generatie in onze familie. In augustus verstrooiden haar zes kinderen de as van vader en moeder vanaf de kop van een kribbe nabij “Het Gelders Hoofd” op de Voorsterklei. Zingend en schouder aan schouder omarmd stonden we, terwijl de gemengde as deels wegdreef en deels zakte in het stromende IJsselwater. Bloemhoofden uit onze tuinen markeerden de onzichtbare as, die stroomafwaarts werd meegevoerd. Een gedenkwaardig moment. Vanmiddag herdenken we onze ouders tijdens een “Bourgondisch buffet” bij Bello in Hall. Vorig jaar op de verjaardag van moeder waren we er ook. Gerrit Bello, de pater familias en oud-eigenaar, zelf ook tweede helft tachtig, schoof bij ons aan tafel en haalde oude herinneringen en anekdotes op. “Volgend jaar op 17 november spreken we weer op deze plek af. Jij bent er bij leven en welzijn bij en moeder Toos ook, als het ons gegeven is”, sprak ik met hem af. Gerrit knikte instemmend. Toen moeder overleed in februari, was er een rouwkaart van de familie Bello. Hoop Gerrit en zijn vrouw vandaag nog even te ontmoeten, tijdens het eten in Hall.

Dromen

Over het algemeen ben ik een goede slaper, in tegenstelling tot José, die een “hazenslaap” heeft. “Heb je nog gedroomd?” Die vraag stuurt José vaak op me af in het ochtendgloren. Ik antwoord vaak met een wedervraag. Eigenlijk dromen we beiden niet zo vaak en vaak is het onsamenhangend en kunnen we het gedroomde niet of nauwelijks reproduceren. De afgelopen weken, droomde ik ’s nachts regelmatig. Dan word ik midden in de nacht wakker en denk dan verder over dingen, die ik net gedroomd heb. Het zijn mijn jeugdjaren op de kleuterschool, de lagere school en de jaren op het vervolgonderwijs. Het zijn geen nare dromen of nachtmerries. Als het om mijn prille jeugd gaat, zijn het een soort sprookjes in een kabouterbos. Als kleuter vond ik klasgenootje Dinie een leuk meisje. Blond met blosjes op de wangen. “Frekie geet met Dinie”, zongen klasgenootjes plagerig. Hoe wisten ze, dat ik Dinie leuk vond? In mijn droom wonen we in een holle boom. Ik sprokkel houtjes in het bos en Dinie kookt op ons fornuisje een papje van eikels, beukennootjes en kastanjes. Tussen twee bomen is een waslijntje gespannen, waar onze kleren vrolijk wapperen in de wind en ik heb een groentetuintje en wat kippen. ’s Avonds lezen we samen boeken bij kaarslicht in onze holle boom en slapen in een ledikantje gevuld met stro. Hoe onschuldig kun je dromen?

Jan

Volwassenen zullen ongetwijfeld mijn dromen herkennen. Ieder kind is wel eens verliefd, denk ik en ieder heeft zijn of haar eigen jeugdherinneringen en kinderlijke romances. Op de lagere school was ik een braaf jochie. Ik deed goed mijn best en ging met plezier naar school op mijn tweedehandse, blauwe “doortrappertje”. Eerst langs het duivenhok van Adriaan Kik, met zijn rondklapperende, zwarte doffers. Dan langs de woning van Dinie en vervolgens de woning van Jan ten Hove. Jan was een geboren pechvogel. Hij had een mank been ten gevolge van polio en leed aan een ernstige stofwisselingsziekte. Jan lag in zijn jonge jaren vaak en langdurig in het ziekenhuis en was klein voor zijn leeftijd. Ondanks zijn beperkingen was hij voor de duvel niet bang en meestal opvallend realistisch en vrolijk. Hoewel hij soms weken of maanden niet op school was en daardoor veel miste, was er van doubleren geen sprake. Jan was slim en we trokken vaak samen op. Kievitseieren zoeken, waarbij Jan ondanks zijn aangepaste schoeisel, zijn poliobeen en zijn dikke buikje, op zijn tandvlees mee hobbelde zonder te piepen. Of eendeneieren zoeken in “Zilvense Broek”, waar ik nog nooit van gehoord had, of de eieren van de havik in een naaldboom in het Empese Veld uit het nest schudden. We deden het met goeie bedoelingen, want roofvogels pakken zangvogels, jonge kieviten en jonge haasjes.  Wisten wij veel? Ook haalden we in mei jonge kraaien uit de holle knotten van wilgen in Empe. In onze schooljaren waren jonge kraaien populair. Veel kinderen probeerden een jonge kraai tam te maken. In een kistje of oud konijnenhok werd de kraai geplaatst en gevoerd met geweekt brood. Anderen gaven ochtendvoer van de kippen. Soms bliezen ze de kraaienmars, maar sommigen slaagden erin om de kraai in leven te houden en echt tam te maken. Dan vloog de kraai gewoon buiten en landde op commando op de hand van de eigenaar. Ik herinner me de kraai van Johnny Hensbergen, van Roelie Weijenberg en van mijn duivenmaatje Rini Vos. Bij Rini zat de kraai meerdere jaren tussen zijn duiven in het duivenhok. Als hij de duiven los liet, probeerde de kraai mee te vliegen met de duiven. Vanuit de tuin van ons huis, zag ik het tafereel. Rini woonde goed honderd meter bij ons vandaan en het was een koddig gezicht om rondcirkelende duiven te zien met daar tussen het afwijkende vliegbeeld van een kraai. Sommigen slaagden erin om de kraai eenvoudige woordjes te laten roepen, zoals “Gerrit”. Mijn eerste vissenkom was een glazen bak met stekelbaarsjes. Jan wist, waar je stekelbaarsjes kon vangen. Een mooie vriendschap met een jongen, die al jong wist, dat hij niet oud zou worden. Op Jan kom ik zeker nog wel een keer terug.

Spelletjes

In onze jonge jaren was de televisie een opkomend medium. Geleidelijk verscheen het “zwartwitkastje” in steeds meer gezinnen. Televisie was een inspiratiebron voor kinderspel. We waren thuis laat met televisie. Op de lagere school keek ik thuis bij vriendje Gerrit Kroon op zaterdagmiddag naar “Rawhide”. Een cowboyserie met o.a. Clint Eastwood. Ook zanger Roy Orbison maakte een verpletterende indruk in een eigen show. De avonturen van “Ivanhoe” zag ik nooit op televisie, maar vriendjes speelden met zelfgemaakte zwaarden de scenes na. Ik herinner me, dat “tollen” in mijn jonge jaren een rage was. Met een zweepje sloegen we met ferme klappen naar de paddenstoelvormige tol. Ook “landjepik” speelden we. Hinkelen was op zeker moment  mode en met een p.v.c. pijpje bliezen we papieren pijltjes of “sneeuwklapbessen” van de struiken in het najaar. De meisjes waren druk met “elastiektwist” en ook herinner ik me een spelletje met gekleurde draden tussen de vingers, waarmee je allerlei vormen kon maken, zoals de “kop-en-schotel”. Met buigbare gele p.v.c. pijp werden er “hoelahoeps” gemaakt, die je moest ronddraaien om je heupen en er waren toen al bofkonten met rolschaatsen. Knikkeren deden we natuurlijk ook. Eerst waren er simpele lemen knikkers, maar al snel verschenen er fraai gekleurde glazen knikkers en stuiters in verschillende maten. Die kreeg moeder gratis bij een fles “Abro” of een pak “Sneeuwwit”. Zegeltjes en reclame zijn van alle tijden. De knikkerzak, door moeder met de naaimachine gemaakt, ging mee naar school, want je probeerde in het spel om de knikkers te spelen. Met name meisjes raakten op zeker moment in de ban van het balspel. Met twee, drie, vier of meer ballen kaatsen tegen de muur en sommigen leerden echt jongleren. Als een rage voorbij ging, was er altijd het vertrouwde voetbalspel. Steevast eerst “poten” en dan “partijtje kiezen”. We liepen op de “Robinson” schoenen van Jan Stukker, die steevast “Stokkers” genoemd werd in de volksmond. Anderen droegen de “Ford” schoenen van concurrent en voetbalicoon Wim Hofman. Beiden waren in hun werkplaats druk met verzolen en hakken plaatsen, want onze schoenen versleten snel door het voetballen. Als je Stukker of Hofman ontmoette, keken ze eerst naar je voeten. Dat werd een tweede natuur en soms wist je, dat je het verkeerde merk droeg. In die tijd verschenen er steeds meer automaten in het straatbeeld. Automaten voor sigaretten en voor shag. Ook automaten gevuld met Smith’s chips, Nuts, Mars, Bounty en Treets of met rollen King pepermunt, Stophoest en Auto- of Voetbaldrop en ademverfrisser. Bij Boogman stond een soort bolvormige automaat met een draaiknop, waar je voor een dubbeltje allerlei snuisterijen kon draaien, zoals blikken zegelringen, enge rubberen beestjes en aanverwante pruttel. Voor een condoomautomaat was de tijd nog niet rijp. Ik wist in die tijd nog van niks, maar de liefhebbers gingen naar de drogist, waar ze met een rood hoofd en een knipoog vroegen om “aspirine”, zo hoorde ik later. Gerrit Smit had het over “Pietstief” van “de Troet”, maar Gerrit had wel vaker sterke verhalen, als het de humor ten goede kwam. Verzamelen was in onze jonge jaren ook een dingetje. We hadden sigarenbandjes, suikerzakjes en op een gegeven moment brak de speldjesrage uit. Er waren degelijke, zilverkleurige en gesoldeerde speldjes en goedkope en met lijm geplakte blikken speldjes. Een complete gekte op zeker moment. Daarna volgde de sleutelhanger, maar voor mijn gevoel werd dat veel minder een rage. Als ik terug denk aan mijn lagere schooljaren, was er een overvloed aan onschuldig kindervertier.

Onderwijsgevenden

Terugdenkend aan toen, praat je al gauw over ruim zestig jaren geleden. De juffen en meesters van ons, zijn met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid allemaal overleden. Aan meester Lugtmeijer vroeg ik op zevenjarige leeftijd middels een briefje vrijaf, als mijn vader een mooie rit had met zijn vrachtwagen. Dan vroeg hij aan juffrouw Iliohan, toen al een dame op leeftijd, of ik goed mijn best deed en dan deed hij niet moeilijk. Hij had in zijn jonge jaren als onderwijzer vader Ernst nog in de klas gehad en dat memoreerde hij steevast. Juffrouw Kraaijenzank was mijn juf van klas één. Ik was stiekem een beetje verliefd op haar en deed mijn uiterste best, om haar niet teleur te stellen. Op zeker moment ging ze trouwen met meneer Mol. “Wie trouwt er nu met een mol?”, zei ik thuis met de nodige jaloezie. Zou ze nog leven? Theoretisch kan het en zou ze nu tussen de negentig en honderd moeten zijn, schat ik in. Juffrouw Iliohan was een lieve juf en oude vrijster. Zij leeft zeker niet meer. Ook meester  Wim van Amstel leeft niet meer. Een kleurrijke man. Hij was verdienstelijk kunstschilder en als je jarig was, kreeg je een zelfgemaakte ansicht van een ets van zijn hand. Van Amstel speelde viool, maar dat vonden zijn leerlingen “kattengejammer”. Hij was dol op katjesdrop en regelmatig werd er een leerling naar de drogist gestuurd om dropjes te halen. Van Amstel werd “Papkop” genoemd. Geen leuke bijnaam. Onderwijzers en leraren hadden vroeger vaak minder leuke bijnamen. Zeg maar rustig scheldnamen. Van Amstel had de gewoonte om bij de deur leerlingen stevig in de spierballen te knijpen. Ook draaide hij oren om. Blijkbaar kon dat in de jaren na de oorlog. Een andere tijdgeest. De leerkracht was een zekere autoriteit, die een autoritaire opvoeding handhaafde, ook in de school. In de jaren zestig werd dat aanvankelijk nog getolereerd, maar het kantelpunt was aanstaande! Meester van Amstel was overtuigd communist en werd door de BVD in de gaten gehouden. Daar kregen we als kind niks van mee natuurlijk. Hij had het ongetwijfeld moeilijk met zijn ideologie en met de veranderende tijdgeest. Achter de schildersezel vond hij waarschijnlijk troost en bloeide hij op. Hoe dan ook: een bijzondere man! Meester Duim was wat jonger. Hij kon prachtig vertellen, maar gooide ook met zijn lederen sigarettenkoker, als je niet oplette. Meester Wim van Kampen was zijn opvolger. Hij werd rond 1963 aangesteld, ongeveer gelijktijdig met meester Henk Arendse. Van Kampen was gecharmeerd van de militaristische stijl van opvoeden. Hij was dol op sport en met name volleybal. Voor aanvang van de gymles moesten we aantreden met blote voeten. Wie smerige voeten had moest met Vim, Sunlight zeep en de harde borstel aan de slag. Gymbroek vergeten, betekende gym in de onderbroek. Met het ondergoed uit die jaren, was dat geen pretje! In de hogere klassen organiseerde van Kampen een groot volleybaltoernooi. De teams kregen een naam, zoals “de Mussen”, “de Mezen”, enz. Iedereen was enthousiast en de nieuwe meester kweekte meteen goodwill. Meester Arendse liet ook een nieuwe wind waaien door de school. De kroontjespen, met inktlappen en vloeipapier, werd ingewisseld voor de balpen. De schriften werden vervangen door de multomap en voortaan was er elke week “Weekopening”. Dit was een revolutionaire verandering. De ene week was klas 1 aan de beurt met een liedje, een dansje of iets dergelijks. De week erop mocht klas 6 zich presenteren met een toneelstukje, een goochelact, een mop of iets anders. De hele school keek toe in de gang en genoot van het gebodene. Een mooi begin van een nieuwe week. Het paste in “the roaring sixties” en de uit Zeeland afkomstige Arendse was op het goede moment op de juiste plek met zijn onderwijsvernieuwingen. Arendse speelde piano en nam grammofoonplaten mee naar school. Mahalia Jackson, negrospirituals, Peter en de Wolf van Prokofiev, ik vond het in één woord fantastisch en er ging een wereld voor mij open. Sommige klasgenootjes waren er nog niet aan toe en giechelden ongemakkelijk. Ze genoten wel van de dia’s en films, die Arendse zelf gemaakt had in o.a. Amerika. Ook met de maskers van gaas, die bedekt werden met papiermaché en daarna beschilderd, deed Arendse de leerlingen veel plezier. Henk Arendse en Wim van Kampen beleefden ongetwijfeld hun beste jaren in de jaren zestig. Ze vulden elkaar uitstekend aan en maakten wederzijds gebruik van talenten van de ander. De school floreerde. Toen de school dorpshuis werd en er aan de andere kant van de Rijksstraatweg een nieuwe school verrees, werkte ik er kortstondig als taakverlichter van Henk Arendse. Ik was inmiddels zijn aangetrouwde neef, toen hij met de hoofdleidster van de kleuterschool in Voorst trouwde De jaren tachtig braken aan. De sfeer was veranderd en Arendse en van Kampen waren niet meer het “gouden koppel” van weleer. Ze waren getrouwd, partners gingen een rol spelen, ze bleven te lang in hun rol en raakten vastgeroest en er ontstond irritatie. Van enige vriendschap of wederzijds respect was geen sprake meer.  Ik had het snel bekeken en voelde me niet meer thuis op de school, waar ik zelf als kind zo genoten had.

