Ren Frekie, ren 2015

Ren Frekie, ren (epiloog)

Ren Frekie, ren (epiloog)

Epiloog

VOORST 29-11-2015 ’t Is somber buiten met veel wind en nattigheid. José is druk met van alles en nog wat. “We blijven lekker thuis”, zegt ze. Afgelopen vrijdagavond gingen moeder Toos, José en ik naar de Hanzehof in Zutphen. “Book of Mormon”, heette de musical van het Isendoorn College. We genoten van spel, dans, zang en muziek. Wat een talent bevindt er zich op een school met zo’n 1750 leerlingen! Een week eerder hadden we op vrijdagavond feest ter gelegenheid van de 50e verjaardag van Yvonne, de levenspartner van Albert. Ook een gezellig feest bij “Titus” in Twello. Toen het weer deze zondag enkele uren vrij stabiel was, ging ik buiten aan de slag met het aanpassen van de riolering. Op een gegeven moment werd het zo somber en nat, dat ik besloot het gereedschap op te ruimen en achter de computer te kruipen. Voor mijn gevoel had ik onlangs 2015 afgesloten met deel 7 van “Ren Frekie, ren”.  Kort daarop meldde Albert, dat onze “Oude Knoedel” het tijdelijke met het eeuwige had verwisseld. Hij werd ruim 15 jaar en bleef vrijwel tot het laatst vitaal en vruchtbaar. Ik besloot een epiloog en eerbetoon te schrijven.

De “Oude Knoedel” werd bij Albert geboren bij “het Tolhuisje” in Voorst. De moeder van de NL 2000-2465229 was de NL 1997-5774803. De nestzus en het vrouwelijke evenbeeld van de ‘804. Deze NL 97-5774804, alias “Garfield”, was de beste duif die we ooit bezaten. Als jong werd hij 11 keer gezet en won 11 prijzen, waaronder vier eerste prijzen (1e, 1e, 1e en 3e in groot verband). Hij werd wereldkampioen jonge duiven!   De nestzus, die sprekend leek op haar illustere broer, werd 9 keer ingekorfd en won 9 prijzen. We kweekten meerdere bruikbare jongen uit het ouderpaar, maar nooit meer twee vetblauwe krassen die zo superieur presteerden.  De vader kwam van mijn goede vriend Jan P. Suijkerbuijk, met wie ik 37 jaar vriendschappelijke banden onderhield. Albert verkreeg de doffer op een bon. De duivin kwam via “vliegende melkman” Gerrit Jansen uit Twello van de grote kampioen en alom betreurde duivenvriend Henk Gerritsen uit Wenum Wiesel. Henk en zijn rechterhand Gerrit van Looijengoed hadden in die periode vier superieure broers op het vlieghok.  In een kort tijdsbestek gefokt uit het legendarische koppel 810 x 920. De doffer was een Meulemans/ Janssenkruising.  De duivin een pure Janssen via Teun Hubregtse. Van deze vier doffers (01, 02, 09 en nog een 09) hadden ze veel plezier in Wenum Wiesel. Ze wonnen veel kopprijzen en de asduiftitel van de hele GOU werd gewonnen door één van deze broers!  Toen Henk en Gerrit de kweekpotentie van het ouderpaar ontdekten, was de doffer weg. Lekker duurt meestal kort! De moeder van “Garfield” was echter een volle zus van de vier “musketiers” van Henk. Gerrit die op een flat woont in Apeldoorn, maar nog wekelijks bij Joke en Martin komt, kan er vol vuur over vertellen.

De doffer waaruit “Garfield” en zijn nestzus gekweekt werden, kwam van Jan Suijkerbuijk. De vader had een pure Camphuisorigine. Ooit schreef ik, dat ik rond 1988 drie laatjes uitzocht bij Bertie Camphuis. Ik ging naar huis met twee dochters van “Autowinnaar 01” en een zoon van de “Wonderboy 05”.  Die laatste naam kreeg de doffer toen hij getransfereerd werd naar Hans Eijerkamp, na het behalen van het nationale kampioenschap door Bertie.  Jan Suijkerbuijk was erbij toen ik de drie laatjes meenam. Eigenlijk had ik het aan Jan te danken, want hij zette Bertie onder druk!  Als beloning vroeg hij enkele jongen eruit, die ik hem graag gaf. Jan zette de schenking tegen het beste wat hij had. Ooit nam hij bij broer Cees een eitje mee uit “Witpen ’75”. Cees had enkele volle broers van de fameuze “Oude ’05” van Bertie. In die tijd was Cees bevriend met Jan Busscher uit Oldenzaal. Ik meen dat hij piloot was in de burgerluchtvaart. Deze Jan Busscher was, in tegenstelling tot Cees, niet bang om te investeren en had een goeie neus voor topduiven. Hij deed aan samenkweek met Cees en beiden werden daar niet slechter van. Toen Jan Suijkerbuijk in de vakantieperiode de duiven van zijn jongste broer in Eefde moest verzorgen, zag hij dat de duivin van “de Witpen” op leggen stond. Cees had Jan iets uit zijn stamdoffer beloofd, maar omdat de duiven van Cees goed in de markt lagen, was er van de belofte niets terecht gekomen. Jan vertelde me de volgende anekdote meerdere malen.  “Ik wilde zekerheid en wachtte totdat het eitje eruit floepte. Meteen greep ik het natte eitje voor de ogen van Cees uit de nestpan. Hij was verbouwereerd, maar durfde niets te zeggen tegen zijn oudere broer”.  Jan moest altijd lachen als hij het vertelde. De duivin kreeg de naam “het Eitje”.  Uit “de Camphuisdoffer” met “het Eitje” kwam de vader van “Garfield”. Een volle broer won bij Jan 10 eerste prijzen. Op vitesse, midfond en dagfond. Jan was geen boekhouder en daarom zocht ik in oude verenigings- en CCZ-uitslagen en telde tien overwinningen!

“Garfield” werd dus gekweekt uit ouders met zeer edele komaf. Overwegend Janssenbloed met een scheutje Meulemans. Toen ik in 2011 de “Oude Knoedel” in handen kreeg, was ik blij verrast. Een juweel van een doffer. Het laatste spoor naar een rijk verleden en in zekere zin een laatste strohalm. De vader van “Oude Knoedel” was een doffer in rechte lijn afstammend van “Wonderboy 05”, met verder bloed van Jan de Visser uit Axel (zus 1e nationaal Orleans) en het beste van Henk Gerritsen (fameuze 601, één van de vier broers, gekoppeld tegen een zus van “de Prins”). Als 12-jarige mocht de verloren zoon zich bewijzen. We hadden in dat jaar twee kinderen en drie kleinkinderen van hem. Eén kleinzoon was “Texas Homer”, die 1e asduif werd in de regio. Een zusje van hem won een eerste in de kring en een rechtstreeks kind van de “Oude Knoedel” ging na vier vluchten verloren, maar werd desondanks nog derde asduif in de club. Een veelbelovende start voor een 12 jaar oude kweekdoffer! Het bijzondere is, dat we uit de lijn van de “Oude Knoedel” (blauwwitpen) nooit een schalie kweekten. Waarom is dat bijzonder? De vader van “Garfield” was een schalie, de zoon van “Wonderboy 05”, “Pootje” genaamd een schaliewitpen. De ‘601 van Henk Gerritsen was een schalie en diens dochter, de grootmoeder van “Oude Knoedel” eveneens. Aan beide kanten dus volop schalies. De schaliekleur is recessief, maar gek genoeg fokten we nooit meer een schalie! Dat terzijde. We dachten op dat moment goud in de vingers te hebben. De praktijk was echter, zoals zo vaak, weerbarstig. We kregen paratyphus op het kweekhok. Met name 2014 werd een nachtmerrie. Veel kwekers die van de ene op de andere dag mager werden, mank gingen lopen en andere kenmerken gingen vertonen van deze verschrikkelijke ziekte. Ook onder de jongen van 2014 was veel uitval. Met angst en beven werd het jongenhok betreden en steeds weer waren er “manklopers” en “hangvleugels”. In 2013 en 2014 werd er flink door ons geïnvesteerd en achteraf hebben we waarschijnlijk op die manier de ziekte op onze hokken gehaald. Wonder boven wonder bleef onze “Oude Knoedel” buiten schot. Albert dacht, dat hij immuun was geworden voor paratyphus(?).  Feit is, dat hij in het najaar van 2015 wat dor en futloos begon te worden. Was het ouderdom of …… (?)  We hadden al heel lang de afspraak, dat we bij twijfel niet zouden talmen en rigoureus zouden doorpakken. Zo geschiedde. R.I.P.

Topduiven kweek je alleen als duiven in topconditie zijn. Als er ziektes sluimeren, kun je het schudden. Op de hokken waar paratyphus heerste, vlogen de duiven vanaf het begin niet naar wens. Vorig jaar bouwde Albert nieuwe hokken, die oostwaarts gericht zijn. Hier lijken de duiven zich beter thuis te voelen. De duiven zien er beter uit en hebben in de nazomer prima gevlogen. De oude (nog vrij nieuwe) hokken, die op het westen gebouwd werden, worden gesloopt. Kapitaalvernietiging, dat wel. Soms is het beter om je verlies te nemen. Doormodderen is geen optie. In 2016 beginnen we met een gereduceerd kweekhok, waarop 12 koppels huizen. Ondanks investeringen, kwam er de laatste jaren geen nieuw kweektalent boven drijven. Veel aangeschaft materiaal (vaak kinderen van teletekst- of asduiven van topmelkers uit den lande) werd verwijderd of stierf. Allerlei op papier grandioze koppelingen bleken in de praktijk niets waard te zijn. Ook onze eigen kweekduiven gaven geen grote talenten in 2013, 2014 (‘366 kleinzoon “Jurriaan” uitgezonderd) en 2015. Dat geeft te denken.

Als we de balans opmaken, blijkt de lijn van “Jurriaan” (1e asduif GOU en 2e WHZB) redelijk te voldoen. Een zoon en een kleinzoon (‘366 1e asduif SVT 2014) zijn sterkhouders op ons kweekhok. Ook “Texas Homer” (1e asduif regio) blijft met een zoon en een kleinzoon op ons kweekhok vertegenwoordigd. Hoewel verre van top, blijken de duiven uit deze twee lijnen het best te renderen. Bij Hans Hak uit Maurik haalden we zes zomerjongen uit zijn beste kwekers. Ze vormen het nieuwe kruisingsmateriaal. Zo proberen we de moed erin te houden, ondanks kommer en kwel. Als we de duiven gezond hebben en het havikprobleem enigszins kunnen beteugelen, moeten we in 2016, met minder duiven, de opgaande lijn weer zien te pakken!

