Voorster Varia 2022

Voorster Varia (19)

Voorster Varia (19)

Toekomst

Van het concert des levens, krijgt niemand een program. We leven bij de dag en mogen er iets van maken in de korte tijd, dat we hier rondlopen op deze aardbol. Over enkele uren komen we als team bij elkaar om te genieten van een Bourgondisch buffet bij “Bello” in Hall. Daar kijk ik naar uit, want we zien elkaar in de wintermaanden slechts incidenteel. Morgen hoop ik zeventig te worden en dat moet je vieren. In mijn geval is dat een bijzondere dag, omdat ik op de verjaardag van vader Ernst geboren werd (30-12-1925 en 1952). In 1958 kreeg ik toen op mijn verjaardag broertje Henk. Zo voelde dat destijds. Met Henk heb ik een goeie band. Toen ooit oom Dirk, door omstandigheden, drie jaar introk bij zijn jongere zus Toos, moest er geïmproviseerd worden. Er waren vier slaapkamers, onze ouders, oom Dirk en zes kinderen, dan weet je het wel. Henk moest zijn slaapkamer afstaan en kwam bij mij op de kamer. Zus Tonny woonde intern bij haar opleiding en broertje Ben was mogelijk nog niet geboren, dat scheelde een slok op een borrel. Doordat we jaren op dezelfde slaapkamer sliepen, ook na het vertrek van oom Dirk, was er een prima band tussen ons. Mijn eerste platenspeler kreeg ik van oom Dirk. Mijn tweede kocht ik zelf in Rotterdam. Het was de periode, dat platenspelers, versterkers en boxen het heilige evangelie waren. Samen met Henk luisterde ik naar muziek. Keith Emerson en “the Nice”, Emerson, Lake and Palmer, Rick Wakeman van “Yes”, Rick van der Linden en “Trace”. Symfonisch met klassieke invloeden. Zelf was ik meer van de toetsenisten, Henk had ook iets met blazers. Chicago, Blood, Sweat  Tears, e.d. waren gemeenschappelijke favorieten. Aanvankelijk beïnvloedde ik Henk, maar naarmate we ouder werden kwam Henk steeds vaker naar mij om zijn laatste ontdekkingen te laten horen. Op een gegeven moment had Henk een installatie van 2 keer 300 Watt op de slaapkamer. Hij was en is een echte freak. De pannen rammelden bijna van het dak. Dierbare herinneringen en wat deden we onze ouders aan! Incidenteel stuurt Henk een muziekfilmpje. Dan zit hij in zijn muziekschuur, heeft een borrel gedronken en stuurt in een melancholieke bui een nummer van de oude helden van toen. Pure nostalgie. Muziek is een bindende factor. We moeten genieten van elke dag. De toekomst kan morgen voorbij zijn!

Herman

Net werd ik gebeld door misschien wel de fanatiekste en meest complete allround duivenmelker van het land. Nee, niet Willem de Bruin, hoewel Willem inmiddels bijna weet waar Voorst ligt, maar zijn overtreffende trap: Herman Calon.  We kennen elkaar van de Eijerkamp duivenreizen naar Olympiades en andere vakantiebestemmingen. Er ontstond geleidelijk een band tussen liefhebbers uit het hele land. Daar bewaar ik prachtige herinneringen aan. Douwe, Bas, Ben, Johan, Arie, Pierre, Jan, Gerrit, Herman en noem ze allemaal maar op. Sommigen zijn overleden of ziek. Anderen houden dapper de contacten in stand, al is het maar met een nieuwjaarswens over de post. Dick en Willy Scholten organiseerden de reizen voortreffelijk, maar het is inmiddels ook nostalgie. Herman staat echter nog steeds met zijn voeten in de Zeeuwse klei en heeft nauwelijks aan energie ingeboet. Dromend van mooie uitslagen, van snelheid, van dagfond en Z.L.U.  Tussen de bedrijven door denkt hij, geholpen door Ria waarschijnlijk, even aan mijn verjaardag. Heel attent en ik voel me gevleid. Een levende legende en icoon in de duivensport!

Koppelen

Dat deden we meteen na kerst. We kweken uit plm. tien “kweekkoppels” zo mogelijk zes jongen, met behulp van voedsterduiven. We hebben ook acht “reservekoppels”. Dit zijn duiven, die als voedsterduiven optreden en als het uitkomt zelf twee eigen jongen mogen groot brengen. Het zijn vaak broers of zussen van favoriete kwekers, die bij gebleken geschiktheid (kweekwaarde) op hun kleine kans wachten in de toekomst. Voor het eerst hebben we enkele koppels gezet in verwijderd familieverband. Kijken wat dat brengt. Zo hou je het leuk voor jezelf. Dan wordt er aan de ouderwetse deurbel getrokken.

Oliebollen

Het is Jan Kok. Tachtig inmiddels, met oliebollen van de voetbalvereniging Voorst. Ik ben gek op oliebollen. Met Jan heb ik vroeger in mijn jonge jaren gevoetbald. Jan Kok, Appie Kerkmeyer en Wim Hofenk vormden een legendarisch trio in Voorst 4. Wim had een boerenstijl van voetballen. Hard, maar fair. Jan Kok was bouwvakker en een klein kereltje, maar bikkelhard. Type Theo “de tank” Lazeroms. Voetballend in de duels met de ogen dicht. Appie was het meest flegmatiek, maar eigenlijk de beruchtste van het trio. Het type Rinus Israël. Van camera’s had nog niemand gehoord en er waren geen herhalingen of vertraagde opnames en de scheidsrechters kenden de spelregels vaak niet half en daar werd driftig gebruik van gemaakt. Als we in de stad Zutphen voetbalden tegen Be Quick of A.Z.C., dan vroeg men zich af van welke planeet Jan, Wim en Appie afkomstig waren. In eigen kringen hadden we het over “de Drie van Breda”. Oudere lezers herinneren zich de namen Fischer, Kotalla en Aus der Fünten, die destijds als beruchte oorlogsmisdadigers het nieuws beheersten. In 1972 speelde de vrijlating. De tijd van Dries van Agt. Er werd emotioneel op gereageerd en het ging niet door. De drie namen van een halve eeuw geleden ben ik nooit vergeten en de link met Jan Kok was er meteen, toen ik de deur opende. Dat is het leuke van een dorp. Je komt elkaar altijd weer tegen en er lopen allerlei dwarsverbanden. Jan Kok genoot van het ophalen van de herinneringen. Hij kon wel lachen om de vergelijking met het beruchte drietal. Eigenlijk waren Jan, Wim en Appie destijds al “cultfiguren”, die zich gesterkt door hun reputatie als zodanig gingen gedragen. Drie leeftijdgenoten en goeie vrienden. Appie Kerkmeyer, die achter Harrie Teunissen met de Voorster biljartclub nationale titels vergaarde, leeft niet meer.  Harrie Teunissen overleed in 2022, net als die andere legendarische dorpsgenoot Gerrit Smit. Pluk de dag en geniet van het moment!

Doffers

Mijn beste junioren in 2018, 2019, 2020, 2021 en 2022 waren doffers. De vier regio-overwinningen in 2022 werden ook behaald door doffers. Wat is dat toch, dat het altijd doffers zijn, die me redden? Ik heb er geen verklaring voor. Liefhebbers als Gaston van de Wouwer en Albert Derwa, nationale toppers in België, danken hun faam vooral aan de duivinnen, zoals velen alleen maar met duivinnen spelen. In Gietelo speel ik natuurlijk alleen met jonge duiven en meestal niet eens “op de deur”. Misschien dat dit de verklaring is?  Waarom zijn mijn beste duiven bijna altijd doffers? Waarom zijn het juist de ongepaarde doffertjes, gespeeld vanaf het schapje, die aan het eind van de rit mijn toppers blijken te zijn?  Ik heb er geen verklaring voor. Duivensport blijft een mysterie.

Bello

Het is bijna half drie en ik moet zo moeder Toos ophalen, om de verjaardag te vieren bij “Bello”.  Rinie, Jaap, Albert en Sander hebben toegezegd te komen met partners. Bram, als afscheid nemend teamlid, was ook uitgenodigd. Door droeve omstandigheden getroffen, zullen Bram en Marga verstek laten gaan. Triest. Aan het eind van het jaar gebeuren er vaak onverwachte en dramatische dingen. Oudjaarsdag gaan we bij familie vieren, maar eerst moeten we afscheid nemen van collega Joska, waar José 35 jaar prettig mee gewerkt heeft. Een extra reden om straks gezellig te genieten en te proosten met de teamgenoten. Vooruitblikken op 2023 en hopen op mooie vluchten en vooral gezondheid voor allen.  Ik ga me opfrissen en omkleden en wens alle lezers een goeie jaarwisseling en een gezond en gelukkig 2023.  (wordt vervolgd)

Naschrift: Je gaat zitten achter het toetsenbord, zonder vastomlijnd plan. De telefoon gaat een keer en een half uur later de deurbel en voor je het weet heb je weer een blog. Zoals artiesten een wereldhit scoren met een nummer, dat in een kwartiertje geschreven werd.

Voorster Varia (18)

Voorster Varia (18)

Koppelen

Tussen kerst en Nieuwjaar zijn de meeste mensen vrij. Een ideaal moment om te koppelen, zeker als het niet te koud is. Ook wij willen van deze periode gebruik maken. Er wordt al een week bijgelicht en als alles volgens plan verloopt, zullen de eerste eieren in de eerste week van januari gelegd worden.  De laatste week van januari papjongen en rond 20 februari zullen de eerste junioren in Gietelo geplaatst worden. Met behulp van voedsterkoppels zal er een tweede golf volgen in de eerste week van maart en vervolgens hoop ik eind april, begin mei op tal te zijn in Gietelo. Het streven is plm. honderd jongen voor eigen gebruik, maar als het er tachtig zijn, ben ik ook tevreden. Minder is meestal meer!

Groenlof

Na de langste dag zaai ik steevast groenlof. Zaai je eerder, dan schieten de planten door en kun je alles aan de kippen en duiven geven. Groenlof is een “vergeten groente”. Bij de supermarkt zul je het niet vinden en ook bij de echte groenteboer trof ik het nooit aan. Zelf ben ik niet gecharmeerd van “vergeten groente”. Je hebt er veel werk mee, of het is lastig te verbouwen, of het is niet smakelijk. Er is een reden voor, dat schorseneren bij de “vergeten groente” is terecht gekomen. Enige jaren terug gaf ik de schorseneren een kans, maar een jaar later was ik de groente al weer vergeten. Het vormt zeer lange wortels, diep in de grond, houdt de grond lang bezet en je krijgt er moeilijk te reinigen zwarte handen van bij het verwerken. Een echte smaaksensatie was het evenmin. Groenlof staat in mijn persoonlijke top 40 al jaren op één. “Bohemian Rhapsody”, zeg maar. Gemakkelijk te verbouwen en het geeft uniek veel rendement. Het groeit snel, je kunt het maandenlang als rauwkost eten, tot zelfs in februari en het is een regelrechte smaaksensatie. Het heeft iets weg van andijvie, maar als je gewend bent aan groenlof, verlang je niet meer naar andijvie. Uit één pakje zaad, haal ik gemakkelijk 500 te verspenen groenlofplantjes. Dat lijkt veel, maar ik heb ruimte genoeg in de tuin en niet alleen José en ik zijn er dol op, ook de kippen zijn er verzot op. Van welke andere groente kun je in de wintermaanden onbeperkt verse salade snijden? Dit jaar hebben we pech. De groenlofplanten vormen veel schutbladeren, waardoor de eigenlijke krop behoorlijk beschermd wordt tegen nachtvorst. Nu het de hele week matig tot streng vriest, is dat iets te veel van het goede. Groenlof oogsten tot in het voorjaar kunnen we wel vergeten. Je kunt de groenlof eten als andijvie: rauw gesneden als witlof- of andijviesalade, gestoofd en als stamppot, zoals je “foeksandievie” maakt. Gelukkig gingen er in de vier kippenrennen wekelijks zo’n 25 kroppen groenlof door en ook de duiven aten er flink van. Zelf aten we de rauwe groenlof zeker drie keer per week en dat gaan we de komende twee maanden zeker missen. Eén nadeel moet ik vermelden. Doordat het grote publiek de groenlof niet kent, is het zaad niet veredeld. Als beroepstuinders de groente zouden omarmen, zou dat de kwaliteit van het zaad sterk ten goede komen. Nu is er weinig uniformiteit en ook dat maakt de groente ongeschikt voor massaconsumptie. Ik heb trouwens weinig met de smaak van de massa. Dat geldt  in mijn geval niet alleen voor groente, maar ook voor muziek en voor duiven.

Ogen

Wie tegenwoordig een duivenfoto ziet, krijgt een uitvergroot duivenoog op de koop toe. Liefhebbers zoeken “vastigheid”, waaraan ze zich kunnen vastklampen. Dat is van alle tijden. De vleugeltheorie van “Vanderschelden” was ooit het heilig evangelie. Met een lineaal werd de vleugel gemeten. De verspringing tussen voor- en achtervleugel, “décallage” met een deftig woord, kon niet groot genoeg zijn en ook de vier buitenste pennen moesten er flink uitspringen. Allemaal onzin? Nee, zeker niet. “Hangers” met lappen van achtervleugels, zie je niet veel meer, ook niet bij fondduiven. Ook “kippenvleugels” zoals destijds onze “Stip” had, zie je niet vaak meer. Als de mand de selectie doet, vallen de “trage vleugels” vanzelf door de mand. In de jaren zestig had je duiven met brede ruggen. Het leken soms “strijkijzers”. Ook duiven met ruggen “uit twee stukken”. Ook herinner ik me duiven met “pinstaarten” en hele kleine pupillen. Ooit kocht ik voor een gulden de “Bolswardduivin” bij opkoper van Harten in Apeldoorn. Een forse duivin met brede rug, zeldzaam kleine pupil en echte pinstaart. Ze was van 1969 en in gedachten zie ik haar voor me. De eigenaar, ik meen dat hij Stienstra heette, schreef me, dat het een echte Krauth was, van de bekende fondspeler uit het Limburgse Meerssen. Later in de jaren zeventig ving duivenvriend Gerrit Ilbrink een duif op van Jos Jilesen uit Boxtel. Directeur van een melkfabriek. Hij mocht de opvanger houden en haalde in Boxtel nog meerdere duiven. Puur Krauth. Gerrit slaagde er op de fond enorm mee. Terug naar de ogen. Het gaat in de duivensport bij de topduif niet om het detail, maar om het geheel. We kunnen selecteren op brede ruggen, pinstaarten, snelle vleugels en duivenogen met veel pigment, verkenningscirkels en de Vermeyenring. Ook op duivenpootjes met zwemvliezen of voetbevedering, of op duiven met een kuif of strik. Daar schieten we echter niks mee op. Kweken we een bewezen topduif, dan dankt de duif die kwalificatie niet aan de witte teennagels, de strik, de verkenningscirkel of de donkere band op de staart. Was het maar zo gemakkelijk. De meeste kwaliteiten zijn trouwens onzichtbaar. Daarom is de mand de enige betrouwbare informatiebron. Speelt de bouw dan geen enkele rol?  Toch wel. Ik herinner me schaatsenrijder Falco Zandstra met zijn dunne beentjes. Een regelrechte sensatie, maar hij verdween bijna nog sneller, dan dat hij kwam. Rintje Ritsma met zijn “turbodijen” bleef vele jaren aan de top. Net als Sven Kramer. Een goeie kop (wilskracht) en stabiel karakter in combinatie met een sterk lijf. Eéndagsvliegen kunnen enkele keren pieken, maar zijn snel opgebrand. Bij duiven werkt het eigenlijk precies eender.

Ogen (2)

Onder alle kleuren ogen zijn topduiven te vinden, maar nog oneindig meer soepduiven. Over soepduiven schiet me trouwens een anekdote te binnen, die Marcel Sangers me ooit toevertrouwde en ik graag met U deel. Een Nederlandse duivenliefhebber stond op een beurs met veel Duitse sportvrienden. Marcel had er ook een stand en verkocht zijn duifjes als warme broodjes. De Nederlander sprak geen woord over de grens en vroeg aan Marcel wat hij fout deed. Marcel verklapte zijn geheim:  “Supertauben” en “Gute Zuchttauben”, dat willen de Duitsers horen. De Nederlander bedankte Marcel voor de tip. ’s Avonds in het hotel sprak Marcel hem. Zelf was hij “los”, maar de weinig taalgevoelige landgenoot had geen veer verkocht. “Toen ik hem vroeg, wat hij gezegd had tegen potentiële kopers, begreep ik zijn fiasco. Die sukkel had het over Gute Suppetauben”, vertelde Marcel lachend.  Onder soepduiven vindt men ook allerlei ogen. Rijkgepigmenteerd en met volledige verkenningscirkels en flets gekleurd zonder cirkel, schreefke of oogteken. Daar zit het niet in. Wijlen John Lambrechts schreef er in 1973 “Ogen in kleur” over. Als ondertitel “Kwaliteiten van de duif”. Hij merkt op bladzijde 17 het volgende op: “De kleur van het oog wordt eveneens rijker (of meer gebonden) naargelang de duif uitgroeit”. Het impliceert, “dat vele ogenkeurders pas een duif juist kunnen beoordelen als zij twee jaar oud is en de oogtekens zich laten zien”. Zelf moet ik mijn duiven op de leeftijd van ongeveer acht maanden oud beoordelen. Dat kan dus niet op oogkwaliteiten. In mijn ogen is dat geen probleem. Vaak weet ik in de maand september van elke duif wat ie waard is. Daar heb ik de uitdraai van Compustam niet voor nodig. Ik ben intensief met de junioren bezig en ken hun innerlijke en uiterlijke kwaliteiten. “Olympic Frank” was een echte “pointeur” en een doffer met kleur in het oog en een volledige verkenningscirkel. Eigenlijk zie je dat pas goed, als je de foto met duivenoog bekijkt. Het is mooi meegenomen en een pluspunt, maar telt alleen als de duif in kwestie goed gevlogen heeft!  De theorieën in het boek “Ogen in kleur” zijn leuk wintervertier, zoals ook de vleugeltheorie dat is. De mand is maatgevend en een mooie vleugel en dito oog is bonus.

Ogen (3)

Van mijn kwekers ken ik in grote lijnen alle details. Als ik in bed lig, zie ik elke duif in gedachten en ik heb een goed beeld van bouw en ogen. In het najaar ben je bezig met de toekomstige kwekers. Welke duiven hebben te weinig gebracht en worden te licht bevonden? Welke duiven krijgen een kans op het kweekhok? Tijdens het voorbije vliegseizoen hebben duiven zich onsterfelijk gemaakt, of zichzelf ondergedompeld in de grijze massa. Duiven, die als eerste op de klep vallen, blijven me bij. Die staan in mijn geheugen gegrift. Daar gaat het om. Natuurlijk zie ik een regelmatige prijsvlieger graag, maar dan moeten er wel vroege prijzen tussen zitten. Met meevliegen in de grauwe massa trek je geen volle zalen! Vervolgens ga ik de favoriet in gedachten koppelen aan verschillende partners en probeer me een voorstelling te vormen van de nafok. Uiterlijke kenmerken spelen een rol. Hoewel ik geen overdreven waarde hecht aan oogkenmerken, zet ik liefst twee verschillende ogen tegenover elkaar. Ervaring heeft me geleerd, dat ogen bij voorkeur complementair moeten zijn. Als doffer en duivin beiden ogen hebben met weinig kleur, dan zal de nafok uitgesproken fletse ogen hebben. Je boert achteruit, zeggen ze op het platteland. Liefst een geeloger tegen een witoger, of omgekeerd. Bij voorkeur heeft één van beiden een (gedeeltelijke) verkenningscirkel. Bewijzen, dat dit noodzakelijk is, heb ik niet. Intuïtief zoek ik duiven die elkaar aanvullen. Dus een  rustige tegen een temperamentvolle.  Soms weet je uit ervaring, dat bepaalde bloedlijnen niet matchen. Daar hou je rekening mee.

Hoewel ik een kruiser ben, wil ik komend jaar wat experimenteren met lichte bloedverwantschap. Kleinzoon tegen de zus van opa, of achterkleinzoon tegen overgrootmoeder. Niet te nauw, want dan worden ze al snel te flauw, is mijn vrees. We willen voorzichtig aan stamvorming gaan doen en dat betekent, dat je in (ver) familieverband moet kweken.

José

Afgelopen week is José aangenomen als lid van “Steeds Verder”. Het ledental daalt en ik wil graag inkorven in mijn eigen club. Die kans vergroot ik, door ook enkele duifjes op naam van José te korven. Dat is niet alleen in mijn belang, maar ook in het belang van de vereniging. De club bestaat 92 jaar en we streven ernaar, om in de gemeente Voorst de enige postduivenvereniging het eeuwfeest te laten halen. Waarschijnlijk zetten we vijftien ringen op naam van José.

Namen

Elk jaar krijgen onze duiven een naam. Vorig jaar kregen de duiven een willekeurige naam en de kinderen van het koppel “Ernst” x “Toos” kregen de namen van de zes kinderen van het gezin van Gogh. Komend jaar wil ik de nazaten uit de van Goghjes een kunstenaarsnaam geven. Ik denk aan tijdgenoten van Vincent van Gogh. De nazaten uit duiven met Willem de Bruinbloed, krijgen een naam uit de wielersport. Willem was zelf ooit wielrenner, vandaar. Dan resteert een minderheid en daar denk ik nog over.   (wordt vervolgd)

Voorster Varia (17)

Voorster Varia (17)

Vrijheid

Daar ben ik aan verknocht. Vrijheid is rijkdom. Een blog schrijven, als je iets te melden hebt en geen verplichtingen of deadline. Wel leuk, als mensen waarvan je het niet weet of verwacht, je aanspreken over je schrijfsels. Dat is een bizarre gewaarwording. Misschien heeft Mark Rutte een geheime fascinatie voor postduiven en zoekt hij een nieuwe hobby voor na zijn politieke loopbaan? Of koning Willem-Alexander, die in de voetsporen van opa Bernhard wil treden? Het is niet waarschijnlijk, maar niets is onmogelijk. De dit jaar overleden koningin Elisabeth, had ook iets met postduiven, als ik Apeldoorner en inmiddels negentiger Henk Florijn mag geloven. Volgens de ongekroonde fanclubvoorzitter van dr. Arthur Bricoux, zocht men voor haar de “zuivere” Bricouxduiven. Henk voelde er niets voor om hofleverancier te worden, omdat zijn eigen rode en vale duiven als kinderen door hem vertroeteld worden. Ik dwaal, zoals wel vaker, af. Over duiven schrijven en over de dingen, die je als duivenhouder bezig houden, is leuk. Mits je de vrijheid hebt om dit te doen op het door jou gewenste moment. Wanneer het schikt en je er zin in hebt.