Verwerking

Door te schrijven over je jeugdjaren, vallen soms dingen spontaan op hun plek. Ga je zaken beter begrijpen. De leerkrachten, die ik noemde, leven zeer waarschijnlijk geen van allen meer en kunnen zich niet verdedigen. Het is  niet mijn bedoeling, om ze neer te sabelen, of belachelijk te maken. Ze deden ongetwijfeld hun best en verdienen respect. Ik probeerde mijn jeugdjaren  beter te begrijpen door ze op te schrijven, nadat ik er meerdere keren over gedroomd had. Ik ben achteraf blij, dat ik de jaren zestig bewust heb meegemaakt. Het was een interessant decennium. Ik zou nog veel meer kunnen schrijven over bijvoorbeeld mijn klasgenoten van toen, over de jaren na de lagere school en mijn route op weg naar volwassenheid. Misschien ga ik dat doen, afhankelijk van hoe ik de komende weken slaap. Ik wil in stijl eindigen en iets zeggen over mijn duiven. De hokken zijn leeg en de duiven hebben een nieuw baasje gevonden. Voor vandaag vind ik het welletjes. Straks gaan we naar Bello en ik hoop, dat we een waardevolle middag /avond beleven samen. (wordt vervolgd)

Op hoop van zegen (19)

Op hoop van zegen (19)

Terugblik

Eigenlijk heb ik seizoen 2024 nu wel afgesloten. Tot aan het nieuwe jaar hou ik ruimte voor een laatste blog en dan is het met twintig afleveringen ook mooi geweest. Vorige week hadden we de kampioenenhuldiging van de kring in het clubhuis van p.v. Holthuizen te Apeldoorn. Samen met Rini ging ik er naar toe. Aan een tafel met liefhebbers uit Emst/ Vaassen, waren nog enkele stoelen vrij. Daar vonden we een plekje. Teun de Graaf is met zijn echtgenote een trouwe bezoeker. Ook schoonzoon Roy, met partner was meegekomen. Tegenover me zat Jan Bouwmeester. Rini zat naast hem. Roy vertelde op zeker moment, dat Jan jaren terug tien miljoen had gewonnen in de staatsloterij. “Waar heb je jouw Rolls Royce staan”, vroeg ik hem. Jan bleek een man met humor. “Ik heb een gewone auto. Nadat ik de prijs gewonnen had, ben ik gestopt met werken. Ik bestelde een ploeg jongen bij Henk Scheffel en Teun bouwde me een nieuw duivenhok. Mooie herinnering. Ik ging gewoon in oude kleren naar Scheffel en praatte nergens over, toen ik de eerste jongen afhaalde. Scheffel zag me als eenvoudig arbeidertje en bood me een betalingsregeling in termijnen aan. Lachen, toch?” Ook Alco Bosch en zijn partner namen op zeker moment plaats naast Rini. Bij Alco trad afgelopen jaar Aart Hup in volledige dienst als hokverzorger. Die kan zich ook wel redden. Hein van de Berg was spreekstalmeester van dienst. Een aimabele, op en top duivenliehebber, die zich achter de microfoon als een vis in het water voelt. Voor de jonge duiven was het seizoen in twee delen geknipt. Kort (vitesse) en lang. Kort waren we eerste geworden, aangewezen en onaangewezen en José had de duifkampioen. Ik kon het amper bevatten. Op de verdere vluchten ging het een stuk minder. Toch zoek ik de oorzaak niet bij de duiven. Als je op de laatste en verste vlucht in de regio 3 en 4 speelt, weet je dat het niet met afstandgeschiktheid van je duiven te maken heeft. Nadat we in 1989 als eerste eindigden in wat toen nog “afd. Salland (Noord)” heette, zijn we al 35 jaar verder. Dan weet je, dat je niet elk jaar een topjaar hebt. Je bent van meerdere factoren afhankelijk. Ik heb daar vaker over geschreven. Soms lijkt alles vanzelf te gaan en soms is het “harken” en “ploeteren” om bij de kampioenen, of in de buurt, te staan. Terugkijkend mogen we niet klagen.

Duiven

Het afgelopen jaar hebben we geen duiven bijgehaald. We hadden nog vier latere zomerjongen van 2023, van de beste komaf, achter de hand. Die moeten we eerst testen komend jaar als kweekduif. Het inbrengen van nieuw bloed moet je doseren en niet overdrijven, is mijn opinie. Voorrang geven aan duiven, die zich hebben bewezen. Alleen als je pas begint, of nog geen succes hebt, kun je van deze regel afwijken. In Gietelo zijn de hokken leeg. Tien duiven, van de honderd waarmee we begonnen, mogen zich als kweekduif bewijzen. Dat betekent, dat er tien duiven van het kweekhok hun plek verspeeld hebben. Niet goed genoeg voor onszelf betekent niet goed genoeg voor niemand.  Survival of the fittest. Duiven krijgen een kans. Iedere duif mag zich als vlieger bewijzen. Slagen ze voor die proef, dan krijgen ze een kans als kweker. Is het rendement onvoldoende, dan is het einde oefening! Onze postduif is door keiharde selectie ontstaan. Zo was het en zo moet het blijven, anders boer je achteruit. We zien in de praktijk, geholpen door internet en veilingsites, dat de selectie uitgesteld wordt. De duif is waardeloos, maar de mooie stamkaart werkt verblindend en is geld waard, waardoor duiven elders nieuwe kansen krijgen. Een gevaarlijke ontwikkeling, waar ik met een grote boog omheen loop.

Inteelt

Vorig jaar was één van de compagnons gecharmeerd geraakt van inteelt. Hij experimenteerde wat met moeder op zoon en vader op dochter. Ik sta daar niet afwijzend tegenover en gun elk diertje zijn of haar pleziertje. Je moet wel nuchter zijn. Inteelt heeft alleen zin, als je een uitzonderlijke duif hebt. Een Olympiadewinnaar of 1e asduif in groot verband. Niet “het enige mooie meisje uit een familie”. Zo’n duif moet op alle fronten superieur zijn, met liefst zo veel mogelijk echte toppers in het voorgeslacht. Er zijn maar weinig liefhebbers, die zo’n duif op het hok hebben. Eigenlijk hoor je ook heel weinig over inteelt bij topspelers en ook op internet lees je er weinig over. Bruce Lowe was een bekende paardenfokker, die wel geloofde in de kracht van inteelt. De vader, moet familie zijn van de moeder en omgekeerd. Anders heeft het geen zin. Ik zag ook ooit stambomen met negen keer “Kleine Dirk” op de stamkaart, maar de eigenaar kon amper papier raken. Dat is het ook niet, dacht ik bij mezelf. “Inteeltdegeneratie”, is me bij gebleven. Dieren worden vatbaarder voor ziektes, bijvoorbeeld. De waarheid zal wel ergens in het midden liggen. Mijn  elf hobbykippen legden gisteren, zonder bijlichten, nog elf eieren. Het zijn geen raskippen. Die leggen in deze tijd van het jaar in de regel niet. Het is een uitgekiende koppeling van ingeteelde witte leghorn met fokzuivere bruine “Red Island”. Door het heterosiseffect (bastaardsterkte), ontstaat een kruising, met enorme legpotentie. Ze zijn ongeveer vier maanden aan de leg. Ervaring heeft me geleerd, dat ze rond kerst enkele weken niet leggen en dan tweede helft januari de draad weer oppakken. Zeker als het flink vriest, stagneert de leg. Alle bruine kuikens zijn hennen en alle witte kuikens hanen. Dat principe kennen we ook uit de duiventeelt. Onze vale “Janneke” geeft met een blauwe partner vale doffers en blauwe duivinnen, zonder uitzondering. Voor komend jaar liggen de kweekkoppels bij de duiven vast. We zetten bijvoorbeeld een oude kweekdoffer tegen een duivin, die vijf generaties verder van hem afstamt. Ik noemde dat verwijderde inteelt, maar in feite is het een kruising. In de natuur doen kolonies rotsduiven en andere vogels vaak niet anders dan intelen. Broer met zus, halfbroer met halfzus, vader met dochter, enz. De natuur doet zijn werk en wat niet vitaal genoeg is, overleeft niet. De Janssenbroeders werden er groot door. Hun “ras” leek inteeltresistent en in kruising met andere duiven werden er (soms) toppers geboren. We hadden het de vorige keer over het gouden koppel van Karel Meulemans. Dat is een goed voorbeeld van kruisen met “Janssen-A”. Voorlopig gaan we experimenteren met “verwijderde inteelt”. Zoekend naar de voordelen van intelen en kruisen, zonder “inteeltdegeneratie”. Duivensport blijft een zoektocht en iedere vogel zingt zijn of haar eigen lied.

Groenlof

In de tuin heb ik volop groenlof. Het is rauw als salade mijn favoriete groente. Het is in de herfst en winter een bijzonder renderend gewas. Je kunt het, mits het niet te hard gaat vriezen, oogsten tussen half oktober en half februari. Ik heb nooit begrepen, waarom sterrenrestaurants deze groente nog steeds niet ontdekt hebben. Trouwens ook in de supermarkt zag ik nooit groenlof. Heb een zelf bedacht recept bijgevoegd. Kippen en duiven eten de schutbladeren trouwens ook. Gemakkelijk biologisch te verbouwen, zonder luis of ziektes. Voor mij is groenlof in de herfst en winter mijn uitgesproken favoriet. Sinds ik groenlof verbouw, is andijvie voor mij bijna een “vergeten groente”. Andijvie is kortstondig oogstbaar, gevoelig voor nachtvorst en voor “smeul” en met minder opbrengst en smaak. Het recept voeg ik toe “op hoop van zegen”.  Eet smakelijk!  ( wordt vervolgd)


Groenlofsalade (favoriete salade in herfst en winter van Freek)

Smaakt overheerlijk en fris bij bijna elk gerecht. Groenlof is eventueel ook gestoofd te eten, als andijvie en rauw gestampt, maar is als rauwkost echt een delicatesse!

Bereiding: Deze groenlof komt vers van het land en is biologisch geteeld. De bladeren aan de basis verwijderen en afspoelen en vooral de middelste, botergeel gekleurde bladeren zijn super. Maak een opgerolde bundel en zo fijn mogelijk snijden, zoals witlof- of andijviesalade. Besprenkel met citroensap en meng de salade voor de eerste keer. Maak een saus naar eigen smaak. Ik gebruik knoflook/yoghurtsaus en voeg een eetlepel gesneden bakgember toe. Voeg dit toe en roer goed om. Walnoten zijn een gedroomde combinatie met groenlofsalade. Een echte smaaksensatie! Op smaak maken met gesneden bieslook/ uitjes, Gesneden peterselie past er goed bij, uiteraard een gesneden gekookt eitje en decoreer, indien voorradig, met bloempjes van OostIndische kers. De salade kan gerust een half uur staan en komt zo goed op smaak. Groenlof verlept niet zo snel. Het is verslavend lekker en gezond!

Groenlof zaai je in de laatste week van juni, na de langste dag. Als de plantjes plm. 10 cm. hoog zijn uitplanten. Oogsten vanaf tweede helft oktober. Groenlof is door de grote schutbladeren bestand tegen lichte tot matige vorst. In een zachte winter kun je van oktober tot februari genieten van verse en overheerlijke salade uit eigen tuin. Daarmee heeft groenlof een groot rendement en is ze als verse en smaakvolle vitaminebron in donkere tijden echt uniek!

Groenlof is een relatief onbekende groente. Ten onrechte! Onbekend maakt onbemind. In de supermarkt zag ik ze nooit. In herfst en winter is het een unieke groente. Rond kerst eten we het steevast als salade. Verder zeer regelmatig als frisse salade bij spruitjes bijvoorbeeld, maar eigenlijk smaakt het bij vrijwel elke wintergroente. Voor mij is groenlof wat “Bohemian Rhapsody” is voor de top 2000!  Sterrenrestaurants zitten in mijn ogen te slapen en weten niet wat ze missen.

Op hoop van zegen (18)

Op hoop van zegen (18)

Stamduiven

Het is somber buiten, José gaat aanstonds naar de bootcamp en de klok is een uur teruggezet. Een mooi moment voor nummer achttien. In deze bijdrage wil ik het hebben over stamduiven. In mijn jonge jaren maakte Karel Meulemans furore met een fameus stamkoppel. “Oude VandenBosch” x “Janssenduivin”. Karel Meulemans schafte in 1961 vijf duiven aan bij diamantslijper Jos VandenBosch uit Berlaar. De doffer van het stamkoppel was een donkergeschepte witpen, die gefokt was uit een “chocoladebruine”. Deze bijzondere kleurslag wordt ook wel sierduivenrood genoemd en heeft niets te maken met de postduivenrode kleur, die we allemaal kennen. De duivin van het stamkoppel kwam van Adriaan Wouters, de toenmalige compagnon van Karel Meulemans. Adriaan Wouters was een topspeler en grote concurrent van de befaamde gebroeders Janssen van Arendonk. Hij noemde zijn ingebrachte duivin “Janssenduivin”. De origine van de duivin van het stamkoppel bleef altijd in nevelen gehuld. Feit is, dat er geweldige jongen kwamen uit het basiskoppel. De gehamerde (genopte) “Kadet” was nationale asduif en de “Merckx” won zes eersten als jaarling. Uit het basiskoppel kwamen nooit chocoladebruine duiven. De “Janssenduivin” had  het gen niet en het moet voor die kleur van twee kanten komen. In de jaren zeventig waren de Meulemansduiven erg populair, ook in Nederland. De roem was echter niet consistent. Het was blijkbaar moeilijk, om het niveau van het stamkoppel vast te houden in de nazaten. Karel zelf schakelde al vrij vlot over naar de overnachtfond en bracht andere (fond)duiven in. Hij is van hetzelfde geboortejaar als Hans Eijerkamp en inmiddels negentig jaar oud.

Droom

Het ontdekken van een stamduif of stamkoppel, heeft me altijd gefascineerd. De inleiding over het beroemde stamkoppel van Karel Meulemans was mede bedoeld om duidelijk te maken, hoe moeilijk het is om het niveau over meerdere generaties vast te houden. In het vorige decennium viel mijn oog op de prestaties, op de dagfond, van Hans Hak uit Maurik. Hans speelde ijzersterk met duiven, die in hoofdzaak afstamden van zijn “stammoedertje”. Origine Braad-de Joode. Vooral in combinatie met “Vechter”, kwamen er uitstekende nazaten. Ik bezocht Hans enkele malen. Een hardwerkende no-nonsense bouwvakker, die een eigen stammetje had opgebouwd met in hoofdzaak nazaten van genoemde duiven. Het is de kunst, om tijdig gelijkwaardig en passend kruisingsmateriaal te ontdekken. Het gouden basiskoppel is passé en nu komt het er op aan om een nieuw “stamkoppel” te ontdekken. Hans Hak is een gedreven duivenspeler en ik gun hem dat geluk.  De tijd zal het leren. Het ontdekken van een “gouden stamkoppel” blijft voor veel liefhebbers een droom.