 

 

Ren Frekie, ren (7)

Ren Frekie, ren (7)(slot)

Lief en leed, wel en wee

VOORST 13-11-2015- Drie dagen na de liesbreukoperatie, gaat het de goede kant op. Volgende week weer aan het werk! Gisteren de verjaardag van zus Erna (52) en het afscheid van Drikkie Vos, de moeder van trouwe supporter en jeugdvriend Rinie. Bij Drik kwam ik ruim een halve eeuw geleden al over de vloer in hun huisje aan de Kleine Enkweg. Rinie was een buurjongen. Gek van kievitseieren zoeken in het voorjaar, gek van duiven en van voetbal, net als ik. Ondanks een leeftijdsverschil van ongeveer vier jaar, trokken we in onze jonge jaren vaak samen op. Onze gezamenlijke interesse smeedde een band, die tot de dag van vandaag is gebleven. In de verzamelruimte van “Heidehof” zag ik een vrouw die uiterlijk sprekend leek op Drik. Het was een jongere zus. Ze vertelde dat Drikkie de zesde was in een gezin met vijftien kinderen! Een zwager haalde als spreker bij de afscheidsdienst herinneringen op en schetste daarmee een beeld van haar. Een ijverige en vrolijke deerne en zorgzame moeder en oma. Zo zal ze in mijn herinnering voortleven. De moeder van Rinie werd 81 jaar.

Rennen

José is naar school en de weersvoorspelling is slecht voor vandaag. Een mooi moment om de serie schrijfsels voor 2015 onder deze noemer te besluiten.  Eerst wil ik nog iets zeggen over de rennen, die in 2015 hun intrede deden en me inspireerden tot de naamgeving. Veel plezier verschaften ze mij en de duiven. De voordelen op een rijtje: – een veilig en onbeperkt bad op de roosters, zonder vocht in de hokken en risico’s van roofvogels en ander gespuis – de wegklapbare voerplanken verschaffen de mogelijkheid om duiven mak te maken en een band op te bouwen – hokken reinigen met de duiven in de ren, geeft minder gezondheidsrisico’s voor mij – ’s avonds na de training komen de duiven in schone hokken, zonder vooraf te krabben of te poetsen – meer zuurstof, minder mest in de hokken, extra motivatie- en scheidingsmogelijkheden, kortom: ideaal!

Eeuwige zoektocht

Duivensport is een mysterie en eeuwige zoektocht. Wat is het geheim? Het zoeken naar het wezen van de duivensport fascineert mij in hoge mate. Afgelopen maandagavond was ik nog bij Martin & Joke. De verhuizing van Bussloo naar Cortenoever was voor hen spannend en … een openbaring. Martin zat op de praatstoel. “Iemand vroeg me, wat er nou nog aan liefhebbers in Apeldoorn zat”. Martin beantwoordde die vraag met een wedervraag. “Vertel mij nou eens wat er nog aan liefhebbers in Zutphen zit”?  ’t Is heel gemakkelijk om minderwaardig te doen over liefhebbers uit bepaalde kringen. Woon je tussen de bossen en ver van de trek van de duiven, dan ben je duidelijk in het nadeel. Eigenlijk zou je als liefhebber zo nu en dan moeten verhuizen. In een andere kring of regio moeten gaan wonen. De ene keer van zolderhokken en de andere keer van tuinhokken gaan vliegen. Met golfplaten als dakbedekking en met dakpannen. Dan kun je vergelijken en meepraten uit ondervinding!  De verhuizing van Martin & Joke werkt verhelderend. De duiven komen nu wekelijks uit dezelfde richting. Dat was in Bussloo niet het geval. Daar zag je tussen de bomen trouwens nauwelijks uit welke richting de duiven kwamen.  In Bussloo was de havik een voortdurende plaaggeest, in Cortenoever op de vlakte zie je geen haviken. Dat is een verademing!  De dagelijkse training van de duiven in Bussloo was eenvoudiger. De duiven zaten boven de bomen en hadden geen uitwijkmogelijkheden om te gaan zitten. Met een bal en vlag hield je de duiven relatief eenvoudig in de lucht. In Cortenoever waren er voor Martin & Joke soms verrassingen. Weelderige jonge doffers landden soms op het land of een gebouw in de omgeving.

Trek en ligging

Zelf speelde ik van golfplaatgedekte tuinhokken in mijn jonge jaren rond 1970. Later vanaf een zolderhokje in het huis van opa na mijn militaire diensttijd vanaf 1976.  Daarna vanaf dakpangedekte tuinhokken in Klein Amsterdam bij oom Dirk tussen 1978 en 1982. Vanwege ernstige allergie stopte ik op nadrukkelijk doktersadvies. Vervolgens vanaf een groot zolderhok op mijn huidige locatie in Appen vanaf 1987.  Enkele jaren later werden het met doorzichtige golfplaten gedekte, luchtige tuinhokjes op het zuiden. In 2001 stopte ik en herstartte in 2009 op mijn huidige tuinhok op het oosten. Ik heb vergelijkingsmateriaal.  Begonnen werd bij p.v. “de Hoven” in de kring Zutphen. In die tijd speelde Zutphen in de toenmalige afdeling Salland, samen met de kring Doetinchem. De leden van “de Hoven” op de westelijke IJsseloever klaagden steen en been. De duiven kwamen altijd “terug van de stad” en waren kansloos tegen “Snel”, “Recht Vooruit” en “Ons Genoegen”.  Eefde was in die periode “the place to be”.  Cees Suijkerbuijk, Harm Modderkolk, Bertie Camphuis en Bertus Roording kenden topjaren.  De beste liefhebbers bij “de Hoven” waren Appie Derks, Adrie Heuvelink en de van “Recht Vooruit” teruggekeerde Jan Suijkerbuijk.  Namen uit die periode die me bijbleven waren de onlangs overleden Peter van Osch, Henk de Beus, Ferry van Loo en de Brummense Combinatie B.D.R., gebroeders Janssen, Henne “van Miete” Bierhof en zijn neefjes, good old Arie van Roon (bijna 90 inmiddels), en natuurlijk Eijerkamp. Veel later pas Sangers en Petrie. Als jonge knaap keek je tegen de gevestigde orde op. Wel begreep ik al snel, dat de kansen voor dorp Voorst ongelijk waren. Als “de Hoven” al kansloos is tegen “de stad” ………..

Verschillende kringen

In Zutphen veranderde de trek van de duiven, toen Doetinchem naar afd. 9 ging. Toen ik in Klein Amsterdam, nog westelijker gelegen, voor spek en bonen meedeed bij “de Hoven”, werd het tijd voor verandering. Van vechten tegen de bierkaai wordt een mens niet vrolijk. Ik werd lid van “Steeds Verder” in Twello en had al snel in de gaten, dat ik die stap eerder had moeten nemen. Meerdere liefhebbers in Voorst volgden dit voorbeeld.  Twello was aangesloten bij de kring Deventer.  Later, ik was destijds zelf voorzitter, sloten we ons aan bij Apeldoorn.  Ervaring met drie verschillende kringen maken een mens mild. ’t Is ook leuk als je de liefhebbers in zowel Zutphen, Deventer als Apeldoorn kent en tegen allen gespeeld hebt. Er zijn niet veel liefhebbers die dat zeggen kunnen. Martin Geven heeft sinds kort ook die ervaring in omgekeerde volgorde.  Als je wat langer meeloopt in de duivensport en op verschillende locaties gespeeld hebt, weet je dat de omstandigheden overal verschillen, dat je geen appels met peren kunt vergelijken en dat je terughoudend moet zijn met oordelen en vergelijken. Laat ons nederig zijn en vaststellen dat duivensport een mysterie is en blijft!

Verklaarbaar en onverklaarbaar

Adrie Heuvelink was ooit een clubgenoot bij “de Hoven”.  Een serieuze liefhebber, die bestuurlijke verantwoordelijkheid nam en bekend stond als een goede speler. Adrie had ambitie en verliet met zijn gezin de Achterhoven om aan de Gaanderij naast Bertie Camphuis in Eefde zijn opwachting te maken. De verwachting was, dat Adrie er als liefhebber een schepje bovenop zou doen en echt zou doorbreken. Dat gebeurde niet om voor mij onverklaarbare redenen. In de politiek dook zijn naam steeds vaker op. In de vluchtuitslagen steeds minder. Met stille trom verliet hij uiteindelijk de duivenarena. Dat maakte indruk op mij, want Adrie was altijd een succesvol liefhebber en bekwaam bestuurder in mijn optiek. Johan van Dijk uit Lieren is een ander voorbeeld. Verstand van paarden, politiehonden en ongetwijfeld ook van postduiven. Martin kent hem door zijn politiehondenachtergrond door en door. Vaak duikt Johan, een levensgenieter, op in vermakelijke verhalen. Ook ik mag hem. Johan woont in Lieren te midden van bossen en … haviken. Beiden begrijpen we zijn frustraties. Je woont op een ongelukkige plek buiten de vlieglijn en je duiven zijn hun leven geen moment zeker vanwege de roofvogels. Wie zou daar met duiven willen en kunnen spelen? Toch denk ik, net als Martin, dat Johan in potentie een talentvolle duivenspeler zou kunnen zijn. Maar niet op zijn huidige stek!

Kleurtjes

Blauwbanden en lichtkrassen domineren het duivenbestand in Nederland. Er zijn liefhebbers die geloven in de meerwaarde van “kleurtjes”. Voor de “variatiebreedte” is het volgens sommigen goed om niet alleen te letten op verschillende ogen, maar ook op verschillende kleuren.  Als ik me niet vergis, maakte Steven van Breemen er werk van bij zijn stamopbouw. Voor Albert zijn blauwbanders “anonieme blauwen”. Een mooie schimmel, gehamerde of roodkras ziet hij veel liever. In mijn ogen is de beste duif de mooiste duif, maar ik moet eerlijk bekennen, dat ik ook niet ongevoelig ben voor variatie.  In de wintermaanden ben ik vaak in gedachten en/of op papier aan het samenstellen van kweekkoppels. Al of niet met behulp van stamkaarten. Een jaarlijks terugkerend ritueel en uitdagende bezigheid. Het ene jaar laat je bepaalde favoriete duiven veelvuldig terugkomen in de beoogde koppeling en ga je voor lijnenteelt. Als het dan tegenvalt, ga je een jaar later voor de ideale kruising. Eigenlijk weten we er niets van, ondanks alle mooie theorieën, maar onze illusie om het ideale koppel te vinden laat ons voortborduren op die traditie van betweterigheid. We willen het mysterie doorgronden en zoeken het in ogen, spieren, trillingen, vleugelprofielen en ander (schijn)houvast. Anderen zweren bij “goed maal goed” om verder te komen. De laatste weken heb ik een koppeling in gedachten waarbij ik bewust de kleurtjes in mijn achterhoofd hou.  Van Hans Hak hebben we een jonge schimmel. Het zou een duivin zijn in de ogen van Hans en ondergetekende, maar Albert weet inmiddels beter. Uit het ouderkoppel komen as- en teletekstduiven, dus zijn we gek met onze aanwinst. Ik heb een jonge roodbonte duivin voor hem in gedachten. Wat het koppel zal geven ligt al ongeveer vast. Statistisch zal er een blauwe duivin en een schimmelduivin uit geboren worden. De doffers zullen rood of roodschimmel zijn. Een aantrekkelijk vooruitzicht. Of ze vliegkwaliteiten zullen hebben? Dat weet niemand. Zetten we tegen de doffer een blauwband, dan weet ook niemand of ze zullen presteren. Twaalf koppels willen we vormen. Bij één koppel laat ik me dus mede leiden door kleur. De andere beoogde elf kweekparen worden gepaard met de gedachte eersteprijswinnaars te fokken. Prestaties zijn het doel, maar het oog van de liefhebber wil ook wat!