Reclame

Afgelopen voorjaar ging ik de fout in. Beging een blunder, die me een stuk of zeven jonge duiven kostte. Wat was er aan de hand? Ik schreef eerder over de kasten voor kleinbehuisde senioren of jeugdleden. Daar ging ik min of meer intuïtief mee aan de slag en ze ontstonden zonder tekening of vastomlijnd plan. Was het idealisme, om de duivensport te redden? Nee! Wel spookt altijd de angst door mijn hoofd, om op enig moment te moeten stoppen met de duivensport. Dat heeft alles te maken met mijn allergie. Soms heb ik een nachtmerrie, die terug gaat naar 1982. Ik was letterlijk doodziek van de duiven en kon niet meer in de hokken komen. De allergie werd officieel vastgesteld en de duiven moesten, op enkele favorieten na, afgevoerd worden naar de poelier. Nog voor het vonnis voltrokken werd, scheurde ik op het voetbalveld van S.H.E. in Hall, in een wedstrijd van Voorst 2, de belangrijkste spier in mijn rechterbovenbeen. Ik weet het nog precies. In een slalom twee spelers passeren en vervolgens de derde ook nog voorbij willen. Het was het hoogtepunt en het absolute dieptepunt in mijn voetballoopbaan. Er knapte iets en ik lag kreunend van pijn op de grond. Aan passie en enthousiasme ontbrak het niet, wel aan talent. “Je hebt aangeboren te korte spieren”, zei de chirurg, die de hoofdspier aan elkaar naaide. Dat was bijna drie weken na het incident, toen ik het ziekenhuis verliet. Bij thuiskomst reed ik in mijn Kadett meteen naar Klein Amsterdam. Vijf kilometer rijden. Gas geven en remmen deed ik met rechts, ontkoppelen met één van de krukken. Veertig jaar geleden was dat ook niet verantwoord en verstandig, maar als je jong bent heeft overmoed de overhand op gezond verstand. Oom Dirk had de duifjes drie weken in leven gehouden en keek me vol trots aan. Toen ik hem vertelde, dat mijn beste duif ontbrak, kon hij wel door de grond zakken. Net als ik. De duif bleek gestolen. Ik heb het hele verhaal eerder verteld en verval in herhaling. Alle duiven werden afgevoerd en ik was in één maand tijd mijn duiven- en voetbalhobby kwijt. Een traumatische ervaring. De afgelopen negen jaren liet ik honderden keren “Trijntje” uit. Het schipperke van moeder Toos. In april overleed het hondje op bijna 13-jarige leeftijd. Ik liep meestal een ronde om de aanleunwoningen in de nabijheid van het zorgcentrum. In de buurt van een ondergrondse afvalcontainer, gaf ik haar steevast de vrijheid en dan snuffelde ze in de postzegels van tuintjes, maakte wat rondjes en deed haar behoefte. Soms tikte er een nieuwkomer tegen de ramen, maar als ze zagen dat ik het drolletje in een zakje liet glijden en in de container deponeerde, ging er een duim omhoog. Stel, dat ik hier in de toekomst terecht kom, bedacht ik meerdere malen. Zou ik hier een duivenhokje kunnen en mogen plaatsen? Een hokje van één vierkante meter met een klein rennetje en dan op zaterdag schudden met mijn voerbusje op de vluchtdag, onder het toeziend oog van tientallen bejaarden. Als dat geen reclame voor onze hobby is!

Kast

Het ontwerp van de drie kasten, die ik intuïtief van restmateriaal in een bestaande ren van vijf bij twee meter bouwde, ontstond bij de honderden omloopjes met “Trijntje”. Het was eigenbelang, geen idealisme. Wat kan ik nog, als de allergie toeslaat, of wanneer ik in een aanleunwoning met postzegeltuintje beland als hoogbejaarde? De kast was in de eerste plaats mijn eigen redding. In tweede instantie dacht ik pas aan andere senioren en aan jeugdleden, zonder dikke geldbuidel en klein behuisd. Mijn eerste kast was 120 bij 80 cm. Een “tiny loft”, maar ik wilde ervaren, of het nog kleiner kon. Dat werd een hokje van 95 bij 80 cm. Vorig jaar werd  “Ernst 182” 1e asduif SVT en 1e kring midfond op dit minihokje met negen prijzen op het schapje. Het bewijs, dat je succesvol kunt zijn op de vierkante meter!  Afgelopen winter bouwde ik een derde kast in een afdeling van de ren, die aanvankelijk dienst deed als “azc”. De vreemde duiven hadden het er in mijn optiek te goed naar de zin en vertrokken nooit meer naar hun eigen hok. Niet de bedoeling. De kast werd wederom 95 bij 80, met links de loketkast en rechts de voerplank. Een andere indeling, met een schuifdeur van ongeveer 50 cm  breed.

Blunder

Nu komen we terug op de blunder, die ik dit voorjaar beging. De junioren met ringenserie 928 tot 940 kwamen op de nieuwste kast. Ik had 6 mm. dik trespa aan beide zijden van het schuifdeurtje. Aan de onderkant had ik gemakshalve een balkje van tien cm. hoog gemonteerd, als bevestiging voor de trespastroken en als opstapje voor de duiven bij het schuin naar rechts vliegen naar de voerplank. Ongeveer twee weken na het spenen, zag ik een jong met een hangvleugel. Ik schrok me dood en ruimde het beestje meteen op. De angst voor paratyphus en de angst voor verdere besmetting krijgt op zo’n moment de overhand. Twee dagen later zag ik weer een junior met vleugelproblemen. De vleugel hing niet, maar het beestje zat voortdurend met haar ene vleugel te trekken en leek de voerplank niet te kunnen halen. Gedreven door angst, wist ik niet hoe snel ik een gat in de grond moest graven. De volgende dagen volgden er steeds nieuwe slachtoffers en steeds volgde hetzelfde ritueel. Ik voelde me bezwaard en piekerde me suf. Waarom waren er alleen in het nieuwste kasthokje vleugelproblemen? Eerst dacht ik aan het verleden van deze ruimte. Hier hadden de vreemde duiven vertoefd en die hadden natuurlijk paratyphus onder de leden. Rationeel klopte de redenering niet en ik belde dierenarts Robert Kasperink, voor zijn “second opinion”. Inmiddels was er een zevende junior met vleugelproblemen in hetzelfde nieuwe hokje. Ook vreesde ik te lijden aan “tunnelvisie”. Ik observeerde de duiven regelmatig en zag ze met een lichte draai naar rechts opvliegen vanaf de 10 centimeter hoge balk. Daarbij raakten  ze met hun vleugels de scherpe tresparand van de smalle deuropening. Zou het een mechanische beschadiging van de vleugels kunnen zijn? De twijfel sloeg toe.  Een uur later was ik op consult bij de dierenarts. Een vleugellam, nieuw slachtoffer had ik meegenomen. “Deze duif heeft niet de kenmerken van paratyphus. Ik voel niet de typische knobbel en denk eerder aan mechanische beschadiging”. Met het schaamrood op de kaken, vertelde ik mijn waarneming eerder die dag. “Ik ga zo naar huis en pak meteen de zaag om het balkje in de deuropening weg te zagen. De duiven zullen dan een stukje doorlopen en dan vanaf het bodemrooster rechtstandig naar de voerplank vliegen, zonder de tresparanden te raken in hun zijwaartse manoeuvre”.  Tunnelvisie en angst voor paratyphus lagen ten grondslag aan deze blunder, die zeven gezonde duiven het leven kostte. Nooit zag ik meer een duif met vleugelproblemen in de drie kasten. Achteraf had ik beter op moeten letten. In een nieuw hok kunnen kinderziektes zitten! Vaker dan je denkt, hangen duiven zichzelf op of breken vleugels. Zoals je met kleine kinderen het gevaar vooraf moet onderkennen, moet je op het duivenhok hetzelfde doen. Duiven zien gevaren, die wij niet zien. Omgekeerd gebeurt ook. Uitkijken met taps toelopende spijltjes, uitsteeksels, bedrading, kleine rondslingerende spijkertjes of nietjes e.d. Het gevaar zit in een klein hoekje en is vaak te voorkomen!

A.P.F.

Auteur Arie van den Hoek, nam ik altijd heel serieus. De zesde druk van “Voeding, voeder, vitaminen en duiven” dateert van 1972 en is een halve eeuw oud, maar staat nog steeds op de boekenplank tussen naar schatting vijftig andere duivenboeken. Arie was, naar ik meen, landbouwkundig ingenieur. Veel dingen vergeet je, maar A.P.F. niet. Animal Proteïn Factor, of dierlijk eiwit. Van den Hoek speelde zeer verdienstelijk met postduiven, veelal afkomstig van zijn goede vriend Jacques Tournier. “De duif is en blijft een planteneter en de uitwijkmogelijkheid zit in de grond”, staat vetgedrukt op pagina 51. Tournier en Van den Hoek zijn al heel lang niet meer onder ons. De wijsheid van beide heren leeft in mijn brein voort. Gisteren haalde ik twee grote emmers tuingrond uit mijn moestuin. Op de plek hadden groenlofplanten gestaan, mijn favoriete wintergroente. De haarwortels vormden het bewijs. De tuin is ooit verrijkt met 20 kuub zwartveen, die broer Henk met een open oplegger voor me haalde in de turfstreek. Ook haalde ik vele kruiwagens leem van zuivere komaf en liet ik 1000 kg veelzijdig lavameel komen, om de mineralenhuishouding op peil te brengen. Elk jaar breng ik bovendien zeker honderd kruiwagens paardenmest uit de buurt op mijn tuin in de wintermaanden. Voor gif en bestrijdingsmiddelen in de tuin ben ik doodsbang. Ook kunstmest is niet mijn ding. Door de aarde voor de kweekduiven mix ik duivenvoer, dat vettig gemaakt is met tarwekiemolie. Ook onkruidzaad gaat er door met allerhande mineralen, grit, kruiden, pikkoek e.d.  De enige uitwijkmogelijkheid voor onze duiven is het aanleveren van gezonde en verrijkte  tuinaarde voor aanvang van de kweekperiode. Vrij naar Arie v.d. H.   A.P.F. dus. In tarwekiemolie zit vitamine E voor de vruchtbaarheid , in A.P.F. o.a. vitamine B12.

Sprookjes

“Aan jouw duiven kleven sprookjes”, vertelde laatst iemand tegen me. Ik moest lachen en vroeg, wat hij bedoelde. “Die toevalligheden, rondom duif Cor van Gogh, vind ik behoorlijk bizar”, lichtte hij zijn opmerking toe. Ik glimlachte minzaam. Het verhaal van “Garfield” was precies een kwart eeuw geleden nog veel sprookjesachtiger, maar daar had hij nooit van gehoord. Aan veel van mijn betere duiven, zit een verhaal. Soms een donker en triest verhaal, waarbij de dood om de hoek kwam kijken. Soms een ontroerend verhaal. Ik ken de verhalen en de al dan niet toevalligheden. Sprookjes zijn dikwijls mooier dan het echte leven. Daarin gaat het dikwijls over geld, macht en egoïsme. Ik ben een nuchtere jongen, maar weet, dat er meer is tussen hemel en aarde dan we willen geloven. Sprookjes verzin je niet. Daar sta je bij en kijk je naar. Die ontvouwen zich om je heen, als je geluk hebt. We moeten de magie niet verbreken. Beseffen, dat sprookjes niet op commando gebeuren. In de duivensport moet je keihard werken, geloven in de goeie duif en in jezelf, tegenslag manmoedig verwerken en met veel liefde het succes nastreven. Zelfs dan blijft het dikwijls aards en donker. Soms heb je geluk, dan zit alles mee. Dan zit er een engeltje op je schouder en voltrekt zich bij toverslag het sprookje. Gewoon met duivenvrienden een vlucht beleven, in aanwezigheid van moeder Toos en José, is trouwens ook al een sprookje. Geluk zit in kleine dingen.  (wordt vervolgd)

Voorster Varia (16)

Voorster Varia (16)

Einde

Vorige week zondag kwam er officieel een einde aan de duivensportloopbaan van ex-teamlid Bram Scherpenzeel. Via GPS werden de duiven totaal verkocht. Spannend voor Bram, maar ik denk, dat hij tevreden terugkijkt op de verkoop. Zelf kocht ik een duivin aan, waarvoor ik al een partner in gedachten heb. Een halfzus van “Olympic Frank”. Doordat onze beste junior van 2022 komt uit het enige kind van onze topper van 2020, was dit een weloverwogen aankoop. Jammer, dat de duif, die ons zoveel plezier verschafte en 1e Nederlandse Olympiadeduif werd, naar China verhuist. Alles is eindig in het leven!

Forum

Gisterenavond ging ik, met Sander als chauffeur, naar ’s Heerenbroek. Ik mocht plaatsnemen in een Forum en zat temidden van grootheid Gerard Koopman, Barcelonaspecialist Frans Bungeneers uit België, duivendierenarts Stephan Göbel en opkomend fondtalent Claudio Pieper aan tafel in een tot de laatste stoel bezette bedrijfshal van de Groot Diervoeders. Mijn wederhelft José vond het een hele eer en erkenning. Namens de Groot werd ik benaderd door Edwin en in het voortraject was er ook contact met Sarmad. Dit is de nieuwe eigenaar van Travipharma en meede-organisator van de avond. Eigenlijk voel ik me nooit zo op mijn gemak bij “talkshows”. Mijn  A.B.N. is doorspekt met streektaalaccenten, ik slik woorden in en ga in mijn enthousiasme te snel praten. Liever zet ik dingen op papier, zoals in deze “blog”. De kennismaking met collega-panelleden is verrijkend en leerzaam en de ontmoeting met liefhebbers, die ik soms alleen van naam ken via de uitslagen, heeft zijn charme. Zeker na een coronaperiode, waarin festiviteiten, huldigingen e.d. taboe waren. Ik ontmoette er o.a. W. Scholten uit Wapenveld. Een nieuwe, zeer gedreven liefhebber. Met paarden en koeien had hij ook al zijn talenten getoond en afgelopen jaar stond hij bij de asduiven in de regio na een stuk of vijf vluchten fier bovenaan, net boven onze “Tineke ‘928”.  Ik ben dan altijd nieuwsgierig. Het was een Elzingaduif uit Friesland. De duif arriveerde steevast zeer gemotiveerd en vloog gewoon op het schapje zonder nest of trucjes. Helaas voor Scholten brak de duif een poot en dat verstoorde de succesreeks. Ik trof in ’s Heerenbroek een enthousiaste groep gedreven liefhebbers uit de omgeving Wapenveld, Heerde, Wezep. De naam Scholten komen we de komende jaren waarschijnlijk tegen op regio- en zelfs afdelingsniveau, want wat goed is komt snel!

Leerzaam

Bij forumleden denk je aan specialisten, die op elke vraag een antwoord weten. Zo is het niet. Forumleden zijn ook maar mensen. Gerard Koopman kreeg op zeker moment een vraag, waarop hij het antwoord schuldig bleef. Hij begon te lachen en vervolgens kreeg hij de slappe lach. Ik vind dat mooi. Niet op elke vraag is een zinnig antwoord te geven. Een gek kan soms een vraag stellen, waarop  tien professoren het antwoord schuldig blijven. Gerard is al tientallen jaren een pionier en een fenomeen op de dagfond. Ook op de overnachting heeft hij al straffe toeren uitgehaald, maar als het op de Z.L.U.-vluchten aankomt, moet hij nog stappen maken. Je kunt dan wel heel stoer uit je nek gaan lullen, maar soms is nederigheid tonen een beter antwoord. Gerard beseft dat als nuchtere Drent als geen ander. “Ik geef bij thuiskomst van de vlucht nooit meteen een ontsmettingsmiddel in het water”, zei Stephan Göbel gedecideerd. “Als duiven, zeker bij warm weer, vermoeid en dorstig zijn, heb je geen enkel zicht op de dosering en kun je duiven vergiftigen”.  Dat klonk me als muziek in de oren. Stephan Göbel heeft niet alleen veel medische duivenkennis, hij weet ook hoe je met duiven moet spelen. In de beleving van de buitenwacht ben ik een natuurfreak, die wars van elk medicijn is. Dat zei Gerard Schalkwijk als duoforumleider op zeker moment tussen de regels door ook. Voor Travipharma ben ik niet de ideale ambassadeur, moet hij gedacht hebben. Dat beeld klopt niet. Wel in hoofdlijnen, maar niet in absolute zin. Ik ben huiverig voor medicijnen, blijf bij voorkeur dicht bij de natuur, maar als het echt nodig is, ben ik blij dat er duivendokters en medicijnen zijn. Ook uit de mond van Frans Bungeneers kwamen zinnige dingen. Alleen al het pure Vlaamse taaltje is een streling voor het oor. Een man met charisma, kennis van zaken en een duidelijke visie. Barcelonaspecialist met een fantastische erelijst. Sympathiek op de koop toe, zonder “dikke nek”. Claudio Pieper, van de succesvolle overnachtfondcombinatie met vader en broer, hield zich als jongeling goed staande. Hij verwoordde het netjes en van hen gaan we ongetwijfeld meer horen in de nabije toekomst.

Fouten

Een ketting is zo sterk als de zwakste schakel, is een bekende zegswijze van Ad Schaerlaeckens. Een andere wijsheid van A.S.: Iedere duivenliefhebber maakt fouten. Hij, die de minste fouten maakt, wordt kampioen! Ons leven is een leerproces tot aan de dood. Niemand heeft de eeuwige wijsheid in pacht. We moeten onze visie regelmatig bijstellen. Duivensport evolueert, spelmethodes veranderen, ziektes steken de kop op, muteren, verergeren, of verdwijnen geleidelijk. In de tuin werden we geplaagd door buxusmotten en schimmels. Rooien van alle buxus leek de enige oplossing. Bij paleis “Het Loo” in Apeldoorn, werden duizenden meters buxus vervangen door een Ilexvariant. Daar hoeven ze niet op een tonnetje meer of minder te kijken. In Gietelo bestaan alleen nog foto’s van de vele buxusperkjes, die ooit onze tuin sierden. Er waren tuinliefhebbers, die door de zure appel beten en geduld hadden. Ze zagen op tegen het rooien, tegen de investering en de lange overbruggingstijd, die het kost om een fraaie heg na nieuwe aanplant weer op het oude niveau te krijgen. De plaag kwam, tastte een groot deel van alle buxus aan en … lijkt over zijn hoogtepunt te zijn. Doordat duizenden tuinliefhebbers hun buxus rooiden, wordt de verspreiding van de ellende bemoeilijkt. De aanhouder wint en in dit geval lijkt dat de buxusliefhebber, die volhardde. Als iedereen buxus gaat planten, komen er vroeg of laat problemen. Als vervolgens de buxus vervangen wordt door taxus, krijg je vroeg of laat te maken met een organisme, dat de taxus bedreigt. We kunnen dit doortrekken naar de vogelgriep. Tachtigduizend kippen in één hok, dat is ook risicovol, net als bizar veel pluimvee- , varkens-, of geitenhouders op een kluitje bij elkaar. Ook te veel mensen op één aardbol is gevaarlijk. Er steken plagen de kop op en met name kleine mannetjes met grootheidswaanzin krijgen dan de neiging om miljoenen onschuldige mensen uit te roeien. Napoleon en Hitler zijn bekende voorbeelden uit de recente geschiedenis en een nieuwe kandidaat staat te trappelen. Zijn naam noem ik liever niet, want ik wil niet vergiftigd of uit het raam gegooid worden, omdat José en de duifjes me te lief zijn. Gelukkig beperkten de vragen aan de forumleden vrijdagavond zich tot de problemen op het duivenhok.

Team

Ook zonder Bram, die de duivensport achter zich heeft gelaten, gaat ons team verder. “Hoe moet het nu verder met jou?”, vroeg een bezorgde duivenhouder. Ik maak me daarover geen zorgen. Duiven zijn er elk jaar nog gekomen en vaak moest ik op de rem trappen en leveranciers teleurstellen. Meer is niet beter en minder vaak meer!  Albert blijft bij het team betrokken. Alleen al voor het computergebeuren en de site is hij goud waard. In 1997 kweekte hij “Garfield  ‘804” voor ons team. De duif, die als wereldkampioen jonge duiven furore maakte. Albert stond in 1987 bij onze start in Gietelo/Appen mede aan de basis. Ook Rini was er in 1987 bij. Hij kweekte in dat jaar “de Stip”. Een pure van de Wegen via meubelbonnen van Eijerkamp. Toen wisten we nog totaal niet waar we als team heen wilden en speelden we in de jaren erna ook overnachtfond. Rini heeft al vanaf zijn prille jeugd postduiven en anno 2022 vliegen er rond zijn woning nog steeds naar schatting vijftig duiven met internationale ringen en met alle kleuren van de regenboog. Een liefhebber van duiven en de natuur pur sang en zijn werk als muskusrattenvanger sluit daar mooi bij aan. Rini is elke vlucht aanwezig en vaak degene die de duiven als eerste ziet. Jaap ken ik bijna net zo lang als Rini. Als ik zeg zestig jaar, dan overdrijf ik hooguit enkele jaren. Bij Hupkes vlogen zestig jaar geleden ook al duiven om boerderij “Noord-Empe”. Een kamer van de rietgedekte oude boerderij fungeerde als onderkomen voor Hollandse kroppers, nonnetjes, kapucijners en andere sierduiven. Henk, de oudere broer van Jaap, was vanaf zijn jeugd geïnteresseerd in de natuur in de ruimste zin. Dat hij boswachter of iets dergelijks zou worden, gaf hij als puber al aan. De rondklapperende sierduiven werkten als een magneet op verdwaalde en vermoeide postduiven en op hun beurt fungeerden de nieuwkomers als voedsters voor de nazaten van de sierduiven met zware voetbevedering. Rini, Jaap en ik waren vaak te vinden bij de duiven en anno 2022 vliegen er rond de (zorg)boerderij van Jaap nog steeds tussen de zeventig en honderd, merendeels postduiven. Jaap houdt van zwart, rood en schimmel, net als de roofvogels, die de hokbezetting op peil houden en overbevolking voorkomen. Jaap is de laatste jaren meer en meer toeschouwer geworden op vluchtdagen. Hij wordt ouder, krijgt meer vrije tijd en ging van 120 melkkoeien op “Noord-Empe” naar drie zoogkoeien op “’t Hengelder”. Op Jaap kan het team altijd rekenen, als het op hand- en spandiensten aankomt. Zoals eerder vermeld, kwam Bram in 2015 in beeld als leverancier van jongen. Spelenderwijs vergrootte hij zijn rol en kwam als “zij-instromer” het team versterken. Na hem kwam Gerard in beeld, die ons team ook enkele jaren bijstond als verzorger van kweekduiven. Dat was eind 2018. Twee jaar later completeerde Sander ons team. Net als  Rini en Jaap was Sander tot voor kort ook een liefhebber van witte, zwarte en gekleurde postduiven. Jaap, Gerard en Sander waren ooit lid van een postduivenhoudersvereniging. Rini is al zestig jaar puur liefhebber. Met zo’n kleurrijk team van pure duivenliefhebbers om me heen, is het nooit moeilijk om de hokken gevuld te krijgen. Om misverstanden te voorkomen: De gekleurde duiven op de hokken van de teamleden fungeren in het gunstigste geval als voedster. De uitverkoren “kweekduiven” worden apart gehouden en vliegen niet uit, in tegenstelling tot de vrij rondvliegende gekleurde hobbyduiven. De invloed van Bram blijft voelbaar. Ik kocht een aantal jaren op rij een door hem geschonken bon. Dit was het zaadje van onze samenwerking. Bram leverde de afgelopen acht jaren wisselende aantallen. Het begon met een handvol in het begin en liep op zeker moment op tot wel zeventig stuks. De duiven gingen in het najaar retour naar Bram, die ze kon overwennen in de wintermaanden en ze speelde als jaarling en oude duif. Soms zag ik iets in een bepaalde duif van Bram en dan was dat voor mij “de bonduif” die ik gekocht had. Een soort appeltje-eitje binnen het team. Zo belandden “José” (teletekstduivin en 100% Eijerkamp-origine, passend binnen de stam) en “Janneke” (3e asduif in 2018, terwijl de 1e en 2e asduif kring retour Bram gingen) op ons eigen kweekhok. In 2020 gingen de broers “Teletekst Henk ‘57” en “Olympic Frank ‘58” retour naar Bram. Met gemengde gevoelens. Ik wil rendement van topduiven in de kweek, niet van allerlei probeersels. Van onze asduif in 2021 hadden we dit jaar acht jongen met voedsterhulp. Uit “Olympic Frank” ontvingen we slechts één jong. Deze ‘019 liet zich goed zien, maar bleef achter op Nanteuil. Dat schiet niet op. Gelukkig hield ik vorig jaar één duifje achter. Dat was ook een jong uit “Olympic Frank”. Bram wist dit en stemde er mee in  onder het mom van “jaartje lenen”. Ik wist toen nog niet, dat Bram dit jaar zijn huis, de duivensport en ons team zou verlaten. Uit ons enige kind van “Olympic Frank” komt onze beste junior in 2022. Bram claimde het “leenduifje” niet. Dankjewel, Bram!  De “Olympic Frank” is verkocht naar China. Via het “leenduifje” hebben we toch iets meer dan alleen de zoete herinnering. Goed voor het team en op termijn ongetwijfeld leuk voor Bram. Het gaat in het leven niet alleen om de knikkers, toch?  (wordt vervolgd)