Topduiven

Toen ik in 2009 herstartte, na acht duifloze jaren, wist ik hoe moeilijk het is om een presterend stammetje te formeren rond een stamduif of stamkoppel. Ik had “Axel”, een winnaar en 1e asduif en een jaar later wonderduif “Garfield”. Deze duif werd elf keer gespeeld en won elf prijzen. Dat is leuk, maar daar trek je nog geen volle zalen mee. Op zijn allereerste vlucht vanaf Lommel, won hij de eerste prijs tegen bijna 5000 duiven met vijf minuten voorsprong op de tweede duif. Ik dacht, dat hij ontsnapt was, maar wist spoedig beter. In totaal won hij vier eerste prijzen, waaronder een 1e  Chimay tegen 3784 oude en jonge duiven en een 1e Etampes provinciaal in de N.C.C. Oost Nederland tegen de allersterkste liefhebbers. Hij won de auto in de Ponderosa Vrienden Club (nationale competitie) van Eijerkamp en werd 1e Wereldkampioen Versele Laga. Een betere is nauwelijks denkbaar. “Garfield” had een prima stamkaart. Aan vaderszijde het beste van Bertie Camphuis (“Autowinnaar ’01”  met “Wonderboy 05”) tegen een dochter van “Witpen ‘75”, de legendarische stamdoffer van Cees Suijkerbuijk en volle broer van “Oude 05” van Camphuis. De broer van de vader van “Garfield” won voor Jan Suijkerbuijk 10 eerste prijzen. De moeder van “Garfield” was een dochter uit het beste koppel, dat Henk Gerritsen uit Wenum Wiesel ooit kortstondig bezat. De ’10 (overwegend Meulemans) x de ’20 (schalie Hubregtse). Henk had in korte tijd vier topzonen uit dit koppel (o.a. 1e as afdeling). Toen de waarde van het koppel aan het licht kwam, was de ’10 verspeeld!  “Garfield” was een duif met louter topduiven in het voorgeslacht en hij bouwde als jonge duif een nauwelijks te evenaren erelijst op. Achteraf had ik graag met hem willen kweken, maar hij werd verkocht aan Eijerkamp en verhuisde al snel naar China. De “Axel”, die ik op een bon verkreeg van Jan de Visser (Visser-Lensen) uit Axel, was in 1996 onze uitblinker. Zijn vader was 2e prov. asduif dagfond. De titel 1e asduif N.C.C. voor “Axel”, kwam dus niet uit de lucht vallen. We kweekten enige jaren uit hem, waarbij het lastig bleek een passende partner te vinden. Uiteindelijk werd hij verkocht, toen we in 2001 stopten. Bij de herstart in 2009, wist ik dus uit ervaring hoe moeilijk het is, om uit een topduif jongen te fokken van hetzelfde kaliber als de ouderduif. Toch blijf je het proberen. “Jurriaan” verkregen we van Martin & Joke Geven. Hij werd 1e asduif GOU. Dat was een grote verrassing. Vol goede moed probeerden we nazaten van hetzelfde niveau te fokken uit onze kersverse asduif, maar dat werd een teleurstelling. In 2012 fokte Albert “Texas Homer”. Zijn afbeelding kwam op de nieuwe, zwarte M.A.N. van broer Henk. We schaften een “passende duivin” aan voor hem, maar andermaal lukte het niet om goeie nazaten te fokken, die in de buurt kwamen van hun illustere vader. In 2016 hadden we “Marga”. Eerste asduif GOU. Deze duivin vloog zeer regelmatig goede prijzen, maar nooit echt aan de kop. Ze zat met een andere duivin in een driehoeksverhouding met een doffer, die het werk overliet aan zijn twee jaloerse vrouwtjes. “Marga” was wekelijks tot het uiterste gemotiveerd, maar deze toevallige omstandigheid is geen erfelijke kwaliteit. Wederom een teleurstelling in de kweek! In 2018 bracht Bram andermaal een mooie verzameling testduiven in. Hier in Appen rendeerden de “Brammetjes” prima en dat resulteerde in 1e, 2e en 3e asduif kring. De 1e asduif bracht niets noemenswaardigs in de kweek, de 2e verongelukte als jaarling en de 3e asduif ….  gaf ons hoop. Op het vale duivinnetje, “Janneke” genoemd, kom ik straks terug.  In 2019 hadden we “Appie Derks”. Door Bram gekweekt. Eerste asduif jong midfond in de kring. Geen “pointeur”, wel een mooie duif in de hand en regelmatige prijsvlieger. Verhuisde naar Bram. Kwam op een prijsvlucht in Engeland terecht, maar keerde op eigen kracht terug. Als kweker een vraagteken, want in ons duivenbestand komen zijn nazaten niet voor. Dan komen we in 2020. Het jaar van “Olympic Frank” en zijn nestbroer “Teletekst Henk”. Ik heb hier eerder over geschreven. Topduiven zijn meer dan eens “toevalstreffers”. Bij de asduiven speelden de nestbroers geen rol. Twee kinderen van eerder genoemde “Janneke” deden dat wel.

Janneke

Deze vale duivin van 2018, zat in de ploeg die Bram dat jaar afleverde. M. Driessen uit Didam, werd in 2016  aangewezen nationaal kampioen dagfond. Hij dankte die titel vooral aan zijn vale “Jan”. Deze doffer won 1e NPO Bourges tegen 1841 duiven en 7e NPO Salbris tegen 2589 duiven. Bram droomde van dagfond en haalde in 2017 bij Raymond Jonker de vale ‘306 op een bon. Een kleinkind van “Jan” van M. Driessen. Op de stamkaart staan verder 1e Nat. Sens tegen 5656 duiven, en 4e  NPO Chateauroux tegen 3120 duiven. De allereerste en tevens allerlaatste jongen uit de vale ‘306 verhuisden naar Gietelo. De doffer stond tegen een duivin van Bram uit de lijn van “Bartoli” van Eijerkamp, “Jolie ‘245 en “Blauwe Diamant” van Ferry van Loo.  De ‘306 ging in het voorjaar van 2018 verloren, zonder verder een spoor achter te laten in het duivenbestand van Bram. Veel vertrouwen had ik derhalve niet in de twee jonge vaaltjes. Vooral toen het doffertje al spoedig verloren ging bij het africhten, was de verwachting over zijn vale nestmaatje nul komma nul.  Het vale duivinnetje bleek een blijvertje. Hoewel ze tot twee maal toe haar partner kwijt raakte, scoorde ze zeer regelmatig haar prijs en werd 3e asduif kring, achter twee hokgenoten. Meteen als jaarling gaf ze een blauwe dochter, die een eerste speelde in de kring, gevolgd door nog een eerste in de kring een week later. Daarbij zat ook een eerste in de regio. Reden, om “Janneke”  in 2020 andermaal tegen dezelfde doffer te koppelen. De eerste twee jongen in 2020 werden meteen 3e en 7e asduif in de kring. Dat was het begin.

Brutus

Deze stoere doffer kwam als eitje in 2017 via Eijerkamp. Een kleinzoon van “Ché”, van “Nieuwe Olympiade” en van “Celena” ( 1e NPO Peronne 14.253 duiven, 3e NPO Orleans 5783, 11e Nat. Blois  tegen 17.591, 19e NPO Tours 2.956, etc.) en in rechte lijn nazaat van “Don Leo””, “Chicago” en  “Miss Saigon”. Op papier een topper. Als jaarling op overschot en daarna in 2019 met “Janneke” vader van tweevoudig eerste prijswinnaar kring/regio en in 2020 van twee asduiven. “Brutus” mocht blijven! Eigenlijk dacht ik op dat moment niet aan een stamduif of stamkoppel. Ik was al te vaak teleurgesteld en inmiddels de 65 levensjaren gepasseerd, zonder dat ik ooit het voorrecht van een stamkoppel mocht ervaren. “Brave”, de zoon van “Brutus”en “Janneke” was dus 7e asduif kring. Een uiterst rustige doffer.  Als jaarling gaf hij meteen “Ernst” in 2021 (1e asduif kring). Die gaf op zijn beurt in 2022 “Cor van Gogh”. Een geweldenaar met 5e regio, 3e regio, 1e regio en een week later andermaal 1e regio en 1e  GOU Noord. Tevens 1e asduif kring. Nu begon ik me te realiseren, dat “Brutus” en “Janneke” kweekpotentie hebben. In 2023 gaf “Cor” op zijn beurt de 4e en de 5e asduif kring en daarmee hebben we met “Brutus”, “Brave”, “Ernst”, “Cor” en “Frederik” in relatief korte tijd vijf doffers , die in rechte lijn afstammen van elkaar met “Brutus” en “Janneke” als betovergrootouders van de jongste generatie asduiven. Het is leuk, als je een eigen stammetje ziet ontstaan. De kunst is, om niet achteruit te boeren. Vaak ben je als liefhebber verblind en zie je die achteruitgang te laat. Het is de kunst om passende duiven te vinden, die het niveau op peil houden. We beschikken over twee duivinnen van Albert Roording.  “Samba” is de eerste echt goede nazaat, die Albert attendeerde op de bijzondere kweekwaarde van de ouders en de tweede  kwam hier als  testduif. Een dochter uit Blitzkoppel 1 en één uit Blitzkoppel 2. Nieuwe inbreng kwam er andermaal via Eijerkamp. Wijlen Joke Geven speelde daar destijds een rol in. De WdB-duiven, al dan niet in kruising met Leideman, kwamen in 2020 van het hok van Joke. In latere jaren gevolgd door eitjes van de kwekers boven, waarbij Hans een sleutelrol speelde. Morgen, maandag 28 oktober, zou Joke zeventig jaar geworden zijn. Ze stierf op haar zevenenzestigste verjaardag, nu drie jaar geleden, veel te jong.

Toekomst

Bij het samenstellen van de kweekkoppels zetten we de basis tegen andere bloedlijnen. Overwegend kruisen we. Bewezen (as)duiven en eersteprijswinnaars houden we hoog in het vaandel. Het zijn de duiven, die aangetoond hebben in de GOU, bij onze manier van verzorgen, te renderen. Op beperkte schaal kiezen we voor verwijderde inteelt.  “Brutus” wordt gekoppeld aan een duivin, die vijf generaties verder van hem afstamt. Zoals “Janneke” gezet wordt tegen  “Jan”, een zoon van “Cor van Gogh” en dus verre nazaat van haar. Verwijderde inteelt. Ook dat hoort bij stamvorming. Nu al weten we, dat de meeste koppels, waar je hoge verwachtingen van hebt, zullen teleurstellen. Dat is het lot van elk kweekkoppel. Je hoopt op een topper, bent tevreden met een paar bruikbaren en stelt vast, dat er ook meerdere nietsnutten het levenslicht zagen. Veel verwacht je ook van nieuwe aanwinsten, of van zwaar ingeteelde duiven uit je allerbesten. Meestal halen de nieuwe aanwinsten niet het vereiste niveau en blijft het heterosis-effect bij de zwaar ingeteelden in kruising uit. Duivensport is een zoektocht. Een loterij met veel nieten. waarbij je veel moet kappen. Ook en misschien juist, als je aan stamvorming poogt te doen. (wordt vervolgd)

Op hoop van zegen (17)

Op hoop van zegen (17)

Ferry

Op de Habru-dag ontmoetten we o.a. Ferry van Loo. Twee dagen eerder was ik met José in Theater Hanzehof in Zutphen bij een optreden van “the Doors”. Een tributeband weliswaar, want van de originele Doors leven de twee belangrijkste leden niet meer, maar deze band kwam heel dicht bij het origineel. Waarom het bruggetje naar de muziek?  Ik vergeleek Ferry in het verleden met Eric Clapton. Niet met Jim Morrison, die tot de “club van 27” behoort. Het sluike haar, de oogopslag, een beetje dezelfde uitstraling als Clapton. Ferry weet dat al jaren en moest er om glimlachen. Je kunt met mindere goden vergeleken worden. Afgelopen zaterdag zagen we een geheel andere Ferry en moest ik denken aan “the Kinks” met hun “Dedicated follower of fashion”. Ook een beetje kapper en visagist Leco van Zadelhoff.  Modieus jasje, wit colbert, strak kapsel. Clapton was ineens ver weg. Ferry is van januari 1952. We zijn van hetzelfde bouwjaar en er is wederzijds respect. Zijn hele leven speelt hij al met duiven. Vroeger in de stad was dat met name vitesse en later, toen hij met zijn vrouw Hannie hun kapsalon vestigde in stadsdeel de Hoven, ging het richting dagfond. Een gedreven liefhebber, die kijk heeft op duiven en overal waar hij zich vestigde successen kende met de duiven. Ooit nationaal dagfondkampioen!  Ferry is gedreven en behoorlijk manisch en dat leidde ertoe, dat hij geestelijk in de knoei kwam met zichzelf. Dat is een publiek geheim. Ooit, het zal ongeveer rond 2010 geweest zijn, zei hij jaloers te zijn op mij. “Jij blijft altijd rustig, ook als de vlucht wat minder verloopt. Ik wou, dat ik dat kon”. Ik haalde mijn schouders op, toen onwetend van de depressieve fases in zijn leven. Op zeker moment had Ferry zelf geen duiven meer, maar ging hij andere liefhebbers begeleiden. Duivencoach of hokverzorger, vul het zelf maar in. Wijlen Jan Rademaker speelde altijd al zeer verdienstelijk met jonge duiven en ineens blonk hij uit op de dagfond. Ferry speelde enige tijd een belangrijke rol bij Jan, kwam er dagelijks en dat was aan de resultaten te merken!  Afgelopen zaterdag, vertelde hij financieel uitgekleed te zijn door een “vriend”, die geen vriend bleek te zijn. “Ik zat behoorlijk aan de grond, maar oud-clubgenoot Marcel Sangers reikt me de helpende hand. Zijn hokverzorger is weg en ik ga voor Marcel aan de slag op de dagfond”. Fijn voor hem, dat er weer licht gloort aan de horizon! Ferry is een echte melker en als hij met zichzelf in balans is, kan hij grootse prestaties verwezenlijken, want hij is een op en top vakman!  Succes, “Slowhand”!

Peter

Hem kwam ik een dag later tegen in het clubgebouw van mijn vereniging. Wilco Zeiss, Paul van Putten, Hans Munstege, de vrijwel blinde Eggo Haverhoek en zijn vrouw en een wat vermoeid ogende Peter Voskamp. Leuk, dat de Deventer vertegenwoordiging aanwezig was!  Barman Hans Boveree, had het rustig en dat was voor mij een mooi moment om een rondje in te doen voor mijn tafelgenoten. Iedereen had dorst, behalve Peter. “Je wil toch nog wel van me drinken, Peter?” Hij zat wat voorover gebogen en pips te kijken en ik begreep, dat hij niet fit was. Peter was ooit lid van onze vereniging, samen met vader John. Later verhuisde hij naar Deventer. Hij had de pech, dat hij ernstig ziek werd. Iets met zijn schildklier en behoorlijk ingrijpend, waardoor hij zelfs afgekeurd werd. Niet fit zijn en toch naar je oude club, dat tekent de echte liefhebber. Ook oud-lid John Romein zat aan de bar. Hij balanceerde een tijdje op het randje met zijn gezondheid, maar zag er slank en herboren uit. Mooi, want je gunt elke duivenmelker het beste. Deze week plaatste Albert een stukje op de verenigingsapp. “We hadden zondag een belangrijke gast in ons midden, want Peter Voskamp (44) won een bekende one loft race in Kroatië. Vier mee en vier prijs!”  Reden voor mij om Peter te bellen en te feliciteren. De laatste jaren, zag je de prestaties van Peter steeds beter worden. Een eigen stammetje duiven, geen moderas en gaandeweg steeds beter op de dagfond. We hadden het over een bepaalde duif, waar Peter oren naar heeft. Als een goeie duif verhuist naar een goeie liefhebber, komen daar referenties uit!  Hij heeft de gun-factor! Peter behoort tot de top in Deventer en bewijst met zijn prestaties op de one loft races, dat hij op de goede weg zit.  Met een jong gezin en gezondheidsproblemen, bewijst hij een echte liefhebber te zijn, die stoïcijns zijn eigen plan trekt. Nogmaals gefeliciteerd Peter en bedankt voor je bon!