Hoop doet leven

Het voorbije seizoen was geen topseizoen voor ons. We moesten ons in de club tevreden stellen met een plekje achter Dennis Koers die in 2015 de sterkste was met de junioren. Een duivenmelker moet echter van nature optimistisch zijn. Nieuwe ronde, nieuwe kansen is het uitgangspunt. Het ene jaar geloof je in nieuwe hokken, dan in ander voer, in bijlichten, in betere medicijnen of juist in “terug naar de natuur”. We moeten de illusie houden, dat het volgend jaar allemaal beter gaat. Albert en ik hebben nieuw kruisingsmateriaal en we worden daarnaast voorzichtiger met inbrengen van duiven uit diverse milieu’s. Albert heeft een nieuw hok. Er zijn dus zaken waar we onze hoop op kunnen vestigen. Of het vermaak of leedvermaak opleverde, dat weet ik niet.  Of het leerzaam was evenmin. Als ik tijd en behoefte had, schreef ik dingen voor de site. Soms schrijf je frustraties van je af. Soms wil je juist jezelf helderheid verschaffen en dingen vastleggen.  Steeds gericht om het wezen van de duivensport te doorgronden. Eén ding is zeker. Als de prestaties niet top zijn kun je altijd nog genieten van de omgang met je duiven, van het dromen over een geweldige kweek en van de sociale contacten en vriendschappen in en om de duivensport. Of we het mysterie van de sport ooit helemaal zullen ontrafelen???  Dit was de laatste bijdrage voor 2015. Ik wil alle betrokkenen danken voor duiven, voor vertrouwen en voor de mooie momenten.  Waarschijnlijk komt er in 2016 onder een andere noemer een vervolg.  Ik wens U het allerbeste. Sportplezier, maar vooral gezondheid. De tijd zal leren, of we in 2016 van alle fouten geleerd hebben en een stap in de goede richting kunnen zetten.  We blijven optimistisch, we blijven zoeken en .. proberen vooral plezier te beleven. Daar is de hobby voor bedoeld uiteindelijk.  (slot)

Ren Frekie, ren (6)

Ren Frekie, ren (6)

Onder het mes

VOORST-11-11-2015- Gisterenmiddag lag ik op de operatietafel in het Gelre-ziekenhuis te Zutphen. Onder plaatselijke verdoving werd ik geholpen aan een liesbreuk. Afgelopen zomer merkte ik, dat ik pijnscheuten had in de schaamstreek. Niet veel later zag ik een zwelling aan de rechterkant. Dan schrik je even. De laatste tijd vertoont mijn lichaam wel vaker tekenen van verval, dus vrolijk werd ik niet van het ongemak. Al snel kwam ik er via internet achter, dat het een liesbreuk moest zijn. Dat werd na  een bezoek aan de huisarts en daarna een scan in het ziekenhuis bevestigd.  Gisteren werd het euvel verholpen. Buurman Ap bracht me om 11.30 uur weg en om 16.00 uur was ik weer thuis. De chirurg van dienst had twee zonen op het Isendoorn, kende een postduivenhouder, bakker Bril en de rondweg in Voorst, zodat er gespreksstof in overvloed was. Die afleiding is fijn. Tijdens de operatie voel je, dat ze met je bezig zijn. Een O.K.-team van vijf mensen voert e.e.a. uit. Een jonge co-assistent uit Irak keek de chirurg op de vingers. Onderwijl kreeg hij vragen over de theorie, want het was zijn eerste liesbreukoperatie. Eenmaal was de pijn niet te harden en werd er verdoving bijgespoten. Dit was vooraf besproken. Al met al duurde de operatie een uur. De co-assistent mocht de wond hechten, wat hij keurig deed, daarna mocht ik zelf van de operatietafel stappen. Ik bedankte het team.  Verpleegster Afke, een Friezin van origine, die niet van mijn zijde week en me steeds afleidde, in de gaten en aan de praat hield, reed me in een rolstoel van de O.K. en leverde me af bij verpleegster Debby. Ik voelde me goed en had trek in een boterham met karnemelk. Na een half uur mocht ik de operatieschort uit doen, me aankleden en een stukje wandelen over de gangen. Nog een laatste controle op nabloeding en conditie en daarna naar huis. José was bij haar thuiskomst rond 17.00 uur verrast, dat ik het warme eten gereed had! ’s Avonds was de plaatselijke verdoving goeddeels uitgewerkt en moest de paracetamol de pijnbestrijding overnemen. Ik sliep op de rug en was om het uur wakker. Opstaan uit bed ging problematisch. Je voelt de zwelling, durft de buikspieren niet te gebruiken en hoesten en niezen is pijnlijk, maar verder gaat het goed!

Inkrimpen

Albert wil de oude hokken slopen en verder op zijn nieuwe hok. Dat heeft gevolgen voor onze gezamenlijke kwekers.  We gaan terug van ongeveer 20 koppels naar 12 koppels “kwekers”. Eigenlijk helemaal zo gek nog niet. Minder ruimte voor probeersels, nieuwe aankopen en franje dwingt je om rationeel te selecteren. Duiven die ooit een kring- en/of regiozege boekten, maar nog geen goeie nazaten gegeven hebben mogen vertrekken! Ook duur aangeschafte aanwinsten van naam of faam zijn hun leven niet zeker. De laatste twee jaren elimineerden sommige “kwekers” zichzelf als er verdenking van paratyphus was. Onlangs leverde ik een lijstje in met daarop de duiven die in mijn ogen te weinig brachten. Albert verzorgt de kwekers en heeft zijn eigen visie. Een duif die altijd strak in het pak zit en tot de favorieten van hem behoort, kan misschien het vege lijf redden. Omgekeerd heeft Albert het recht om een duif te verwijderen die zich in zijn ogen onvoldoende toont. Daar doen we niet moeilijk over. Samen zullen we eruit moeten komen en het streefgetaal van 12 koppels is ongeveer heilig. Leuk is het niet en het lijkt op de troika van drs. P., maar het moet. Ook zonder wolven!

Tering naar de nering

Het afgelopen jaar startte ik met op de kop af 109 junioren.  Na de laatste Troyes zaten er nog 23.  Goed 20% overleefde het debuutjaar. Dat lijkt weinig, maar vorig jaar was de oogst nog geen 15%!   Nu we moeten inkrimpen zijn er slechts 4 duiven gepromoveerd naar de kweekstal bij Albert. Enkele duiven zijn geschonken aan een oudere clubgenoot en de eersteprijswinnaar in de kring v.a. Nanteuil is geschonken aan de vereniging voor de verkoop van eersteprijswinnaars. Het betekent, dat we volgend jaar tussen de 40 en 50 jongen voor onszelf kunnen kweken. Met de gebruikelijke aanvulling van derden kom ik in Appen aan een lichting van 65 tot 75 stuks maximaal. Meer duiven plaatsen betekent meer prooi voor de havik, meer sores, meer kosten en meestal minder gezondheid!

Heilloze weg

De laatste jaren hebben Albert en ik flink geïnvesteerd in duiven van internet. Een duifje hier en een duifje daar. Kinderen uit asduiven, uit teletekstduiven en een enkele keer een “modeduif”. Als we eerlijk zijn, was dat geen meevaller. We kregen te maken met paratyphus en eigenlijk schoten we met al die investeringen weinig op, want een echte kweektopper zat er niet tussen. Topduiven kweek je als de duiven optimaal gezond zijn en daar knelde de schoen op het kweekhok.  Eerlijk is eerlijk! Albert kan en wil ik echter niets verwijten. Op mijn eigen vlieghok deed ik niet anders. Ik verzilverde bonnetjes bij meerdere liefhebbers, plaatste tientallen “testduiven” en twee “Dirkies” uit België. “One-loft-races” leren ons, dat het bijeenbrengen van jonge duiven van talrijke hokken uit diverse milieu’s een garantie is voor narigheid! Je houdt ze niet gezond, zelfs met medische begeleiding is het gezond houden problematisch.

Nieuwe koers

Het links en rechts kopen van duiven voor het kweekhok doen we niet meer.  Voor ons vlieghok in Appen proberen we ook zo min mogelijk vreemd bloed bij te halen. Geen “bonduiven”, “ruilduiven” e.d.  Van één of twee liefhebbers komen er nog “testduiven”, maar die wil ik apart houden van de eigen kweek. Voor ons kweekhok hebben we afgelopen zomer 6 jonkies gekocht van Hans Hak uit Maurik. Hans heeft een eigen (metsel)bedrijf, één echte stam, bescheiden hokken en relatief weinig tijd voor zijn duiven. Vooral op de verdere vluchten is hij de laatste jaren vaste klant op teletekst, zowel met oude als jonge duiven. Vrijwel al zijn duiven stammen af van één kweekkoppel en de basis is Braad-de Joode. Allemaal dingen die me aanspreken. Albert was snel gewonnen voor mijn enthousiasme, hoewel hij Hans Hak nog niet gesproken heeft. Zelf ben ik twee keer in Maurik geweest. Hans komt over als fanatiek en gedreven. Een bouwvakker die hard moet werken voor de kost en die ook van zijn duiven prestaties verlangt. De oudste zoon voetbalt in A1 van FC Utrecht en de vriend van de dochter in Ajax A1. Een sportcultuur in huize Hak. Geen duivenmannen, maar Hans beseft dat er voor zijn kinderen geen toekomst is op het duivenhok. Het derde kind, een jongen en “nakomertje”, kan nog alle kanten op. “In de voetballerij zit meer toekomst, maar de tijd zal het leren”, zegt Hans als ik het heb over opvolging.