Voorster Varia (15)

Voorster Varia (15)

Afscheid

NL20 1244458 smallSoms bruist het leven dagen, weken zelfs maanden aaneen. Er wordt gewerkt, gelachen, gestreden en gevierd. Het leven lacht ons toe en de andere kant van het leven is mijlenver weg. Dan ineens is er de schaduwzijde. Twee weken geleden was er die reünie van mijn laatste school, waar ik vier jaar geleden met pensioen ging en ruim een kwart eeuw met overwegend veel plezier werkte. Je treft oud-collega’s en wordt geconfronteerd met het feit, dat het leven niet stil stond. Je denkt, dat het “ouwe jongens krentenbrood wordt” , maar in werkelijkheid ging het vooral over allerlei ouderdomskwalen, weggevallen partners en uiteenlopend onheil. Ik sliep ’s nachts slecht. De afgelopen week werd ik behoorlijk in beslag genomen door weggevallen bekenden. Ik hoorde van een oud-buurman uit mijn jonge jaren, die me als twaalfjarige hielp bij het timmeren aan een duivenhok. Hij was op leeftijd en de weg kwijt. Iemand had op facebook over zijn overlijden gelezen.  Toch komen er ineens herinneringen boven. Oud-achterbuurman Roelof verhuisde, ik denk een jaar of zes geleden. Het huis werd voor twee zeventigers te bewerkelijk en de tuin te groot. Hij wilde een kleinere woning met schuur, want hij had gouden handjes en kon niet stilzitten. Helaas liep alles anders, hij kreeg leukemie, verhuisde naar een nog kleinere woning zonder schuur en werd een zielig hoopje mens. Hij woonde met zijn Alie in een aanleunwoning en zag haar geleidelijk geestelijk aftakelen. Soms op goeie dagen zag ik hem bij moeder Toos vanaf de eerste verdieping voorbij schuifelen en maakte ik een praatje met hem. Vooral als Max Verstappen goed gereden had begonnen zijn ogen te flonkeren, want Roelof was gek op auto’s, motoren en snelheid. Maandag werd hij in besloten kring gecremeerd. Afgelopen maandagavond was er ook gelegenheid om afscheid te nemen van Dick van Dijck senior. Trouw clubgenoot bij “Steeds Verder”. Toen ik arriveerde bij de aula in Deventer, liepen de laatste bezoekers huiswaarts. Echtgenote Adrie, Dick junior, die als duivenhouder in de voetsporen van vader trad en broer Harry met partner, wuifden me bij binnenkomst toe. De 88-jarige Dick lag vredig in de kist en gedurende zeker twintig minuten werd er rustig en met respect over diens leven gepraat. Ik hoorde dingen, die ik in de bijna kwart eeuw dat hij lid was van onze club, nooit gehoord had.  Adrie en Dick junior fleurden op bij de anekdotes en stelden mijn aanwezigheid zeer op prijs in woord en gebaar. Het geeft een goed gevoel, als je mensen de laatste eer kunt bewijzen en de nabestaanden kunt troosten. Op weg naar huis, realiseerde ik me, dat Dick het tiende lid in ongeveer twee maanden is, die onze duivenclub om uiteenlopende redenen verlaat. Een gezonde 92-jarige, die weet dat het halen van de eeuw nog een hele toer wordt. Ook het halen van het benodigde minimum aantal inkorvers wordt steeds lastiger. Daar moeten we iets op verzinnen!

Verkoop

De totale verkoop van de duiven van Bram, hield me ook bezig. Bram heeft als clublid bedankt en stapt uit ons team. Zijn huis werd verkocht en samen met Marga verhuisde hij nog geen twee maanden geleden naar Apeldoorn. Ook een soort afscheid. De week maakte me melancholiek. Gisteren was de sterf- en geboortedag van Joke Geven. Ik was enkele dagen eerder nog op Greenfield Stud. Hans werd 88 jaar en vierde zijn verjaardag met Hilma en met corona. Gelukkig lijkt het mild te verlopen. Bij het aanrijden, dacht ik meteen aan al die maandagen met Joke. Met Hans bespraken via de app  haar dood, precies een jaar geleden. Ook aan Martin moest ik denken. Hij stierf zes jaar geleden. Hij en Joke vormden een hecht en bijzonder stel. Wat hebben we niet oneindig over het mysterie in de duivensport geouwehoerd en over alles wat ons bezig hield. Die mooie momenten mis ik. We waren aan elkaar gewaagd in het jonge duivenspel, beiden fanatiek, maar met wederzijds respect en echte duivenvrienden. Het leven vliegt voorbij! Vergeet niet elke dag te genieten.

Duiven

Doordat ik al tientallen jaren alleen met jonge duiven speel, vanwege mijn allergie, ken ik de beperkingen en de voordelen. Elk jaar begin ik met een schone lei en mijn nieuwsgierigheid naar verschillende soorten duiven kon ik daardoor aardig bevredigen. Ooit vroeg een fondspeler me, of ik zijn duiven wilde testen. Dat zag ik niet zitten. Ik vond het idee op voorhand kansloos. “Jij kunt ze misschien wel op de uitslag krijgen, want het zijn voor veel geld aangeschafte duiven”, benadrukte hij. Ik haalde mijn schouders op. “Voor mij is dat tijdverspilling, waar ik niets mee opschiet”, was mijn argument om het niet te doen. Een andere ZLU-speler had duiven van Pieter Veenstra aangeschaft. Hij dacht, dat ik er wonderen mee zou verrichten. Toen ik de duiven ontving, wist ik al, dat het niets zou worden en dat lag niet aan Pieter. “Zien de jongen er luxe uit?”, vroeg Martin me de eerstvolgende maandag. “Dat is het probleem”, antwoordde ik. “Dan maak ik me geen zorgen, want dan wordt het niks”, zei Martin met grote stelligheid. Hij kreeg gelijk. Een andere liefhebber kweekte duiven van Koopman en Ad Schaerlaeckens-origine voor me. Ook daar slaagde ik niet mee en dat lag niet aan de naamgevers op de stamkaart. De kweekduiven van de man zaten al sinds mensenheugnis vast en de nafok miste de gewenste vitaliteit in mijn ogen. Daar win je de oorlog ook niet mee. Op zeker moment raakte ik in de ban van de duiven van Hans Hak. Een hardwerkende, aardige sportman, met fantastische uitslagen op de dagfond. Ik schafte met Albert wat zomerjongen aan en we kweekten eruit. “Dat wordt niks”, waarschuwde Martin, toen ik het hem vertelde. “Jij moet snelle duiven aanschaffen, geen dagfondduiven.” Ik was koppig en wilde het tegendeel bewijzen, maar Martin kreeg gelijk. Helaas maakte hij dit niet meer mee. De Hakduiven waren zeker niet slecht, maar ze zijn geselecteerd voor de dagfond en niet voor mijn spelletje. Via een internetverkoop hielden we de schade beperkt, want de Hakduiven lagen op dat moment goed in de markt. In 2020 maakt ik via Joke Geven kennis met de WdB-duiven. Ik had ze al enkele jaren gevolgd, via de zomerjongenverkoop via “de Duif”. Eijerkamp investeerde in 2019 in een ronde en Joke kreeg ze onder haar hoede. Heel tevreden was ze niet en dan zeg ik het netjes. De duiven waren in het nieuwe milieu lastig gezond te houden. Daar kon Willem natuurlijk niks aan doen. Wie Joke gekend heeft, weet dat ze goed met duiven kan omgaan. Voor haar zijn dingen echter zwart of wit. Grijstinten kende ze niet. Geen vijftig tinten en ook geen één nuance grijs. Elke maandag hoorde ik haar gemopper aan. “Straks als jaarling krijg je plezier van deze duiven. Willem heeft geweldige duiven en hij zal Eijerkamp zeker geen rommel geleverd hebben”, hield ik haar voor. In januari is er de traditionele “vriendendag” bij Eijerkamp en ik was ook uitgenodigd. Een uitgelezen kans voor Joke, om mij de haar toevertrouwde toekomstige jaarlingen te tonen. Joke hechtte aan mijn mening en ik was onder de indruk. Overwegend WdB met hier en daar wat Leideman en Eijerkamp gekruist. “Daar krijg je straks plezier van”, hield ik haar voor. Evert Jan vroeg me, of ik belangstelling had voor wat testduiven. Ik vroeg bedenktijd. ’s Avonds in bed dacht ik aan wat ik op het hok van Joke gezien had. Eijerkamp wist nog niks van deze duiven, want als jong hadden ze door gezondheidsproblemen weinig laten zien. Ik dacht aan de voor mij onbetaalbare WdB-duiven in de traditionele kerstveiling, aan de meubels, die we bij Eijerkamp wilden aanschaffen en ineens viel het kwartje, midden in de nacht. Overleg met Hans, met Evert Jan en met Joke. Er zouden tien duifjes van het hok van Joke voor mij geringd worden. Ik had tien speciale derbyringen van de kring en gaf die aan Joke. “Eén voor jou en één voor mezelf uit de betere koppels. Een goed idee?” Je mag van Joke van alles vinden, maar ze was goudeerlijk en had het goed met me voor. Toen de jongen speenklaar waren, haalde ik ze op. Joke had ze gereed staan en ik schoof aan in de kantine voor de koffie. Natuurlijk had ik verse gevulde koeken van bakker Bril meegenomen en al smullend werden de duiven door Hans, Evert Jan en nadrukkelijk door Oliver beoordeeld. Cees kende de jongen, omdat hij vaak samen met Joke de duiven verzorgde. Ze zagen er “luxe” uit, om in  de vocabulaire van Martin te spreken. “Twee doffers heb ik voor jou geringd, want ik heb liever duivinnen voor de toekomst”, vertelde Joke. Ik bekeek de twee prachtige jonge doffers en verschoot van kleur toen Hans me de stamkaart onder de neus schoof. Kleinkinderen van “Murphy’s Law” ! Ook aan de overige acht mankeerde helemaal niets. Uit een zoon en dochter van “Uranus” en ook jongen uit de samenzetting met het beste van Leideman. “Jij kunt er wat mee, Freek en ik gun ze jou van harte” fluisterde Hans me toe. Blij en dankbaar reed ik naar Gietelo, die ochtend in 2020.

Kwaliteit

De tien “Jokeduifjes”, zoals ik de Eijerkampaanwinsten noemde, groeiden uit tot prachtige duiven. Natuurlijk pakte de havik er een paar, maar op de eerste prijsvlucht waren er nog zes inzetbaar. Ze vlogen goed en pakten samen  de helft van de derbypot. Elke maandagavond moorkoppen en Joke kon nauwelijks geloven, dat “haar” duifjes het gebak wekelijks verdienden met prima uitslagen. Joke was inmiddels ook wat milder geworden over de jaarlingen van WdB-origine. In het begin klaagde ze en had ze het gevoel, dat ze “voor spek en bonen meevloog”. Ik ging daar niet in mee. “Je moet niet zeuren over allerlei onbenulligheden en je zelf de put in praten. Denk aan Martin, focus op je duivinnen en laat zien, dat je het nog niet verleerd bent.” Joke was gevoelig voor de peptalk en had een sparringpartner nodig, die haar met de neus op de feiten drukte. Geloof het of niet, maar twee weken later was het al raak. “Becky” was de eerste duif bij Eijerkamp op een midfondvlucht en nog geen uur later stond ik met een grote bos “schapenkoppen” uit eigen tuin op haar stoep. Een duivin van Joke. Een WdB-duifje, waaruit ze mij een jong geringd had, flikte het. Ze was apetrots. “Zie je nou wel, dat die duiven van Willem kwaliteit hebben”, hield ik haar voor. Enkele weken later was het opnieuw bingo. Zelfs de naam van haar winnende duivin ( “Yin Dee” ) weet ik nog. Eerste teletekst, als klap op de vuurpijl. Het was goed voor haar gevoel van eigenwaarde en in mijn ogen een moorkop waard!

22 8225969

Broeders

In Gietelo deden de kleinzonen van “Murphy’s Law” het goed. Op de één of andere manier ben ik altijd goed met doffers en vaak ook met twee broers uit één nest. Joke genoot, als ik haar complimenteerde met haar goeie intuïtie bij het ringen. Bij haar vlogen de “tegenjongen” uit hetzelfde nest van de overige koppels toch net wat minder. In Gietelo werd ik echter blij verrast door twee broers, die ik vooraf onder op de stapel van favorieten had gelegd. Ook Bram was verrast. Dan bracht hij me jongen met vijf keer “Kleine Dirk” in de stamboom en maakten twee ongepaarde broers uit een “fancykoppeling” week na week het mooie weer met talrijke kopprijzen en drie keer teletekst. Voor mij was toen al duidelijk, dat een stamkaart pas interessant wordt, als de duif in kwestie bewezen heeft een postduif te zijn. “Teletekst Henk ‘57” en “Olympic Frank ‘58” verschaften me het meeste plezier. Dan is het toch niet belangrijk, als op de stamkaart geen “Harry”, “Hurricane” of “Hallilujah” staat? Gelukkig laat ik me door commercie niet beïnvloeden. Stond ooit met een 1eTeletekstwinnaar tien minuten in handen. Te wikken en te wegen en voltrok met het zweet in mijn handen het vonnis. Je moet realistisch blijven, als je verder wilt komen in de sport en soms keihard. Ook een 1e asduif in de afdeling onderging hetzelfde lot. Dat doet zeer en daar ben ik niet trots op. Als een duif niks van waarde op de wereld zet, na diverse omkoppelingen en na jaren geduld, dan moet je niet doormodderen, maar je verlies nemen en doorpakken. Zelfs onder teletekstwinnaars en 1e asduiven op het hoogste niveau, zitten duiven , die het uiteindelijk niet blijken te zijn. “De liefhebber met het scherpste mes komt het verst”, zei Cees Suijkerbuijk uit Eefde ooit tegen mij.  Zijn oudste broer Jan en ondergetekende, waren het op dat vlak roerend met hem eens. Geduld is goed, als het maar niet te lang duurt. Mijn door ondervinding opgedane les van vandaag: kweek uit je beste duiven. Die hebben het bewezen. En als ze in de kweek geen talent tonen, zoek dan anderen. Onlangs sprak ik dorpsgenoot Sando Verbeek. “Freek, ik heb dertig kweekkoppels en de stamkaarten staan bol van de mooie namen. Mijn beste duiven van het moment, komen uit mijn beste vliegduiven uit mijn Hallse periode, met een minder indrukwekkende stamboom. Hoe kijk jij daarnaar”? Mijn mening kwam overeen met wat hij zelf al had bedacht: niet kijken naar stambomen. Verder gaan met kwekers die rendement geven en de rest wegdoen. Scheelt tijd, geld en ergernis!  Het gaat om de duif. Niet om de stamkaart. Toen dacht ik aan “Olympic Frank” en zijn veelbelovende kleinzoon “Cor van Gogh”. Als ik me door de stamkaart had laten leiden, was “Cor” nooit geboren. Gelukkig ben ik niet helemaal op mijn achterhoofd gevallen.  (wordt vervolgd)

Voorster Varia (14)

Voorster Varia (14)

Einde

Bram is met de duivensport gestopt. Zijn prachtige, rietgedekte villa is verkocht en Bram woont sedert 1 september in een appartement in Apeldoorn. De tijd was rijp.  Marga kreeg ouderdomsverschijnselen en kon haar fraaie, arbeidsintensieve buxustuin niet meer bijhouden, zoals ze wenste. Bram kreeg enige jaren geleden al een waarschuwing middels een hartstilstand en dan ga je nadenken. Op de dag, dat Poetin de “speciale actie” tegen Oekraïne begon, hakten Bram en Marga de knoop door. Dat dit het einde van Bram’s duivensportloopbaan zou betekenen, daar maakte hij geen geheim van. Een mooi moment voor mij om terug te blikken op hoe het begon. Bram leverde in het verleden al duiven aan buurman Max Slinkman en nieuwkomer en dierenarts Maurits Bosgoed. Max stierf te vroeg en Maurits kon door een jong gezin met vier kinderen, drukke, onregelmatige werkzaamheden en een veelheid aan hobby’s zijn aspiraties op duivengebied niet waarmaken. Twee jaren deed hij mee en etaleerde zijn ambitie en talenten, maar al snel werd duidelijk, dat hij dit niet kon continueren. Jammer, maar ik zag het aankomen en begrijp het volkomen. In die periode, kocht ik een bon van Bram. Die werd royaal verzilverd, met  drie mooie jonkies. Eén jong vloog een eerste prijs en dat was het begin van onze samenwerking in 2015. De traditie van de bon voor het goede doel bleef, alleen kreeg ik er niet één, maar op het laatst wel zestig jongen voor. Daar werden we allen wijzer van. Zo werd Bram ons jongste teamlid, ook al was hij in leeftijd de oudste.

Olympic Frank

In de loop der jaren kwamen er vele goeie en bruikbare junioren van Bram, maar natuurlijk ook deugnieten. Bram vond het aanvankelijk al heel mooi, als een junior vijf prijzen vloog. Voor mij was dat na verloop van tijd niet meer zo spannend. In 2018 leverde Bram drie junioren, die 1e, 2e en 3e asduif van de kring werden. Daar was hij terecht fier op, net als ik. Ook meerdere teletekstduiven scoorden airmiles en vervulden ons met trots. Gedeelde vreugd is immers dubbele vreugd! Eerst was een plaatsje op teletekst al bijzonder, maar de lat kwam steeds hoger te liggen. Een eerste plek op Teletekst werd het streven. In 2020 leverde Bram weer een mooie ploeg. Daaronder ook twee jongen uit een toevallig koppel. Bram had een doffer, waarvan  hij graag twee  jongen in Gietelo wilde testen. Hij kwam echter een duivin tekort. Albert verzorgde de laatste jaren incidenteel de duiven bij Bram. Toen hij in het ziekenhuis lag, na de hartstilstand, maar ook bij wintersportvakanties. Albert had toevallig nog een duivinnetje over, die hij in het laat ophaalde op een bon bij Henk & Frank Jacobs. Soms helpt het toeval een handje en wordt een gouden kweekkoppel fortuinlijk geformeerd. De twee doffers uit het “toevalskoppel” bleken echte goudhaantjes. De ’57 was de regelmatige, die eenmaal uit zijn slof schoot met 2e Teletekst. Broer ’58 was de “pointeur”. De ene week flierefluitend na de prijzen thuis, maar ook drie keer steenvroeg met 1e GOU Noord en 4e GOU Noord (Teletekst). Dat zijn de momenten, die me bijblijven. Aan Olympiadenominatie had trouwens niemand binnen het team gedacht. Dat kwam als een complete verrassing. De moeder van “Teletekst Henk ‘57” en “Olympic Frank ‘58” was na de kweek teruggegeven aan  Albert. Onwetend van haar heldendaden in de kweek, transfereerde Albert haar roemloos naar de kliko, omdat ze in de weg zat en hij te veel duiven had. Geen geromantiseerd heldenepos, maar wel de naakte waarheid. Waarom zou je dingen mooier maken dan ze zijn? Natuurlijk baalden Bram en ik, maar Albert nog meer. Als je alles vooruit weet, kun je voor een kwartje de wereld rond. We wikken en we wegen, halen allerlei theorieën van stal, zoeken verkenningscirkels, décalage’s, kweekwratjes, witte teentjes, heterosis en meer. Alsof het samenstellen van kweekkoppels wetenschap of hogere wiskunde is. Tenslotte blijkt een speelse chimpansee meer verstand van beleggen te hebben, dan de hoogopgeleide specialist. Niet een kilo wijsheid, maar gewoon een ons geluk lag aan de heldendaden van de toppers van 2020 ten grondslag!

Kweektalent

Natuurlijk is het niet mijn bedoeling om Bram als kweker onderuit te halen. Hij was altijd één en al enthousiasme en nam de kweek heel serieus en weloverwogen. Samen genoten we van de plaatjes van junioren, die hij in het voorjaar als zijn kinderen afleverde en dan liep het water uit onze monden, zeker bij het aanschouwen van de stamkaarten. We weten echter allemaal, dat er veel meer klatergoud dan goud is op de wereld. Papier is geduldig en een stamkaart kan niet vliegen. Vorig jaar bracht Bram me de eerste jongen van “Olympic Frank”. Na afloop van het vliegseizoen waren er nog drie aanwezig.  Ze hadden prima gevlogen en Bram wilde ze in het najaar ophalen. Ik ga me, na een seizoen intensieve omgang met mijn “kinderen” , hechten aan bepaalde duiven. Duiven, die me week na week teleurstellen, kan ik missen als kiespijn. Duiven, die voor hun eindexamen geslaagd zijn, laat ik met gemengde gevoelens vertrekken. Een duif, die het uitmuntend gedaan heeft en waar ik iets in zie, daar ga ik aan hechten en die wil ik graag als kweker behouden en er zeggenschap over hebben. In het verleden behield ik “Janneke” (3e asduif) en “José” (teletekst). “Dit is de bonduif, die ik van je kocht. Die krijg je niet terug”, blufte ik.  Bram liet dit gaan. Ik kreeg de duiven kosteloos om te testen en Bram kreeg ze goed opgeleid retour. Dat ene bonduifje kwam me toe, vond ik.  Als tegenprestatie voor alle werk, alle kosten en de door mij gerealiseerde meerwaarde. Zo ging het ook met die ene dochter van “Olympic Frank”. Ik had haar “Toos” genoemd, naar mijn moeder en ik was me aan het duifje gaan hechten. Ze vloog acht prijzen en was onze beste duivin vorig jaar. Ook mijn enige nazaat van de duif, die ik nota bene zelf had groot gemaakt. In gedachten koppelde ik haar aan onze beste junior “Ernst”. Genoemd naar mijn vader. Deze vloog als jong van de derde ronde, ongepaard op het schapje, naar de titel van 1e asduif club/ kring. Een beter voorbeeld van goed maal goed kon ik niet bedenken. Vol verwachting klopte ons hart. Helaas was het lot ons aanvankelijk niet goedgezind. De ‘942 werd opgegeven door de dierenambulance met een gebroken vleugel. Euthanasie stelden ze gelukkig zelf voor. De ‘917 stierf als eerste duif, toen de colipleuris uitbrak en wat later hoorden we via Adriaan Aalpoel, dat ring ‘968 was gevonden onder het nest van de slechtvalk op de toren in Zutphen. De ‘955, keerde na weken zwerven, zelf als een scheermes retour, had weken nodig om op gewicht te komen en vloog vervolgens goed prijs. Helaas was ze zo dom om verontreinigd water van de tomatenkas te drinken, waardoor ze alsnog stierf. Niet alles in 2022 was een succesverhaal. Goed maal goed geeft ook alleen maar narigheid, hoor ik U bijna denken. Van de vier rondes kwam telkens één jong tragisch aan zijn of haar einde. Dat klopt. We hadden echter acht jongen van vier rondes. Die vier “tegenjongen” deden het stuk voor stuk naar wens door als eerste op het hok te arriveren van een vlucht, of door minimaal één absolute kopprijs (1:100 of zelfs 1:1000). Voor zulke duiven mag je me wakker maken, vooral als ze het ongepaard en zonder bijzondere motivatie doen. Was het wijsheid om “Ernst” tegen “Toos” te zetten? Welnee. “Ernst” was als jong een rustige, evenwichtige doffer, die me negen keer blij maakte door netjes op tijd te komen. Gewoon ongepaard op het schapje. Een geeloog, met veel toppers (Ché, Nieuwe Olympiade, Celena) in het voorgeslacht en een vader, die onze regelmatigste prijsvlieger in 2020 was.  Een brave, vale doffer uit stamduif “Brutus”. De nestzus van “Vale Brave” was trouwens als 3e asduif in de regio, ook geen klungel.  De moeder van “Ernst” vloog teletekst. Niet de eerste de beste dakschijter dus.  Uit zulke duiven kun je rustig kweken.  “Toos” vloog vorig jaar acht keer prijs, heeft een vader die 1 Olympiadeduif van Nederland was in Roemenië, maar die verder geen echte wereldduiven op de stamkaart heeft staan. Wel een doffer, die een pure pointeur was op het schapje en daar hou ik van! Namen zeggen niet alles.