Henk

Van  Voskamp naar Voskes is precies een verdubbeling in jaren. Twee keer 44 is de leeftijd van Henk Voskes uit Raalte en tegelijk met Sinterklaas hoopt hij in december de 89 te halen. Heel erg verknocht aan het leven is hij niet meer en dat is geen goed teken. Henk bleef zijn hele leven vrijgezel. Bracht samen met zijn broer moeder aan haar eind en woont al vele jaren, sinds het overlijden van zijn broer, alleen in het buitengebied. Voor Henk heb ik altijd sympathie gehad. Een uiterst bescheiden en eenvoudig mens en een duivenmelker pur sang van een uitstervend soort. “Het leven wordt er niet leuker op. Al mijn duivenvrienden van weleer zijn overleden. Joop Neppelenbroek, Antonissen, Rob Hesselink, Jantje te Wierik en Harm Tuten, die mij jarenlang ophaalde, als we gingen inkorven. Mijn gezondheid gaat steeds verder achteruit en ik sta ingeschreven voor een verzorgingshuis. Het kan maar zo zijn, dat ik mijn laatste vlucht gespeeld heb”.  Het afgelopen jaar speelde Henk nog een eerste prijs in de club en een “volle bak” op de dagfond. Daar is hij fier op. Ooit was hij succesvol met een aanvlieger. Een Belg. Een duif van niemand minder dan Flor Engels!  Vele tientallen jaren was hij een gewaardeerd  en succesvol lid van “de Postduif” in Raalte. Een vereniging , die vecht voor haar bestaansrecht. Nu een monument als Henk Voskes de pijp aan Maarten dreigt te moeten geven, moet ik van weemoed slikken. Niks is eeuwig. Henk, ik hoop, dat je nog een goeie tijd mag beleven op je toekomstige plek. Ik weet ook, dat het verplanten van oude bomen vaak tegen valt, maar hoop dat het jou nieuw elan geeft.  Het allerbeste, duivenvriend Henk! Bij leven en welzijn, komen we elkaar in Raalte tegen.

Pedigreeduiven

Enkele dagen geleden had ik twee verschillende liefhebbers op het hok. De één keek met vorsende blik en wees na lang zoeken een duif aan. De ander keek nauwelijks naar de duiven, maar wilde de map met stamkaarten inzien. U mag raden, wie van de twee bij de kampioenen bivakkeert.  Deze laatste gaf me een knipoog, toen zijn maat begon te kwijlen bij het lezen van de stamkaarten. Hij wees hoofdschuddend naar zijn voorhoofd. Ik knikte begripvol. Albert zette op de clubapp een fragment uit mijn vorige bijdrage. Het ging over de uitspraken van Arnold Paalman. “Wij willen de duiven die het snelst van A naar B vliegen. Dat zijn vaak duiven, die als ze de volgende dag voor tien uur niet thuis zijn, nooit meer thuis komen. Je hebt ook liefhebbers, die op de uitslag niet opvallen. Ze hebben wel duiven, die bij rotvluchten met de jonge duiven, uiteindelijk thuis geraken”. Met woorden van deze strekking gaf Arnold het verschil aan tussen, naar wat ik noem, “pedigreeduiven” en “boerenduiven”. Welke duiven willen we? Albert zette het op de clubapp en onze jeugdige voorzitter Sven reageerde. “Ik ga voor de tweede groep”. Sven heeft ambitie voor de fond en vindt het minder snel zijn op het korte werk als jonge duif minder belangrijk. Ik reageerde ook. Ik ga voor de snelle duiven, maar wil ook dat ze thuis komen, als ze het moeilijk hebben. We hebben het in feite over sprinters en survivors. De uitdaging is om snelheid te koppelen aan hardnekkige taaiheid. Op eigen hok letten we er wel op. Van de zes jongen van “Janneke”, die aan de eerste vlucht begonnen, haalden er zes de eindstreep. Dat is een pluspunt. Onze eerste asduif dit jaar in de club (‘920) stamt uit haar, net als de eerste asduif jong vitesse in de kring van José (‘991). Ook de referenties van de afgelopen maand (Sando, Raymond, Jan & Stijn bijvoorbeeld) stammen uit “Janneke” en als er uit het buitenland iemand telefonisch onverstaanbaar brabbelt, is het enig verstaanbare “Moffilo”/ “Janneke”. Ik moest lang nadenken, toen viel het kwartje. “Kleinzoon Murphy’s Law”, stond een periode tegen ons stammoedertje. Op de één of andere manier kweekt deze duivin goed door in meerdere generaties met meerdere partners. Ik zei het in mijn vorige blog: ik ben gek op pedigreeduiven en genenstapeling van nationale toppers en Olympiadeduiven. Maar …. nog gekker ben ik op duiven met bewezen kweektalent. “Brutus” is onze stamdoffer en met zijn duivin “Janneke” staan ze aan de basis.  “Brave” is hun zoon. “Ernst” hun kleinzoon, “Cor” hun achterkleinzoon en “Frederik” is weer de zoon van “Cor”.  Allen overleefden de vluchten (survivors) en allen plaatsten zich bij de asduiven in kring of regio (snelheid). We koppelen deze duiven weer aan het beste van nationale topliefhebbers en proberen zo snelheid en hardnekkigheid vast te leggen. De mand is ten allen tijde scherprechter en bepalend!  De stamkaart is pas van waarde, als de duiven kopprijzen winnen of asduiftitels. Duiven met een erg voorname en kostbare stamkaart, zonder bewezen kweekwaarde, redden hun kop soms dankzij hun afstamming. Waarschijnlijk is het uitstel van executie, maar als ze goed hun best doen, zijn ze goed genoeg om als voedster te dienen. Wie blind vertrouwt op mooie stamkaarten en dure namen, zonder keiharde bewijzen op eigen hok, wordt of blijft een nobody in de duivensport.  (wordt vervolgd)

Op hoop van zegen (16)

Op hoop van zegen (16)

Habru-dag

Afgelopen zaterdag bezochten Sander en ik de Habru-dag in Doetinchem. Je ontmoet er vrienden en kennissen uit den lande en steekt er misschien iets op. Ook lever je een bijdrage aan de vrijwilligersorganisatie “Bergh in het zadel” voor de kankerbestrijding. Drie vliegen in één klap. Hans Bruns, de man achter Habru, is iemand met visie. Bezoekers zien de kwaliteit, die het bedrijf levert op het gebied van aluminium rennen en aanverwante constructies. Er wordt gewerkt aan naamsbekendheid en het onderhouden van klantrelaties en er wordt een gezellige duivendag georganiseerd en gefaciliteerd, die een flink bedrag oplevert voor het goede doel. Je ziet Hans aan de microfoon, je ziet hem voor en achter de schermen druk bezig. Iemand , die alles met zijn mensen tot in detail voorbereidt en in goede harmonie wil laten verlopen. Habru en duivensport vormen een goede combi en zijn een prima uithangbord voor ons imago!

Forum

Het forum is de ruggengraat van de duivendag en de samenstelling van het forum kan de dag tot op zekere hoogte maken of breken. Over de 14e duivendag van Habru kan ieder zijn mening hebben, maar één ding is zeker. Het forum was spraakmakend! Het begon al, toen forumleider Hennie La Grouw, met sappige Amsterdamse tongval, de forumleden vroeg zich voor te stellen. Links op het podium zat Kurt Platteeuw uit Rumbeke. Hij zat er stoïcijns en al na twee minuten wist je: dit wordt leuk. Volkomen op zijn gemak, pakte hij de microfoon en werd één met de zaal. Hij begon over zijn schoenenbranche, de wielersport en het woord duif was nog amper gevallen, toen de forumleider hem onderbrak. Het moest over de duivensport gaan en de andere forumleden moesten zich ook voor kunnen stellen. De toon was gezet. Onverstoorbaar zette Platteeuw zijn relaas voort. Je voelde: dit is een geboren entertainer, een conferencier, die moeiteloos een one-man-show van anderhalf uur kan vullen. Hij vertelde, dat hij en zijn vader ook mindere jaren kenden in het verleden. Dat ze gewoon doorsnee waren. “We keken nooit op geld en lieten rustig twee of drie dierenartsen komen. Bon .. zo’n dierenarts heeft ook kinderen en moet ook monden voeden. Een visite van 60 euro, potje A van zeventig euro, potje B van tachtig euro en zo verder”. Ondertussen schoof hij beeldend met de glazen en attributen op de tafel om zijn verhaal kracht bij te zetten. “Wij hadden pedigree-duiven en medicijnduiven en toen zijn mijn vader en ik het roer gans gaan omgooien. Wij gingen al onze duiven wekelijks inzetten op alle disciplines met de nadruk op de 45 nationale vluchten. Met duiven van Pol en Peer, met goed voer en oliën”. Platteeuw voelde als doorgewinterde schoenenverkoper, dat hij de aandacht had van de zaal. “Wij hadden specialisten met rookpotten op de hokken, mensen met wichelroedes, die verstand hadden van aardstralen en lieten niets aan het toeval over. Bon”. Intussen had La Grouw als ras-Amsterdammer en bepaald geen muurbloempje, ook kans gezien de andere forumleden aan het woord te laten. Arnold Paalman, in dienst van de familie Eijerkamp en sinds enkele jaren terug op het ouderlijk nest in Laren, is inmiddels door de wol geverfd. In de kern bescheiden, maar open en eerlijk genoeg om zijn zielenroerselen bloot te geven. “Zelfs als we een kettinguitslag maken en de top 10 op afdelingsniveau oprollen, kan ik amper genieten. Ik bekijk ’s avonds na de vlucht elke duif van top tot teen. Is ie gewond, is ie diep gegaan, enz. Dat is behoorlijk maniakaal bij mij en ik ben dan al weer bezig met de voorbereiding van de volgende vlucht. Duiven trainen in Laren in het vliegseizoen twee keer daags in totaal makkelijk tweeënhalf uur en ze krijgen ruim en goed te eten en draaien op medisch vlak mee in het regiem van de familie Eijerkamp. Vanwege de grote verliezen bij de jonge duiven, spelen we de junioren op de natour. Ik ben vrijgezel en hoef geen rekening te houden met partner of kinderen. Ik kan me helemaal op de duiven storten thuis en tijdens kantooruren bij mijn werkgever in Brummen, al gaan we daar flexibel mee om, als de situatie er om vraagt”. Probeer te genieten, Arnold. Je hebt het vertrouwen, hebt het vakmanschap en hebt het de laatste jaren bewezen. Tijdig ontspannen en genieten, anders hou je het op termijn niet vol, is mijn meelevende gedachte.

Schaduw

Als je in een team een sterspeler hebt, dreigen medespelers soms in het gedrang te komen. Die worden dan onderbelicht. Patrick Noorman uit Zeeland is een opkomende duivenspeler en enthousiaste onderwijzer. Een man, met een goed verhaal, die jongeren en mensen in zijn omgeving kan enthousiasmeren en inspireren. Ik ga niet alles samenvatten, anders blijven de lezers van mijn blog op de 15e Habrudag thuis om de samenvatting te bekijken en dat is niet de bedoeling. Ulrich Lemmens was de vervanger van dierenarts Stijn Rans in het forum. Soms zijn er op het laatste moment omstandigheden, die een optreden belemmeren. Ulrich Lemmens is een Belgische profspeler, die van zijn hobby zijn beroep gemaakt heeft. Je kunt hem om een boodschap sturen! De vier forumleden vormden samen een prima team. Ze probeerden eerlijk en open te zijn over hun doenwijze en slaagden erin om het gehoor in drie bedrijven te boeien. In de finale pakte Kurt Platteeuw de Messi-rol. Hij stelde zich kwetsbaar op en noemde in zijn betoog een datum, die ik niet met zekerheid kan reproduceren. Ik meen, dat het ergens in 2031 moet zijn. “Ik wil 25 nationale overwinningen boeken. Er staan er nu 11 op onze naam. Slaag ik daar niet in, dan moogt U allen met een blik benzine en lucifers naar Rumbeke komen om de hokken in de fik te steken. Ik betaal de busreis”. Dat is straffe taal! Daarmee pak je de aandacht en krijg je de lachers op je hand. Wie de schoen past, trekke hem aan! Bij het verlaten van de zaal, schudde ik Kurt de hand en bedankte hem voor de voorstelling.

S.V.T.

Onze jeugdige voorzitter en jonge vader Sven van Brummen, was de drijvende kracht achter een verkoop van late jongen uit eersteprijswinnaars in ons clubgebouw. ’s Ochtends bracht ik twee duivinnetjes uit twee stamdoffers. De eerste schenking kwam uit een 1e asduif in de kring, die dit jaar bij Sando Verbeek de 1e asduif in zijn vereniging voortbracht. Geschonken op een bon dit jaar. Niet vreemd, dat Sando het zusje kocht. De tweede schenking kwam uit een bewezen koppel, waar al meerdere regiowinnaars uit geboren zijn. De vader is een aparte. We kweken er vier jaren uit en al vier jaar op rij is hij vader (2 keer), of grootvader 2 keer) van een 1e asduif. Voor je eigen club, moet je iets goeds schenken, is mijn visie. Sando wil vooruit en was goed uitgeslapen. Opnieuw sloeg hij toe. “Als ik toch verslagen moet worden, dan het liefst met duiven van mezelf”, dacht ik.

2 in 1

Vlak voor aanvang van de verkoop in Twello gisteren, sprak ik bezoeker Henk Voskamp van p.v. “Zutphen”. Henk is een eenvoudige jongen, die veel van verschillende kloksystemen weet. Ooit had “Steeds Verder” een serieus probleem. Ook Albert wist het even niet meer en dat is heel opmerkelijk. Ten einde raad werd “Henkie” gebeld in de kleine uurtjes en die rukte uit als een brandweerman en uiteindelijk werd de oorzaak van de problemen gevonden. Gouden jongen dus, die nooit te beroerd is om anderen te helpen. Henk was ook in Doetinchem bij Habru. “Ga je t.z.t. mee met de busreis naar Rumbeke? Combineren we met een dagje Natural, duivenmarkt en een vreugdevuur als afsluiting. Dat wordt lachen!” Toen Sven als veilingmeester tien laatjes verkocht had, was er pauze. Ik vertrok, want in Emst moest ik om twaalf uur als mede-organisator zijn voor een middagje forelvissen t.g.v. een verjaardag van broer Ben en mezelf. Door allerlei omstandigheden was dat er nooit van gekomen en nu was het dan zover. Ik ving niks trouwens, maar neefje Sepp had twee forellen en dochter Milou van maatje Sander ving zowaar ook een forel. De blije en trotse gezichten van de gelukkigen maken alles goed. Ook Derk, de sympathieke schoonvader van broer Ben had het naar de zin. Hij verloor twee weken geleden zijn echtgenote na een langdurig en gelukkig huwelijk. Hij kon wel een verzetje gebruiken. Ben zegt het altijd mooi: “Derk is mijn schoonvader, mijn naaste buurman, trouwe supporter en beste vriend”. Dan weet je genoeg. We hadden het leuk samen en sloten ter plekke af met “een vet bekkie” en een koele versnapering.