Nieuwe uitdaging

Het inkruisen van de “Hakjes” is een nieuwe uitdaging. We hebben ze aangeschaft uit bewezen kwekers, waaronder een rechtstreekse uit het “stammoedertje”. Of het pakt op onze kwekers, of we ze gezond kunnen houden op onze manier, dat zijn allemaal vraagtekens. Stilstand is achteruitgang, maar her en der duiven kopen, dat is het ook niet. Je moet het voor jezelf leuk en spannend houden. De duiven van Hans Hak zijn geen naam- of modeduiven. De origine is 90% Braad-de Joode. Mannen die furore maakten op de dagfond en landelijke bekendheid kregen in de sport. Ook Hans Hak richt zich vooral op de dagfond. Zelfs op Orange pakte hij dit jaar keivroeg. Vorig jaar zat hij met de jonge duiven o.a. vroeg op de zware Troyes en afgelopen jaar pakte hij wederom met zijn junioren meerdere keren teletekst. Een liefhebber met normale hokken, die overdag gewoon moet werken voor de kost. Bovendien een behoorlijk uniforme stam duiven. Zoiets zie je weinig en het maakte indruk op mij en in tweede instantie ook op Albert.  Afwachten wat het brengt!

Bertus

In Twello sprak ik hem afgelopen najaar op de verkoop van eersteprijswinnaars.  “Freek, ik mis je bijdrage op de site. Nu heb je slecht gevlogen met de jonge duiven en nu schrijf je niet meer”, aldus de man uit Welsum. Bertus zelf kende een uitstekend seizoen. Met de jonge duiven stak hij ons regelmatig de gek aan en ook op de natoer gingen zijn (ook aangewezen) duiven als raketten. Ik complimenteerde hem uit de grond van mijn hart, maar ik hoop dat hij begrijpt dat mijn “radiostilte” niet te maken had met slechte prestaties mijnerzijds. Wel fijn om te horen, dat ik in ieder geval één trouwe lezer heb, die onomwonden durft te zeggen wat hij denkt. (wordt vervolgd)

Ren Frekie, ren (5)

Ren Frekie, ren (5)

Eindelijk een levensteken!

VOORST-09-11-2015- Eind juli verscheen mijn laatste bericht. De vluchten met de jonge duiven waren nog net niet begonnen. De frustratie over het verschalken van de 41e jonge duif door de havik was nog vers. Ik moest die teleurstelling even van me af schrijven. Daarna kwam het er niet meer van. Het vliegseizoen is intensief, de grote groentetuin houdt me bezig, sociale verplichtingen, grote familie, werk, enz. Tegenover José kan ik het niet maken om achter de computer te kruipen, terwijl het ideaal fiets- of wandelweer is. Duiven kosten veel tijd en als je dan ook nog achter de computer over duiven gaat ouwehoeren ………

Operaties

Morgen ga ik onder het mes. Liesbreuk. Stelt niet zoveel voor, zeggen “ze”. Vervelender is, dat ik daarna ook nog een schouderoperatie moet ondergaan. Volgens de mensen in het medische wereldje een pijnlijke en tijdrovende aangelegenheid. Tijd genoeg om t.z.t. in deze rubriek een bijdrage te leveren voor de site, mits ik kan en mag typen. De schouderoperatie is roofvogelgerelateerd. In november 2014 maakten José en ik ons eerste fietstochtje op onze nieuwe sportfietsen. Langs de IJssel richting Welsum v.v.  Op de terugweg, ongeveer 200 meter voor de onderdoorgang van de A1 op de Wilpseklei, zag José een spierwitte roofvogel vliegen. Visarenden zagen we in die omgeving en buizerds met witte koppen en veel bont, maar helemaal wit …. Hooguit twee seconden genoot ik van de witte buizerd, toen raakte ik het achterwiel van José. In een reflex ging ik vol in de remmen. Geen goed idee, want de voorrem van mijn fiets was nog helemaal in maagdelijke staat. Een salto mortale op het asfalt was het gevolg. Een glip in mijn oogkas, een flinke snee in mijn linkerhand, gekneusde ribben en aanverwante kwetsuren waren het gevolg. Door de bloedverdunners ten gevolge van de hartoperatie bleef het bloeden. Op eigen kracht kwam ik thuis, maar diezelfde zondagmiddag zat ik in het ziekenhuis voor behandeling en onderzoek. Eén werkdag verzuimde ik op mijn werk, daarna pakte ik de draad weer op en herstelde ik vlot. Alleen de linkerschouder bleef pijnlijk en onwillig. Tijd heelt alle wonden, maar afgescheurde pezen/ spieren is een ander verhaal. Vandaar de op handen zijnde schouderoperatie. Voor alle duidelijkheid: de witte buizerd kan er ook niets aan doen!

Rovers

Buurman John meldde me vorige week, dat zijn kippenbestand was uitgedund door een rover. Buurvrouw Miranda zag een marterachtige in hun tuin. Bij ons zijn de afgelopen veertien dagen vier kippen en twee hanen het slachtoffer geworden. Een steenmarter is waarschijnlijk de dader. Altijd wat! Nu de havik zich in de maanden augustus, september en november koest houdt, melden zich nieuwe rovers. Vorig jaar vertelde achterbuurman Roelof, dat een das steeds pogingen deed om onder de afscheiding van zijn tuin te graven. Een andere buurvrouw zag Reintje de Vos doodleuk met een kippenboutje in de bek het hok verlaten. Het hoort bij het wonen in de groene long van onze gemeente. De lusten en …. de lasten!

Matige resultaten met veel verliezen

Duivenseizoen 2015 verliep voor ons teleurstellend. Het zat ook niet mee. Waarschijnlijk ondermijnde de nasleep van het adenovirus en de colibacterie de echte vliegvorm. De voorspelling van duivendokter Nanne Wolff kwam uit. Wekelijks bleven er te veel gespeelde duiven achter. Alleen de laatste vlucht Troyes (vorig jaar een “kuitenbijter”) kwam ik ongeschonden uit de strijd. Van de acht jongeduivenvluchten werd er één op voorhand afgelast. Daarna kwam er een vlucht op zondag retour. Zes vluchten hielden we over, want op de natoervluchten werden de jonge duiven niet opgenomen in de uitslag. Erg onbevredigend om je een seizoen lang druk te maken voor zo’n beperkt programma. De vluchten zelf waren ook niet om over naar huis te schrijven. Liefst vier keer kwam de wind overwegend uit de zuidoosthoek. Vooral bij een gezamenlijke lossing NW/ NO (regio 1 en 2) weet je op voorhand, dat er weinig eer te behalen valt in Appen.

Dennis Koers top

Bij ons in de club werden de zes vluchten gewonnen door vijf verschillende liefhebbers. Dennis pakte twee zeges en John, Henk, Jan en ondergetekende waren goed voor één clubzege. Dat is goed voor de sfeer!  Toch was er één liefhebber, die met kop en schouders uitstak boven de rest: Dennis Koers.  Voor aanvang van de vluchten was hij bezorgd. Adeno en coli waren aan zijn hok voorbij gegaan. Hij was bang, dat zijn duiven alsnog tijdens de vluchten besmet zouden raken. Daar was geen sprake van. Met wekelijks vroege duiven en opmerkelijke series was hij de blikvanger in onze regio en in de totale GOU!  Een groot compliment voor “kroonprins” Dennis, die zich met de jonge duiven geweldig manifesteerde en ook met de oude duiven aan het venster tikt!

Martin & Joke hebben draai gevonden bij Eijerkamp

Uiteraard hield ik ook Joke & Martin Geven in de gaten. Vrijwel wekelijks bezoek ik deze gedreven duivenvrienden, die het uitstekend naar de zin hebben als nieuwe buren van Hans en Evert Jan Eijerkamp.  Met de oude duiven viel het niet mee. Ondanks talrijke veranderingen aan het vlieghok, kreeg Martin zijn toegewezen doffers niet echt aan de praat. Gelukkig compenseerden de duivinnen van Gerard Boesveld dit euvel met een zelden vertoonde overmacht. Ongelooflijk hoe deze duivinnen afgelopen jaar marcheerden.  Martin en Joke kunnen het uitstekend vinden met Gerard, de Eijerkampen en de andere verzorgers. Ze genoten van de duivinnen zonder spoortje van jaloezie, maar diep in het hart van Martin werd de geldingsdrang in stilte aangewakkerd. Met de jonge duiven moest het gebeuren! Nu het seizoen voorbij is, kunnen we rustig zeggen dat de missie met de junioren fantastisch geslaagd is. Eigenlijk deed Martin wat hij al vele jaren doet: winnen!  Vooral de eerste vluchten toonde hij zijn onnavolgbare klasse met keivroege duiven en overrompelende series. Rick en Gerard, de andere verzorgers met hun eigen jonge duiven, zagen dat het vakmanschap van de vers gearriveerde jongeduivengoeroe in Brummen meteen zijn vruchten afwierp. Ook Hans en Evert Jan genoten met volle teugen van de frisse wind in het jongeduivenspel. Martin & Joke heb ik vele jaren van nabij kunnen volgen in Bussloo. Wekelijks hielden we elkaar scherp en in de gaten en het was elk jaar een nek-aan-nekrace om het kampioenschap. In 2014 zat ik hen op de vier kortere vluchten steeds nipt voor. De drie laatste vluchten verliepen toen bijna bovenaards voor hen met (uit mijn hoofd) 1e teletekst, nogmaals teletekst en op de volgende vlucht en een complete overrompeling vanaf Troyes. In 2015 stond Martin er meteen met de junioren, maar op het eind was het echte venijn voorbij en waren de hoofdvogels voor Gerard (winterduivinnen op weduwschap) en niet te vergeten Rick! Vooral met de getekende duiven en duifkampioenen was de inbreng van Martin & Joke afgelopen jaar van groot belang. Als je dan drie tophokken onder één noemer brengt krijg je bij het inzien van de uitslag van de fondclub “IJsselstreek” op een gegeven moment de naam Eijerkamp bij de duifkampioenen van 1 t/m 12. Het gevaar dreigt, dat de overheersing de concurrentie helemaal tot “amateurtjes” deklasseert. Zelfs Jan Rademakers, die een naam hoog te houden heeft met de jongen, kan in dezelfde omgeving geen tegenstand bieden tegen zoveel geweld.