Van Gogh

Afgelopen winter had ik een discussie met de jongste broer van José. Het ging over Vincent van Gogh. René is een echte cultuurliefhebber, weet minstens zoveel van kunst en architectuur als ik van duiven en is zeer bereisd en belezen. Niet slim om dan over van Gogh in discussie te gaan met hem. Toch deed ik het. Ik meende, dat van Gogh een zoon had en ooit getrouwd geweest was. René betwistte dit en hij had gelijk. Helemaal uit de lucht gegrepen was mijn vermeende kennis ook weer niet. Ik wilde weten hoe het zat en las op Wikepedia, dat Vincent samenwoonde met Sien Hoornik in Den Haag. Er werd in die periode inderdaad een jochie geboren. Als prostituee was het kindje een “bedrijfsongelukje” van de armoedige Sien, al was er destijds nog geen D.N.A. onderzoek. Het wettig en overtuigend bewijs ontbrak. Het kindje had waarschijnlijk geen rood haar en Sien en Vincent waren inderdaad niet getrouwd. René had dus gelijk!  Ik las echter verder, want het leven van Vincent van Gogh was behalve diep tragisch, ook boeiend. Hij werd geboren op 30 maart 1852. Zelf ben ik van 30 december 1952. Toevallig honderd jaar verschil, dus gemakkelijk te onthouden met dit ezelsbruggetje.  De Vincent Willem van Gogh, die wij kennen als de beroemde schilder, werd geboren op 30 maart 1853. Op de geboorte- en sterfdag van de eerste Vincent Willem van 1952. Toevallig kreeg ik op mijn verjaardag, op de dertigste, ook een broertje en op de leeftijd van zes weken balanceerde ik op het randje van de dood. Toevallige overeenkomsten, geen verdiensten. Ik las met stijgende verbazing verder. Na Vincent Willem, werd er een zusje geboren, net als bij mij. Daarna kwam de bekende Theo, die zijn oudere broer voortdurend financieel ondersteunde. Ik kreeg broer Henk als verjaardagscadeautje. Daar houdt de vergelijking niet op. In het domineesgezin werden na Theo twee meisjes geboren. Het begint dan een beetje eng te worden. Ook ik kreeg na Henk twee zusjes. Als laatste kreeg Vincent zijn jongste broer Cor. In het kolenboersgezin Wagenaar was dat Ben. Daar bleef het in beide gezinnen bij. Toen ik het las, had ik meteen het idee daar iets mee te doen. Met Sander besprak ik mijn plan. Dochter Lieve voegde de daad bij het woord en stuurde wat voorstellen. Leuk, die betrokkenheid! Voor mij stond vast, dat het koppel “Ernst” x “Toos” de van Gogh-dynastie zou leveren.

Kweekwonder

Zou “Olympic Frank ‘58” kweekpotentie hebben? Veel topduiven brengen nooit één goed jong voort. Zijn enige kind op ons hok moest het met haar partner waarmaken. Gelukkig wist het koppel zelf van niets en drukte er geen last op hun schouders. We hadden drie doffers uit “Ernst” en “Toos”. De ‘941 werd “Vincent”, de ‘954 werd “Theo” en de jongste telg ‘969 van de vierde ronde werd “Cor”. De oudste van de zussen van Gogh, t.w. “Anna” kon ook vanaf de eerste vlucht worden ingezet. Achteraf is het best bijzonder, dat de vier “van Goghjes” allen het moeilijke vliegseizoen overleefd hebben. “Cor van Gogh” verenigde het beste van zijn (voor)ouders in zich. Hij had op de eerste zes vluchten het vizier scherp en eindigde vier keer rats aan de kop. Op de laatste twee vluchten arriveerde hij gemotiveerd, maar helaas pal uit het noorden en net na de prijzen. Moet je daar moeilijk over doen? Beide keren was ik dolblij, dat ik hem zag. Met een 5e, een 3e en twee keer een eerste in regioverband (o.a. 1e Teletekst GOU Noord), was hij ook met twee missers de absolute ster van 2022. Er is een kans, dat “Cor” in de voetsporen van zijn illustere grootvader treedt. Aangezien we slechts één nazaat van “Olympic Frank ‘58” bezitten, zouden we hem graag aankopen op de veiling van GPS, die zondag afloopt. Ik weet, wat hij gepresteerd heeft op de vluchten en ik weet ook, dat hij zijn kwaliteiten door kan geven aan zijn (klein)kinderen. Toch is er iets, dat me weerhoudt om te bieden. Ik zal de duif onder moeten brengen bij één van mijn teamleden. Dat wil ik ze echter niet aandoen. Zo’n dure duif op je hok is een kwetsbaar bezit. Je hoeft niet veel fantasie te hebben om te bedenken, wat er allemaal mis kan gaan. Duivensport is voor mij nog steeds pure hobby. Compagnons moet je koesteren en niet opzadelen met angsttrauma’s.  Ik heb een prachtige foto van hem en bewaar schitterende herinnerringen aan zijn twee teletekstplaatsen, zijn klassering als beste Nederlandse j.d. voor de Olympiade Roemenië en alles daar omheen. Mooier zal het nooit worden. Afscheid nemen op het hoogtepunt en vertrouwen, dat zijn nazaten voor goeie nafok kunnen zorgen. Jammer, dat het zo loopt, maar ik hoop, dat de nieuwe eigenaar er net zo veel plezier aan gaat beleven als ons team!

Moraal

Van het koppel “Ernst” x “Toos” verlegden we de eieren. Drie keer schakelden we een voedsterkoppel in en de vierde keer mochten ze de jonkies zelf groot brengen. Zal de kwaliteit niet achteruit hobbelen door dat overleggen? We waren benieuwd en empirisch onderzoek geeft het antwoord.  Het zat allemaal mee en het leverde acht jongen op. Van elke ronde brachten we één jong aan de start en één jong kwam telkens tragisch aan zijn/haar einde. Toeval, denk ik, zoals het ook toeval is dat we precies weten, wat er met de acht duiven gebeurd is.  De drie van Gogh-broers stierven als dertigers. Toeval, of het gevolg van een risicovol leven in een andere tijd?  Het is frappant, dat het jong met het hoogste ringnummer met overmacht de beste werd, waaruit blijkt, dat het overleggen geen negatieve invloed had op de kwaliteit. Of we dit in de toekomst herhalen? Ik denk het niet. Het zal toeval geweest zijn. Nooit eerder deden we zoiets en gevoelsmatig lijkt het me niet voor herhaling vatbaar. Dat de kwaliteit van de eieren/ jongen niet achteruit gaat bij overleggen, dat bewijst onze “Cor ‘969”! Achteraf extra jammer, dat nestbroer ‘968 pech had en roemloos eindigde als voedsel voor de jonge slechtvalken in Zutphen. Pech en geluk liggen dicht bij elkaar. Geluk moet je afdwingen en pech kun je over jezelf afroepen. Dat ondervond Feijenoord een uur geleden in de laatste minuut tegen Sturm Graz. Bij veelvuldig overleggen zullen de duivinnen wel sneller opgebrand en uitgelegd raken, denk ik. Dat wil je niet. Het moet geen bio-industrie worden!  (wordt vervolgd)

Voorster Varia (13)

Voorster Varia (13)

Ongeluksgetal

Bijgelovig ben ik niet. Waarschijnlijk zou ik normaliter niet eens de link gelegd hebben tussen de inhoud van mijn schrijven en de dertiende versie. Soms liggen uitersten dicht bij elkaar. Ik herinner me oud-collega Ruud de Wilde. Hoofd ener dorpsschool te Gietelo en begraven op de natuurbegraafplaats in Assel. Ruud was een omstreden zij-instromer. In geen enkel opzicht doorsnee te noemen. Hij was excentriek gekleed, met steevast een pet met klep aan voor- en achterzijde, die hem de uitstraling van Sherlock Holmes gaven. Vaak een sigaret op de onderlip, uitzonderlijk goed in werken met getallen, klassiek aandoend taalgebruik,  een driftkikker, Bijbelkenner en bevlogen verteller van spannende en vooral huiveringwekkende verhalen.  Ik denk, dat we tegenpolen waren en op de één of andere manier respecteerden we elkaar. Ruud zei het dikwijls: geniaal en gek liggen in de hersens dicht bij elkaar. Misschien vond hij zichzelf een voorbeeld van zijn stelling, al zei hij dat nooit met zoveel woorden. Een bijzondere man, laten we het daar op houden. Wat geldt voor geniaal en gek, geldt misschien ook voor geluk en ongeluk. Vanaf Dizy le Gros kwamen onze duiven naar tevredenheid. Beide getekenden arriveerden net na de prijzen en uiteindelijk verspeelden we drie van onze betere duiven, waaronder “Tineke”, die nog niet gemist had en hoog stond bij de asduiven in de regio. Geluk en ongeluk komen soms samen. “Tineke” komt uit een basiskoppel: “Brutus” x “Janneke”. Uit deze lijn komen soms duiven, die ongepaard en gewoon vanaf het schapje, vroege prijzen kunnen winnen. Een eigenschap, die voor mij zwaar telt. Het verlies van drie veelbelovende junioren op de zevende prijsvlucht, deed en doet me zeer.

Onverklaarbaar

Voor de laatste reguliere prijsvlucht twijfelde ik. De weersvooruitzichten waren niet best. Net als een week eerder, kon het wel eens drie nachten mand worden. Voor het kring- en regiokampioenschap maakte ik me geen zorgen, maar ik zag in de aanloop, dat onze achterstand op Lotte Eijerkamp in de afdeling, minimaal was. Tien duiven spelen, opperde Albert. Dan heb je aan één vroege duif genoeg. Ik zat daar zelf ook aan te denken. Slecht weer op zaterdag, net drie van je beste junioren verspeeld, waarom niet de troefkaart spelen? Ik had op maandagavond zes kleine papjongskes ondergeschoven bij zes koppels, die er aan toe waren. Dat betekent drie dagen pap azen en dan twee en zeer waarschijnlijk drie nachten mand. Dat pakt vaak verkeerd uit, is mijn ervaring. Ik besloot om de papazende junioren op de natourvlucht te korven. Met één nacht mand is dat een ideale stand. Mijn eerstgetekende werd een achterkleinzoon van het eerder genoemde basiskoppel. Een jong van de vierde ronde! Met vier pure kopprijzen, behaald op het schapje, gaf ik hem het vertrouwen. Tweede getekende werd een duivinnetje van de derde ronde, die tekenen van verliefdheid toonde en al twee keer op rij bij de eersten arriveerde. Een doffer van de vierde ronde en duivin van de derde ronde moesten de kar trekken. Ik vulde de ploeg van tien aan met duiven, die minimaal één keer een vroege prijs speelden. De natourvlucht Niergnies werd Dizy le Gros en de slotvlucht voor de jonge duiven werd Nanteuil i.p.v. Troyes. Op zondagmiddag klonk voor beide vluchten het startsein, maar zodanig, dat niet te voorspellen was welke vlucht eerder thuis zou zijn. We hadden, naast de vaste supporters, Aart Bronkhorst en Theo en Ricky Oortwijn als lettende gasten. Theo heeft een broze gezondheid, kan zelf geen duiven meer houden, maar is nog steeds nauw betrokken bij het wel en wee binnen “Steeds Verder”. Een boekhouder, die het leuk vindt om bijvoorbeeld de resultaten van onze junioren bij te houden en vast te leggen. Door Compustam en Sander is zijn nobele werk overbodig geworden, maar Theo wilde heel graag getuige zijn van de slotvlucht. Ik verwelkomde Theo en Ricky als een soort ereleden en zag, dat hij ondanks zijn doofheid en beperkingen, genoot. Intussen naderde het moment, dat een eerste aankomst realistisch werd. Het mooiste moment in een duivenweekend, dat we deelden met Rini, Jaap, Sander, José en moeder Toos. Alle ogen waren gericht op Kwatta en tuurden in de bekende richting. Ineens kwam uit het zuidoosten, de eerste duif. Tot mijn verrassing was het de tweede getekende van Nanteuil. Opluchting en opwinding natuurlijk. Voor Nanteuil waren de punten binnen. Twee minuten later arriveerde de tweede duif. Een azend duivinnetje van de natourvlucht. Onze eerstgetekende en dochter van “Emma”. De duivin van Joke, die ze vlak voor haar dood aanbood als souvenir “ter nagedachtenis aan Martin & Joke”.  Een mooi moment! Daarna arriveerden er wel duiven van de natour, maar niet van Nanteuil. Opnieuw lagen geluk en ongeluk dicht bij elkaar. Nog steeds missen we drie van de tien Nanteuilgangers en dat waren duiven, waarvoor ik al een plekje op het kweekhok gereserveerd had!  Eerste onaangewezen in kring, regio en GOU en toch een kater!

Vlieglijn

In de vorige editie, had ik het over de vlieglijn. Ik beperkte me, tot mijn eigen situatie. In Gietelo arriveren de duiven vrijwel altijd uit het zuidoosten. Alsof er een onzichtbaar spoorlijntje loopt. Vanaf de kassen van rozenkweker van Dalen, niet ver van de IJssel, via de Voorsterklei en dan, met als waarschijnlijk baken de hervormde kerk in Voorst, richting bakker Bril. Iedere liefhebber in regio Noord-Oost zal zijn of haar eigen verhaal hebben m.b.t. de vlieglijn. Johan van Dijk uit Eerbeek, weet wat ik bedoel. Ooit speelde ik in Zutphen (veertig jaar geleden inmiddels). Eerbeek behoorde toen tot de kring Zutphen en deed net als Voorst voor spek en bonen mee. “Geen goeie duiven en geen goeie liefhebbers”, zeiden ze in Zutphen. Makkelijk praten, als je zelf in de vlieglijn ligt!  Johan Gijsberts was afgelopen jaar in Zutphen de beste jonge duivenspeler achter Eijerkamp. Appie Jurriëns en Team Roording deden het net iets minder in mijn optiek. Vorig jaar was Johan openhartig, toen ik hem vroeg hoe hij over zijn stek in Zutphen dacht. “In Zutphen kan, wat in Voorst onmogelijk was. Ik speel in het verlengde van Eijerkamp en kan als de duiven top zijn,  hen een enkele keer verslaan. Johan kreeg in Voorst de duivensport met de paplepel ingegoten. Hij was een nakomertje in een samengesteld gezin en ik heb altijd veel sympathie voor hem gehad. We leverden steenkolen bij vader Roelof en zijn Duitse vrouw en halfbroer Ulli kwam als kind regelmatig kijken bij mijn duiven. Johan was toen nog niet geboren. Hij had het niet altijd even gemakkelijk en woonde geruime tijd bij moeder en in de laatste fase van vader’s leven bij hem. Niet altijd kreeg hij het goede voorbeeld, maar hij maakte zijn eigen keuzes, leerde een ambacht en besefte, dat drank veel kapot maakt. Johan kent de schaduwzijde van het leven, maar bewandelt bewust een andere weg. Dat vind ik mooi en daar heb ik veel respect voor! Afgelopen jaar speelde hij met de jonge duiven fantastisch, haalde Teletekst en zal komende winter bij de diverse huldigingen menig podium beklimmen, of dit aan dochter Lorena overlaten. Johan gaat echter verhuizen. Terug naar de ouderlijke woning, die nog in zijn bezit is  en waar hij als bouwvakker een grote uitdaging ziet. “Volgend jaar speel ik weer met jonge duiven in Voorst. Niet ver van Sando. Mijn lidmaatschap bij de Hoven wordt beëindigd. Ik ben niet gek en Marcel Sangers vindt het jammer, maar hij begrijpt het helemaal en geeft me groot gelijk. Ik ga naar regio Noord-Oost. Tegen Zutphen ben je in Voorst kansloos”.

Stamvorming

De komst van Johan Gijsberts naar Voorst, juich ik toe. Concurrentie is goed. Sando begon vorig jaar in dorp Voorst, Bob van Zeist startte afgelopen zomer op de Clabanus,  in een bijna buitenwijk van Voorst,  komend jaar dus Johan. Dat houdt me scherp! Op eigen hok begint stamvorming gestalte te krijgen. Na mijn herstart in 2009, na acht duifloze jaren, had ik in hetzelfde jaar de asduif van de afdeling. “Jurriaan”, kreeg ik van Martin en Joke en ik dacht meteen een beoogde stamduif te hebben. Helaas miste hij kweekpotentie. In 2016 hadden we andermaal de asduif van de afdeling. “Marga”, genoemd naar de echtgenote van Bram. We beleefden als vliegduif plezier aan haar, maar andermaal werd het in de kweek geen succesnummer. Omdat we uitsluitend met jonge duiven spelen en vooral in de beginjaren her en der onze “testduiven” haalden, was stamvorming geen absolute noodzaak. Via diverse kanalen kwamen er nazaten van vele grootheden uit de vaderlandse en internationale duivensport de hokken in Gietelo bevolken. Dat werkt verhelderend. Duiven met stamkaarten gevuld met winnaars in groot verband, met Olympiadeduiven en met “modenamen”. De duifjes op onze hokken zijn zich nergens van bewust, vliegen naar beste kunnen onze vlieglijn, krijgen allemaal dezelfde verzorging en met degenen die het vaakst en regelmatigst bij de eerste duiven op de klep vallen, gaan we verder. Doordat we de afgelopen dertien jaar allerlei soorten en rassen konden testen, kregen we een aardig beeld van de intrinsieke kwaliteit ervan. Je wordt er nuchter van en kijkt met andere ogen naar “grote namen”.

André Roodhooft

Gisteren las ik een verhelderend verhaal van André Roodhooft in “Duifke Lacht”. Hij vertrouwt al een halve eeuw op zijn eigen stam duiven, oorspronkelijk van Nelles van de Pol-origine. “Uit de goeie lijn heeft men de meeste kans, op voorwaarde dat men het perfecte model blijft nastreven”. Roodhooft is de nuchterheid zelve. “Ik heb al meerdere kopvliegers en asduiven, die in Union Antwerpen het mooie weer maakten, opgeruimd, omdat ik er niet één goeie duif uit kon kweken”. Eerlijke taal van een liefhebber die heel zijn leven beroepshalve tussen de duiven zat en op eigen hok zijn vakmanschap als fijne melker bewees. Terug naar de stamvorming op eigen hok. In 2018 kroop uit een gekregen eitje van Hans Eijerkamp een doffer, die op het oog en in de hand alles had wat je van een postduif verlangt. Als grootouders het beste wat Eijerkamp door de jaren heen voortbracht of aankocht. We zetten er een door Bram gefokte duivin tegen, met diverse teletekstwinnaars in het voorgeslacht. Prestaties elders behaald, want de vader was een aangeschafte doffer, die bij Bram  al heel snel verloren ging. Veel belangrijker: het duifje had steeds pech met partners en nestjes, maar werd wel keurig derde asduif van de kring. In 2019 haalden we er een dochter uit die twee weken op rij de eerste prijs won in overkoepelend verband. Zoiets maakt indruk. Een jaar later gaf het basiskoppel twee nestmaatjes. De doffer was met acht uit acht zeer betrouwbaar, zijn zusje werd derde asduif in de regio. De betrouwbare doffer zetten we vorig jaar tegen een duivin van Bram van 100% Eijerkamp-origine. Belangrijker dan dat: ze won voor ons teletekst! Uit dit koppel (3e generatie dus), haalden we vorig jaar een jonge doffer van de derde ronde, die op het kasthok ongepaard vanaf het schapje negen keer prijs won en 1e asduif werd in de club en in de kring (1e j.d.midfond). Deze “Ernst” zetten we tegen onze beste jonge duivin (“Toos”) van vorig jaar met acht prijzen (dochter “Olympic Frank”) en daaruit viel dit jaar een doffer (vierde ronde), die wederom ongepaard en anoniem vanaf het schapje in de voetsporen van opa lijkt te treden. Dat maakt duivensport extra leuk. Welbewust werken aan stamvorming, selecteren op gemakkelijk prijs vliegen, zonder trucjes, weduwschap of nestspel. Dat geeft heel veel voldoening. Op zoek naar de van nature gezonde duif, met het perfecte, atletische lichaam, het goeie karakter en vroeg op de klep. Volgend jaar hopen we de vijfde generatie te begroeten uit deze lijn. “De goei zijn zeldzaam”, schrijft Roodhooft. ”Ik heb de goeie raad van Nelles van de Pol om uiterst streng te selecteren altijd toegepast”. André Roodhooft is ook heel duidelijk over bijhalen van fris bloed. “Een bijgehaalde duif krijgt slechts één jaar kans op het kweekhok. Als de eerste zes nazaten niet evenwaardig zijn aan de hokgenoten, wordt de aanwinst en alle afstammelingen zonder uitzondering opgeruimd”. Ik denk er precies hetzelfde over.  Wij hebben ook prachtige duiven, van edele komaf met voor ons onbetaalbare voorouders, die moeten vrezen voor hun toekomst. Niet goed genoeg!  Verhelderend is Roodhooft over de kans van slagen met nieuwe aanwinsten. Roodhooft noteert alles zorgvuldig, net als ik. “Slechts één op twaalf bijgehaalde duiven overleeft de zifting”. Lust je nog peultjes?

Mes

Onze buren John en Miranda zijn verhuisd. Bij het opruimen van zijn schuur vond John een groot, scherp mes. Een relatiegeschenk, dat doelloos en ongebruikt in een hoekje lag. “Jij kunt er vast iets mee, dan heb je nog een aandenken aan ons”, waren de woorden van John bij het overhandigen. Het mes komt regelmatig van pas bij tuinwerkzaamheden. “De liefhebber met het scherpste mes komt het verst in de duivensport”, waren de wijze woorden die wijlen Cees Suijkerbuijk uit Eefde me ooit toevertrouwde. Tegenwoordig woont Marcel Sangers in het huis van Cees. Veel grote namen in de duivensport verhuisden ooit naar hun huidige plek. Op de plek waar Marcel woont, werd altijd al sterk gespeeld. Daar hoefde hij zich geen zorgen over te maken. Ooit ging Adrie Heuvelink pal naast Bertie Camphuis wonen aan de Gaanderij, ook in Eefde. In Zutphen betrok Arjan Moespot de voormalige woning van Marcel. De vlieghokken bleven staan. Ook slim bekeken. Clubvoorzitter Wilfred Pasman van p.v. Zutphen, de vereniging van de Eijerkampen, verhuisde naar Empe, dat door dezelfde rijksweg doorsneden wordt als Voorst en door een spoorweg gescheiden wordt van dorp en gemeente Voorst. Wilfred weet, dat hij op de kortere afstanden tegenover Zutphen geen schijn van kans maakt in Empe. Daar maalt hij niet om, want Wilfred, gesteund door zijn Carolien, heeft zijn hart verpand aan de (grote) fond. Vorig weekend sprak ik hem aan de bar van zijn vereniging. Ze hebben een heel goed jaar achter de rug en Wilfred durft te investeren in hokken (het 24 meter lange hok van Aaldering is aangekocht) en in duiven. Toon Waanders leek de laatste duivenliefhebber van dorp Voorst te worden, maar met de komst van Sando en Johan en het sterke spel op de fond van Wilfred in Empe, de komst van Bob op de Clabanus en onze bijdrage in Gietelo, ontstaat er misschien een nieuw bolwerk aan deze kant van de IJssel!