Pedigree

Ik moet denken aan de woorden van Kurt Platteeuw, die het had over “medicijnduiven” en “pedigreeduiven”. Het afgelopen jaar bezocht ik dierenarts Robert Kasperink enkele malen voor de verplichte enting paramixo-rota. Ook halverwege het jonge duivenseizoen liet ik duiven en mest onderzoeken. “Luizenkampioen” lachte Robert “ en een lichte wormbesmetting in één monster”. Ik nam een flesje “luizendruppels” en een wormkuurtje mee. Ik schaam me ervoor, dat ik beide middelen in de kast zette en ongeopend liet. Ik ben doodsbang voor gif en heb afkeer van medicijnen. In de tuin geen kunstmest en bestrijdingsmiddelen  en op het duivenhok geen medicijnen. Zo heeft ieder mens zijn of haar afwijking. Ik ben er ook niet trots op. “Medicijnduiven” heb ik dus niet. Durf rustig een soepje te trekken van mijn eigen duiven, als ik ze zou slachten. “Pedigreeduiven” heb ik wel. Met dank aan een niet nader te noemen echte vriend, waarvoor ik in gedachten al drie keer een standbeeld heb opgericht. Ik vind het prachtig, als een duif meerdere nationale winnaars of asduiven in het voorgeslacht heeft. De bekende en soms onbetaalbare namen vertoeven op onze hokken. “Kittel”, “Uranus”, “Murphy’s Law”, “Crack ‘19”, “Goed Grijs”, “Jackpot”, “Kleine Dirk”e.a.  Liefst geen verdunde soep. Een dochter of zoon is meestal niet haalbaar, maar met een kleinkind ben ik in mijn nopjes. Ik geloof in genenstapeling. Maar nu komt het. Ik hou van de duivensport als spel. Laat me niet leiden door commercie. Dom in de ogen van velen, maar dat terzijde. We kweken jongen uit de grote namen, maar dat doen we niet eindeloos. Een duif moet zich snel laten zien als jonge duif. Een eerste prijs in de club is leuk, maar eigenlijk niet maatgevend. Drie keer in de top 5 van de regio maakt meer indruk. In 2020 (“Olympic Frank”) en in 2022 (“Cor van Gogh”) hadden we zo’n duif. Raf & Kurt Platteeuw gaan voor 25 nationale overwinningen. Dat is voor ons niet realistisch. Drie keer binnen de top 5 van de regio en dan liefst drie eersten, dat is toch een mooi streven. Maar pin me er niet op vast. Benzine en lucifers thuis laten en er komen ook geen betaalde busreizen naar Gietelo!

Pedigree (2)

Aanvankelijk hadden we kweekduiven en voedsters. Die voedsters waren in het begin kleurrijk. Inmiddels benaderen we de zaken al wat pragmatischer. Duiven met fantastische, waardevolle stamkaarten, die hun kweekwaarde niet snel bewijzen, krijgen een tweede kans als voedster. In de praktijk blijkt telkens weer, dat de duiven die zich in Gietelo hebben bewezen, de meeste kans op succes geven. Proefondervindelijk. Ik streef succes na in de duivensport, geen commercieel gewin. Ik word dit jaar 72, José en ik hebben beiden tot de eindstreep gewerkt en genieten van ons pensioen. Geef niks om dure campers, sportauto’s of statussymbolen. Als je allergisch bent en al meerdere keren de sport hebt moeten staken, dan telt alleen de kern van de hobby en niet de franje. Gezond en gelukkig worden of blijven, dat is het streven. Onze voetafdruk niet onnodig groot maken. We houden beiden van kinderen, maar hoefden onszelf niet zo nodig voort te planten. Centen sparen voor nageslacht is dus niet aan de orde. Terugkerend naar de stamkaarten: alleen wijzelf weten wie de voedsters zijn en wie de kwekers. Het komt dus voor, dat we eieren verleggen naar een voedsterkoppel, waarvan de stamkaarten veel indrukwekkender zijn dan van het kweekkoppel. Een stamkaart telt voor ons pas, als de bijbehorende duif zijn of haar waarde liefst als vlieger en zeker als kweker bewezen heeft. Dan kom ik terug op wijze woorden van Arnold Paalman, in het forum te Doetinchem. Wij kweken uit duiven die heel snel van A naar B kunnen vliegen. Dat zijn vaak duiven, die als ze het moeilijk krijgen op een vlucht, de volgende dag voor tien uur thuis moeten zijn, of je ziet ze nooit terug. Anderen kweken minder snelle duiven, maar wel duiven die vrijwel altijd thuis komen. Waar ga je voor? (wordt vervolgd)

Op hoop van zegen (15)

Op hoop van zegen (15)

Stoppen

In seizoen 2022 kwam kort na aankomst van de duiven op een bepaalde vlucht oud-clublid Theo Boerkamp aangelopen. “Ik was aan het fietsen, zag je woning en bedacht, dat misschien de duiven zouden kunnen arriveren”. Theo was tientallen jaren een trouw lid van “Steeds Verder”. Een generatiegenoot, maar wel iets ouder. Theo zette in de tijd van het handmatig klokken de streepjes op de minutentabel tijdens het afslaan. Hij wist zo precies, hoe laat het concours eindigde. Dat was “zijn ding”. Toen rond de eeuwwisseling de overgang naar elektronisch constateren zijn beslag kreeg, verviel die taak. Theo, vrijgezel en man van vaste rituelen, vond dat jammer. Ook zijn werk in het familiebedrijf “in het vlees” kwam te vervallen. Zijn leven stond behoorlijk op zijn kop. Er ontstond zoveel onzekerheid in daginvulling, op financieel gebied, in woonplek en rondom zijn niet optimale gezondheid, dat hij stopte met de duivenhobby. Dat was wennen voor Theo en voor de club. Gelukkig vond hij na verloop van tijd zijn draai in de veranderde situatie. De duivensport bleef hij op afstand volgen. Jan Bosman, Harrie Wichgers en Rob Wassink zijn drie oud-bestuursleden van de club, die ook op zeker moment stopten met de sport, maar toch op afstand het reilen en zeilen binnen de club bleven volgen. Eens melker, altijd melker. Van achter de computer de uitslagen bekijken, de site van de club bezoeken, de verhaaltjes van Albert in “Voorster Nieuws” lezen en in de wandelgangen, terloops via toevallige ontmoetingen met clubgenoten, informeren hoe het liefhebbers en club vergaat. Iedereen maakte ooit zijn eigen afweging om te stoppen. Jan was een Pietje Precies met de financiën, met Harrie beleefden we van alles in de tijd van de attractiecommissie. Er werden minstens vijftig bedrijven bereid gevonden om een bescheiden sponsorcontract met de club aan te gaan. Het clubgebouw van “Steeds Verder” was net gebouwd en men maakte zich zorgen om de aflossing van de hypotheek. Harrie, in het dagelijks leven vertegenwoordiger en ooit samenspelend met zijn vader Anton, was mijn maatje destijds in de roemruchte attractiecommissie van de jaren negentig. Voetballend met zoon Gerben  tijdens het inkorven en echtgenote Greet achter de bar. Met Greet achter de bar was er altijd muziek en gezelligheid. Harrie zal er met gemengde gevoelens aan terugdenken. Ik ook! Rob was vele jaren voorzitter. Ik volgde hem destijds op. Ook tussen Rob en de club bleef er door de jaren heen altijd een zekere band bestaan. “Steeds Verder” was een stuk van zijn leven en in anekdotes houden we de herinnering levend. Albert was er nauw bij betrokken. Hij was de man die binnen de attractiecommissie de verenigingsuitslag meteen na het afslaan introduceerde en ontwikkelde. De computerfreak en pionier. Dat was toen een revolutie! De sponsorprijzen wekelijks op het nieuwe medium “Kabelkrant”, een jaarlijkse bonnenveiling. “Dat wil in Twello niet”, was de teneur. De werkelijkheid was anders. Cor & Lidwien Hanegraaf , destijds landelijke top met de junioren, Cees Donker, forums. “Steeds Verder” was in die tijd “hot” en er stroomden jaarlijks vele duizenden guldens in de clubkas. In de jaren negentig bloeide de club als nooit tevoren. Daar kunnen alle betrokkenen, ook de oud-leden, met plezier en trots op terug kijken!

Clubliefde

Doordat de club bloeide, aanzien had in sportief opzicht en aan de weg timmerde, kon het clubgebouw uitgebreid worden met een apart inkorfgedeelte. Iedereen was daar blij mee. We hadden ruim zeventig leden! Jan & Corrie van Brummen waren de aanjagers en belangrijkste uitvoerders van dit project. Bouwondernemer Jan van Brummen was niet te beroerd om de handjes te laten wapperen. Clubgenoot Tom Timmermans, die ons veel te vroeg ontviel, wist de kortste weg naar voordelige bouwmaterialen. Voorheen had Jan in zijn bedrijf  de supervisie, haalde orders binnen, voerde overleg en werkte vooral in zijn hoofd. Nu hij gepensioneerd was en het om zijn hobby ging, kon hij zelf weer met de handen aan de slag. Jan was de nestor van een echte van Brummen dynastie binnen de club. Bouwvakkers in hart en nieren, met als hobby postduiven. Zoon Frits en kleinzoon Sven bouwen voort in die traditie. Het clubgebouw staat er inmiddels al weer zo’n 35 jaren. Waar blijft de tijd?

Theo

In het voorjaar van 2023 werd Theo op de fiets aangereden. Het was een bizar ongeval met meerdere toevalligheden en met fatale afloop. Ik schrok , toen ik het hoorde. Afgelopen zomer haalde zijn broer Gerrit ons op zijn e-bike in langs de beek niet ver van de Woudweg in Klarenbeek. Gerrit stapte af. Ooit had hij een zelfstandige slagerij in Twello. Net als Theo bleef hij vrijgezel, woonde met zijn broer en zus onder één dak en …. was een gewaardeerde sponsor van “Steeds Verder”. Toen ik begin jaren negentig Gerrit probeerde te overtuigen om sponsor te worden, maakte hij een grap, die ik niet meteen snapte. “Ik heb eerst in de paardenwereld gezeten en heb er een klein boerderijtje aan over gehouden”, vertelde hij. Ik vatte  zijn verhaal niet en Gerrit zag dat. “Ik was in een grote boerderij begonnen, dus het kostte me alleen geld”, schaterde Gerrit “en nu begin jij over duiven”. Toen ik vijf minuten later weg liep, was het contractje getekend.  José was er bij vorig jaar aan de oever van het beekje en samen spraken we over Theo, het verleden en over koetjes en kalfjes. Dat laatste was hun leven als slager en slachter. Ïk vertelde Gerrit over het bezoekje van Theo op een duivendag in 2022. “Kom volgend jaar gewoon voor aankomst van de duiven. Je bent altijd welkom, Theo”, drukte ik hem op het hart. Het mocht niet zo zijn … Theo was een gewaardeerd clublid en Gerrit Boerkamp vele jaren een gulle sponsor.

Kort

Met Theo had ik al eerder gepraat in voorgaande jaren. Als ik in de voortuin aan het snoeien was en Theo passeerde op zijn fiets, dan stopte hij. “Ik lees al je stukjes en ik volg de duivensport op afstand. Ik heb echter een tip: maak wat kortere zinnen en kortere stukjes. Ik heb soms wat moeite om het te lezen en je moet ook aan eenvoudige geesten  als ik denken”. Daar had hij een punt. “Ik zal aan je denken, als ik schrijf”, beloofde ik hem.  Toen ik afgelopen woensdag kennismaakte met de biljarters in Klarenbeek, kreeg ik instructie van een “ouwe rot”. Deze Tonnie zei het treffend. “Je hebt weinig gebiljart in je leven en weinig aangeleerd. Ik hoef je dus ook niet veel af te leren. Dat laatste is namelijk nog moeilijker dan iets aanleren!” Voor stukjes schrijven geldt hetzelfde. Je hebt een bepaalde manier van werken en een bepaalde stijl. Dat verander je niet van het ene op het andere moment.

Duiven

Precies veertig jonge duiven zitten er nog in de rennen. Ze komen niet meer buiten. De rui zet nu in. Zometeen krijgen ze een bad en morgen weer frisse boerenkool. Afgelopen donderdag hadden we vader en zoon uit Bornerbroek op bezoek. Liefhebbers die pas enkele jaren bezig zijn en nog “leerbaar” zijn. Vol trots toonde hij een diploma. “Vorig jaar waren we vierde in de club en dit jaar derde”. Er is progressie al ging er natuurlijk ook het nodige mis. Met het verduisteren van de junioren was het hok in de nacht totaal afgesloten. Daar hadden ze geen rekening mee gehouden en dat brak hen lelijk op. “Van fouten leert een mens en afgelopen seizoen maakten we op jouw advies kennis met dierenarts Kasperink. Daar zijn we heel tevreden over. Hij heeft verstand van zaken, denkt mee en je gaat er met een goed gevoel naar huis”, aldus vader Jan. Ze kwamen een paar doffertjes tekort, maar dat probleem konden we voor hen oplossen. Twee doffertjes, die het seizoen overleefden, met puike afstamming en beiden een zus die dit jaar 1e asduif werd. Nu weet ik zelf ook, dat de broer van Johan Cruijff niet kon voetballen, maar het geeft enig houvast als het ouderkoppel al iets goeds heeft afgeleverd, buiten de mooie stamkaart om. Gisteren kregen we bericht van een jonge vader, die hier afgelopen jaar een aantal apriljongen afhaalde. De jonge duiven op zijn hok hadden eerst te maken met een paramixo-uitbraak en kregen later coli. Niet een klein beetje, maar het ging gepaard met flink wat dode duiven. Dan is het uithuilen en volgend jaar opnieuw beginnen. Zoiets zit me niet lekker. Ik wil, dat liefhebbers slagen met onze duiven en beloofde een herkansing en garantie bij leven en welzijn. Raymond, ook een herstarter, kocht in 2022 een door ons geschonken jonge regiowinnaar. Dat kun je niet elk jaar doen, maar voor de eigen club doe je een keer gek. Een volle broer van onze “Brave”, die al vier jaar op rij vader of grootvader is van een 1e asduif, waarvan drie keer op rij in de kring.  Het duifje bracht zijn geld op en gaf vorig jaar één jong. Dit vale duivinnetje was zijn eerste duif op de laatste jonge duivenvlucht in 2023.  Raymond hoopvol gestemd en tevreden. Het afgelopen jaar bleef het meevliegen in afd. 9  niet onopgemerkt. Op zeker moment boekte Raymond Ramaker twee afdelingsoverwinningen op één zaterdag!  Nadoen! Eijerkamp-Paalman maakte op de natour een werelduitslag, maar de overwinning kwam niet in Laren, maar in Den Ham terecht. “Ik ben meer dan tevreden en het vale duivinnetje is de beste jaarling van onze club!” Daar kunnen we van genieten. Raymond was in zijn jonge jaren al een goeie jeugdspeler en nu is zijn herstart al meteen een droomstart. Niet dankzij ons, maar voor minstens  99 % dankzij zijn eigen talent, zijn passie en tomeloze inzet. Een beetje geluk helpt, maar dat moet je wel afdwingen! Dan rammelt de deur. De sleutel zit aan de binnenkant en ik hoor José roepen. Ze heeft gesport en ik heb weer een stukje gebaard. (wordt vervolgd)

Op hoop van zegen (14)

Op hoop van zegen (14)

Eerlijk

De één wordt geboren in een koninklijk bedje, de ander in een kribbe. Het bedje van de één staat in een land waar vrede heerst, de ander wordt geboren in oorlogsgebied. Het ene kind baadt in weelde, het andere kind groeit op in armoede. Zo kan ik nog wel even doorgaan. Eerlijk is het allerminst en zelfs als je geboren wordt in weelde, in een land waar het economisch goed gaat, waar vrede heerst en je de kans krijgt om te studeren, waar ouders om je geven en de liefde overheerst, zelfs dan is er geen garantie, dat je gelukkig wordt. Ik zag in Afrika kinderen, die speelden met een twijg en een kokosnoot en die een grijns van oor tot oor op het gezicht hadden en blij en gelukkig waren met bijna niets. In ons land struikelen veel kinderen over hun trampolines, speelhuisjes, skelters en welvaartspeelgoed. Of ze daar zo gelukkig van worden, dat zie ik er niet aan af. Ook in de wereld van de volwassenen is niet alles eerlijk verdeeld. De één sappelt met een dubbele baan voor een karig loon en leeft bij de gratie van de Voedselbank. De ander trapt tegen een balletje en hoeft na zijn dertigste nooit meer te werken. Ook de inkomsten van “royalty’s”, patenten, erfenissen en grote loterijprijzen zorgen ervoor, dat “geluksvogels” in hun slaap meer verdienen, dan sappelaars met werken.