2015 in cijfers

vlucht 1: Hapert 3e tegen 6221 duiven bij zuidoostenwind   40 mee   12 prijs   ’s avonds 6 weg

vlucht 2: Duffel  8, 10, 14 en 15 tegen 4162 duiven noordwestenwind 38 mee  21 prijs  ’s avonds 11 weg

vlucht 3: Feluy   106 tegen 2915 duiven zuidoostenwind (NW/NO samen los)  28 mee  6 prijs  ’s avonds 9  weg

vlucht 4: St.Quentin  135  tegen 2138 duiven  zuidenwind 25 mee     8 prijs   ’s avonds  5 stuks weg

vlucht 5: Nanteuil   5e  tegen 1505 duiven (1e ACC) noordenwind   26 mee    7 prijs   ’s avonds  8 stuks weg

vlucht 6: Troyes   uitslag zoek   SVT : 5, 7, 8, 11, 12, 13, 17 en 18 tegen 77 duiven  18 mee  zuidenwind  ’s avonds 1 weg

Excuses horen bij (slechte) verliezers

Zoals gezegd verliep 2015 op eigen hok teleurstellend. Ik kan het adenovirus de schuld geven, wijzen naar het korte en te laat begonnen vliegprogramma voor de junioren, mopperen over het weer en de wind en roepen dat mijn 41 mooiste en beste jongen zijn opgevreten door de havik. Het is een zwaktebod om naar excuses te zoeken!  Er waren ook lichtpuntjes in 2015. Bij Albert deden de op de natoer gespeelde duiven op zijn nieuwe hok het gewoon regelmatig en goed. Op eigen hok was het bij aankomst van de duiven altijd gezellig met José, moeder Toos en jeugdvriend Rinie Vos.  Bram Scherpenzeel hield zijn duiven op ons hok scherp in de gaten. Ze deden het goed en de contacten waren erg plezierig. Ook binnen de vereniging was de sfeer prima. In 2015 vloog ik voor het eerst met twee rennen. Vandaar “Ren Frekie, ren”.  Stiekem hoopte ik op verbetering van de vliegprestaties. Dat gebeurde niet. Toch ga ik de rennen niet veranderen of slopen. Aan de rennen ligt het niet en ze bieden talloze voordelen.  Ik vrees, dat ik in november en december noodgedwongen nog tijd genoeg heb om via dit medium over duiven te ouwehoeren. Over duiven(sport) raak je immers nooit uitgepraat! (wordt vervolgd)

Ren Frekie, ren (4)

Ren Frekie, ren (4)

Bokken van geiten scheiden (voorheen “de ruige methode”)

Afgelopen week had ik nog om en nabij 50 jonkies. Door coli/ adenoperikelen was de africhting nog amper van de grond gekomen. Maandagochtend bracht ik 49 stuks naar Velp. In drie groepen losgelaten, maar doordat ze moeizaam de richting konden vinden vond er een hergroepering plaats. Bij mijn thuiskomst zag ik, dat de duiven er nog niet waren. In kleine koppeltjes en druppelsgewijs arriveerden ze. ‘s Avonds had ik er 48.

De volgende ochtend liet ik ze bijtijds los. De duiven trokken meteen weg. Na 20 minuten kwamen er vijf thuis. Daar bleef het bij tot 10 uur. Vanaf dat moment begon het duiven te druppelen. Blijkbaar waren ze met wind achter het noorden ingetrokken achter duiven aan die meededen aan africhtingsvluchten.  ’s Avonds ontbraken er een stuk of vier. Daar heb ik de volgende dagen niets meer van teruggekregen. Wijlen Jef Carlens van Zepperen zou het vier winstpunten noemen. Gek genoeg zijn het hier vaak gepaarde duivinnen die de kuierlatten nemen.

Diezelfde dag consulteerde ik dr. Wolff in Wezep. Drie duiven meegenomen en twee mestmonsters ter controle. De luchtwegen waren in orde, geen geel en mestmonsters negatief. Reden tot tevredenheid, zeker gelet op het feit dat de duiven nog geen enkele medicatie (behalve de verplichte paramixo-enting) hebben gehad. Wel deed ik mijn best om de duiven in balans te houden (vlierbes, citroensap, knoflookgranulaat en veel groente en kruiden uit eigen tuin, naast de bekende mineralenmix).

Dr. Wolff vertelde ik de voorgeschiedenis van de twee groepen. Eerst licht coli bij de oudste groep en later waarschijnlijk adeno bij de tweede groep. Aan het gewicht van de duiven van de tweede groep was te voelen, dat deze duiven iets gemankeerd hadden. “Ze zijn gezond en op de weg terug, maar speel ze niet op de eerste toer met de jonge duiven. Adeno heeft een nasleep van acht weken en als je ze te vroeg speelt, verspeel je ze”, aldus de duivendokter. Ik antwoordde, dat ik een eigen draai zou geven aan zijn advies. “Ik speel alleen met jonge duiven, dus het moet nu gebeuren. Ik bekijk het van week tot week en hou de tweede groep goed in de gaten”.

Na betaling van de onderzoekskosten, ging ik zonder medicijnen tevreden huiswaarts. “Ze zijn gezond. Morgen staat Heteren op het programma”, zei ik bij thuiskomst tegen José. “Ik zal kijken, of de twee fietsen naast de drie africhtingskisten achter in de Caddy passen, dan knopen we er een fietstocht in de Betuwe aan vast”, beloofde ik José. Zo geschiedde!

Op de vaste losplek, nabij de Mc Donalds, losten we de duiven omstreeks tien uur. Thuis stond het constateersysteem op oefenvlucht, we konden dus probleemloos een fietstocht van ongeveer 70 km. uitzetten m.b.v. de knooppunten. En passant bezochten we het Heemkundig Museum, wat een meevaller was.  ’s Avonds liep ik natuurlijk meteen de tuin in en zag op de module, dat de duiven op één enkele uitzondering na, in hun schapje zaten.

Donderdag besloten we om nogmaals te gaan rijden. Nu stond Ravenstein op het programma.  Wederom gingen de fietsen mee en nu verkenden we na de lossing op de bekende losplek (industrieterrein), het gebied ten zuiden van de Maas. Opnieuw waren de omstandigheden voor mens en duif ideaal!  ’s Avonds zagen we op het display, dat de 43 meegenomen duiven netjes in hun hok zaten.  Op vrijdagochtend hoorde ik van Bram, dat er ’s avonds niet ingekorfd zou worden vanwege het afgelasten van de eerste prijsvlucht vanwege het voorspelde (slechte) weer. De duiven vertoefden die vrijdag rustig in hun rennen.

Zaterdagochtend om 7 uur klapte ik beide rendeuren open voor een training aan huis. De duiven knalden naar buiten en waren in een oogwenk uit het zicht verdwenen. Toen ik met het verschonen van de waterbakken bezig was, kwam “het sekreet” (moe havik) aangevlogen om in de eik voor het huis te landen. Er was echter geen duif te bekennen en klaarblijkelijk zat ze te wachten op de terugkeer van de duiven. Om half acht was er plotseling een duif. De zwarte dochter van “Texas Homer”.  Sinds enkele dagen gepaard en daarom gemotiveerd om naar haar territorium met partner te zoeken. Ik liep met twee waterbakken het hok in en overwoog om haar vanwege de loerende havik in de buurt snel binnen te laten. Een keuze behoefde ik echter niet te maken. Toen ik naar buiten stapte zag ik verschillende zwarte dekveertjes dwarrelen die er een minuut eerder niet waren. Ik wist genoeg. “Het sekreet” was mij en de duiven weer eens te glad af ……

Zaterdagochtend wilde ik andijvie en groenlof uitplanten. Er zou veel water vallen en dit was het ideale moment. Aangezien de duiven uit het zicht bleven, besloot ik een blik te werpen op de bekende teletekstpagina 461 van SBS. In Zutphen waren om 6.50 uur en om 7.00 uur duiven gelost van noorderlingen. Nu viel het kwartje. De duiven waren meegezogen met de lossing in Zutphen! Voor mij is een lossing in de buurt geen reden om duiven binnen te houden. Het hoort bij de (voor)opleiding van de jonge postduif! Meestal kost zo’n exercitie enige veren, maar ik ga er vanuit dat het een vrijwillige oefening is! Wel krabde ik me achter de oren vanwege het voorspelde ruige weer en de vrij harde westenwind. Uiteindelijk wil je als liefhebber de bokken van de geiten scheiden. “De knupkes moeten er toch een keer op”, zegt duivenvriend Martin Geven altijd. Tegen de wind in solo terugkeren uit het noorden is een prima test voor jonge duiven die al in Ravenstein waren.

Ik had nog een hoop werk te doen in de tuin en op deze manier toch een alternatieve “fondvlucht” of “een kijkie”, zoals Cor Buis in zijn Twellose jaren zich uitdrukte. Druppelsgewijs keerden de duiven uit het noorden terug. Twee, drie, vier, vijf of meer uren vliegen tegen de wind in is een eerste karaktertest. Om 13.30 uur zag José vanaf de keukentafel “Roodkapje” als een speer over het huis op het hok vallen. “Nummer 40 riep ze triomfantelijk, het kon slechter”. Vanaf dat moment begon het harder te regenen en te waaien en ik besloot om eerst deze vierde bijdrage voor “Ren Frekie, ren” te produceren. Alle jonkies van hok 2 zijn thuis. Een goed teken!

Er zijn nog 12 “Brammetjes”, 2 bonduifjes van Martin & Joke, 1 “Dennis”, 1 “Henk Blankestijn” en nog 3 “Henk Berentsenduifjes” present op dit moment. Er zijn van vanochtend nog vier duiven niet thuis. Eentje waarschijnlijk meegenomen door de havik en drie stuks terecht gekomen in het slechte weer.

Het was een leerzame week voor de duiven. Een “survival of the fittest”. Van de oorspronkelijke groep van 109 duiven zijn er op dit moment nog op de kop af 40 aanwezig. De pechvogels worden gepakt door de havik (nu 41 stuks), een klein deel overleeft het kapmes van de baas niet, sterft door de colibacterie of ten gevolge van het adenovirus. Van de geluksvogels is een deel niet slim of hard genoeg om de africhtingsvluchten of de exercities zoals deze afgelopen dinsdag en vandaag plaatsvonden, tot een goed einde te brengen. De uitverkorenen nemen deel aan de prijsvluchten en ook dan zal, zoals elk jaar, de mand scherprechter zijn. Bij postduiven is het net als in de voetballerij en in de wielersport. Velen zijn geroepen, weinigen uitverkoren!  Een Eddy Merckx, een Lionel Messi en een “Garfield” houden de droom levend. (wordt vervolgd)

Ren Frekie, ren (3)

Ren Frekie, ren (3)

Gezondheidsproblemen bij de jonge duiven

Het is zondag 12 juli. ’t Is nog vroeg in de ochtend. De duiven zijn verzorgd en zitten in hun buitenverblijf. José is met haar zussen en jongste broer naar Stockholm. Buiten miezert het. Ik had plannen om te gaan africhten, maar dat kan ik vergeten. Gisterenavond had ik een feestje. Schoonzus Rian was 65 geworden. ’t Werd gegeven in een restaurant in Rijssen. Lekkere nieuwe haring gegeten, loempia’s en warme broodjes beenham. “Zorg goed voor jezelf”, gaf José me mee bij het afscheid afgelopen woensdag. Dat deed ik dus. Een zwager van Rian sprak me aan over de duiven. Zijn vader had ook altijd met duiven gevlogen in Raalte (Buis/Kers). De schoonvader van de dochter van Rian begon ook over postduiven. Hij had nog een houten klok staan als souvenir aan zijn vader en oom, die met duiven speelden in Alphen aan de Rijn. Mogelijk hebben ze nog gespeeld tegen schoenmaker Gerard Verkerk en zoon Bas(je)??  Helaas ontbrak de sleutel van de klok, vertelde hij. Ik moest meteen denken aan clubgenoot Henk Boegborn, die een grote verzameling duivenklokken in zijn bezit heeft en er een museum van kan inrichten. “Misschien kan ik je via Henk aan een sleutel helpen”, beloofde ik. Rian’s vader heb ik nooit gekend, terwijl ik José inmiddels zeker 37 jaar ken. De man stierf veel te vroeg. Ook hij had postduiven in Luttenberg. Er zijn duidelijk veel mensen die postduiven hadden en weinig mensen die postduiven hebben. Op mijn werk hoor ik dezelfde verhalen.