Mysterie

Duivensport is een mysterie. Hoe is het mogelijk, dat je op twee slotvluchten zes van je beste jonge duiven verspeelt en er helemaal niets van hoort of terugkrijgt? Dan ga je twijfelen en zoeken. Wat ging er mis, of wat deed ik verkeerd? Afgelopen voorjaar bouwde ik een tomatenkasje. Het dak gevormd van doorzichtig plastic, afgedekt met gewolmaniseerde plankjes. Bruingroen tuinhout, verduurzaamd met chemicaliën. Op het kasje zitten vogels en op het plastic vormen zich plasjes van condens, sproeiwater en sporadische regen. De laatste weken werden de duiven aangetrokken, als door een magneet, naar dit kasje. Lebberend met hun snavel zag ik ze over het plastic gaan, drinkend van kleine bruingroene plasjes van vogelpoepsoep getrokken van uitgeloogd wolmanzout. Ik verjoeg ze meerdere malen, maakte het plastic schoon en droog, maar mogelijk was het kwaad reeds geschied. Een jonge duivin stierf om onverklaarbare reden diezelfde week. Ging het hier de laatste twee vluchten mis en verklaart dit de abnormale verliezen? Zekerheid heb je niet, maar ik heb al maatregelen getroffen om een herhaling volgend jaar te voorkomen.

Roording

Vijftien testduifjes kwamen er van Albert en Mannes. Uit de acht kweekkoppels. Wel, nadat de hokken in Eefde voor eigen gebruik gevuld waren. Logisch. In dezelfde periode, dat we de Roordingduifjes kregen, zetten we voor eigen gebruik nog een paar jongen voor onszelf af. Bonnenkopers willen iets te kiezen hebben en dan blijven er automatisch een paar jongen zitten, die ik toevoegde aan de laatst gespeende groep. De Roordingduifjes kwamen op een apart hok. Je ziet dan het verschijnsel, dat jongen die toegevoegd worden aan een iets oudere groep, zich uiteindelijk beter en sneller ontwikkelen. De apart gezette latere jongen zijn van dezelfde leeftijd en hier gaar de ontwikkeling wat trager. Ik probeerde de “Team Roordingduifjes” nog klaar te stomen voor de juniorenvluchten, maar dit mislukte. Het moet onder tijdsdruk wat geforceerd en dan moet je geluk hebben. Dat hadden we niet. Misschien haperde er iets aan de gezondheid en misschien liepen we iets te hard van stapel? Feit is, dat we er al voor aanvang van de vluchten tien kwijt waren. Ook de havik speelde daarbij een rol. De overgebleven duifjes vlogen de natour, maar waren niet onderscheidend. Niet goed genoeg, dus? Dat is een voorbarige conclusie. Ze waren onervaren en pril en dan mag je van vijf duifjes geen wonderen verwachten. Het vertrouwen in de TR-duifjes is zeker nog volop aanwezig. Behalve de vijftien junioren, kwamen er afgelopen winter een doffer en een duivin. Mannes kon ze niet plaatsen op zijn kweekhok, maar vond het zonde om ze weg te doen. We namen ze mee. Met de doffer hadden we in de kweek geen geluk, met de duivin des te meer. Ze komt uit het zgn. “Blitzkoppel” en was de eerste echt goeie nazaat uit dit stamkoppel, vertelde Albert met een twinkeling in zijn ogen. Bij ons fungeerde ze één ronde als voedster voor een ander koppel. De tweede ronde mocht ze met haar late partner zelf groot brengen, net als de derde ronde. Van de derde ronde ging er een jong weg als “bonduif”. De overige drie duifjes hielden we over en deden het met gemiddeld zes prijzen naar wens. Het duivinnetje van de derde ronde, was als getekende duif onze eerste duif en reddende engel vanaf de voor ons verder dramatisch verlopen Nanteuil. Bedankt, Albert en Mannes,  voor het vertrouwen en de prettige samenwerking!

Moraal

Een verhaal heeft vaak een moraal. Soms zitten er meerdere boodschappen in een verhaal. Geniaal en gek liggen in de hersens vlak bij elkaar. Ook geluk en pech komen soms hand in hand. Om stand te houden in de duivensport en continuïteit te bevorderen is stamvorming belangrijk. Een goeie prestatieduif moet goed gebouwd zijn. Als jonge duivenspeler heb ik veel vertrouwen in junioren met een goeie basissnelheid, een goed kompas. Het liefst junioren, die ongepaard, vanaf het schapje de motivatie vinden om vroeg op de klep te vallen. Liefst meerdere malen. Staar je niet blind op grote namen en moderassen. Hoe zat het met de vlieglijn aldaar en wat presteren ze bij jou? Om de top te bereiken in de duivensport, helpt het om op de goeie plek te wonen. Ook talent en inzet zijn medebepalend voor succes. Uiteindelijk maakt de echt goeie duif het verschil!  Als je zes van je beste junioren op twee weken verspeelt en de verreweg allerbeste keert na de prijzen retour, heb je dan geluk of ongeluk? Gelukkig heeft Moeder Toos het vliegseizoen ’22 in redelijke gezondheid gehaald en hebben we als team vele mooie momenten mogen beleven in goeie harmonie. Het vertrek als teamlid van Bram moeten we samen opvangen. Veel geluk samen met Marga in jullie geliefde Apeldoorn en bedankt voor je inbreng en goeie duiven, Bram!  Als corona en Poetin het toelaten, hopen we komende winter tijdens huldigingen met een glimlach aan seizoen 2022 terug te denken. Het was een mooie zomer!  (wordt vervolgd)

Voorster Varia (12)

Voorster Varia (12)

Radiostilte

Kort na de eerste prijsvlucht schreef ik mijn laatste verhaaltje. Ik hoor termen als “blog” en “vlog”, maar voor mij zijn het gewoon “hersenspinsels” of “stukkies”. Nu en dan krijg ik opmerkingen, soms zelfs complimenten. Er zijn mensen die mijn verhaaltjes missen en zich zorgen maken. Niet nodig. De behoefte om mijn hart te luchten was er even niet. De focus lag bij de duiven en de wekelijkse vluchten en voor mijn gevoel had ik helemaal geen tijd om uitgebreid achter de laptop te kruipen. In de eigen tuin kan ik mijn energie kwijt, ben vrijwel dagelijks wel even met moeder bezig, doe zo nu en dan wat dingetjes op het bedrijfsterrein bij broer Henk, hou de boel glad rondom het clubgebouw, probeer wekelijks leuke dingen te doen met José en vraag me vaak af, hoe ik ooit tijd had om te werken op school. Onzin natuurlijk, want de dingen die ik nu doe, deed ik in mijn werkzame leven ook. Niks veranderd. Waarschijnlijk doe ik nu alles bewuster, neem er meer de tijd voor en geniet meer van alles wat ik doe. Tijd voor een praatje tussendoor, tijd om rustig de krant te lezen. Je bent pensionado en hoeft niet meer de hele dag op de klok te kijken. En … met de jaren gaat je tempo achteruit! Er was nog een reden om niet te schrijven. Met de duiven gaat het overwegend goed. Daar hoef ik niet vals bescheiden over te doen. Moet ik “hosannaverhalen” gaan schrijven? Daar zit niemand op te wachten! Een krant is ten dode opgeschreven als het een goednieuwsblad wordt. De bladen aan de kiosk worden alleen verkocht als er kommer en kwel te melden is. We willen lezen over bekende Nederlanders die gaan scheiden, die vreemd gaan, die aan de drank of drugs zitten, of ernstig ziek zijn. Ellende scoort! Als trouwe lezer kon U wat dat betreft mijn verhaaltjes wel even missen. Laten we het erop houden, dat ik vanwege vakantie er even tussenuit was.

NoordOost

De GOU is opgedeeld in vier regio’s, waarvan NoordOost er één is. Wij spelen in deze regio. Eijerkamp is de toonaangevende liefhebber in regio ZuidOost. Wekelijks zijn de aankomsten op hun hokken op de voet te volgen, dankzij de moderne media. Ik ben een trouwe volger, ook als ik zelf niet mee heb, zoals bij de oude duiven. Vaak arriveren de duiven in Cortenoever in groepjes en aan de lopende band. Omdat er in Gietelo veel Eijerkampbloed door de aderen van de aanwezige duiven vloeit, ben ik altijd heel benieuwd welke bloedlijnen het mooie weer maken bij Lotte (Oliver) en Hans en Evert Jan (Kees e/o Esther). Eijerkamp is een toonaangevende liefhebber in de GOU,  in de nationale competitie en zelfs internationaal.  Vaak zijn hun uitslagen verpletterend. Dan wordt in Twello nog gewacht op de eerste duif en kun je op hun site lezen, dat er bij Eijerkamp al veertig thuis zijn. Dat kan imponerend werken, maar ook ontmoedigend. Sommige liefhebbers willen zich meten met Eijerkamp, maar dat is niet realistisch. De ketting bij Eijerkamp kent geen zwakke schakels. Ze beschikken over de beste en duurste duiven, over deskundige full-time verzorgers en de beste medische begeleiding. Niets wordt er aan het toeval over gelaten. Het zijn professionals. Voor een gewone doorsnee liefhebber, die ook nog gewoon moet werken, is het niveau van Eijerkamp niet te benaderen, laat staan te evenaren of overtreffen. Dat is vechten tegen windmolens!

Vlieglijn

Het is een publiek geheim onder duivenliefhebbers, dat de vlieglijn enorm belangrijk is. In “Gouwe IJssel” en daarbuiten was er veel te doen om de vlieglijn die Willem de Bruin en de Verkerken konden beïnvloeden door grote aantallen duiven in te korven. Martin van Zon schreef er meerdere artikelen over. Vaak zijn het landschapselementen, die de vlieglijn bepalen. Duiven volgen rivierdelta’s, mijden verhogingen in het landschap, zeker als ze bebost zijn, omzeilen grote meren en zeeën, enz. Omdat ik elk jaar weer met frisse moed aan een nieuwe generatie junioren begin, dacht ik ooit de duiven een bepaalde vlieglijn te kunnen inpeperen. Dat was in 2009, toen ik na een duifloze periode van acht jaar, herstarter was. Vol goede moed begon ik met africhten ergens in de buurt waar Bob van Zeist zich sinds kort gevestigd heeft. Aan de “Clabanus”, voorbij Klein Amsterdam, ergens tussen Voorst en Loenen. Ik volhardde in mijn missie en loste op campings rondom Hoenderloo, midden tussen de bossen. Daarna Terlet/ Schaarsbergen en eindigde bij Renkum/ Heelsum. Mijn duiven moesten wennen aan de bossen en ik verplichtte ze over de Veluwe te vliegen. Vol verwachting wachtte ik de duiven van de eerste prijsvlucht op, kijkend in zuidwestelijke richting. Toen volgde een leermoment. Eén voor één arriveerden de junioren en stuk voor stuk, zonder uitzondering, uit zuidoostelijke richting. Al het africhten vanaf de Veluwe was gekkenwerk geweest. De duiven kiezen in Gietelo steevast de IJsselvalleiroute! Toen Sando Verbeek vorig jaar in Voorst kwam te wonen, vroeg hij mij om advies. Hij had zelf bedacht om te doen wat ik dik tien jaar geleden al afgeleerd had. Ik wenste hem veel succes. Enkele weken geleden was hij op een zondag op visite in Gietelo. Hij had eieren van legkippen voor mij uitgebroed met de broedmachine. Hij runt aan huis een soort “zorgboerderijtje” en daar horen kuikentjes bij. Moeder Toos had ik opgehaald, want zij geniet van alle jonge dieren. Sando vloog met duiven in Brummen, in Hall en nu in Voorst. Heel interessant, wat zijn ervaringen zijn m.b.t. vlieglijn. Hij kan proefondervindelijk vergelijken. Leerzaam en verhelderend.

Duivenclub

Weinig mensen weten, dat er in dorp Voorst ooit een duivenvereniging was. Dat moet in de jaren vijftig geweest zijn. Toon Waanders uit Voorst was er lid. Ook zijn oudere neef Toon Waanders uit Twello, Cees Hensbergen, Roelof Gijsberts, Gerrit Ilbrink en Gerrit Smit. Laatstgenoemde is afgelopen zomer trouwens overleden. Hij was in 2020 nog een keer te gast als “letter” en daar wijdde ik destijds een “stukkie” aan. Het zakje “Pietstief”, wat hij aanschafte bij “de Troet”, blijft legendarisch. We hadden het over de duivenclub. De Vlaming A. Kik was een belangrijke spil in de club. Zijn café was het inkorfcentrum en in de naastgelegen kruidenierswinkel werden puntzakjes duivenvoer verkocht. Ik herinner me nog de bijna zwarte duivenbonen, die destijds een belangrijke component in het voer waren. Hans Eijerkamp kan zich Kik nog goed herinneren. Van de leden van toen ving ik de naam “Steeds Sneller” op. Eigenlijk kon niemand me duidelijk maken hoe lang de vereniging bestaan had. Eén ding komt steeds naar voren. “In Voorst deden we voor spek en bonen mee. Tegenover Zutphen waren we kansloos. Het was veel gedoe om de duiven in Zutphen te krijgen, waar ze via het spoor vervoerd werden. De lol ging eraf en de club werd opgedoekt”. Ik herinner me Kik nog goed. Hij had overwegend zwarte postduiven op een zolderhok. Hoewel Kik moeilijk te verstaan was, maakte hij als kenner een verpletterende indruk op mij. Als ventje van een jaar of tien maakte ik er een sport van om na het weekend vermoeide postduiven te vangen. Hoe meer ringen ze droegen, hoe interessanter ik het vond. Steevast bracht ik ze bij Kik, die ze keurde en opgaf. Belgen konden het weten. Ik herinner me een duif uit Waddinxveen en één uit Bedum. Als beloning voor het opvangen kreeg ik van de eigenaar soms een puntzakje duivenvoer, via de winkel van Kik.

Aad

Hilferink senior, enkele jaren geleden overleden, speelde samen met zijn zoon Cees aan de Weg naar Voorst in Zutphen. Cees werkte geruime tijd voor Eijerkamp, waar ook Aad (of was het Aart?) hand- en spandiensten verrichtte. De N.C.C. Oost Nederland organiseerde jarenlang aansluitend aan de natour een vlucht vanaf Etampes. De SuperFondClub GOU nam die traditie over. Ik herinner me een Etampes van een jaar of tien geleden. Ik had in Zutphen ingekorfd en verder dan Zutphen was er op die vlieglijn geen animo. Bij het afslaan sprak Aad me aan: “Je kreeg er vier tegelijk. Dat klopt toch?” Ik was stomverbaasd. “Twee minuten later kreeg je er weer twee tegelijk. Die zijn voor Freek, zei ik tegen mijn vrouw Geertje”. Lachend keek hij mij aan. “Jouw duiven komen bij ons over. Via de kassen van rozenkweker van Dalen gaan ze richting Voorsterklei. Vandaag was het gemakkelijk. Alles wat bij ons over kwam, was voor jou.” Aad noemde de tijdstippen en ruim vijf minuten later arriveerden de duiven in Gietelo. Het klopte tot in detail. “Wij zaten niet zo vroeg, want toen onze eerste kwam hadden we er al heel wat over zien komen van jou”. Toen een half uur later de onderlinge uitslag werd uitgedraaid, stond de naam Hilferink boven mijn naam. De afstand van Hilferink is gelijk aan de afstand van de gemiddelde liefhebber in Voorst. Ik kreeg zwart op wit bevestigd, wat ik eigenlijk al jaren wist, met dank aan Aad. Waar zo’n extra vlucht al niet goed voor is! Liefhebbers die de vlieglijn onzin vinden, gingen er speciaal voor verhuizen. Ik zal geen voorbeelden noemen.

Toon

Onlangs moest ik wat medicijnen ophalen bij de huisarts. Aansluitend bezocht ik Toon Waanders, die eind vorig jaar zijn vrouw Dinie verloor. Toon gaat richting de tachtig en heeft zijn hele leven al postduiven. Hij was lid in Voorst, bij “Ons Genoegen” in Zutphen, bij “de Hoven” en bij Steeds Verder” in Twello. Hij weet hoe de hazen lopen en de duiven vliegen. Als jonge knaap kwam ik al bij Toon en Dinie thuis. Reed op mijn Tomos zij aan zij met de Kreidler van Toon richting golfkartonfabriek “Lona”, waar Toon in ploegendienst werkte en ik vakantiewerk deed en voetbalde met hem in één elftal. Voor alle duidelijkheid: Voorst 5 of zoiets. Eén keer verwachtten we op zondagmorgen de duiven van een uitgestelde lossing, waarop we halverwege de wedstrijd “deserteerden” en de duiven voorrang gaven. Hoewel we elkaar uit het oog verloren, kom je elkaar als duivenhouder altijd vroeg of laat weer tegen en blijven de gedeelde herinneringen altijd voortleven in gesprekken, zeker als er sentimenten om de hoek komen kijken. Toon is altijd duivenliefhebber in hart en nieren geweest. Ook nu de jaren gaan tellen en hij Dinie node mist, wil hij toch wat duiven als afleiding. Toon kende magere jaren, maar ook pieken. Hij had ooit een overnachter die op nationaal niveau de aandacht trok. Ook zijn fameuze “10”, als jaarling gekocht van Frank “de Canadees” Feenstra, was op de dagfond schier onklopbaar, zoals hij in diezelfde periode twee broers had, die op de midfond van wanten wisten. Het was in een jaar, ergens eind jaren tachtig, dat de wind vrijwel wekelijks uit het oosten kwam. In dat jaar verbaasde Toon vriend en vijand in Zutphen en kon er eindelijk een liefhebber uit Voorst een vroege prijs spelen en zich mengen in de strijd om de titels. Een eenmalige ervaring, want de kans op een Elfstedentocht is groter dan de kans op zo’n zomer met vrijwel elk weekend oostenwind.

Heden

Van nostalgie en sentiment over naar het heden. Een kleine stap. Het is zaterdagmiddag. Onze duiven staan in Dizy le Gros (322) en Troyes (456) en de vluchten zijn uitgesteld naar de zondag. Het seizoen zit er bijna op. Volgende week nog de extra vlucht vanaf Nanteuil. Appie Jurriëns woont nog geen honderd meter van het oude adres van Hilferink verwijderd. Zal hem volgende week vragen, of hij mijn duiven nog heeft zien overvliegen. Ik voel inmiddels gezonde spanning over de dingen die staan te gebeuren. Waarschijnlijk komen de duiven van Dizy eerst. Afgelopen maandag haalde ik bij de clubgenoten Stefan Jansen en Cor Wenink in totaal zes papjonkies. Die schoof ik ’s avonds in het donker onder bij zes broedende duivinnen. Eigenlijk wilde ik helemaal niet meer met junioren op jonkies spelen, vanwege talrijke teleurstellingen in het verleden. Drie dagen pap azen en dan inkorven met drie nachten mand in het verschiet? Het lijkt goud, maar ik heb ernstige twijfels. Voor Troyes zijn tien duiven ingekorfd. Een weloverwogen keuze. Met één vroege duif ben je spekkoper! Er staat morgen voor ons nog iets op het spel. We hebben een jonge doffer, die op het hoogste niveau nog kansrijk is voor een titel. Ook verdedigen we de eerste plek in het onaangewezen kampioenschap regio NoordOost en staan we, vlak achter Lotte Eijerkamp, tweede in de afdeling. Het is niet helemaal nieuw voor ons en bovendien weten we dat volgende week, op een enkeling na, niemand meer weet wie er kampioen geworden is. Toch is er die spanning. Er komen morgen mensen kijken. Enkele belangstellenden en de vaste supporters. Die wil ik niet teleurstellen. Gelukkig is moeder Toos er ook. Ze brengt geluk. En José is er bij. Zij  houdt me in de gaten en zorgt voor de inwendige mens. Dat scheelt een slok op een borrel. Van de zes duivinnen op een papjong, heb ik er uiteindelijk één uitgezocht voor Troyes. Vier zijn er naar Dizy en de zesde, waar ik geen hoge pet van op heb, mag helpen de zes papjongen in leven te houden met het oog op Nanteuil. De eerstgetekende vliegt gewoon op het schapje. Een rustige, atletische doffer met fantastische uitstraling. Zoon van de 1e asduif van 2021, die ook gewoon vanaf het schapje zijn negen prijzen verdiende. Aan moederskant is hij een kleinzoon van “Olympic Frank”. Die wist als junior ook wat kopprijzen winnen was en deed het eveneens ongepaard vanaf het schapje. Resultaten uit het verleden zijn geen garantie voor de dag van morgen. Vorige week miste hij en kwam pal uit het noorden retour. Morgen mag hij zich revancheren! Onze tweede getekende is een duivin, die een dag voor inkorving aanliep met een doffer en dolblij was met haar nieuwe territorium. Ze kwam de laatste weken steeds meer in beeld op de verdere vluchten. De tien Troyesgangers  (vier doffers en zes duivinnen) zijn duiven, die zich eerder minimaal één keer vroeg hebben laten zien. Het gaat morgen om die ene vroege duif. Een betrouwbare duif, die altijd in de middenmoot vliegt, telt morgen niet vanaf Troyes. Dizy is morgen het voorprogramma om in de stemming te komen. Er staat niets op het spel, maar een goeie generale geeft wel vertrouwen voor de finale!  We hopen op goed weer en eerlijke condities met natuurlijk een vroege duif vanaf Troyes in NoordOost. De lat ligt hoog, net als de verwachtingen, maar vaak valt het op die momenten juist tegen. Gelukkig is het maar een spelletje en is het seizoen 2022 nu al geslaagd, zelfs als het morgen niet loopt zoals gedroomd.  Ook zonder kers op de taart is een seizoen met vier regio-overwinningen een unicum voor ons!