Verschil

“Verschil moet er wezen”. Door hoogteverschil stromen rivieren. Verschil in inkomen prikkelt mensen om te studeren, om harder te werken. Soms zou je wensen, dat er geen verschillen zijn. Bij een viswedstrijd zit je na loting in een vak waar geen vis zit. De volgende keer zit je in een vak, waar je om de haverklap beet hebt. Van wedstrijdvissers hoor ik de verhalen en dat is geen visserslatijn. In de wielersport is het niet anders. Matthieu v. d. Poel is in zijn element in de klassiekers, maar niet in etappewedstrijden. Ook niet als er veel geklommen moet worden. In de voetballerij zijn er ook verschillen. De ene club smijt met miljoenen, de andere club zit tot de nek in de schulden. We accepteren tot op zekere hoogte de verschillen en weten, dat lang niet alles in het leven eerlijk verloopt, of eerlijk verdeeld is. In onze postduivensport is het niet anders. Het ene jaar is bovendien het andere niet. Vorig jaar kwamen de eerste tien asduiven in onze kring uit het dorp Voorst. Daar waren tenminste twee liefhebbers uit Voorst trots op. Het voorbije jaar zat er slechts één duif uit Voorst in de top 10. In de regio Noord Oost kwamen bij de jonge duiven de eerste twintig asduiven uit één vlieglijn. Epe (3x), Heerde (4x), Wapenveld (4x) en Zwolle (9x). Natuurlijk zitten er aan die kant van de regio goeie liefhebbers en goeie duiven. De lijn Eerbeek, Voorst, Deventer, Raalte kwam er niet aan te pas. Ook Apeldoorn niet. We weten diep in ons hart, dat wind en trek een grote invloed hebben op het verloop van de vluchten. Het ene jaar valt het tegen, het andere jaar valt het jouw kant op. Vaak weet je vooraf al, of je kans maakt op een mooie uitslag, of dat de omstandigheden zo ongunstig zijn, dat een goeie uitslag op voorhand al een kansloze missie is. Gelukkig kan niemand het weer en de wind naar zijn hand zetten!

Reclame

Mijn vereniging houdt op zondag 13 oktober een verkoop van laatjes uit eersteprijswinnaars. Onze vereniging “Steeds Verder” werd in 1930 (crisisjaren) opgericht en in zekere zin zijn het voor veel postduivenverenigingen anno 2024  opnieuw crisisjaren. Stijgende kosten moeten door steeds minder leden opgebracht worden. De baromzet loopt terug en er moet creatief gedacht worden om de begroting rond te krijgen en het hoofd financieel boven water te houden.  In dat kader valt de “gezellige zondagochtend” om 10 uur die dertiende oktober. N.I.C- inkorvers en clubgenoten maken er een erezaak van om uit hun beste duiven iets aan te bieden.  Zelf hebben we geen laatjes gekweekt, maar we bieden twee bevlogen duivinnen. Apriljongen met een L.L.-ring van José. De één heeft een volle zus van dit jaar met twee eerste prijzen (1e kring en 6e kring) en is bovendien halfzus van 1e asduif kring 2021 en 1e asduif kring 2023. Het andere duifje is een volle zus van de 1e asduif “Ons Vermaak” Eerbeek  2024. Deze werd in april op een bon verkregen en kwam bij plaatsgenoot Sando Verbeek tot haar titel tegen serieuze concurrenten als Lorena Gijsberts, Johan Gijsberts/ Marcel Sangers en Johan van Dijk. De vader van dit duifje was zelf 1e asduif van de kring en op zijn beurt vader van de 1e asduif kring 2022. Deze “Cor van Gogh” was een supertalent met achtereenvolgens 5e, 3e, 1e, alles in de regio en als kers op de taart nogmaals 1e GOU Noord. Twee puike duivinnetjes, die ongepaard op het schapje,  het lastige jonge duivenseizoen 2024 overleefden. Ik weet zeker, dat ook de andere schenkers hun best gedaan hebben om op de dertiende (uw geluksdag?) met iets goeds te komen! ’t Is reclame en preken voor eigen parochie, maar 100% voor onze vereniging, op weg naar het 100-jarig bestaan.  Zondag 13 oktober, 10 uur Stinzenlaan 85, Twello.

Stimulans

José is erg belangrijk voor me. Niet alleen heeft ze een aantal duifjes op haar naam, maar ze staat ook achter mijn hobby. Zeurt nooit over de kosten, of over het niet op vakantie kunnen in de zomermaanden en stimuleert me, om andere dingen te doen, naast de duivenhobby. Sinds dit voorjaar train  ik met een groep vijftigers en zestigers in de avonduren bij de fysiotherapeut. Stoeien met fitnessapparaten en circuitjes om ons uit te dagen om fit te worden. Dat bevalt me goed. Je spreekt andere mensen en doet wat aan de conditie. Mannen en vrouwen, die nog gewoon in het arbeidsproces zitten, worden opgescheept met een ouwe knar, die zich staande probeert te houden. Ik geniet en ben trouw op de afspraak. Vanochtend ging ik voor het eerst naar biljarten. Een kennismaking. In mijn studietijd biljartte ik met vrienden in de kroeg en tijdens mijn diensttijd in Bussum (opleiding) en Seedorf (parate tijd als dpl. onderofficier) heb ik ook regelmatig boven het groene laken gehangen. Intussen zijn we een halve eeuw verder en heb ik al die tijd niet of nauwelijks een biljartkeu in handen gehad. Een oud-collega van het Isendoorn College introduceerde me vanochtend. José speelde een stimulerende rol en ik nam de aanwijzingen en adviezen van een senior-biljarter op als een spons. Ik beleefde er plezier aan. Andere mensen, andere omgeving, ik kan het iedereen aanraden om uit de comfortzone te stappen. Het kost me twee avonden per week, want ik heb de behoefte om de dagen vrij te houden voor andere dingen. Na mijn pensionering op mijn 66e, waren er verschillende partijen, die aan me trokken. Het I.V.N. bijvoorbeeld, wilde me laten wilgen knotten met scholieren. Leuk bedacht, maar het is mijn pensionering en je moet je niet overhaast storten in van alles en nog wat. Een paar keer schoffelen en snoeien bij de duivenclub in de zomermaanden, zie ik niet als een probleem. Het bedrijfsterrein van broer Henk van tijd tot tijd onder handen nemen evenmin, maar ik wil niet in allerlei verplichtingen vervallen. Mijn eigen (moes)tuin is een leuke hobby naast de duivenpassie, maar ik wil ruimte houden in mijn agenda. Nu ik wat langer pensionado ben, komen de ideeën vanzelf en anders zet José me wel op het goede spoor. Of zou ze bang zijn, dat ik haar te veel voor de voeten loop? Ik zal U een slag voor zijn!   (wordt vervolgd)

Op hoop van zegen (13)

Op hoop van zegen (13)

Teleurstellend

Zo kijk ik terug op vliegseizoen 2024. Het begon veelbelovend. Als ik de jongen ophaalde van 16 koppels, dan waren dat gewoon 30 of 31 mooie junioren om af te zetten. Geen schiere eieren of duifjes, die het spenen niet waard waren. We kregen niet te maken met adeno/ coli, of andere narigheid en halverwege mei trainden de junioren aan huis als nooit te voren. Steevast wegtrekken en moeiteloos, zonder vlag of kunstgrepen, een vol uur trainen of meer. Daarover geen klagen. De eerste vluchten verliepen van een leien dakje. Een vlucht verviel door code rood. Vervolgens komt het moment, dat je samen met regio NoordWest gelost wordt. Dan krijg je te maken met het probleem, dat ik in mijn vorige bijdrage aanhaalde. Bij het opdoemen van het Veluwemassief, na het passeren van de Rijn, moeten de jonge duiven kiezen: linksom of rechtsom? Gelderse Vallei of IJsselvallei? De GOU is opgedeeld in vier regio’s:  ZO, ZW enerzijds (GOU Zuid) en NO en NW anderzijds (GOU Noord). “Zou het niet logischer zijn om in een lengtefront te spelen?”, vroeg compagnon Albert zich af. “NoordWest met NoordOost, dat is toch hartstikke dom en oneerlijk, als je denkt aan het Veluwemassief en de gevolgen daarvan?” Het zal een praktische reden hebben. De afstand tussen de meest zuidelijke en de meest noordelijke liefhebber in de GOU is hemelsbreed bijna honderd kilometer. Ik bekeek een willekeurige uitslag en zag op Soissons als afstand voor Dreumel 306 km. en voor Genemuiden 401 km. Je hebt te maken met een overlaadpunt in Zuid en in Noord en met een vliegprogramma. Zuid en Noord is dan praktisch. Het zou eerlijker zijn als de duiven in een lengtefront zouden vliegen. De duiven uit ZuidOost en NoordOost, hebben ongeveer dezelfde vlieglijn en hebben in mijn optiek geen hinder van elkaar. Het breedtefront bij een gezamenlijke lossing van Noord met de Veluwe daartussen levert in mijn ogen onnodig grote verliezen op bij de jonge duiven. Uiteindelijk kun je de laatste vluchten wel als totale GOU lossen, want dan is de trekroute/ vlieglijn al beter ingeslepen en hebben junioren meer routine, om bij een navigatiefout toch thuis te geraken, ook al is het uren na de prijzen.

Kring

Een jonge, enthousiaste liefhebber, meldde me trots via de app, dat hij de beste was geworden van Nederland onder de 25 jaar. Ik vond dat een felicitatie waard en een bevestiging van zijn ambitie en talent. Hij haalde zijn eigen prestatie naar beneden, door te wijzen op de beperkte concurrentie in de kring, waarin hij speelt. Ik dacht erover. Zelf speel ik in de kring Apeldoorn-Deventer. Beide plaatsen hebben een mooie duivenhistorie. Apeldoorn heeft/ had het geweldige duivensportcentrum bijvoorbeeld. Daar werden verkopingen gehouden, grote feesten gegeven en hadden een stuk of vijf verenigingen onderdak. Dat is verleden tijd. “Vale Ouwe” huist er als enige nog. Ooit een sterke club met leden als Henk Gerritsen, Gerrit van Looijengoed, Evert Kleiboer, Gerrit Kronmöller, Jo Vermeulen, Siegfried Kummerhove e.a. Nu is het een zieltogend clubje, zoals zoveel postduivenclubs. Ook Deventer heeft een rijk postduivenverleden. “Buiten den Noordenberg”, “Gevleugelde Vrienden”, “Steeds Sneller”, “Ons Genoegen”, “Centrum”, ”IJsselbode”. Het zijn zo maar wat namen die me te binnen schieten. Daar is niet veel van over. Twee verenigingen zijn er nog, maar volgend jaar is dat er nog één: “p.v. Deventer”. Op de laatste vluchten van de jonge duiven werd er in Deventer niet meer ingekorfd. Armoede ten top. De reden: er waren al zware verliezen geleden en men wilde de laatste jonge duiven sparen om volgend jaar nog wat aanvulling te hebben.

C.C.Z.

Eind 1970 werd ik 18 jaar en meldde ik me aan bij “p.v. de Hoven” in Zutphen. In mijn dorp Voorst was in de vijftiger jaren een postduivenclub. Cees Hensbergen en Toon Waanders, tachtigers die nog onder ons zijn, waren er in hun jonge jaren lid. Centrum van de club in Voorst, was het café van kroegbaas Adriaan Kik. Een Belg, die met een Nederlandse vrouw was getrouwd. Er was destijds animo genoeg. Schoenmaker Johan Stukker was er lid en mestselaar Derk Wolters, timmerman Cees Hensbergen, smid Gerrit Smit, Henne Boskamp, de kolenboeren Louis en Gerrit Bertholet, Toon Waanders en zijn neef Toon, Fré Spiegelenberg, Roelof Gijsberts (vader van Johan) en Gerrit Ilbrink. Of schilder Carel van Bosheide lid was in Voorst, dat weet ik niet met zekerheid. De vereniging heeft niet lang bestaan. De duiven moesten aangevoerd worden in Zutphen, waar ze op de trein geladen werden. Men begon vol goede moed, maar geleidelijk bleek, dat de club in Voorst er tegen Zutphen niet aan te pas kwam. Als er geen successen geboekt worden en je het gevoel hebt “voor spek en bonen” mee te doen, daalt de animo. Het begin van het einde. Toen ik als jochie van een jaar of acht naar school fietste met mijn doortrappertje, keek ik gebiologeerd naar de donkere en zwarte duiven van Kik op zijn zolderhok op een schuur op enkele meters van de Binnenweg. Waarschijnlijk was Kik toen  al lid van “Ons Genoegen” in Zutphen, want Hans Eijerkamp kan zich de Belg goed herinneren, merkte ik in nostalgische gesprekken met Hans. Volksclub “p.v. de Hoven” maakte deel uit van de roemruchte C.C.Z.  “Het Mekka van de duivensport”. Ook p.v. “Ons Vermaak” uit Eerbeek maakte er deel van uit. Dat viel trouwens niet op, zoals voorheen de vereniging uit Voorst evenmin opviel. Eefde was destijds de “goudkust” van de C.C.Z. met liefhebbers als Bertie Camphuis, Cees Suijkerbuijk, Bertus Roording en Harm Modderkolk. Zutphen vloog in de jaren zeventig met Doetinchem samen. Daardoor lag de trek al wat oostelijker. De kant van “het Nieuwe Spittael” aan de oostkant van Zutphen , was het richtpunt van de duiven in de stad Zutphen. Peter van Osch, Gerard Suijkerbuijk en Piet Steenbergen waren in die tijd prominente vertegenwoordigers aan de oostkant van de C.C.Z. De liefhebbers in de Hoven, aan de westkant van de IJssel voelden zich steevast miskend en tekort gedaan. “De duiven komen altijd van de stad en dan zijn we altijd net te laat”, was de klacht in de Hoven. Voor Appie Derks, Jan Suijkerbuijk en Adrie Heuvelink, de sterkste liefhebbers destijds, was een plek rond de tiende plaats in de C.C.Z. het hoogst haalbare. Als beginner hoorde ik het gekrakeel aan. Als het ging over de liefhebbers uit Voorst of Eerbeek, vergat men de ligging gemakshalve. “Daar zitten geen goeie duiven en geen goeie liefhebbers” en daarmee was de discussie gesloten!