Momenteel heb ik nog precies 50 jonge duiven. Ze zijn drie keer weggeweest (5, 8 en 15 km). De eerste en derde africhting verliepen zonder noemenswaardige verliezen. De tweede africhting vanaf Brummen Noord was een zware bevalling.  Het was erg warm op donderdag 2 juli en de wind stond oost. Eigenlijk vraag je dan om problemen als je met onervaren jonge duiven in de stress gaat africhten. Natuurlijk ben ik niet op mijn achterhoofd gevallen, maar doordat ik de duiven weinig los had in april, mei en juni, loop ik voortdurend achter de feiten aan. De vluchten naderen en er is altijd wat. Als de omstandigheden ideaal zijn, moet je vaak werken. Nu had ik tijd, het was vroeg in de ochtend en dan kom je in de verleiding. Een klein stukkie moet kunnen en voor de warmte toeslaat zijn ze allang thuis, maak je jezelf wijs. Ik heb het geweten. Het was benauwd, er zat smog in de lucht en de duiven vlogen als kippen zonder kop boven Brummen. Bij mijn thuiskomst was er nog geen veer thuis. Na ongeveer een half uur wachten meldde zich de eerste duif. Met de bek open landde hij aan de achterzijde van het hok en bleef verstijfd zitten. Tien minuten later kwamen er zowaar twee duiven bij. Toen ze aanstalten maakten om te landen, zette de havik de aanval in. Ze konden op het nippertje ontkomen en weer bleef het lange tijd stil. Om 11 uur waren er 30 (van de 63) thuis. Ik vertrok naar moeder Toos, die revalideerde tot gisteren in “de Bloemendal” in Deventer na een knievervanging. Tegen 13.30 uur kwam ik weer thuis. Inmiddels telde ik 35 duiven. Ik at buiten een boterham en las de post en zag op het heetst van de dag nog 5 duifjes terugkeren tot ongeveer 15 uur. Daarna radiostilte. Aan het eind van de middag draaide de wind en kwam er enige verkoeling.  Tussen 18 en 20 uur arriveerden er druppelsgewijs nog zes duiven. De teller stond op 46. “Nog 17 duifjes onderweg” zei José ’s avonds in bed. “Ik hoop dat er nog een paar bijkomen”, troostte ze me.  Die nacht onweerde het hevig. In Twello sloeg de bliksem in een woning die afbrandde en in Teuge werd een trein getroffen.  “Het koelt af en er liggen morgenvroeg overal plasjes water”, zei ik. Er komen er nog wel wat na. Vrijdag was voor ons beiden een werkdag. De duiven zaten in de rennen en vrijdagavond zaten er vijf “overnachters” in het nachthok. Ze zagen er nog redelijk fris uit. Tot mijn grote verbazing arriveerden er op zaterdag opnieuw vier, zodat de teller op 55 stond. Helaas zagen de duiven die drie dagen gezworven hadden er aanmerkelijk minder goed uit. Twee ervan zijn inmiddels overleden. Was het de hitte? Verkeerd drinkwater? Sluimerende adeno/ e-coli?  Feit is, dat de gezondheid sinds “Brummen Noord” in een dip zit. Vooral in het linkerhok zitten de probleemgevallen. Vieze waterige mest, lusteloos uit de ogen kijken, geen meter willen vliegen en slap als een vaatdoek.

Dierenarts Wolff schreef afgelopen week over de gezondheidsproblemen op zijn eigen duivenhok. Het adenovirus hield acht weken stand onder zijn jonge duiven. Blijkbaar heeft een gespecialiseerde duivendokter ook geen wondermiddel om korte metten te maken met dit gevreesde virus!  Anders is het als een bacterie (e-coli) de problemen veroorzaakt. Mijn duiven zitten dik, hebben geen honger, willen geen meter vliegen, maar braken niet. Dan denk ik niet aan coli, maar aan adeno! Gek genoeg hebben de duiven in het rechterhok nauwelijks problemen. Ze zijn gemiddeld een maand ouder en komen overwegend van ons eigen kweekhok. In het linkerhok zitten duiven van meerdere hokken afkomstig, ze zijn gemiddeld wat jonger en …. enkele weken geleden voegde ik “de kleintjes” toe aan dit hok. Toen de havik eind april al ongeveer 15 slachtoffers had gemaakt, nam ik een groep latere jongen (2e ronde) mee als extra aanvulling. Deze groep bestond oorspronkelijk uit 23 stuks. Ze werden gehuisvest in een tussenhok zonder ren.  Speendatum uiterlijk 28 april. Net als de overige jongen kwamen ze weinig los. Vaak alleen op zondag. Dat is verre van ideaal. Gevolg is, dat het lang duurt om ze als koppel te laten vliegen. Ze blijven dus achter in ontwikkeling. Momenteel zijn er nog vijf van de oorspronkelijke groep van 23 over. Ze zijn toegevoegd aan het linkerhok met ren, maar dat geeft extra infectiedruk.  Stoppen met verduisteren sedert 21 juni, duiven in de mand stoppen voor africhting en samenvoegen van hokken. Dan weet je dat er gezondheidsproblemen de kop op steken. In die fase zit ik momenteel.

Natuurlijk wil je aan de vooravond van de prijsvluchten gezonde duiven, maar ervaring leert dat juist in deze periode de duiven kwetsbaar zijn om genoemde redenen. Rustig blijven is het devies. Wachten op betere tijden. Op korte termijn een bezoekje aan de duivenarts. Zit er geel onder? Hebben ze wormen? Zit het in de kopjes goed? Tot heden hebben mijn duiven nog geen enkel medicijn gehad. Ik hoop, dat ze voldoende weerstand hebben opgebouwd. Mogelijk begin ik de eerste prijsvlucht met een klein groepje gezonde jongen en schakel ik de rest pas in als ze er aan toe zijn!

Verantwoording naar de kwekers:

De twee Belgen van Dirk kunnen overnachten, maar ze zitten er nog wel!
Van Henk Berentsen zitten er nog 3  (373, 436 en 452). Van Henk Blankestijn is de 225 present (duivin).
Van Martin & Joke zijn beide doffers aanwezig en van Dennis Koers is de 261 de dans ontsprongen.
De ploeg van Bram Scherpenzeel bestaat uit 15 kanshebbers.
Al deze “gastrenners” zitten op het linkerhok, waar momenteel dus gezondheidsproblemen zijn.
Drie duifjes zijn overleden ten gevolge van uitputting/adeno/coli.
Eentje moest ik er kort na het spenen ruimen.
Vijftien stuks werden er verspeeld bij africhting of aan huis.
Veertig stuks gaan de boeken in als slachtoffer van de havik.

Het is inmiddels droog buiten en ik ga de duiven loslaten. Eerst de rechter ren. Deze duiven trekken weg. Dan de linker ren. Een deel van de duiven zal op het hok gaan zitten en sommigen vliegen naar het dak van de buren. Een deel zal gaan vliegen, zeker als ik de vlag hanteer, maar het gaat niet van harte. Deze duiven kunnen zeker niet mee op de eerste prijsvlucht(en)! Eerst uitzieken! Voor het eerst sinds maanden, heeft de havik zich gisteren niet laten zien. Is hij vatbaar voor het adenovirus? We houden de moed er in. 

(wordt vervolgd)

Ren Frekie, ren (2)

Ren Frekie, ren (2)

Aansluitend op deel 1 wil ik nu een inkijkje geven in de samenstelling van mijn jonge duivenbestand en vertellen hoe ik de pas gespeende jonge duiven verzorg. Op 11 maart kwamen de eerste jonkies naar Appen. Op 28 april arriveerden de laatsten. Ik heb meerdere afdelingen en probeer groepen te formeren waarvan het oudste en jongste duifje maximaal twee weken in leeftijd verschillen. Ik doe mee aan de “Belgencompetitie” en kreeg dus 2 “Dirkies”. Henk Berentsen leverde 9 jonkies. Van Dennis Koers kocht ik een bonnetje in de club. Dat werden maar liefst 4 duifjes. Ook van clubgenoot Henk Blankestijn kocht ik een bonnetje. Dat werden 2 jonkies. Op de feestmiddag van de GOU kocht ik de bon van Martin & Joke Geven. Hier mocht ik er 2 uitzoeken. Daarbij een jonge doffer uit de moeder van “Jurriaan”! Oud-GOU voorzitter en clubgenoot Bram Scherpenzeel leverde de laatste jaren ook jongen. Bram fokte voorheen steevast voor buurman Max Slinkman. Helaas overleed onze clubpenningmeester afgelopen winter veel te vroeg. Ook de jonge dierenarts Maurits Bosgoed vloog in 2013 uitstekend met jongen van Bram. Er gingen geruchten dat hij in 2015 weer zou meevliegen. Gezinsuitbreiding, verhuizing, drukke werkzaamheden, van alles en nog wat weerhoudt Maurits van een door mij toegejuichte herstart. Gevolg?  Bram leverde maar liefst 26 jonge duiven op de door mij gekochte bon ……   In totaal dus 45 jongen van verschillende leveranciers.

Natuurlijk zat Albert ook niet stil. De laatste twee jaren kochten we samen her en der wat laatjes van uitstekende komaf via internet. Helaas haalden we niet alleen beoogd talent binnen, maar ook de gevreesde paratyphus.  Veel aangeschaft materiaal stierf uiteindelijk. Ook in de jonge duiven van 2014 zat de ziekte. Veel ogenschijnlijk gezonde jongen begonnen enkele dagen na het spenen spontaan te “hinkepinken”.  Ook enkele “hangvleugels”, maar die waren in de minderheid.  Eigenlijk was 2014 een rampjaar. De baas twee openhartoperaties, talrijke paratyphusgevallen op het kweekhok en bij mij op het jongenhok en een jaarlinghavik die zich als terrorist gedroeg rond mijn hok. U hebt het allemaal kunnen lezen in mijn stukjes van 2014.