Bram

Teamgenoot Bram is er even tussenuit. Even op adem komen in Twente. Hij verkocht zijn riante woning en heeft een appartement betrokken in Apeldoorn. De overdracht was een week geleden, maar aan zijn nieuwe stek moet nog e.e.a. gebeuren. Vandaar zijn min of meer gedwongen vakantie. De duiven worden over enige weken verkocht en daarmee komt een einde aan een tijdperk. Bram kwam een jaar of acht geleden in beeld, toen ik een bonnetje van hem kocht binnen de club. Op dat bonnetje kwamen een stuk of drie duifjes en één daarvan won een eerste prijs. De kennismaking was wederzijds geslaagd en een jaar later kocht ik wederom de bon. Nu verkreeg ik een stuk of vijf jongen en opnieuw was het een leuke ervaring voor beide partijen. In die periode stopte dierenarts Maurits Bosgoed als duivenliefhebber. Maurits was enkele seizoenen lid, leerde snel, was talentvol en had duiven van Bram. Ook voor buurman Max Slinkman, die veel te vroeg stierf, kweekte Bram jonge duiven. Toen zij wegvielen als “testpiloten” kwam ik voor Bram in beeld als opvolger. Dat beviel ons beiden. In 2016 werd een door Bram gekweekt duivinnetje 1e asduif afd. GOU. In de jaren die volgden behaalden de duifjes van Bram meerdere teletekstnoteringen en toen moest het mooiste nog komen. Aan de grootmeestertitel, het afdelingskampioenschap en het nationale kampioenschap in 2020 leverden de testduiven van Bram een wezenlijk aandeel. Kers op de taart was dat jaar “Olympic Frank”, die enkele weken geleden Nederland vertegenwoordigde op de Olympiade in Roemenië. Gefokt door Bram!  Morgen hebben we nog enkele rechtstreeksen van Bram in de strijd, alsmede enkele nazaten. Hij zal het met grote belangstelling volgen. Het betekent wel voor ons beiden een einde aan een vruchtbare samenwerking. In veel van Bram’s duiven stroomt Eijerkampbloed. De lijn van “Bartoli” en “Celena” met name. Het matcht goed met onze eigen rechtstreekse Eijerkampduiven. Veel verwachten we ook van de kweekpotentie van “Olympic Frank”. Een dochter was vorig jaar onze beste duivin en een kleinzoon is dit jaar bezig aan een uitzonderlijke serie. Kortom we gaan de duiven en ervaring van Bram missen binnen ons team. Na deze lang uitgevallen versie 12, is het buiten geheel donker geworden. Het verhaaltje opslaan en verzenden aan Albert, de weersvoorspelling op de vlieglijn bekijken en dan mijn mandje opzoeken. Tegen de tijd, dat U dit leest, weten we meer. Dat het vliegseizoen morgen met twee mooie vluchten voor iedereen mag eindigen, met hoop voor de toekomst! (wordt vervolgd)

Voorster Varia (11)

Voorster Varia (11)

Tegenvaller

Vrijdag korfden we in voor de allereerste prijsvlucht met de junioren. Zestig stuks hadden we opgegeven, maar we hadden er 61 bij ons. Eén duifje met een vleugelkwetsuur lieten we thuis. Op een gegeven moment pakte ik de ‘916 uit het kasthok en stopte haar in de mand. Een blauwbont duivinnetje met enkele witte staartveren. Toen ik verder ging met pakken, zag ik ineens het blauwbonte duivinnetje naast de mand lopen. Dan schrik je. Was ze ontsnapt uit de mand? Ik controleerde de schuif van de mand en toen zag ik ineens, dat het duifje geen chip droeg. Wat bleek? Een zusje van de ‘916 en het evenbeeld, was net gearriveerd, na een afwezigheid van enige weken. Dat is toch sterk?  Ik besteedde verder geen aandacht aan het duifje en zou haar binnenlaten, nadat alle in te korven duiven in de auto zouden staan. Met voer en water had de ‘955 het ruim alleen. Op de club was de sfeer niet geweldig. De mensen, die de club overeind houden en besturen zitten zwaar in de overuren. Inkorven jong op maandagavond, inkorven overnachtfond op dinsdag, inkorven dagfond op donderdag en dan de snelheidsduiven op vrijdag. Het weekend moet dan nog beginnen! Je zou je bed in het clubgebouw kunnen plaatsen! Het is de fase waarin velen op hun tandvlees lopen en ook de periode van de irritatie en frustratie. Voor sommigen verloopt het seizoen niet naar wens. De (jonge} duiven willen niet trainen, zijn ziek of gaan verloren. Zelf ben ik daar minder bij betrokken, al gaat op eigen hok ook niet alles naar wens. Met de weinige aanwezigen in de kantine praat je wat, vangt aan de bar wat op en beseft, dat het niet alleen in Oekraïne zware tijden zijn. De manden worden verzegeld, de duiven worden geladen in de duivenwagen en na nog een paar drankjes wordt het tijd om naar huis te gaan. In de auto, op weg naar huis, besef ik dat ik de gezelligheid gemist heb. Er waren stiltes, sombere blikken en je voelde een zekere spanning. Jammer!

Heusden-Zolder

Vaak kan ik na een inkorfavond moeilijk in slaap komen. Je denkt terug aan de inkorving en probeert je een beeld te vormen van de aanstaande vlucht. In gedachten zie ik dan de eerstgetekende als een kogel naar de klep schieten. Ook verheug ik me op het moment van hereniging met de trouwe letters Jaap, Rini en Sander en de aanwezigheid van moeder Toos. Voor het eerst zonder hondje Trijntje helaas. Deze vrijdagavond is alles anders. De echte wedstrijdspanning ontbreekt en ik denk vooral aan de bedrukte sfeer in de club. Als ik ’s ochtends wakker word, besef ik goed geslapen te hebben. De opwinding van de op handen zijnde vlucht is er nog steeds niet. Op de automatische piloot sta ik om half zeven op, om de hokken schoon te maken en “de Roordingduifjes” uit te laten. Die zijn meteen uit het zicht verdwenen. Als ik stroom op de antennes zet en de module aansluit, mis ik de vertrouwde tekst op het schermpje. Albert is dan de eerste hulplijn. Op zijn advies koppel ik alle antennes los en ga met een klein schroevendraaiertje langs de pinnetjes in de stekkertjes. José gaat naar de verjaardag van zwager André in Nootdorp. Een zus en broer met hun partners halen José om half tien op. Natuurlijk bewonderen ze de moestuin en kippen en vanzelfsprekend onderbreek ik mijn bezigheden, maar als ik ze een kwartier later uitzwaai, ben ik opgelucht. Snel weer met het constateersysteem aan de slag. Uiteindelijk vind ik de boosdoener. Een antenne die niet meedoet en voor de onderbreking zorgt. Is het de antenne, zijn het de stekkertjes, of is er sprake van een kabelbreuk? Even niet belangrijk. De antenne kan gemist worden en de module geeft aan, dat er verbinding is met de overgebleven zes vierveldantenne’s. Pfff … de hoogste tijd om moeder Toos in Twello op te halen. Als moeder een half uur later op haar vertrouwde plekje zit, zet ik voer klaar en loop alles nog even na. Kort na elkaar steken Jaap, Sander en Rini hun hoofd om het hoekje van de schuur. Veel tijd om uitgebreid te praten is er niet, want het gaat richting kwart over elf en de eerste duiven kunnen aanstonds arriveren. Moeder wordt een beetje overvallen door de drie knappe kerels en is even de kluts kwijt. Ik stel Sander aan haar voor als de vader van drie knappe dochters. Ineens weet ze het weer. Dan komt Jaap in beeld. Vader van maar liefst vier knappe dochters. Moeder kijkt nog eens goed met haar beperkte gezichtsvermogen en dan valt het kwartje: “Jaap”. Tenslotte doet Rini de voorstellingsronde. “Vader van één knappe dochter”, roep ik als geheugensteuntje. “Dat is Rini”, roept ze triomfantelijk. Het duurt allemaal wat langer, maar uiteindelijk heeft moeder haar puzzel opgelost. “Daar gaat een koppel duiven”, roepen de bezoekers in koor. “Zullen wel duiven van Friezen zijn” antwoord ik, om mezelf moed in te spreken. We turen verder in de blauwe lucht met hier en daar wat witte wolken. Na ongeveer vijf minuten zien de mannen opnieuw een koppel duiven over de rotonde bij bakker Bril trekken in noordelijke richting. Tijd voor teleurstelling is er niet, want ineens zien we drie duiven met een sierlijke boog richting het hok draaien. Eén duif valt op de klep, twee anderen op het hok, maar deze rennen als volleerde sprinters richting de hokingang. Drie piepjes binnen luttele tellen. We kijken elkaar aan. Als het vroege duiven zijn, hebben ze een optimale finish gehad! Drie jonge doffers van hok 2. Ongeveer vijf minuten moeten we wachten op de volgende duif. Het is mijn favoriet en tweede getekende. De doffer van het enige koppel, dat op een neststand is ingekorfd. De volgende duif komt opnieuw alleen en is de enige zoon van “Olympic Frank”. Vijf doffers en stuk voor stuk zonder tijdverlies geconstateerd. De zesde duif is “Vale Rinus”. Hij heeft duidelijk dorst en vliegt vanaf de klep richting de afgeschermde tomatenplanten. Tevergeefs probeert hij water te lebberen van het warme en droge plastic. Terwijl hij onwennig op en neer vliegt, verschijnt er een groepje van acht duiven boven het hok. Je denkt aan een paar duiven van jezelf in gezelschap van dorstige vreemdelingen, maar het zijn echt acht duiven van onszelf. Ze duiken snel via de kleppen van hok 1, 2 en 3 naar binnen. “Vale Rinus” volgt gedwee. Er worden na deze verrassende start vlotte aankomsten van groepjes duiven verwacht, maar helaas is de praktijk weerbarstig. Het lange wachten is begonnen en duurt eigenlijk nog voort tot dit moment.

Willem

Wachten duurt meestal lang en de onzekerheid slaat toe. Zijn de duiven niet te laat gelost? Zijn er “kruislossingen”? Is het gewoon smog of is het stralingssmog? Ik herinner me de blog, die Albert doorstuurde en waarin Martin van Zon klaagt en treurt over het verlies van 23 van zijn  40  junioren op een midweekse africhtingsvlucht van nog geen honderd kilometer. Dat was afgelopen dinsdag! Ook denk ik terug aan mijn artikel in deze reeks, waarin ik schreef, dat de Willem de Bruinduiven via Eijerkamp in Gietelo nog niet als eerste konden arriveren. De ‘948, die als eerste geconstateerd werd, doorbreekt de traditie. Vader rechtstreeks Eijerkamp en kruising WdB/ Leideman en moeder een kruising WdB/ “Janneke” van Bram. Het moest er een keer van komen! Onze tweede en derde duif hebben eveneens een hoog Eijerkampgehalte, met steeds “Janneke” in het voorgeslacht als kruisingscomponent. Op dat moment staan we er op de meldsite mooi voor, maar pas ’s avonds laat komt de bevestiging: het hele erepodium in de regio!  De spanning valt van me af. De vreugde van de overwinning wordt getemperd door het verlies van dertig jonge beloftes op zaterdagavond.

Willem (2) 

De verwachtingen voor zondagochtend zijn niet hoog gespannen. Er is hoop, maar meestal valt het tegen. De duiven zijn niet gestrand in een regenzone of iets dergelijks. Er is “iets” dat de duiven belemmert in hun drang naar hun hok te vliegen. Het slechte voorgevoel komt helaas uit. Al vroeg loop ik in de tuin op zondagochtend, maar er komt geen veer thuis. Pas tegen achten zie ik een moedige strijder, een uur later gevolgd door een tweede. Op zondagavond komt de vijfde. De duiven zien er vermoeid uit. Ze lijken gevochten te hebben tegen een onzichtbare vijand. Op maandagochtend loopt in alle vroegte de zesde duif in de tuin. Nog 24 te gaan!  Dinsdagochtend rond koffietijd belt een zekere Willem. Bij een basisschool in Wanssum (L) loopt een duif van ons, die niet meer kan vliegen. Willem durft de duif niet goed te pakken, uit angst voor vogelgriep. Hij heeft het nummer afgelezen en is via de computer met mij in contact gekomen. Ik bedank Willem en probeer de angst voor vogelgriep weg te nemen. “Zal ik hier blijven wachten, zodat U de duif kunt ophalen”, oppert de man. Dat lijkt me geen goed plan. Uiteindelijk weet ik hem te bewegen de duif mee te nemen naar zijn huis en van voer en water te voorzien. José en ik hebben een fietstochtje Brabant in de planning voor donderdag, maar dat wordt Limburg. Willem begrijpt mijn plan en we spreken af contact te houden. Enkele uren geleden Willem opnieuw aan de telefoon. De duif zit in een kattenbench. De ‘943 weigert  voer, maar heeft wel flink gedronken. Helaas verslechtert de toestand van de duif sindsdien aanzienlijk. Willem heeft het er moeilijk mee. We raken  aan de praat en ik vertel, dat er uit het ouderpaar van onze hoofdrolspeler, zes kinderen in concours gebracht werden voor Heusden-Zolder. Vier zusjes en een broer zouden zaterdag keurig in Gietelo arriveren, maar de blauwe ‘943 strandt bij de basisschool in Wanssum. Een dierenvriend en goed mens ontfermt zich over hem. Willem put troost uit mijn woorden. “Het kopje van de duif hangt tegen mijn vingers en hij doet zijn ogen dicht”, doet mijn gesprekspartner ooggetuigeverslag. Hij  is hoorbaar aangedaan door de ontstane situatie. Dan zijn er plotseling nog wat ongecontroleerde bewegingen, die ik als laatste stuiptrekking interpreteer en dan wordt het stil aan de andere kant van de lijn. “Hoe oud ben je, Willem en wat doe je voor de kost?” Ik vraag het uit belangstelling en om de stilte te doorbreken. Dat je samen het trieste einde beleeft van een uitgeputte duif, dat schept een kortstondige band. “Achtendertig en door corona heb ik even geen werk”, vertelt mijn gesprekspartner openhartig. “Het komt goed. Dit heb je naar beste kunnen en met liefde gedaan. Helaas kent niet elk verhaal een gelukkig einde. Jammer. Zo is het leven.” Het is geweldig, dat er overal dierenvrienden in den lande zijn, die zich over gewonde en gestrande dieren ontfermen. Duiven die in een doosje of hokje de kans krijgen om aan te sterken. Worden ze dan in vrijheid gesteld, dan komen ze uiteindelijk toch dikwijls weer op hun thuishonk terecht, zoals afgelopen vrijdag onze “Witstaart ‘955”.  

Spekkoper

Clubgenoten Jan en Frits informeren op de clubapp naar de stand van zaken. Met respectievelijk 17 van de 20  en 7 van de 8 thuis, hebben ze het er genadig vanaf gebracht afgelopen zaterdag. Jan en Frits hadden geen vroege duiven, maar zijn toch spekkoper! Dorpsgenoot Sando had minder positieve berichten. Hem viel echter wel op, dat een hokje met 15 onverduisterde junioren op één na probleemloos thuis geraakte. Ook liefhebbers met fondduiven zouden minder verliezen hebben, ving ik ergens op. Waarom werd het zaterdag voor sommige afdelingen en regio’s zo’n erbarmelijke vlucht en hadden andere afdelingen geen centje pijn en amper verliezen?  Wie het weet mag het zeggen.

Respect

Onze vereniging “Steeds Verder” werd in 1930 opgericht in de crisisjaren. Er werden nog halve centen gebruikt, maar de hang naar vertier en de liefde voor de duivensport bracht sportgenoten samen. Bakker Jan Littink uit Wilp werd kort na de oprichting lid en kon boeiend vertellen over de goeie ouwe tijd, waarin armoe de boventoon voerde. Jan had een ongezond vak, genoot van een borreltje, rookte sigaren en werd desondanks heel oud. Hij was blijmoedig van geest en kon intens genieten van de duiven en het verenigingsleven. Jan was van het harmoniemodel, hield van gezelligheid en saamhorigheid en was trots op de club en het mooie verenigingsgebouw. Ik was altijd onder de indruk van de eenvoud en pure liefde die hij uitstraalde.  Jan zou van de huidige situatie in de club niets begrijpen. We hebben een gouden kern van hardwerkende en goedwillende, echte duivenliefhebbers met hart voor de club. Mensen met pit en jeugdig elan, waar menige duivenvereniging jaloers op is. Willen we van onze duiven blijven genieten in onze gemeente en het eeuwfeest halen in 2030, dan moeten we ons als leden anders opstellen. Bestuurders steken belangeloos veel tijd en energie in de club. Daar moeten we veel meer respect voor tonen. Niet overal iets achter zoeken, met lange tenen lopen en meteen in de brand vliegen om onbenulligheden. Wie denkt het beter te kunnen, moet zich melden, want er is nog een vacature! Meerdere verenigingen kampen met deze problematiek. Dat is jammer. Stap over je eigen schaduw, maak niet overal een punt van en geniet van de duiven(sport) zo lang het nog kan. Misschien is het wel korter dan je denkt! “Steeds Verder” honderd jaar en dan zien we verder. Dat zijn we verplicht aan allen die de club in het verleden hoog in het vaandel hadden staan. Die de club sportief aanzien gaven en uitstraling. Laten we samen zorgen, dat zij die niet meer onder ons zijn, trots kunnen zijn op de kleine groep liefhebbers die momenteel de geschiedenis en toekomst van “Steeds Verder” bepaalt. Dat we ons niet moeten schamen en achteraf spijt betuigen, als de club ter ziele is.  Dat wil toch niemand? (wordt vervolgd) 

 

Voorster Varia (10)

Voorster Varia (10)

Sando

Het weer is redelijk stabiel in de aanloop naar de eerste prijsvlucht voor de junioren. Dat hebben we wel eens anders meegemaakt. Dan waren de intenties goed, maar speelden een hittegolf en voortdurend oostenwind ons parten. Ook herinner ik me jaren met veel onbestendig weer. Dan waren de mogelijkheden om af te richten beperkt. Als het weer meezit en de junioren zijn vlieglustig en gezond, kun je werk maken van het africhten. Sando Verbeek, die aan zijn tweede duivenjaar in Voorst bezig is, beleeft momenteel veel plezier aan zijn jongen. Hij brengt ze veelvuldig weg en geniet met volle teugen van zijn junioren. Als de jongen vlot naar huis komen, zonder noemenswaardige verliezen, is het een lust om met de junioren in de weer te zijn. Het moet al heel raar lopen, wil Sando niet een bliksemstart maken op Heusden Zolder!

Bob

Een andere liefhebber met veel ambitie is Bob van Zeist. Bob is neergestreken op “de Clabanus”. Wie binnendoor van Voorst, via Klein Amsterdam, naar Loenen rijdt, passeert de woning van Bob. Ter hoogte van de ganzenboer bij de brug over de beek. Bob leest mijn artikeltjes en laat zich graag inspireren. Toen ik krap twee weken geleden voor het eerst de junioren in Heteren loste op zondag, arriveerde hij met zijn jongen, toen ik in gesprek was met een geïnteresseerde voorbijgangster bij het bekende bruggetje. Bob wachtte netjes op het lossen van mijn laatste mand en nam toen mijn plekje in. Ik weet niet hoe die eerste Heterenvlucht bij Bob verlopen is, maar voor mij werd het een dagvullend programma. Van één mand van 23 stuks, was na enkele uren nog geen veer thuis. Blijkbaar passeerden ze het Veluwemassief aan de linkerzijde en kozen ze ongewild voor de moeilijke variant. Terwijl ik in de groentetuin schoffelde, zag ik de moedige strijders één voor één met grote tussenpozen arriveren. Steevast uit het (noord)westen. ’s Avonds ontbraken er alleen al uit deze mand zes stuks! Voor mij was het een “eye-opener”. Ik richt altijd af vanaf de Doesburgse Dijk en ga dan via Velperbroek naar Heteren. Voortaan wordt Heteren vervangen door Elst. De kans, dat de duiven vanaf Elst links om het Veluwemassief trekken is veel kleiner. Gaan ze er rechts langs, dan komen ze al snel op bekend terrein en komen ze via de IJsselvallei huiswaarts. De logische route. Ben benieuwd wat jouw ervaring is, Bob.

Ben

José en ik zijn fietsliefhebbers. José wil zo lang mogelijk op een traditionele fiets blijven rijden. Ze bezoekt vijf dagen in de week de sportschool en vindt, dat de e-bike daar niet bij past. Ik heb daar geen moeite mee, al is het een prachtige vinding. Twee weken geleden deden we een “rondje Radio Kootwijk”. Vanaf ons huis is dat precies 75 kilometer. Ik vind het mooi, dat ik na twee open-hart-operaties José nog kan volgen op de fiets. Zou me niet schamen op een e-bike, maar als het niet echt nodig is, doe ik het liever op eigen kracht. Bij “Halte Assel” pakten we een terrasje. Het was er druk, met bejaarde passanten op de e-bike, wielrenners op leeftijd en schoolkinderen op kamp. In het geroezemoes hoorden José en ik ineens het woord “duiven”. Tegenwoordig denk je dan al snel aan mensen, die bij Ikea zijn geweest. Toen ik rondkeek, ontwaarde ik fondman Ben Hendriks en zijn Annie. Ze zaten ongeveer zeven meter verder. Bijna een kwart eeuw geleden, ontmoetten we Ben en Annie op de allereerste grote duivenbeurs in China. We zaten in hetzelfde reisgezelschap o.l.v. Dick Scholten, onder de paraplu van Eijerkamp. Ben is inmiddels tachtig, loopt met een rollator, maar heeft nog steeds fondduiven. Vanwege de drukte op het terras, was conversatie op afstand onmogelijk en daarom was aanschuiven aan hun tafeltje veel comfortabeler en logischer. Ooit werkte Ben als gymnastiekleraar aan het Isendoorn College. Zoiets schept een band. Dat moet een halve eeuw geleden zijn. Zijn vader Jo, woonde op “Bingelder” in Twello en was in die periode ook lid van “Steeds Verder”. Bewogen jaren, waar we het niet over gehad hebben. Ben wordt al meer dan zijn halve leven geplaagd door de gevolgen van een slopende ziekte. Toch houdt hij er nog steeds de moed in, al kan hij zelf zijn duiven niet meer verzorgen. Annie, die nog graag tennist op haar 75e , heeft in deze fase haar bedenkingen bij de duivenhobby. Ben is echter heel gedecideerd. “Mijn enthousiasme voor de duiven houdt me op de been”. Onderweg naar huis, hadden we het over de onverwachte ontmoeting. “We moeten dankbaar zijn, dat we beiden nog kunnen fietsen”, sprak José wijselijk en “Ben is een medisch wonder en een taaie rakker, maar wel sneu voor beiden”.

Gerard

Over sneu gesproken. Ik was onlangs met moeder Toos bij Gerard in Wijchen. Gerard en Margret waren begin 2022 zestig jaar getrouwd. Niet heel veel later stierf Margret. Ze stond op de nominatie om geopereerd te worden. Geen levensbedreigende ingreep. Ze kwam goed door de keuring, maar geheel onverwacht stierf ze thuis, twee dagen voor de operatie. Een enorme klap voor Gerard, die sindsdien zijn draai niet vinden kan. De ene dochter woont in Duitsland, de andere in Boxmeer. Die kunnen hun vader ook niet dagelijks bezoeken. Gerard was openhartig: “Ik kan niet goed alleen zijn. Ik mis Margret en ik mis aanspraak. Eigenlijk zou ik een duivenmaatje willen vinden. Iemand die geen ruimte bij huis heeft, of niet over de financiële middelen beschikt en die samen met mij de duivensport wil beoefenen. Hij korft in en ik verzorg de duiven in de ochtend en op momenten, dat hij verhinderd is. Dan heb ik een doel, een hobby en ik heb aanspraak”. De kans op een treffer is klein, maar niet geschoten is altijd mis.

Hans

Afgelopen maandag was ik in het clubgebouw, om de entingspapieren in te leveren en voor het toewijzen van de chipringen. Dan spreek je weer eens clubgenoten. Je hoort, dat ook anderen duiven hebben die niet willen trainen, of duiven hebben die naar het veld trekken. Hans Eckelboom is sedert enige jaren lid van “Steeds Verder”. Eigenlijk werd Hans weer duivenliefhebber door zijn kleinzoon Steffan. Hans heeft altijd hard gespeeld met jonge duiven. Met de oude duiven kon hij goed mee komen, maar het spelletje met de junioren was helemaal zijn specialiteit. Hans heeft al een bewogen sportloopbaan achter de rug. Als wielrenner reed hij de “Tour de l’Avenir” en als schaatser zat hij dicht tegen de kernploeg aan. Renners als Fedor den Hertog en Joop Zoetemelk waren in zijn jonge jaren bekende concurrenten. Hans kan er boeiend over verhalen, als hij eenmaal op de praatstoel zit. Kleinzoon Steffan heeft inmiddels een rijbewijs. Jong en oud samen vormen een prima mix. Hans heeft niet meer de lucht van vroeger, maar wel veel ervaring. Steffan is jong en ambitieus. Eén en één is hier drie, met oma Ada als stille kracht op de achtergrond. Hans is momenteel erg enthousiast over een klein ploegje van tien latere jonge duiven. Ze komen van goeie liefhebbers uit de omgeving Boskoop. “Het zijn geen postduiven, maar raketten. Zulke heb ik nooit eerder gehad”, aldus opa Hans. Ben, net als Hans en Steffan, benieuwd hoe ze zich op de natour manifesteren.

Hans (2)

Er zijn meer hondjes die “Fikkie” heten. In het weekend kan ik het niet laten om op de site van Eijerkamp te kijken. Als je zelf geen oude duiven speelt, blijf je toch op de hoogte op die manier. Bij Hans en Evert Jan, zijn ze niet afhankelijk van één goeie duif. Bijna elke week komen er andere duiven naar voren. De laatste weken hebben ze al enkele keren meegemaakt, dat de duif die de ene week als eerste arriveert, de week erop wederom als eerste aantikt. De laatste weken maken twee nestzusjes furore. Ze huizen op het hok van verzorger Kees. Op het hok van Oliver zit echter een volle broer, die op dit hok vaak niet voor niets getekend staat. Drie goeien uit één koppel, dat maken ze ook bij Eijerkamp niet vaak mee. Het beste van Eijerkamp tegen in dit geval een dochter van “Murphy’s Law” van WdB is een schot in de roos. Hans geniet er met volle teugen van. Hij pluist de stambomen uit en stuit dan vele generaties terug weer op duiven, die hij ooit met groot succes inbracht en die via nazaten nog steeds furore maken. Mooi als je als 87-jarige nog zo betrokken bent en genieten kunt!