Brummen

Aan de boorden van de IJssel ligt Brummen. Cortenoever en Leuvenheim liggen wat dichter bij de IJssel, maar zijn onderdeel van Brummen en vormen het voormalige werkgebied van “p.v. de Valk” uit Brummen. Denkend aan deze roemruchte vereniging, denk ik aan de gebroeders Jansen uit Brummen, aan Dolf Piecknick, aan Arie van Roon, aan Jan van Vugt, aan Jurriëns, aan combuinatie B.D.R., aan gebr. Bierhof (1e en 2e nat. St. Vincent), aan Joop Spiegelenberg (“Black Giant”), aan Jan Rademaker, aan Alwin Petrie, aan Erik Plant en aan de legendarische Henne Bierhof, alias “Henne van Miete”. Liefhebbers, die bijdroegen aan de faam van de C.C.Z. De allerbekendste leden van “p.v. de Valk” waren natuurlijk Hans Eijerkamp en Zonen. Hans was echter zijn halve leven lid van “p.v. Ons Genoegen” en trad later toe. In Brummen werd altijd hard gespeeld!  Het contrast met Eerbeek was enorm. Bij “p.v. Ons Vermaak” zaten allemaal relatief onbekende namen. Na lang nadenken schiet me de naam van Buyukata te binnen. Deze Turkse rijschoolhouder had een opvallende naam, maar kon zo nu en dan ook op de uitslag van de C.C.Z. de Zutphenaren herinneren aan het lidmaatschap van de club uit Eerbeek. Zou de Schepper bewust alle topliefhebbers in Brummen uitverkoren hebben en de liefhebbers uit het westelijker gelegen Eerbeek tot paria veroordeeld hebben?  Ik ben van nature niet erg gelovig, denk ik. Met de kennis en ervaring van nu, zou ik wel een nieuw huisje  in Cortenoever of Leuvenheim willen kopen, maar beslist geen villa in de bossen rond Eerbeek. Tenminste niet als postduivenliefhebber. Ik had het met Johan van Dijk uit Eerbeek over dit onderwerp, toen hij drie weekeinden op rij de eerste prijs won van de kring Apeldoorn Deventer, waar Eerbeek op zeker moment naar verkaste.  “Dat dank je aan vakmanschap en niet aan gunstige ligging”, complimenteerde ik hem. Johan: “Ik zag een huisje vlak bij de IJssel en was meteen verliefd. Helaas wil mijn vrouw niet weg bij het winkelcentrum in Eerbeek, maar anders wist ik het wel”. Mijn bewondering voor duivenliefhebber Johan van Dijk is immens. Hij is gek van politiehonden, van siervogels, van paarden en van postduiven. Een onmogelijke combinatie met 24 uur in een etmaal. Als je het leest, wordt een mens al moe. Zou hij zich focussen op postduiven en verhuizen naar zijn “droomhuisje”, dan is hij in potentie van het kaliber Bas Verkerk, met iets meer oog voor vrouwelijk schoon.

Eerlijk

Hier kom ik terug op mijn aanhef in de eerste alinea. Seizoen 2024 was voor ons teleurstellend, maar alles is relatief. In de club, waar het spel met de jonge duiven voor vrijwel iedereen een “crime” is, eindigden we gewoon als 1e en 2e  (op naam José). Na een goeie start, lagen we halverwege kortstondig “op de rugge”, in de beleving van Marco Toering, maar uiteindelijk waren de laatste twee vluchten weer wat beter in de kring. Ik meen 2e en 3e met de getekende en twintig duiven mee op de slotvlucht. Op de vijfde en zesde vlucht gingen we kopje onder. Eerst op Roye een vies verloop, met ’s avonds nog 40% afwezig bij ons en de week erop een “waaivlucht” met hier en daar snelheden ver boven de honderd km. per uur. We speelden kortstondig “op de deur”, maar na Roye lieten we de boel bij elkaar. De sfeer op het hok was in mineur, er waren veel partners weggebleven en er waren geen neststanden. Vertrouwen was er niet en met extreme wind van achter hebben we in Gietelo nog nooit geluk gehad. Die twee vluchten veroorzaakten onze teleurstelling.

Buis

In Twello was het spelen met jonge duiven altijd een heet hangijzer. Gerrit Jansen “de vliegende melkman” stond met knikkende knieën op zijn junioren te wachten. Ook Dik de Boer had in zijn beste jaren moeite om aan aanwas te komen. Een 1e nationaal spelen met zijn “Tornado” lukte op Dax, maar de junioren thuis krijgen op een vitessevluchtje, dat was een ander verhaal. Ooit werden er in Twello op de eerste vlucht ruim 1000 jongen ingekorfd, maar de aantallen zakten steevast dramatisch naarmate het spel vorderde. Ook de familie Romein deelde in de malaise. De verhalen over het Veluwemassief spookten rond en sommigen zochten de verliezen in de verluchting van de duivenwagens. Op een gegeven moment, na het overlijden van Freek op veel te jonge leeftijd, kwam Cor Buis sr. vanuit Amstelveen/ Bovenkerk naar Twello als hokverzorger. Hillie wilde de droom van Freek met zijn “rode vossen” voortzetten en toevallig had  potplantenkweker Cor Buis net zijn bedrijf beëindigd en zag hij de uitdaging als hokverzorger voor Hillie wel zitten. Meewarig hoorde hij de jammerverhalen over de verliezen van jonge duiven aan. “Dat ken ik helemaal niet”, zei Buis neutraal. Met optimisme werd uitgekeken naar de verrichtingen van de nieuwe hokverzorger, die met de oude duiven zijn reputatie snel waar maakte. Toen het spel met de jonge duiven startte, was Cor vol verwachting. De moed zakte hem in de schoenen, toen hij na de eerste prijsvluchten de balans opmaakte. Er was niets veranderd en de verliezen waren als vanouds dramatisch. Dat was een “eyeopener” voor Cor. Misschien had hij gedacht, dat hij de boertjes uit het oosten kon leren spelen met jonge duiven?  Die vlieger ging niet op. Met de weduwnaars stond hij zijn mannetje, maar als het om de junioren ging, was Cor nederig.  Bij “Steeds Verder” was er dit jaar enig optimisme voor het begin van de jonge duivenvluchten. Onze jeugdige voorzitter had grote plannen. Door mijn werk, kan ik de junioren dagelijks lappen. We gaan het je komend jaar lastig maken”, beloofde hij. Inmiddels is hij weer nederig, net als Stefan, Cor, Johnny, Gerrit, Annet, Albert, Frits, (Jan 2 x), Werner, Hans, Rein, Lady en Dick. Alleen Bertus is nog strijdvaardig. Als de jonge duiven gespeeld worden, is de enige vraag die je hoort: “Hoeveel heb je er thuis?” De één probeert het op de jonge duivenvluchten, de ander waagt het op de natour en weer anderen zoeken hun heil op de taartvluchten. Het resultaat is in de regel onveranderd bedroevend, maar gelukkig is gedeelde smart halve smart!  Een schrale troost. Een treurige ontwikkeling. Als je dan weet, dat in Deventer op de laatste jonge duivenvluchten niet meer is ingekorfd en dat voor Apeldoorn bijna hetzelfde geldt, dan begrijpt U, dat ik me al iets minder teleurgesteld voel.  Heb dit jaar 40 % van alle gekweekte jongen voor onszelf over  gehouden. Daar kan ik er maar een paar van gebruiken voor de toekomst. Even overwoog ik, om van het overschot gezonde soep te trekken. Ze hebben nooit een microgram antibiotica gehad. Inmiddels hebben zich liefhebbers gemeld en komen er wat schenkingen aan, zodat slachten me bespaard blijft. Als pure jonge duivenspeler heb ik dus een luxe-probleem! Ik schrijf de frustraties van me af en probeer te denken aan de toekomst. Duiven halen in afdelingen waar de verliezen beduidend minder zijn, is geen oplossing. Een gepasseerd station. Gewoon blijven zoeken naar de beste duiven in onze situatie, die hier het vliegprogramma overleven. Erkennen, dat duivensport niet helemaal eerlijk is en proberen optimistisch te blijven.  Vertier zoeken met duivenvrienden, respect houden voor liefhebbers , die de moed niet opgeven en genieten van je duiven. Denkend aan wat ik vandaag getypt heb, verbaast het mij, dat “p.v. de Valk” in Brummen al jaren geleden ter ziele ging met al zijn kampioenen.  “p.v. Ons Vermaak” in papierdorp Eerbeek bestaat nog steeds. Dat moeten liefhebbers in hart en nieren zijn. In Voorst waren ze in de vijftiger jaren minder geduldig.  (wordt vervolgd)

Op hoop van zegen (12)

Op hoop van zegen (12)

Wilderness

“A new kind of wilderness” was de film, waar José en ik vorige week zondag naar toe gingen. Een jong stel in Noorwegen verlaat met vier kinderen de gebaande paden en ze kiezen voor een alternatief leven in de natuur. De kinderen gaan niet naar school. Als de moeder ernstig ziek wordt en sterft, staat de vader er alleen voor. Hij houdt zijn rug recht en  verloochent zijn geliefde niet. Wel moet hij concessies doen. Er moet brood op de plank komen en hij moet thuisles geven aan de kinderen. Voor mensen , die er in de opvoeding alleen voor komen te staan, is het een echte aanrader. Je hebt idealen, maar de praktijk is weerbarstig. De vader voert een aangrijpende strijd en daar wordt de kijker in meegezogen. José vond het een fantastische film. Ik bleef geboeid kijken. Aangrijpend verhaal, mooie natuur en geloofwaardig.

Oneerlijk

Duivensport is in zekere zin een oneerlijke sport. We hebben allemaal onze eigen afstand tot op een meter nauwkeurig, met de tijd kan niet gesjoemeld worden en toch weten we, dat de beste en snelste duif heel vaak niet wint. Ik volg de vluchten voor oude duiven wekelijks op de voet. De ene week is liefhebber A  de grote uitblinker in de afdeling, met meerdere duiven in de top 10 en een duizelingwekkend prijspercentage. Een week later staat dezelfde liefhebber niet bij de eerste honderd. Wat zeg ik:  niet bij de eerste duizend! Ik scroll door de afdelingsuitslag en zie , dat B er al 37 geklokt heeft, op het moment dat de grote uitblinker van een week eerder nog niet in beeld is. Zou hij ze thuis gehouden hebben? Ik zoek de uitslag van zijn eigen kring en zie, dat hij gewoon de numero uno is. Ik ben niet verbaasd, maar een buitenstaander zal zoiets niet begrijpen. In onze afdeling is zoiets niet ongewoon. Extreme verschillen, veroorzaakt door wind en trek en door het landschap in de GOU/ afd. 8

Veluwemassief

Als je als automobilist vanuit het zuiden over de A50 in noordelijke richting rijdt, passeer je de Maas bij Ravenstein. Nog geen tien minuten later doemen de enorme zuilen, die de Waalbrug markeren, op. Je passeert ook deze brug in een typisch vlak rivierlandschap en weer goed vijf minuten later zie je de reclame van Kruidvat en nader je de Rijnbrug bij Heteren. Nog steeds het vlakke uiterwaardenlandschap. Ben je op de brug bij Heteren/ Renkum, dan doemt uit het niets het Veluwemassief in volle glorie op. Best spectaculair voor Nederlandse begrippen. Daar liggen de Posbank en de Zijpenberg, waar ik 55 jaar eerder als jong wielrennertje “bergervaring” op deed. Het zijn molshopen, vergeleken bij de bergen in de Alpen en Himalaya, maar ze maakten destijds indruk op mij en ook voor onze duiven blijven ze niet onopgemerkt. Duiven hebben angst voor uitgestrekte natuurgebieden met hoogteverschil en bossen. Ze weten, dat daar hun natuurlijke vijanden vertoeven. Vanuit de praktijk weten we, dat onze duiven een keuze maken. Linksaf de Gelderse Vallei door, of rechtsaf door de IJsselvallei. Als de duiven een westelijke koers volgen en aan de westelijke kant van de Veluwe moeten zijn, blijven ze in de ideale lijn. Zitten ze meer oostelijk, dan hebben de duiven aan de oostkant van de Veluwe de ideale lijn voor de IJsselvallei. Het Veluwemassief dwingt de duiven, afhankelijk van lossingsplek en afhankelijk van de wind om een omweg te kiezen. Die “omweg” zie je terug in de uitslag. De ene week domineert NoordWest, de andere keer zijn er kansen voor NoordOost.

Honderd

Bij “staartwind” komt het vooral aan op oriënteren. Bij “kopwind” hebben duiven tijd in overvloed om te navigeren. Komen de snelheden boven de 1500 meter per minuut, dan is de snelheid zo hoog, dat de inwendige “TomTom” het nauwelijks  bij kan sloffen. Zeker als duiven meer dan honderd km. per uur vliegen, vliegen ze dikwijls te ver. Heb je het geluk, dat “de trek” ongeveer samenvalt met de plek van je hok, dan hebben ze in de gaten, dat ze thuis zijn. Jonge, onervaren duiven, die in een klad vliegen, kunnen bij harde wind van achter zelfs dan doorschieten. Bij “staartwind” vallen de vroege duiven meestal in de “overvlucht”. Ook de hoge prijspercentages zitten dan aan het eind van de rit. In onze club, speelt sinds dit jaar Bertus van de Esschert. Bertus is, net als ik, van 1952. Hij fokte, net als ik, Vlaamse reuzen en is een typische generatiegenoot. Bertus woont in Welsum op de grootste afstand binnen onze club. Hij krijgt op mij gemiddeld vijftien kilometer toe. Als de wind uit de zuidhoek komt en de verwachte snelheden hoog zullen liggen, zijn de grappen vooraf niet van de lucht. “Heb je de netten al gespannen, Bertus?”, klinkt het dan steevast. De duiven van Bertus zijn in hun element bij staartwind. Dat zit niet in “het soort”, maar het zijn de omstandigheden. Zelf ben ik als de dood voor snelheden boven of rond de honderd kilometer. Ik weet dan vooraf, dat ik de bietenbrug op ga. De duiven komen retour uit het noorden en als ze soms uren na de prijzen nog uit “de goeie hoek” komen, dan zijn ze waarschijnlijk in het noorden geweest, zijn teruggevlogen in zuidelijke richting. Dan komen ze vroeg of laat op bekend terrein en vliegen weer noordwaarts via de bekende route naar huis. Via GPS-trackers weten we steeds meer over het mysterie. Genoemde Bertus is trouwens geen beroerde kerel. Iedereen kent hem, want hij heeft alle verenigingen  binnen een straal van vijftien kilometer rond Welsum vertegenwoordigd.  Marco Toering uit Deventer korfde afgelopen seizoen meerdere keren in Twello in. Hij dolde Bertus met zijn Deventer humor en Bertus kon dat eigenlijk wel waarderen. “Ik zag je niet vorige week en dacht, dat je alweer naar een andere club was verhuisd, maar gelukkig ben je er nog”. Toen Bertus met wind van achter de clubuitslag overheerste, deed Marco er nog een schepje boven op. “Ie hebt Free noe op de rugge liggen, noe mo’j de genadeklap uutdelen”. Bertus bekende later tegen mij, dat hij dat opjutten nodig heeft en kan waarderen. Op het moment, dat Marco zijn als grap bedoelde aanmoedigingen plaatste, moest ik natuurlijk een weerwoord hebben. “Dat Bertus mij op de rug heeft liggen, is niet zo erg. Straks heeft hij ook nog mijn José op de rug liggen, dan wordt het beroerder”. Bertus is een serieuze tegenstander binnen de club en door inkorvers van buiten de club komt er meer “reuring”. Onze club bestaat 94 jaar en zonder aanwas van buitenaf, zal het een hele toer worden om het honderdjarig jubileum te halen!