Ondanks alles toch een top 10 notering in de GOU. Ik kon er niet van genieten, want seizoen 2014 beleefde ik als een nachtmerrie. Daarom wilde ik de vieze smaak wegspoelen en een frisse start maken.  De hokken werden gereinigd en uitgerookt, de buitenkant werd geschilderd en …. ik bouwde eigenhandig twee rennen aan weerszijden van het hok.  Degelijke rennen, mooi symmetrisch en goed doordacht. De rennen zijn overkapt en zijn anderhalve meter breed en tweeënhalve meter diep. De voorzijde is open en ongeveer de helft van de ene zijkant. Het gaas in het aluminium is gemaakt door HABRU op grond van mijn bouwtekening. Er is een handige voorziening met drinkgoten, zoals de duiven dat ook krijgen voor en tijdens het transport naar de losplaats. Met dank aan HABRU! Soms moet je het wiel niet willen uitvinden en gebruik maken van de expertise van specialisten. In de rennen liggen gegalvaniseerde, stevige roosters. In de zijkant van mijn hok maakte ik een kleine afsluitbare opening. ’s Ochtends zitten de duiven al in spanning te wachten voor deze opening. In de rennen heb ik wegklapbare degelijke voerplanken gemaakt. Daar leg ik ’s ochtends voer op. Als ik dan het schuifje open, stormen de duiven vanuit het nachthok naar hun ren. De schuif gaat naar beneden en de duiven zitten de hele dag in de ren. Tegen de achterwand en de ene zijwand zijn loketkasten voorzien waar de duiven overdag rusten. Verder niets. Als ik ’s ochtends naar mijn werk moet, hoef ik dus alleen het schuifje te openen. De avond ervoor heb ik dan de rennen gekuist en de drinkgoten gevuld. Na werktijd maak ik het nachthok schoon en de waterbakken. Als ik klaar ben, zo rond kwart over vijf, open ik de schuif en de jongen stormen naar binnen. De voerbakken zijn dan gevuld en ik ga zelf naar José die dan het avondeten klaar heeft. Na het toetje ga ik weer naar de duiven om de restanten op te ruimen en om te verduisteren. De duiven weten dit en zitten op hun plekje. Na het afdrogen binnen ga ik weer naar buiten om de kippen te verzorgen en om de rennen in orde te maken voor de volgende dag. Vervolgens loop ik de hokken door en geef elke duif even aandacht. Ze moeten hun territorium verdedigen en baas en duif genieten van dit stoeispelletje.

Naast de 45 jonge duiven van Henk, de andere Henk, Dirk, Joke & Martin, Dennis en Bram, leverde Albert precies 64 jonge duiven van onze eigen kwekers. Eigenlijk hadden we afgesproken dat het er 55 zouden worden en dat 20 april de “deadline” zou zijn.  Toen de havik er al snel een stuk of tien te grazen had genomen, besloten we om de strategie bij te stellen. Er lagen nog negen mooie jonkies die op 28 april speenrijp waren en daarmee compenseerden we de eerste groep havikslachtoffers. Totaal werden er dus welgeteld 109 jonge duiven geplaatst in 2015.

Hoe verzorg ik pas gespeende jonkies?   De ervaring leert dat net gespeende jonkies op de dag van spenen niet eten. Ook de volgende dag zijn ze soms koppig en er zijn voorbeelden van jongen die de eerste drie of vier dagen niet willen eten. Gelukkig zijn dat uitzonderingen. Pas gespeende jonkies vertroetel ik uitgebreid. Ze krijgen kweekvoer wat ik de avond ervoor al heb geweekt in vlierbessensap.  Ik koop dat bij Corrie Wassink van de boerderijwinkel, maar ook natuurvoedingswinkels verkopen het. De volgende ochtend is het voer lichtpaars van kleur. Ik voeg wat citroensap toe en een eetlepel yoghurt. Met diksap of vloeibare honing maak ik het goedje kleverig. Ik roer het flink door elkaar en voeg een eetlepel knoflookgranulaat toe. Vervolgens knijp ik wat pikkoek(klei) fijn en roer dit door het voer. Het voer moet rul zijn en daarom blijf ik droge stof toevoegen. Denk aan mineralen, scherp zand of terramix (zuivere veengrond zonder kunstmest). Eventueel biergist. Tenslotte maagkiezel, roodsteen en grit.  Dit levert de door mij gewenste “rulle mengeling” op die de pas gespeende jonkies te eten krijgen. Vlierbes beschermt tegen coli, citroensap en knoflook tegen het geel, yoghurt of karnemelk levert a.p.f. (dierlijk eiwit) en de overige stoffen ondersteunen de gezondheid en darmflora. Zonder geelkuurtje of andere medicatie zullen de pas gespeende jongen zich uitstekend ontwikkelen, zelfs als ze uit verschillende milieus afkomstig zijn. Ik paste deze methode al in de vorige eeuw toe, al moet ik zeggen dat ik de methode op details bijstelde. Vroeger knipte ik veel bieslook, nu komt de allicine uit knoflookgranulaat. Te veel allicine geeft tekening op de dekveertjes is mijn ervaring. Maat baat, overdrijven schaadt!

Pas gespeende jonkies moeten drinken. Meestal vinden ze de waterbak zelf. Soms moet je een sufferdje een handje helpen door zijn kopje in de waterbak te steken. Jonkies die met de ogen knipperen, hebben grote dorst!  In de waterbak zuiver water. Soms voeg ik wat “Naturaline” toe. Het is niet mijn intentie om reclame te maken voor de firma Natural, maar mijn ervaring is, dat zij al tientallen jaren betrouwbare producten leveren tegen een eerlijke prijs. Ik geloof niet in kruidendrankjes van 50 euro per liter. “Naturaline” voldoet en kost nog geen 5 euro! Appelazijn geef ik niet meer.

Het liefst zou ik de duiven dagelijks los laten en dan na de training ruimte voor scharrelen in de moestuin. Nu het hier wemelt van de haviken is dat een utopie.  Gelukkig heb ik anno 2015 rennen. Duiven kunnen hier veilig een bad nemen en rustig opdrogen. Ook kan ik groente uit de tuin aan een koord ophangen. Bezigheidstherapie en gezond!  Het beste, goedkoopste en veiligste medicijn is …. zuurstof. Bovendien leveren de rennen in mijn systeem veel gemak. Tot heden nog geen vuile neusjes of niezende of proestende duiven gesignaleerd en de duiven vertoeven er graag. Of ze daarom beter presteren op de vluchten?  De tijd zal het leren!

Stand van zaken op 9 mei (kan 10 mei al anders zijn):

Dirk uit België                         :  2   (2)
Joke & Martin                         :  2   (2)
Henk Berentsen                     :  5   (9)
Henk Blankestijn                   :  1   (2)
Dennis Koers                         :  2   (4)
Bram Scherpenzeel              :  26  (26)
Albert Hendriksen                 :  56  (64)

Totaal aanwezig                    :  94  (109)

Slechts 1 jonkie moest ik kort na het spenen verwijderen vanwege ernstige geelverschijnselen. De overige 14 gingen bij de training aan huis verloren, waarbij ik meerdere jongen in de klauwen van de havik zag verdwijnen. De duiven zijn inmiddels 10 keer buiten geweest. Gemiddeld kost elke training dus minimaal 1 duif het leven. Het dieptepunt vormde de trainingsdag die binnen een tijdsbestek van één uur drie duiven voor mijn ogen de kop kostte. Zes aanvallen op één trainingsdag maakte ik ook al mee dit jaar. Het zijn dus meerdere haviken die hier de boel onveilig maken. Zowel mannetjes als vrouwtjes jagen op duiven, waarbij de vrouwtjes het gevaarlijkst zijn. Slechtvalken heb ik in 2015 hier nog niet gezien. Ook sperwers spelen geen rol. Volgens insiders worden sperwers in streken met veel haviken uitgeroeid door diezelfde haviken. De strategie is noodgedwongen beperkt trainen (2 of 3 keer per week).

Haviken hebben vooral oog voor rondvliegende duiven. Individueel frivool rondvliegende jonge duiven zijn bijzonder kwetsbaar. Uitwennen is dus een hachelijke onderneming! Al talloze jonkies zag ik in de lucht geslagen worden op het allereerste rondje om het hok. Hongerige haviken vallen echter ook een strak in formatie vliegende klad duiven aan. Vaak slaan de duiven op de vlucht als er een havik nadert. Gisteren zag ik een bijzonder schouwspel. Een vrouwtjeshavik omsingelde een koppeltje strak in het gelid vliegende jonge duiven (oudste groep). Eén duifje schoot uit de groep en verstopte zich tussen het frisse groen van de oude eik voor ons huis. Daar had de havik wel oog voor. Met een duikvlucht van zeker dertig meter schoot hij als een Buk-raket recht op de eik af en verschalkte tussen de takken en het gebladerte de hulpeloos spartelende duif. Martin Geven vertelde het vaak: “Een duif die in de boom gaat zitten is het haasje”. Tussen de takken is de vliegkunst van een havik superieur. Martin komt bij Eijerkamp wat roofvogels betreft in het paradijs. “Soms vliegt er wel eens een sperwertje die het gemunt heeft op een duif op het gazon. Vergeleken met de haviken in Bussloo stelt het niets voor. Hier ben ik nog geen enkele duif kwijt aan de roofvogel; een ongekende weelde”, aldus Martin.

Tenslotte onze beoogde stamvader “Oude Knoedel”.  Ondanks zijn leeftijd (15 jaar oud) gaf de oomzegger van “Garfield” 3 prachtige jongen, die hij zelf groot bracht. De eerste ronde twee blauwwitpenduivinnen, zoals het zich laat aanzien. De tweede ronde leverde een kloeke blauwwitpendoffer op.  Helaas ging hij gisteren verloren bij het uitwennen. Gelukkig heb ik er goed om geslapen. Ik richt me op de overblijvers!   Een compliment voor Albert overigens, die de “Oude Knoedel” al in Voorst onder zijn hoede had en hem nog steeds zonder hulpmiddelen laat renderen als jarenlange vastzitter. Als hij gezond blijft, krijgt hij volgend jaar een nazaat uit “Garfield” als partner.  Via Erik Plant haalden we een jonge doffer uit de lijn van “Blauwe Garfield”.  De absolute stamvader van Erik (verkregen via Eijerkamp) is een kleinzoon van onze wereldkampioen jonge duiven 1997. Zowel vader als moeder van onze aanwinst vertegenwoordigden het allerbeste wat Erik op zijn hok had (Erik verkocht totaal en vertoeft sedert 1 april op Aruba voor zijn werk).  Brengen we de bloedlijn van “Garfield” en zijn geweldige nestzus weer samen!  Hoop doet leven en stilstand is achteruitgang. Maar …. zover is het nog lang niet, want de jaren beginnen te tellen bij onze nestor!