Ravenstein

Afgelopen zondag bracht ik de duiven voor het eerst naar Ravenstein. Ze waren ongeveer gelijk met het baasje thuis. Een meevaller.  Gisteren ging ik met José fietsen. Uiteraard gingen de net gechipte duiven mee. Na het lossen aan de Maas, fietsten we richting Grave. In het centrum van Grave hadden we beiden zin in wat lekkers. Bij “Het herboren aapje” pakten we een terrasje. We bestelden een appelpunt met flinke bol ijs en slagroom bij de capucino en dat werd een feestje. Het ijs kwam van Clever’s en dat schijnt in Limburg en Brabant een aanrader op ijsgebied.  De charmante en vriendelijke serveerster vertelde iets over de bijzondere naam van het trefpunt. Ik zal U de details onthouden. Bent U in de buurt, laat U dan verrassen. Het was voor ons een geweldig begin van een prachtige fietstocht, die als “molentocht” werd aangekondigd.  Zestig kilometer bij heerlijk fietsweer. Bij thuiskomst had de module de duiven netjes geregistreerd. Er waren twee duiven niet aangekomen. Twee winstpunten, zei fondspeler Jef Carlens uit Zepperen steevast. Het gaat niet om kwantiteit, maar om kwaliteit.

Zestig

Ongeveer zestig junioren verwachten we in te zetten op Heusden Zolder. Ongeveer tien latere jongen proberen we klaar te stomen voor de tweede prijsvlucht, vanaf hetzelfde station. Die ongeveer tien “testduifjes” zijn nog niet verder geweest dan Leuvenheim (7 km). Ze zijn eigenlijk nog te jong en daarom krijgen ze hun spoedcursus op het allerlaatste moment. De afgelopen weken probeerde ik e.e.a. te forceren, maar junioren die nog piepen en pas acht weken oud zijn, die verspeel je ook op geringe afstand, ondervond ik tot mijn spijt. De laatste jongen werden rond half mei gespeend. Geboren rond 20 april en debuterend rond 20 juli op hun eerste vlucht. Dan zijn ze dus nog geen honderd dagen oud. Heel krap allemaal. Een andere optie is wachten tot de natour. Ik verkies echter de uitdaging. De uitkomst van het experiment hoort U t.z.t. (wordt vervolgd)

freekwagenaar@upcmail.nl

Voorster Varia (9)

Voorster Varia (9)

Africhten

Om beslagen ten ijs te komen met je jonge duiven, moet je de junioren vertrouwd maken met de reismand en leren drinken in de mand. Alles moet het jonge grut leren. Ik herinner me een africhtingsvlucht “met de grote wagen” en zat in de laadploeg van de vereniging. Het zal de tweede africhting geweest zijn en het is al weer enige jaren geleden. Toen we lege manden uit de wagen trokken, zat er nog een jong duifje in van de vorige africhting. Clubgenoten die erbij waren, zullen zich die avond herinneren. We kunnen het verhaal nog spannender maken, zonder te overdrijven, want ik was er zelf bij. Dat zullen we niet doen. Waarschijnlijk was de persoon die loste onervaren. De betrokken duifjes overleefden het avontuur, werden bij de eigenaren terugbezorgd en de gebeurtenis is teruggekoppeld als leermoment. Ik haal deze ervaring niet aan om mensen te beschadigen. Het was een samenloop van omstandigheden, maar het geeft aan, dat jonge duiven elk detail moeten oefenen. Ook het verlaten van de mand. Niets is vanzelfsprekend voor een onervaren duif!

Gezondheid

Alles valt of staat bij gezondheid van de duiven. In Gietelo was ik dienaangaande niet tevreden. Het begon al slecht met stelselmatige overlast van roofvogels. Ik herinner me een week in april dit jaar, met vier dagen op rij een roofvogelslachtoffer. Dan ga je duiven vasthouden en op onregelmatige tijdstippen buiten laten, om met name de havik op het verkeerde been te zetten en het snackbareffect te voorkomen. Dat is niet bevorderlijk voor de vlieglust, want duiven zijn gevoelig voor regelmaat. Als het niet loopt, zoals je wenst, ga je verklaringen zoeken en excuses. Net toen ze wat meer vlieglust begonnen te krijgen, brak er coli uit. Dan zijn ze een weekje uit de running en sommige duiven vielen opvallend terug in gewicht en conditie. De mest werd niet op alle afdelingen snel beter en sommige duiven wilden wederom niet vliegen. Dan ga je twijfelen en dan spookt er van alles door je hoofd. In de regel blijf ik aardig rustig. Jonge duiven moeten de kinderziektes overwinnen en het is niet realistisch om te denken, dat ze voortdurend in topvorm zijn. Ik vertrouw dan op de natuurlijke weerstand, die ze moeten opbouwen. Op het voedingsinstinct van de duif en mijn eigen ervaring door de jaren heen. Niets menselijks is mij echter vreemd. Als ik hoor, dat bij andere liefhebbers de duiven een uur of langer wegtrekken, dat Sando Verbeek al twintig keer op pad geweest is met zijn junioren en ik kijk op de kalender, dan zit me dat niet lekker. In Gietelo hebben de junioren dit jaar niet “getrokken”. Kan me niet herinneren, dat ik ze vijf minuten kwijt was en dat ze uit het zicht verdwenen. Dan weet je, dat zoiets geen goed teken is en niet wijst op perfecte gezondheid. Vooral de 29 junioren in het kasthok, bevielen me niet. Ze worden ’s ochtends los gelaten en dan gaan ze zonder enige aandrang tot vliegen op het hok zitten koekeloeren. Niet toevallig waarschijnlijk, begon op dit hok de coli-uitbraak en hield de nasleep het langst stand. Op deze afdeling startten we met 40 stuks. Nog steeds voelen de junioren op het kasthok niet fijn aan. Niet glad, niet vol en geen enkele spanning op de spieren. Van wonderkind tot zorgenkind, zo mag je de reputatie van het kasthok momenteel typeren. Aan de zuurstof kan het niet liggen!

Kwaaltjes

Als de eerste prijsvlucht nadert, wordt het tijd om de puntjes op de i te zetten. Vandaar ons bezoekje aan dierenarts Kasperink afgelopen week. De ene afdeling lichte besmetting met haarworm, de andere afdelingen negatief. De meegebrachte duiven hadden licht geel en enkele kostgangers op het verenkleed. Voor het geel nam ik op aanraden van de dokter “tricho-killer” mee. “De dosering secuur hanteren. Bij te lage dosering helpt het niet en bij te hoge dosering willen de duiven het niet meer drinken. Mierenzuur is de werkzame stof en het past wel bij jouw manier van verzorgen”, aldus Kasperink. Voor de bestrijding van de ecto-parasieten had ik al een strategie in gedachten. Willem de Bruin was vorig jaar enthousiast over “Stop-mite”. Te geven over het voer en het verspreidt een aangename geur in het hok. Gebaseerd op etherische olie, waar luizen e.d. niet van houden. Zoals U weet, ben ik gecharmeerd van de filosofie en doenwijze van de voormalig tandarts en heb ik een hekel aan gif en bijvoorbeeld middelen op basis van ivermectine. Liefhebbers praten vaak heel luchtig over middelen tegen ecto-parasieten. Eén druppeltje op de duif of op het zitschapje en je hebt het hele seizoen geen last meer. Ik herinner me “Parasit-ex” (dichloorvos) bijvoorbeeld. In mijn jonge jaren adviseerde men “haarwater” van Noury en men spoot overvloedig met U3. Genoemde middelen zie ik niet meer en ik denk, dat ze niet meer verkocht mogen worden.

Influencers

Vroeger moest je naar de H.B.S. als je iets wilde worden in de maatschappij. Of naar de avondschool, om een degelijk vak te leren. Tegenwoordig hoef je geen koppie koppie of gouden handjes te hebben om aan de kost te komen. Als school niet je vriend is en werken met je handen, niet je ding, zijn er nog legio alternatieven. Als rapper kun je het ver schoppen. Ook als influencer kun je een goeie boterham verdienen. Ik denk, dat sommige duivenmelkers niet weten wat ik bedoel. Influencers zijn vaak jongere mensen met veel volgers. Geen popsterren, maar wel interessant voor veelal jeugdigen, die rolmodellen en idolen zoeken, waaraan ze zich vastklampen. Mensen met veel volgers op internet zijn interessant voor merken. Influencers krijgen gratis spullen om te promoten en geld op de koop toe. Ze beïnvloeden de kijkers en volgers bewust, zonder dat diezelfde volgers zich dat altijd bewust zijn. Het tasje van “Gukkie” en het hebbedingetje van “Verzakkie” staan niet toevallig prominent in beeld. Dat de influencer schoenen draagt van “Nikie” is evenmin een kwestie van smaak of speling van het lot. Allemaal doorgestoken kaart! Ik denk, dat er onder de bekende namen in de duivensport ook influencers zitten. Willem de Bruin schrijft wekelijks zijn columns in “de Duif”. Als hij schrijft, dat hij heel tevreden is over “Stop-mite”, dan ben ik geneigd hem te geloven. De tandarts heeft zijn schaapjes op het droge. Ik kan me niet voorstellen, dat hij voor een paar lullige centen en een paar gratis potjes van het één of ander hypocriet reclame gaat maken voor iets waar hij zelf niet volledig achter staat.

Naïef

Misschien ben ik naïef. “De hele wereld is komedie”, zei opa Frederik dikwijls. Soms denk ik, dat hij gelijk heeft. De poppenkast in de politiek, de schandalen op “de Gooise matras”, het spel van de wereldleiders. Gisteren keek ik naar de televisie. “Boerderij van Dorst”. Als je denkt, dat je iets van tuinieren of dierenverzorgen kunt leren, kom je bedrogen uit. Dat zal ook niet de intentie zijn van het programma. De gasten zijn zorgvuldig uitgekozen. Katja Schuurman, nog niet zo lang van haar Freek af, zorgt als ongeleid projectiel altijd voor reuring. De andere gast was Douwe Bob. Een muzikale jongen, die er niet van houdt om voor het zingen de kerk te verlaten. Drie keer vader worden binnen een half jaar, met drie verschillende vrouwen. Doe dat maar eens na! Raven van Dorst, die nog niet zo lang geleden Rianne heette, verdient er een aardige boterham mee. De televisie verandert meer en meer in een rariteitenkabinet. Vroeger had je “de vrouw met de drie borsten” op de kermis. Tegenwoordig vervult de televisie die rol. Dat zoiets spraakmakend kan zijn, zagen we lang geleden in “Showroom”. Veel mensen herinneren zich nog bijzondere gasten uit die periode. “De Stoel” was een variatie op hetzelfde thema en “China glens” van de zogenaamd verdwaalde chinees op de racefiets, met de globe onder de arm,  was een item uit een soortgelijk programma. Unieke humor, die beklijft. De naam Cherry Duins spookt in dit verband door mijn hoofd. Vroeger was echt niet alles beter, al zijn van Kooten en de Bie in mijn ogen nimmer overtroffen. Tegenwoordig zie je steeds meer extreme types op televisie. Doorsnee is niet interessant. Mensen vertellen over hun jeugd. Ouders gescheiden is bijna standaard. Vader aan de drank en moeder zelfmoord, of andersom, wordt al bijna voorspelbaar. Mensen worden op een zetel gehesen, worden in no-time miljonair, worden een ster en gaan in hun eigen sprookje geloven. Vervolgens verliezen ze de realiteit uit het oog, worden depressief, gaan snuiven, of vallen van de weelde uit het spek. Anderen gaan gekke dingen doen, wanen zich onschendbaar en gaan gruwelijk in de fout. Beetje naïef en beetje zielig. Het zijn de sterke benen, die de weelde dragen kunnen!

Africhten (2)

Vanochtend ben ik naar v.d. Bijl gereden, om de jongste junioren vertrouwd te maken met het spelletje. Drie kilometer. Het heeft niks met de dieselprijs te maken, maar met de leeftijd van de junioren. De jongste is amper acht weken en piept nog. Veelvuldig kleine stukjes wegbrengen. Ze verlaten steeds vlotter de mand, groeperen vlot en gaan na thuiskomst al redelijk vlot naar binnen. Morgen ga ik opnieuw. Ik overweeg de parkeerplaats bij het pontje naar Bronkhorst. Hemelsbreed op zes kilometer van het hok. De oudere junioren krijgen even rust. Afgelopen zondag stond ik net achter Dieren. Op hemelsbreed naar schatting twaalf kilometer van het hok. Dat werd een uitputtingsslag. ’s Ochtends om zes uur stond ik op om de junioren te pakken en acht uur later miste ik er nog zestien. ’s Avonds waren er nog zes weg, waaronder vier van het kasthok. Daarvan kwamen er de volgende dag drie en op dinsdagochtend nummer vier. Een meevaller. “Die hebben wel wat geleerd”, zei Sander door de telefoon. Ik deel zijn mening. Voor een duif is het niet verkeerd om een keer helemaal op zichzelf teruggeworpen te worden. Een nachtje buiten slapen en de volgende dag weer verder zoeken. Het duifje, dat dinsdagochtend retour kwam, was één van mijn favorietjes. José was vooraf heel stellig: “Hij komt terug”. Mooi om te zien, hoe blij een duifje kan zijn om na twee dagen zwerven thuis te komen. Ik vind dat ontroerend en beloon zo’n duifje met een handje voer en zoete woordjes. Op zulke momenten is José altijd erg bij de hobby betrokken. Met José heb ik dienaangaande een troefkaart in handen. Als ik een half uur tevergeefs op duiven wacht, bijvoorbeeld bij een moeizame africhting, is José de geluksmascotte. Ze loopt de tuin in om de was op te hangen en prompt komt er een duif. Die ziet ze ook altijd als eerste. Elk jaar opnieuw. Dat is geen toeval. Het lijkt op magie! Door de oudere jongen rust te geven en me te focussen op de jongste groep, kan ik over twee weken met de hele groep op pad naar dezelfde losplek. Kan ik intussen de duiven luis-, geel-  en haarwormvrij maken. Er huizen nog negentig jongen in Gietelo. Niks forceren, gewoon kleine ritjes met de jongste groep van in totaal 43 stuks. Nog enkele dagen verduisteren en dan hopen, dat in juli alle duiven mee kunnen tot Doesburg. Afgelopen dinsdag hielp Rinie met de pokkenenting met het kwastje. We kozen voor de borst. De laatste veertien dagen voor de eerste prijsvlucht gaan we echt africhten. De jongsten zijn dan tien en elf weken oud. Via Velp gaan we vervolgens naar Heteren, mits het weer meewerkt. Dat is de eerste keer altijd een lastige opdracht. Dan nog één of twee keer op herhaling en als dat goed gaat wagen we de sprong over de drie grote rivieren: Rijn, Waal en Maas. Op drie meter van de Maas kun je prachtig lossen bij het haventje van Ravenstein. We praten over een afstand van om en nabij zestig kilometer. Op de grote voersilo’s, op tweehonderd meter afstand, schijnt een paartje slechtvalken te huizen, maar tot heden heb ik daar nooit last van gehad (afkloppen). Minimaal één keer Ravenstein is de doelstelling, maar de “Joke en Martin Geven-doctrine” schrijft drie keer Ravenstein voor. Als we er een dagje fietsen aan vastplakken, zal José niet zeuren over de dure diesel, maar het weer zal allesbepalend zijn, niet mijn intentie. Zelf richt ik nooit af met de grote wagen en ik heb ondervonden, dat het geen voorwaarde is om een mooie uitslag te maken op de eerste prijsvlucht. Het wordt een uitdaging om met jongen die vandaag nog piepten (o.a. de ’89), de eerste prijsvlucht te halen over vier weken. Eventueel sla ik voor de allerjongsten die vlucht over en laat ze op de tweede vlucht debuteren. Je kunt geen ijzer met handen breken. Het weer moet meezitten, net als de gezondheid. En … je moet er een beetje geluk mee hebben. Succes de komende weken. Met heet weer en (zuid)oostenwind uitkijken, maar als het ijzer heet is, moet je het smeden. Slapen doe je ’s nachts!  (wordt vervolgd)

Voorster Varia (8)

Voorster Varia (8)

Coli-enting

Dinsdag 24 mei werden onze junioren geënt bij Robert Kasperink tegen paramixo/ rota. Eerder schreef Nanne Wolff in het Spoor, dat hij op eigen hok, ondanks dezelfde enting, toch gewoon flink coli kreeg onder zijn junioren. Kasperink meldde me desgevraagd, dat in zijn optiek coli op zijn retour is. “De laatste twee jaren heb ik deze combi entstof veel toegepast. Tot wel 90%  van de paramixo-entingen. Ik zie in mijn praktijk, dat de coli-uitbraken sindsdien minder heftig zijn en er minder kuurtjes verstrekt worden. In mijn ogen speelt de paramixo/ rota enting daarin een rol”. Bewijzen, dat de bewuste enting effect heeft zijn er in mijn ogen niet. Het geel bij duiven was heel lang kwaal nummer één. Daar werd met grote regelmaat tegen gekuurd. Tegenwoordig zijn er liefhebbers, die er al jaren geen of nauwelijks last van hebben en dus ook niet kuren. Wolff en Kasperink, twee deskundige duivenartsen, delen duidelijk niet de visie over de paramixo/ rota-enting.

Coli-uitbraak

Donderdag 26 mei was het prijs. Een dag eerder voorvoelde ik al, dat het niet goed zat. Het leek, alsof er een dronken ober gestruikeld was met een pan erwtensoep in het kasthok. Wat een vieze bende! Op enkele plekken zag ik een glazige “snotterbel” uit een schapje van de loketkast druipen. Daar heb ik het niet op, want dan weet je dat er duiven zullen sterven. In het kasthok begon de ellende, hok 1 en 2 zouden de volgende dag aan de beurt zijn. Op vrijdag maakte ik het lichte voer nat met “Naturaline” en gooide er verbrokkelde pikkoek door. Met een pollepel roerde ik de gele “modder” en met zwartveen en boterzuur (“Ovocrack”) maakte ik de substantie wat droger en kruimeliger. Klei heeft in de natuur een neutraliserende werking.  Het was mijnerzijds een experiment. Veel eetlust hadden de duiven niet en zaterdagochtend was de bende zo mogelijk nog groter. Al vroeg in de ochtend kwam Jaap Hupkes ons een Barnevelderhaan brengen. Ik stond net op het punt om de hokken te reinigen. Jaap was stomverbaasd. Hij heeft zelf ook een hok met 100 postduiven, dat afgelopen voorjaar door roofvogels is teruggebracht naar 80 stuks. “Hoe kan het? Zulke luchtige hokken, zoveel zuurstof en dan zo ziek”, aldus Jaap. Hij keek naar de erwtensoep, met uitgekotst duivenvoer vermengd, onder de schapjes. Mijn favoriete jonge duivin ’17 lag er troosteloos in. Dood. Op zo’n moment sla je de sport het liefst een week over.  De moed zakt je in de schoenen. De avond ervoor had ik José al verteld, dat mijn favorietje de volgende ochtend niet zou halen. Als een duif met coli ’s avonds niet in een schapje zit, maar weggedoken in een hoekje op de grond, is de duif voor zonsopkomst gegarandeerd gestorven. “Dit is toch niet leuk meer”, roept ze met betraande ogen. Jaap blijft een uurtje bijpraten. Gezellig. Als hij vertrokken is, begraaf ik het duifje en maak de hokken schoon. Ik hoor mezelf sloffen over het tuinpad. Leuk is anders!

Balans

Het is nu donderdagavond. We zijn een week verder. Twee duifjes waren niet te redden en een derde moest ik uit haar lijden verlossen. Inmiddels wordt de mest beter. De duiven reageren weer, als ik ze binnen roep. Ze hebben flinke eetlust en een groot deel begint weer te vliegen. Helemaal tevreden ben ik nog niet. Er lopen nog een aantal duiven, die nauwelijks vlieglust hebben en flink zijn afgevallen. Die krijgen nog even respijt, maar moeten niet te lang blijven kwakkelen! Hoe zag de verzorging er afgelopen week uit?  De duiven kregen licht voer. Beijers recup gebruik ik al jaren als licht voer, naast Versele junior. ’s Avonds maak ik een voertje klaar en gooi er een kleine halve liter vlierbessensap over en laat dit impregneren. ’s Ochtends maak ik het dan rul met grit, pikkoek, boterzuur en droge rijst en verstrek dit mengsel meerdere malen per dag in kleine hoeveelheden. Na een dag of vijf treedt er verbetering op, is mijn ervaring. Natuurlijk kun je ook gaan kuren. Dan knappen de duiven misschien iets sneller op, maar dan overwinnen ze de coli niet op eigen kracht en riskeer je een tweede uitbraak. Ook liefhebbers die kuren, hebben vaak dode duiven. Daarom blijf ik het liefst zo dicht mogelijk bij de natuur en handel, zoals boven beschreven.

Tuin

Liefhebbers die in Gietelo/ Appen op bezoek waren, weten dat ik een leuk stukje grond tot mijn beschikking heb. Van jongsaf ben ik gek geweest op tuinieren. Ik weet nog, dat mijn vader thuis kwam en zei, dat hij een mooie tuin voor mij gezien had. “Bij Hein en Mia in de Enkweg ligt een lap grond braak. Henkie Bruggink gaat het stuk grond ploegen en jij mag er aardappels op verbouwen. Hebben we komende winter volop piepers in de kelder”. Ik was naar schatting veertien jaar oud en was in de brandende zon aan het hakken. De lap grond had enkele jaren braak gelegen en de “kwekkoe” tierde welig. Plattelanders weten wat ik bedoel, maar kweekgras is de echte benaming. Zevenblad (“hanepoten”) en heermoes, staan met kweekgras in de top vijf van hardnekkige onkruiden. Hein en Mia zaten in de schaduw aan een koele versnapering en ik hakte me in het zweet. Echt leuk vond ik het niet, maar ik was wel trots op de vele mudden aardappels, die in de kelder belandden. Aardappels waren een halve eeuw geleden nog dagelijkse kost en belangrijk in de ogen van een vader met zes kinderen. Gek genoeg hield ik er geen trauma aan over. Toen ik als 25-jarige een duivenhok bouwde bij oom Dirk op Klein-Amsterdam, liet ik de lap grond erachter ombouwen door boer Jaap Korenblek. Oom Dirk was geen tuinman en was blij, dat ik er groente ging verbouwen. Toen José en ik in 1983 (ik was dertig) onze huidige woning kochten, keek ik voornamelijk naar de mogelijkheden voor een tuin. Van de doktoren in het ziekenhuis mocht ik nooit geen duiven meer houden, maar stiekem keek ik al naar de plek waar het denkbeeldige duivenhok zou komen. De afgelopen week was ik erg blij met mijn tuin. Door een vervelende voetblessure, die maanden voortsleepte, had ik nog niet de hele tuin omgespit. Er groeit vogelmuur, overjarig groenlof, wilde kool en allerlei onkruid, dwars door een dikke laag paardenmest, die ik afgelopen najaar al had uitgestrooid. In de omgespitte tuin groeien  sla, bietjes, snijbiet, rucola, veldsla, andijvie, bieslook, prei, aardappels, tomaten en aardbeien, maar ook jonge zomerasters, duifkruid, zinnia en kruiden als oregano, basilicum, e.a. Elke ochtend duiken de duiven de tuin in en mogen hun voedingsinstinct volgen. De hele tuin staat tot hun beschikking! Het mooiste moment beleefde ik afgelopen week. Ik zat gehurkt en op mijn knieën de bietjes uit te dunnen. Overal om me heen op nog geen meter afstand nieuwsgierige duiven. Op mijn handen ging telkens onze rode kater “Garfield” liggen. Hij wilde me het wieden beletten en aandacht en de duifjes liepen over mijn voetzolen en zonder enige schroom vlak naast de rode kater. Dan is de tuin ineens een eldorado, een Hof van Eden. Dan vergeet je de coli-ellende. Wat de duiven in de tuin pikken? Ik let er vaak op. Gisteren sloopten ze de pas gewiede bietjes, eergisteren speelden ze verstoppertje tussen de hard groeiende aardappels. Ook pikten ze volop aan het aardappelblad. Nota bene een nachtschadefamilielid. Soms gebruiken de duiven hun snavel als pikhouweel en slaan links rechts op kluiten zand om er mineralen en sporenelementen uit op te nemen. De keuze is reuze en ik vertrouw erop, dat de tuin de duiven helpt de darmflora weer in balans te brengen. Wie geen tuin heeft, kan de tuin naar het hok brengen, maar een eigen moestuin bij het duivenhok is wel een voorrecht, besef ik.