Kampioenschap

De waarde van een kampioenschap is betrekkelijk. De voorgaande drie seizoenen was een duif van ons 1e asduif in de kring. Het bijzondere is, dat die asduiven van één en dezelfde duif afstammen. In ’21 was het een zoon, in ’22 diens zoon en in ’23 wederom een directe dochter. Dat is relevante informatie. Uit de asduif van 2021, komt in 2024 dan toch weer de 1e asduif bij “Ons Vermaak” in Eerbeek. Die vereniging heeft met Sando Verbeek, Lorena Gijsberts, combinatie Johan Gijsberts- Marcel Sangers en Johan van Dijk, tenminste vier serieuze jonge duivenspelers. Sando kocht het bonnetje op de verenigingsverkoop in Twello. De “Ernst” gaf als jaarling meteen een fabelachtig goeie nazaat met onze enige dochter van “Olympic Frank”. Deze “Cor van Gogh” scoorde op regioniveau in korte tijd een 5e, 3e, 1e en een week later weer een 1e (ook 1e Teletekst GOU Noord). Op Sando maakte dat destijds indruk. Ook op mezelf. Zulke duiven zijn witte raven. Jammer, dat 2022 niet telde voor de Olympiade, anders zou hij vrijwel zeker met afstand de beste voor Nederland geweest zijn. Het was voor onze eigen club en Sando kennen we als plaatsgenoot en als serieuze liefhebber. Hij kreeg twee jongen uit “Ernst” op zijn bon. “Ernst” stond tegen het beste en mooiste duivinnetje van José in 2023. Een testduifje van Henk Bussing uit Zetten. Het ene jong werd al snel ziek en stierf, het andere jong won als enige bij “Ons Vermaak”  zeven prijzen en werd 1e asduif. Daar beleven we als team plezier aan!  Wie weet er trouwens nog wie vorig jaar kampioen werd , of de asduif had? Vrijwel niemand! Daarom moet je er ook niet rouwig om zijn, als een ander kampioen wordt met de jonge duiven. Nu was Bob van Zeist uit Klarenbeek de numero uno en ik gun het deze sympathieke en gedreven veertiger van harte. Wij werden derde in de kring en het puntenverschil tussen de eerste drie was minimaal. Johan Gijsberts ( Gijsberts-Sangers) werd tweede en bewijst, dat zijn kampioenschap in zijn debuutjaar 2023  in onze kring geen toeval was. Het afgelopen jaar was voor de jonge duiven geen “makkie”. De “moordvlucht” Roye (woorden van Bob)  was een kuitenbijter. Warm, wind tegen, laat los. Het betekende een vervelende cocktail van omstandigheden. We misten ’s avonds nog 40% van onze duiven in Gietelo. Een week later Courtisols. Ik hoorde, dat er in België die ochtend al snelheden van 125 km. gemaakt werden op de vitesse. Na Roye, met zijn verliezen en ontreddering, had ik de duiven bijeen gelaten. Er waren geen neststanden en er was geen sfeer. Onze duiven lieten het, gejaagd door de wind,  collectief afweten. Liever zoek ik geen excuses. Bertus had in de club een goeie vlucht en Bob in Klarenbeek een hele vroege. “Free lag op de rugge”. Basta!

Windmolens

Van kindsaf tussen de duiven. Vaak tegen de verdrukking in. Vader, die duiven haat, ernstige allergie. Niet altijd zat het mee, op het duivenhok. Eerst denk je, dat de kwaliteit van de duif allesbepalend is, dan leer je, dat vorm minstens zo belangrijk is. Op zekere dag bezie je de tien kampioenen van de kring Zutphen ( “Het mekka van de duivensport”) en dan valt op, dat geen van hen werkt. Tijd speelt blijkbaar ook een rol. Je merkt, dat ligging eveneens bepalend is voor succes. De kampioenen in kring Zutphen woonden destijds vaak in Eefde.

De liefhebbers uit stadsdeel “de Hoven” (aan de verkeerde kant van de IJssel), mopperen over het voordeel voor de liefhebbers uit de stad. Over de situatie van de liefhebbers uit dorp Voorst bij “de Hoven” denkt niemand na. Voorst zit helemaal aan de westkant van het vlieggebied en de liefhebbers daar komen er niet aan te pas. Ik heb mijn duiven in 1978 bij “oom Dirk” in buurtschap Klein Amsterdam. Niet uit weelde, maar thuis mocht ik geen hok bouwen.  Klein Amsterdam ligt een kilometer of vijf ten westen van dorp Voorst. Nog meer uit de goeie richting, maar wel met ongeveer dezelfde afstand als de liefhebbers in Zutphen en Eefde. In Eerbeek zit p.v. “Ons Vermaak”. Die vliegen ook in de C.C. Zutphen. Sommige liefhebbers in Zutphen weten dit niet. Er staat zelden iemand uit Eerbeek op de uitslag! “Daar zitten geen goeie liefhebbers en geen goeie duiven”, verklaren de miskende liefhebbers uit “de Hoven” mij als jongeling het onbeduidende spel aldaar. Geleidelijk dringt als beginner het besef door, dat ik me aan moet sluiten bij een andere club en kring. Vechten tegen de bierkaai is als vechten tegen windmolens!

Kwaliteit

De kwaliteit van de duif is allesbepalend. Kwaliteit wordt beïnvloed door gezondheid en vorm. Tegen “de trek” van de duiven is kwaliteit niet opgewassen. Landschapelementen en wind beïnvloeden je succes. Ook de hoeveelheid tijd, die je aan je hobby kunt besteden speelt een rol. Kijk vooral, naar wat duiven op jouw hok presteren. Soms kopen liefhebbers dure duiven van succesvolle liefhebbers, die uiteindelijk inferieur zijn aan je eigen duiven. Op eigen hok beleven we elk jaar weer het meeste plezier aan de duiven, waar we al jaren op vertrouwen. Ze passen bij mijn manier van voeren, verzorgen en spelen. Toch gaat de zoektocht naar beter, jaar in jaar uit, immer door. Bij stamkaarten met louter beroemde namen, nationale winnaars en Olympiadeduiven, gaat ons hart sneller kloppen. Daar verbleken onze eigen simpele duiven bij. Met zoveel kwaliteit, kan het bijna niet kapot. We dromen heerlijke dromen, maar ….. de meeste dromen zijn bedrog! De “wereldsterren” geven jongen, die moeite hebben om het thuishonk terug te vinden. Bij inteelt met de “superduif” blijft het heterosis-effect uit, als we kruisen. Het kweken van superieure postduiven is geen optelsom van dollars of euro’s, ook geen resultaat van 8 plus en 8 min ogen, kweekwratjes, witte tenen, of hoogdravende theorieën. Ik geloof wel in mooie stamkaarten met bewezen prestatieduiven. Vooral als die prestaties op eigen hok behaald zijn. In deze tijd van het jaar ben ik ’s avonds in bed steevast aan het koppelen in mijn hoofd. Ik ben optimistisch, maar ook realistisch. Wat is er terecht gekomen van al die “droomkoppels” die ik vorig jaar samenzette? Komend jaar gaan we allemaal nieuwe koppels samenstellen. Als een duif echt kweekwaarde heeft, zal ie dat ook tonen met een nieuwe partner. Wie van de partners was verantwoordelijk voor dat ene goeie jong? Door om te koppelen, komen na verloop van tijd de betere kwekers boven drijven. Kweken blijft een fascinerende bezigheid. We proberen alle beschikbare kennis, ervaring en theorie te comprimeren. Voor het zover is, moeten we eerst met een kritische blik de huidige kwekers beoordelen. Ik probeer dan in de “Jan Suijkerbuijk-modus” te komen. Dat betekent: de messen worden geslepen. Om op het gewenste tal te komen moeten twijfelaars en “eeuwige talenten” plaats maken. Eigenlijk kun je niet streng genoeg zijn!  Met de selectie wens ik U wijsheid en standvastigheid toe. Met het samenstellen van de kweekkoppels voor 2025 veel plezier en genoegen. Besef echter: een kilo wijsheid verliest het van een ons geluk!  (wordt vervolgd)

Op hoop van zegen (11)

Op hoop van zegen (11)

Radiostilte

Na anderhalve maand radiostilte heb ik de tijd en de rust om een “stukkie” te maken voor de site. José is naar “bootcamp” op de sportschool met de fiets en inclusief reistijd, douchen en “socialisen” heb ik enkele uren de tijd om ongestoord wat aan te klooien achter de computer. Gisterenmiddag hadden we bbq van “Steeds Verder” voor leden en inkorvers. Ik had nog de bonusvlucht Morlincourt van de SuperFondClub GOU en enkele leden hadden ingekorfd voor taartvluchten in de regio. Het weer was ideaal gisteren. Noordwestenwind, ongeveer 18 graden en een blauwe lucht met wat wolken. We hadden er in Zutphen achttien ingekorfd en in een tijdsbestek van op de seconde precies tien minuten waren er tien thuis. Niet echt vroeg naar mijn gevoel, maar de duiven kwamen mooi uit de zuidoosthoek en dat alleen al maakte de aankomst tot een prettig kijkspel. Jaap en Rini waren erbij, Sander had een verjaarspartijtje van zijn oudste dochter en José zorgde als vertrouwd voor de inwendige mens. Jaap arriveerde precies op het moment, dat de eerste duif haar ererondje maakte. Hij was naar bakker Bril geweest voor koeken, maar die had vakantie, waardoor hij naar de supermarkt in het dorp moest fietsen. Dan loop je vlot een kwartier vertraging op. Na een uurtje moesten we ons gezellig samenzijn afbreken vanwege de bbq in Twello. Daar was het gezellig, met wat bloedverversing van inkorvers van andere verenigingen. Met uitsluitend eigen leden worden zulke aangelegenheden wel erg intiem, gelet op de ledentallen van de doorsnee duivenclub, maar dat terzijde. Terwijl ik net in een enerverend gesprek zat, keek ik terloops op mijn horloge en zag, dat ik als een speer naar Zutphen moest om de module om 18 uur te brengen voor het “afslaan”. Een term die stamt uit vervlogen tijden, toen de duivenklokken nog letterlijk afgeslagen moesten worden. Ook hier een klein gezelschap. Bijpraten met liefhebbers, die je normaliter weinig of nooit ziet: Appie Jurriëns, die altijd wel iets zinnigs over de duiven te melden heeft, Albert Roording, oud-leerling van het Isendoorn College, waar ik ruim een kwart eeuw werkte, weet als Pipa medewerker ook waarover hij praat en dan natuurlijk Marinus. A.D.H.D.-er in het kwadraat, een mop, een kwinkslag en een filosofische wijsheid in één minuut. Het gaat bij hem alle kanten op. Blijmoedig, enthousiast, een duif in een goed hart en met niemand te vergelijken. Iedere gek heeft zijn gebrek. Toch voel je: met al zijn drukte en lawaai, met zijn Joe Cockerachtige wankelheid en gebaren, die man deugt! En als beginnend duivenliefhebber heeft hij al hele leuke uitslagen gerealiseerd. Bennie Schrijver, de ongekroonde oud- ijzerboer, heeft een klik met Marinus. Ben is zelf ook een bijzondere en dat trekt elkaar aan. “Marinus heeft zijn duiven tussen de kippen lopen en voert ze gewoon kippenvoer”. Bennie dikt het nog iets aan en geniet van de fratsen van zijn kompaan. Ik herinner me het voorjaar van 1978. Ik bouwde een duivenhok in Klein Amsterdam bij “ome Dirk”. Wijlen Geert Oostra, voor wie ik inviel als onderwijzer op het schooltje in Empe, tipte me om met ijzer omhulde houten panelen van de voormalige GOBI betonindustrie bij Bennie Schrijver te halen. “Wat gaot ie d’r van m-m-maken”, stotterde Ben. Toen ik zei, dat het voor een duivenhok was, kostte het helemaal niks. Bij de uitvaartplechtigheid van moeder Toos in februari, waren Bennie en Hannie aanwezig. In januari 2012, de zaterdag voor het overlijden van vader Ernst, waren Wim en Jopie Hissink uit Warnsveld, de ouders van Hannie, de laatste kolenklanten die kolen bezorgd kregen. Het kostte me telkens een zaterdagochtend en meer. Wim was oud-duivenhouder, hield van trekharmonica en accordeon, was enthousiast tuinman en maakte van de bezorging van de antraciet een bijna dagvullend programma, inclusief koffie en zelfgemaakte erwtensoep. Vader was de laatste keer al 86 en hoewel hij zich groot hield, kostte het gesjouw met de zakken kolen hem steeds meer moeite. Op de terugweg van Warnsveld naar Voorst, vertelde vader Ernst, dat hij weer een vrachtwagen kolen wilde bestellen. “Kan ik op jou rekenen bij het bezorgen”, vroeg hij. Ik antwoordde bevestigend. Op maandagmiddag belde hij naar de groothandel om de bestelling door te geven. Een half uur later vond moeder hem op zijn rug liggend in de garage. Met gereedschap in zijn handen, de sigarenpeuk aan de ene kant van zijn gezicht en zijn pet aan de andere kant. In het harnas gestorven aan een acute hartstilstand. De aanwezigheid van Ben en Hannie bij de uitvaart van moeder getuigde van respect. Ben kende vader goed, want hij bracht regelmatig oud ijzer en Hannie kwam vaak bij haar ouders om de hoek kijken, als we kolen bezorgden. Nostalgie!

Toosje

Op voorspraak van de dochters van Sander kozen we dit jaar voor duivennamen uit de Walt Disneywereld. We hadden “Donald” , “Dagobert”, “Willie Wortel”, “Lampje” (1e asduif SVT) en natuurlijk “Kwik”, “Kwek” en “Kwak”. Broer Henk vond het leuk om een duif “Hendrik” te noemen en zijn kleindochter Lize werd op nationaal niveau turnkampioene bij de dertienjarigen, waarmee ze een vernoeming verdiende. We hadden ook een “Toosje”. Op 22 februari appte Sander, dat er twee duifjes gespeend konden worden. Ik was op dat moment bij moeder in het verzorgingshuis in Bathmen. “Wie is Sander?” , vroeg moeder. Ik vertelde haar van de drie leuke dochtertjes die ze al enkele keren ontmoet had in Teuge. “Mag ik mee?”, vroeg ze. Ik besloot haar in de auto te tillen en mee te nemen. Daar genoot ze zichtbaar van. Bij het hok aangekomen, zette Sander het duivinnetje op haar arm en maakte een foto. “We noemen het duifje naar moeder”, zei ik en zo geschiedde. Precies een etmaal later sloot moeder haar ogen definitief. “Toosje” ontwikkelde zich goed. Een glad vetkrasduivinnetje, dat steevast als eerste in de ren zat ’s ochtends als ik het schuifje opende. Op de eerste vier prijsvluchten pakte ze trouw haar prijs, maar op de zeer moeizaam verlopen Roye, bleef ze weg. De vrijdag erop kregen we per mail bericht, dat ze bij ene Francois Hemelaers in de buurt van Luik was terecht gekomen. Een oude man zonder auto, die met behulp van Google translate in gebrekkig Nederlands zijn verhaal deed. Ik vroeg hem de duif enige dagen te verzorgen en dan los te laten bij goed weer. Ik stelde hem twintig euro als onkostenvergoeding in het vooruitzicht en vertelde hem over het bijzondere verhaal achter het duifje. Francois wilde graag meewerken en wenste geen vergoeding. Wel liet hij doorschemeren, dat hij blij te maken was met een duif van fondorigine. Op dinsdagmiddag zat “Toosje” weer in Gietelo. Ik stuurde een bedankje met een biljet van twintig euro naar zijn huisadres. Op de omslag vermeldde ik “Uitnodiging biljarttournooi”, niet zonder reden. De brief kwam aan en iedereen tevreden. Voor “Toosje” heb ik een bijzondere partner op het oog op het kweekhok. Hoop, dat ze geluk brengt!  Dan hoor ik gemorrel aan de deur en weet dat José terug is. Ze wil om 13.10uur naar filmzaal Mimik in Deventer, waar een film draait over “Wilderness”. Aanbevolen door een vriendin. Natuurlijk gaan we samen. Daarom zeg ik: wordt vervolgd!