P.S.  De aanwinst van Erik Plant is een doffer, dus voor oplettende lezers een geruststelling: een duivin uit de doffer van Erik is de beoogde partner voor onze “O.K.”

Note Albert: ook voor de derde ronde heeft de OK weer zijn best gedaan, 2 mooie jongen liggen in de schaal te blinken…..

((wordt vervolgd)

Ren Frekie, ren (1)

Ren Frekie, ren  (1)

Lang twijfelde ik. Zou ik nog weer een bijdrage voor de site produceren?
Het kost tijd en wat schiet ik er mee op? Ik moet ook rekening houden met Albert ….
Eerst was ik druk met de twee rennen aan beide zijden van mijn hok.
Daarna met het verzamelen en verzorgen van de lichting 2015. Ook moest de grote moestuin bemest, bekalkt en omgespit worden. Vervolgens nog poten en zaaien. Soms bekroop me het gevoel achter de feiten aan te hollen …..

Nu de meeste dingen op de rails staan, José een weekendje naar Limburg is en ik het ruim alleen heb, vind ik ineens tijd en rust om middels dit stukje de voorlopige balans op te maken. Een titel voor jaargang 2015 is snel gevonden:  “Ren Frekie, ren”. Nu half Nederland aan het hardlopen is, hou ik de schijn op mee te hollen. In werkelijkheid beperk ik me tot een flinke wandeling met José op zondag. De titel slaat op de twee rennen links en rechts tegen de beide zijkanten van het hok gebouwd.

Toen ik in 1987 in Appen met duiven begon te spelen, zaten de jonge duiven op de zolder van de schuur. Deze schuur bevatte een koeienstal voor vijf melkkoeien en een paardenstal. De zoldervloer bestond uit halve boomstammen (“sleten”), bedekt met riet.  Toen Gerrit Ilbrink me vijf ongeringde laatjes meebracht in 1986, liet ik deze op de zolder los. Via twee openslaande luiken konden de laatjes naar buiten vliegen.
Die winter vlogen ze onbelemmerd rondom de woning en sliepen ’s nachts op de zolder. Ik genoot en José raakte ook vertederd als de vijf duifjes ’s ochtends tegen het raam van de keuken pikten, vragend om voer. In 1987 kwamen er duiven via Albert en via Rinie. Later dat jaar kreeg ik een pet vol eieren van Dik de Boer, die door de duiven van Albert werden uitgebroed en opgefokt. Dat was het begin van de pret. We vlogen met de jonge duiven de oostlijn. De afsluiting was Orleans nationaal. Duiven die nog nooit in België waren geweest, werden ineens op Orleans gezet.
In mijn onbevangenheid en enthousiasme korfde ik in Deventer in.  Het werd een kwaaie fondvlucht voor de Duitslandvliegers!
Rinie zat destijds met zijn been in het gips. Onder de tien door ons ingekorfde duiven waren ook enkele Eijerkamp van de Wegens, die Rinie gefokt had uit zijn “meubelduiven”. Zijn favoriet was “de Stip”, een donkergeschelpte witpen met een stip op de kop. De door Albert gefokte duiven waren “Appies”, de door Rinie gefokte duiven “Rappies”.  Er werd tussen Albert en Rinie een stille strijd gevoerd. Die zaterdag leek een fiasco te worden. Er zat geen trek in de lucht en we hadden nog geen duif over zien komen. De avond begon te vallen en we legden er ons bij neer dat we geen Orleansduiven zouden zien die zaterdag. Alleen Rinie geloofde nog in de terugkeer van zijn “Stip”. Wij waren intussen de overrijpe pruimen aan het plukken van de boom van onze verhuisde buren.
We hadden er uren tegenaan gekeken en filosofeerden dat onze lieve Heer ze niet had laten groeien om te laten verrotten. De naar Delft verhuisde buren zouden er zeker niet voor terugkomen, was onze gedachte. Terwijl ik pruimen plukte en José druk was met het wassen, koken en inmaken, gooide Rinie er een vertwijfeld schietgebedje uit in onverstaanbaar “Koeterwaals”.  We lachten hartelijk en bewonderden Rinie om zijn geloof en vertrouwen na vele uren turen en wachten. Toen gebeurde er iets magisch. Sensatie alom, want uit het niets was er ineens een duif!  We konden onze ogen niet geloven, want het was “de Stip”! Die zaterdagavond werden er bij het nationaal inkorfcentrum slechts vijf duiven gemeld. Onze “Stip” was de vijfde.
Wat een ontlading!  De volgende dag moest er gewoon verder geklokt worden. Op zondagmorgen waren Rinie en Albert aanwezig en elke teruggekeerde duif werd als een held verwelkomd.
De stille strijd tussen de “Appies” en de “Rappies”.  Ineens werd de zondagrust verstoord door een schrille kreet. De buurvrouw en de buurman waren speciaal uit Delft gekomen om de pruimen te plukken en de teleurstelling was groot, toen de buurvrouw zag dat alle pruimen verdwenen waren …….

José en ik keken elkaar vertwijfeld aan. Wat nu?  Na kort overleg besloten we om alles eerlijk op te biechten en met een potje pruimen in de hand liep ik naar de buren. Die vatten het sportief op. De buren, vrome oudere mensen, vertelden dat ze in gewetensnood waren gekomen. Ze waren bij nader inzien echter opgelucht, want de pruimen waren goed terecht gekomen en ze hadden opgezien tegen het vele werk. Dat was Orleans 1987. Mijn ouders waren die zondag 35 jaar getrouwd. Om meer dan één reden een memorabel weekend!

De zolder fungeerde enkele jaren als vlieghok. Ik had in die tijd al een overdrukhelm tegen de allergie. De zolder was erg stoffig en met kleppen aan oost- en zuidzijde, met meerder afdelingen, was het onoverzichtelijk en omslachtig. Er moest nog handmatig geklokt worden en hoewel er vanuit de tuin luid geroepen werd door José, Albert en/of Rinie verliep de communicatie moeizaam. Ik hoorde door het gezoem van het motortje in de helm nauwelijks wat er geroepen werd. Op zekere dag korfden we in voor een “dubbelvlucht”.  De duiven van beide vluchten kwamen door elkaar. Op de onoverzichtelijke hokken zag ik een keivroege duif over het hoofd. In de tuin was de duif wel gezien, maar door de moeizame communicatie werd de duif niet opgemerkt en geklokt.  Dat was voor mij al in 1989 het signaal om tuinhokjes beneden te bouwen. Luchtige hokken met lattenbodems, goedkope geurvrije eternitwanden en vijf afdelingen.
Hok 1 en hok 5 kregen een ren. Hok 2,3 en 4 niet.  De periode 1996, 1997 was erg succesvol. Terugdenkend aan de beste duiven van toen, zie ik in gedachten “Mike Tyson”, “Garfield” en “Nestzus Garfield” zo zitten in hok 1.  Ook “Axel” en “Pleunie” zie ik in gedachten zitten op hok 5.  De hokken met een ren! Van hok 2,3 en 4 kan ik me weinig herinneren ……

In 1996  begon ik te bouwen aan de huidige hokken.  Gek genoeg zonder rennen.  Ik lette vooral op degelijkheid en duurzaamheid. In 2001 werd de schuur met de zolderhokken gesloopt. Ook de tuinhokjes 1 t/m 5 gingen tegen de vlakte, want er moest een nieuwe schuur gebouwd worden en ik zou toch stoppen met de sport.

Toen ik in 2009 ineens weer zin kreeg om met duiven te spelen, stond er nog het degelijke hok van 1996. Zonder rennen. Het was omgebouwd tot kippenhok, want ik fokte destijds grote dubbelgezoomde originele en blauwe Barnevelders.  De rennen miste ik niet, want in 2009 gaf ik hele dagen “Open Hok”. Hele dagen zaten de duiven in de acacia van de buren. 
Met 21 stuks begon ik dat jaar. Allemaal “krijgertjes”.  Eén van de krijgertjes was “Jurriaan”, die ik kreeg van Joke en Martin Geven.
“Jurriaan” eindigde wel als 1e asduif van de GOU en 2e WHZB. Zijn geheim? Zuurstof en …. zijn territorium.
In 2009 had ik ook al last van roofvogels, maar de overlast nam sedertdien jaar na jaar alleen maar toe. Het loslaten van de duiven moest ik beperken vanwege de talloze aanvallen en tientallen slachtoffers van met name de havik.  Vorig jaar begon ik met 102 jonge duiven en eindigde met 11 stuks. Op een gegeven moment liet ik ze nog maar nu en dan los, omdat ik vreesde mijn hok helemaal leeg te spelen!!!

Nu in 2015 begon ik welgeteld met 109 jonge duiven.  Precies vier weken geleden liet ik ze voor het eerst los. Sindsdien zijn ze precies 10 keer buiten geweest. Op dit moment begint de eerste groep goed in formatie te vliegen. Aanvankelijk bestond deze groep uit 47 duiven. Vanochtend had ik ze voor de tiende keer los en prompt  werd er andermaal eentje gegrepen voor mijn ogen. Deze groep bestaat nu nog uit 35 stuks. De tweede groep van oorspronkelijk 39 stuks was nog maar enkele keren buiten. Ik liet ze los als de eerste groep binnen geroepen was. Deze groep bestaat nog uit 38 exemplaren. Het duifje dat weg is, zag ik uit de lucht geplukt worden door een vrouwtjeshavik. Het mannetje jaagt echter ook op duiven! De derde groep van oorspronkelijk 23 stuks is nog maar ten dele buiten het hok geweest.
Hoewel er eerder al eentje gepakt was van de eerste groep vanochtend, viel er vanmiddag nog eentje ten prooi van de jongste groep. Vaak is het allereerste rondje om het hok al dodelijk!
Van de derde groep, die amper buiten geweest is, zijn er al twee opgevreten. In totaal huizen er nu nog 94 jonkies.  Dat betekent dus dat elke dag dat de jongen los gingen er minimaal eentje sneuvelde!

Ondanks de gigantische overlast van haviken in Appen (meerdere broedparen in alle vier de windstreken op ongeveer 1500 meter van mijn hok), zie ik lichtpuntjes.De duiven kunnen dagelijks in de rennen vertoeven en hier naar hartelust baden (roosters). Hoewel ze slechts 2, hooguit 3 keer per week buiten trainen, krijgen ze volop frisse lucht. Van Martin Geven leerde ik om me te richten op de duiven die niet gepakt worden. Dat het tweede jonkie dat vandaag gegrepen werd, uit onze 15-jarige “Oude Knoedel” komt, daar mag ik dus niet van wakker liggen …..
(wordt vervolgd)