Goot

Lang heb ik gepredikt, dat jonge duiven veel vrijheid nodig hebben, waardoor ze “streetwise” worden. Inmiddels ben ik door schade en schande wijzer geworden. Jonge duiven, die veel vrijheid krijgen, gaan op zeker moment op avontuur. Die gaan de buurt verkennen. Dan kan het gebeuren, dat ze een boom als favoriete zitplek ontdekken. Onze postduiven stammen niet af van houtduiven, maar van rotsduiven. In 2009 zaten mijn jonge duiven echter hele dagen in de acacia van de buren. Er zaten veel dode takken in de kruin van die boom en de duiven zaten er hoog en droog met fantastisch uitzicht op naderend gevaar in de vorm van roofvogels. Net een apenrots. Duiven die van de vlucht retour kwamen, landden soms ook in de acacia. Daar werd ik niet vrolijk van. Vorig jaar zaten onze duiven veel op het dak van de buren. Met name in de goot tussen twee woningen, vertoefden ze dikwijls. Pal voor dat huis staat een oude eik, die voor mos en bladafval zorgt. Ik vrees, dat het geen optimale plek is voor jonge duiven. Op zeker moment gingen de duiven daar ook drinken en badderen. Ook als ze van de vlucht terug kwamen. Dat wil ik komend jaar voorkomen. De duiven gaan ’s ochtends los, trainen en mogen daarna fourageren in onze eigen tuin. Als ze uitgepikt zijn en hun behoefte aan groen, steentjes, grit, mineralen en sporenelementen hebben aangevuld, roep ik ze binnen. Overdag gaan de duiven in de beschutte ren, ’s nachts zitten ze in hun hok. Dat bevalt me prima.

Africhten

We hebben nog een week of zes. Dan begint de eerste prijsvlucht. Van africhten is nog weinig terecht gekomen. Lange tijd wilden de duiven niet naar mijn zin trainen. Ze kwamen niet dagelijks los en evenmin op gezette tijden. Dat had te maken met ernstige roofvogeloverlast. Bij de training vlogen ze kleine rondjes om het huis. Doordat ze vaak al binnen een minuut na het loslaten aangevallen werden door de roofvogel, leek het vliegen voor de duiven een fobie. Zelfs als er geen roofvogel in de buurt was, vlogen ze op een wijze die doet denken aan vliegen met een roofvogel in de buurt. Ik wilde mijn duiven “resetten” en bracht ze enkele keren een klein stukje weg. Wennen aan de mand, omgaan met stress en dan in vrijheid op één kilometer van het hok. Dat kostte de eerste keer meteen twee duiven. Bij de tweede africhting op 1,5 kilometer waren we weer twee duiven definitief kwijt en bij de derde poging, enkele dagen later op 2 kilometer nog eens twee. Daarvan werd er trouwens één opgegeven door Piet Schrijver in Brummen. Oud-hokverzorger bij Eijerkamp en later van de in november verongelukte Jan Rademaker. Door overlast van roofvogels, entingen, coli en alles wat daarmee samenhangt, is er van africhten nog weinig terecht gekomen. We blijven optimistisch en hopen op betere tijden.

Roording

De testduiven, die nu voor een deel nog piepen, komen van de combinatie Roording. Geheimzinnig hoef ik er niet over te doen, want ze dragen ringen van Albert en Mannes. Van de vijftien is er tot nu toe één gepakt door de havik. Dat viel mij mee, want tijdens het uitwennen zijn de frivool rondbuitelende piepers een gemakkelijke prooi. De afgelopen veertien dagen hielden de roofvogels zich koest. Mogelijk is er meer aanbod van jonge prooidieren in de natuur. Inmiddels vliegen de Team Roordingduifjes met de overige duiven in een koppel en is het grootste gevaar geweken. Gisteren ging het op het nippertje goed. Ik zag ineens de mannelijke havik tussen de koppel duiken, pal boven ons huis. Een deel van de junioren trok strak in het gelid weg. Een ander, blijkbaar minder ervaren groepje, stoof uiteen en vloog alle kanten uit. Na verloop van tijd keerden de individualisten retour. Overwegend Roordingduifjes. Daarna kwam het grote peloton, toen de kust veilig was. Niet veel later riep ik de duiven binnen. Dat ging vlot. In het hok van de Roordingduifjes zag ik in één oogopslag, dat onze enige rode duif dit jaar ontbrak. Hoewel ik van Albert en Mannes bewust geen afstamming wilde, om zo objectief mogelijk te testen, wist ik dat de roodkras uit de Blitzdoffer komt. Dat zegt niks natuurlijk, maar dat is extra zuur. Zoon van de stamdoffer. Gelukkig kwam de rode een uurtje later retour. Waarschijnlijk op de hielen gezeten door de havik, maar wel ontkomen. Het mannetje van de havik kan, in tegenstelling tot wat sommigen denken, wel degelijk een duif slaan in de lucht en deze ook in de vlucht vervoeren naar het nest of de plukplaats. Dat zag ik op 4 mei, de dag van de dodenherdenking. Vader havik zat achter onze duiven aan en zag, dat een schimmel in paniek in een eik dook. Dat was kaas voor de havik. Voor mijn ogen zag ik hem in een duikvlucht op de schimmel storten en tussen de takken wegvliegen met de schimmel in zijn klauwen. Tussen de takken van de bomen is een havik superieur aan de duif. “Een duif die in de boom duikt, is voor de havik”, zei Martin Geven dikwijls en hij kon het weten!  ’s Avonds ontbrak de schimmel zoals verwacht, maar tot mijn grote verbazing kwam hij de volgende ochtend rond half tien thuis. Ik was in de tuin en kon mijn ogen niet geloven bij het zien van de verloren zoon. De duif was angstig en kroop snel in zijn vaste schapje. De schimmel  had een borstwond en een klauwwond op beide flanken, bedekt door zijn vleugels. Pa havik had zijn prooi blijkbaar los moeten laten, toen hij achtervolgd werd door roeken. Mijn ervaring is, dat moeder havik vrijwel nooit mist en dodelijk doeltreffend is. Pa havik is een opportunist, die doldriest aanvalt, maar vaak mist en fouten maakt, zoals met de schimmel. Inmiddels is het bijna middernacht. Tijd om mijn stukje naar Albert te zenden. (wordt vervolgd)

Voorster Varia (7)

Voorster Varia (7)

Enten

Morgen gaan we onze junioren enten tegen paramixo. Het wordt voor de meeste duiven een “boosterprik”. Alleen de laatst bijgeplaatste junioren krijgen hun eerste prik. We hebben gekozen voor paramixo/ rota. De gedachte is om coli te voorkomen, of in ieder geval de scherpe kantjes van de eventuele uitbraak af te vlakken. Volgens Nanne Wolff heeft het op zijn hok niet geholpen. Jammer, want coli is nog steeds een heel vervelende kwaal onder het jonge volkje!

Debutant

Marinus Hendrixen, een zestiger uit Eefde, debuteerde op de vitesse. Sander heeft nog weleens contact met hem, want Marinus houdt van “kleurtjes”. Ik zag Marinus op de uitslag staan en was onder de indruk. Mooi op tijd en ook in de breedte goed vertegenwoordigd. Marinus bezocht ik vorig jaar en hij bracht ook een tegenbezoek. Achterhoeker van geboorte en geboren op een kleine boerderij met in het voorhuis een klein cafeetje. Vader de boer, moeder de waardin, zoals dat vroeger vaker voorkwam. Karel T.  uit Emst was kolenboer en zijn vrouw bestierde ook een café. Karel lees je nog steeds op de uitslag, maar van Teun de Graaf hoorde ik afgelopen winter, dat Karel een been mist en invalide is. Ondanks een handicap toch doorgaan, dat toont de ware liefhebber! Vader Ernst maakte nog kennis met hem, op een inkorf- c.q. klaverjasavond bij “Steeds Verder”.  Kolenboeren onder elkaar. Marinus is een verteller. Ooit bezocht hij de kweekschool, net als ik. Als jochie had hij al (sier)duiven in de schuur, tussen het hooi. Hij liep waarschijnlijk daardoor paratyphus op in zijn jonge jaren en was erg ziek. Zoiets komt zelden voor, maar Marinus kreeg het gratis. Zijn manier van lopen is een nawee van die paratyphusbesmetting. De opleiding tot onderwijzer maakte hij niet af. Hij kwam in de horeca terecht en had een danscafë. De duivensport had zijn belangstelling. Al jaren hing hij tegen zijn debuut als duivenspeler aan, maar steeds was er “iets” dat hem tegen hield. Marinus is van nature nogal druk. A.D.H.D. noemen ze dat tegenwoordig. “Misschien ben ik wel te veel liefhebber”, opperde hij. “Ik heb moeite om een duif op te ruimen en dan kom je er niet”. Bij die ene mooie uitslag bleef het niet, hoorde ik van Sander. Ik gun Marinus het succes van harte. Als beginneling is het heel moeilijk om op de uitslag te geraken en iemand die zo vol is van zijn duifjes, daar kan ik alleen maar respect voor hebben. Chapeau, Marinus, een overtuigend debuut! Heel veel respect heb ik trouwens ook voor het andere uiterste. De 86-jarige Henk Voskes uit Raalte is ook een bijzondere liefhebber. Henk bleef zijn hele leven vrijgezel, had nimmer een auto en evenmin een computer. Het belemmert hem niet om zijn partijtje nog steeds mee te blazen. Niet meer in kampioensstijl, zoals dertig jaar geleden, toen ik een reportage over hem maakte voor “de Vredesduif”, maar nog steeds heel verdienstelijk. Laten we zeggen: kampioen in de categorie 80-plus. Enkele weken geleden bezocht ik Henk. Sympathieke man en echte liefhebber.

Topduiven

Ooit in 1997 hield ik Willem de Bruin af van de wereldtitel bij de jonge duiven, zoals ik Kees Bosua af hield van de titel in de toenmalige Ponderosa Vrienden Club-competitie. Een liefhebber waar je tegen op kijkt verslaan, geeft een heel speciaal gevoel! Voor beide liefhebbers heb ik veel respect en ze hebben vele malen beter gepresteerd dan ondergetekende. Kees stopte niet zo lang geleden, maar is inmiddels weer duivenmelker. De Bruin is een landelijk fenomeen. Zijn “kerstverkoop” van zomerjongen via “de Duif” is al jaren een groot succes. Willem houdt niet van “prietpraat”, fabeltjes en bakerpraatjes. Bij voorkeur onderzoekt hij dingen zelf en trekt zijn eigen plan. Empirisch onderzoek, heet zoiets. Ik lees zijn wekelijkse column in “de Duif” altijd, nog voor ik de column van A.S. lees. Willem en Ad zijn al heel lang dikke maatjes. Ooit schreef Ad, dat de duiven van Willem altijd 100 meter per minuut meer maken dan de duiven in andere afdelingen. Misschien was het bedoeld als marketing c.q. vriendendienst, maar de wind in het kustgebied waait natuurlijk wel altijd wat steviger. Feit is, dat er tientallen liefhebbers succes hebben met de duiven van Willem. Veelal liefhebbers van naam en faam. Deze mensen hebben zelf goeie duiven, maar de duiven van Willem voegen er toch iets toe. Anderzijds moet je ook nuchter blijven. De kans dat goeie liefhebbers succes hebben met jouw duiven is groter, naarmate het betere vakmensen zijn. Zo realistisch moet je wel zijn. Komen topduiven bij ongetalenteerde liefhebbers terecht, dan is het boter aan de galg gesmeerd. Dat wordt niks. Als goeie liefhebbers veel geld neertellen voor een duif van de Bruin, zullen die duiven uitgebreid de kans krijgen zich te bewijzen als kweker en gekoppeld worden aan de beste duiven van de kampioen zelf. De Bruin heeft een no-nonsense strategie. De duif, die aan het eind van het jaar de meeste kopprijzen heeft, is spekkoper. Niet de duif met het mooie oog, of de duif met verpletterende stamkaart. Wie tientallen jaren beenhard selecteert op het hoogste niveau, heeft zonder twijfel echte postduiven onder de pannen!

Dromen

Zelf ben ik altijd op zoek naar beter. Alleen is het niet eenvoudig betere duiven te vinden. Eijerkamp weet daar alles van. Daar is ook niet elk schot raak. Soms kleunen ze mis en verdwijnt de nieuwe aanschaf via de zijdeur, zonder er ruchtbaarheid aan te geven. Zelf droom ik natuurlijk ook van nieuwe duiven. Ik heb echter niet de dikke portemonnee om dertigduizend euro neer te tellen voor een kind uit “Hurricane” van Willem. Dat geeft trouwens geen garanties. Vorige week las ik een verhaaltje over een vluchtwinnaar. De man in kwestie heeft een kweekhok met louter topmateriaal van de twee grootste kampioenen van de afdelingen 8 en 9.  De winnende duif was …. een aanvlieger (slik). Voor mij is het geen aanbeveling om duiven te kweken uit duiven, die je opvangt uit de kerk. Soms word ik benaderd om duiven te testen voor derden. Dat is een mogelijkheid om aan goed materiaal te komen, met een dichte portemonnee. Evert Jan deed het aanbod en ik vroeg wat duifjes van het hok van Joke. Ik wist, dat er materiaal van Leideman en de Bruin was aangeschaft door Eijerkamp en met name de rechtstreeksen van Willem zaten op het hok van Joke. De Leidemanbroers spelen knetterhard en stonden op het punt van duivensport hun beroep te maken. Dan weet je, dat je aan Eijerkamp het beste moet leveren. Voor de Bruin is Eijerkamp evenmin de eerste de beste. Die gaat zijn goeie naam niet te grabbel gooien. Hans en Evert Jan gaan sowieso altijd voor het allerbeste. Liefhebbers weten, dat Eijerkamp een springplank is voor nationale of mondiale faam. Denk aan Bertie Camphuis, die bekend werd door Eijerkamp. Ook Leo Heremans dankt een deel van zijn roem aan Eijerkamp en zo zijn er meer. De Eijerkamp testduiven in 2020 waren prima de luxe. Joke genoot daar erg van, want zij had ze een ringetje aangeschoven en groot gebracht.  Tien prachtige jongen, origine WdB, soms gekruist met Leideman. De duifjes vlogen uitstekend. Elke keer, dat ze derbygeld pakten in de kring, trakteerde ik Joke op een bos bloemen of een moorkop bij de koffie op maandagavond. Dat werd een wekelijks ritueel! De jongen eruit deden het afgelopen jaar eveneens prima. Joke was ernstig ziek, maar de moorkoppen smaakten haar in juli nog voortreffelijk. Dierbare momenten waren dat.

Realiteit

Vlogen de WdB-duiven op ons hok ook 100 meter per minuut sneller, dan onze eigen duiven? Was het maar zo’n feestje, dan had ik onze eigen duiven opgeruimd en was ik verder gegaan met de nieuwe aanwinsten. Helaas was de realiteit anders. Voor ons team was 2020 een bijzonder jaar. Zes overwinningen in groot verband en vijf keer Teletekst, was een nieuwe ervaring.  Zouden we dat ook bereikt hebben zonder de genoemde tien testduiven? Ik zal een eerlijk en duidelijk antwoord geven. De tien testduiven voldeden 100%. Ze pakten derbygeld, wonnen vroege prijzen en zorgden voor mooie en smakelijke momenten op maandagavond bij Joke. Met weemoed denk ik er aan terug. De zes overwinningen en de Teletekstnoteringen wonnen we echter met “eigen” duiven. Soms gekweekt door Bram en soms door Gerard.  Duiven met een hoog Eijerkampgehalte, maar ook minder bekende namen als Raymond Jonker en niet te vergeten Henk en Frank Jacobs duiken op in de afstamming. Zijn de duiven van de Bruin en Leideman daarom minder op ons hok? Daarop kan ik nu nog geen antwoord geven. De tijd zal het leren en de uitslagen zullen het uitwijzen. Ik heb veel vertrouwen in deze duiven. Ga ze kruisen en terugkoppelen. Op de eerste prijsvlucht dit jaar was “Yin Dee” de eerste duif bij Eijerkamp. Een rechtstreekse van de Bruin en eentje waar ook Joke voor Eijerkamp een 1e in groot verband mee won als jaarling. Afgelopen zaterdag was “Kai Mook” glorieus winnares in de hele GOU tegen ruim 17.000 duiven. Een pure Leideman! Bij Eijerkamp tonen de Leideman-, de WdB- en Verkerkduiven hun kwaliteiten. Onderschat echter niet de Heremans, Janssen A. en van Loonbasis, waar de Eijerkampen nog steeds op kunnen rekenen. Het gaat in de duivensport nog steeds om de individuele kwaliteiten van de duif, de omstandigheden en natuurlijk om de vorm van de dag. Eijerkamp gelooft in kruisen. In het voorgeslacht duiken dezelfde topduiven op, maar de vliegduif is eigenlijk altijd een kruisingsproduct!

Moraal

Duivensport is een voortdurende zoektocht naar de beste duif. Willem de Bruin ontdekte “Murphy’s Law” en noemde hem zo, omdat je maar eens in de zeven jaren zo’n duif kweekt. Laat je niet gek maken door namen en stamkaarten. Drijf niet mee op een hype, of op de waan van de dag en vertrouw op eigen waarneming en bevinding. Duiven moeten bij jou passen! Ook topduiven geven vooral nazaten, die geen knip voor de neus waard zijn. Het vinden van de ideale kweekduif is een moeizame zoektocht. Een uitdaging. Net als het zoeken van het ideale kweekkoppel. Daarom is het interessant.   (wordt vervolgd)

Voorster Varia (6)

Voorster Varia (6)

Vlees

Duiven hebben eiwitten nodig. Die zitten in duivenvoer. Plantaardige eiwitten. We weten allemaal, dat duiven op sommige momenten sterke behoefte hebben aan dierlijke eiwitten. Duiven, die jongen azen en die de kans krijgen, zoeken soms naar slakjes aan slootkanten. Dat is niet helemaal zonder risico, denkend aan leverbot. Arie van den Hoek, schreef meer dan vijftig jaar geleden zijn boek “Voeding, voeder, vitaminen en duiven”. Zijn “A.P.F.” is me altijd bijgebleven. Duiven halen dierlijke eiwitten (A.P.F.) uit bijvoorbeeld een gedroogde koeienflats. Mijn duiven mogen altijd in de tuin scharrelen. Daar ligt paardenmest, veen, klei en er groeit momenteel onkruid en straks allerlei groenten. Een duif weet zelf het best, wat ie nodig heeft om in balans te blijven. Een halve eeuw geleden voerde men veel peulvruchten. Als jochie kocht ik een puntzakje duivenvoer bij Kik en zie in gedachten de donkere duivenbonen. In die jaren gaf men vaker “open hok” en zo konden de duiven via hun voedingsinstinct de hoge dosis eiwitten, inclusief afvalstoffen, compenseren en neutraliseren. Jan Suijkerbuijk was vroeger al beducht voor bonen en erwten. Hij zocht uit de weduwnaarsmengeling de peulvruchten en gaf die aan de jongen. Niks weggooien, want Suijkerbuijken zijn zuinig. Tandarts Willem de Bruin geeft aan zijn duiven gemalen kattenbrokjes. Daarmee maakt hij de eiwitketen veelzijdiger. We moeten wel bedenken, dat duiven geen vleeseters zijn en dat je niet moet overdrijven. Zelf geef ik zo nu en dan wat gestampte kattenbrokjes aan mijn junioren. Een klein beetje. In de bak allerhande zit ook al eivoer. Het is dus de kunst om te doseren. Minder is vaak meer!  Over voeding raakt men nooit uitgepraat. Eerst was vegetarisch de trend, daarna veganistisch. Vooral jongeren zijn er mee bezig. Vlees is voor veel mensen verdacht. Slagers zullen daar ongetwijfeld last van hebben. Ik denk onwillekeurig aan de vier slagers uit mijn dorp, die ik meemaakte. Charles Reichmann, Wim van Til, Jan en Henk Teunissen en natuurlijk Aalpoel. Als kind las ik trots het boodschappenbriefje voor aan Jenny Reichmann. Een aardige, kinderloze vrouw, waar je altijd een heerlijk plakje worst van kreeg. ´Twee ons gek ham”, bestelde ik in alle onschuld. Dat er in de winkel om mij gelachen werd, begreep ik niet. “Geef mij het briefje maar”, zei Jenny vriendelijk. “Je moeder bedoelt gekookte ham”. Tegenwoordig heeft vooral bewerkt vlees een bedenkelijke reputatie. Met name in de vleesfabrieken worden er toevoegingen en conserveermiddelen gebruikt, waar met een scheef oog naar gekeken wordt. Ook zout, als goedkope smaakversterker. Het televisieprogramma “Keuringsdienst van Waarde” opent wekelijks onze ogen. Onvoorstelbaar hoe we gefopt worden met “boerenbedrog” en “gebakken lucht”. Terugkomend op de slagers in het dorp Voorst. Hun vrouwen werden of zijn behoorlijk oud. Minimaal 91, zoals Nies Aalpoel. Ook echtgenoot Chris Aalpoel doet het met 92 nog steeds goed. Hun zonen Chris en Adriaan kennen we als duivensporters. Jans Teunissen is eveneens een vitale vrouw. Ze is  92. Jenny van Charles leeft niet meer, maar ze werd minimaal 92, net als de weduwe van Wim van Til, die nog niet zo lang geleden overleed. De slagers zelf, werden minder oud, uitgezonderd keurslager Chris Aalpoel. Ook Wim van Til was tweede helft tachtig, toen hij overleed. Ik herinner me ook slager GertJan Broers uit Terwolde. Gewaardeerd sponsor van “Steeds Verder” in de jaren negentig. Hij slachtte zelf destijds en was trots op zijn runderen. Hij liet me het karkas zien van een koe, die naar zijn richtlijnen gevoederd was en het karkas van een koe van een andere boer. Je zag duidelijk de verschillen. Gerrit Boerkamp had in die jaren ook een eigen slagerij. Was ook een trouw sponsor. Gerrit zie je nog wel eens fietsen. Zijn broer Theo had toen nog postduiven. Theo leest nog altijd mijn stukjes. Eens duivenmelker, altijd duivenmelker. Slagers, bakkers en groenteboeren hebben het in deze tijd niet gemakkelijk. Ze moeten opboksen tegen de supermarkten. Vaak is het hard werken en vechten tegen de bierkaai. Wat het beste is voor mens en duif? Ik weet het niet. In de oertijd had je de jagers, die vrijwel uitsluitend vlees aten. Later gingen mensen zelf voeding verbouwen. In mijn jeugd at bijna iedereen “regeringsbrood” of witbrood. Later kwam de omslag naar bruin en toen volkoren met vezels. Nu zijn er mensen, die brood helemaal niet gezond vinden. We moeten aan de groente! Steeds zijn er nieuwe trends en nieuwe “superfoods”. Zo waren er in Amerika mensen, die boerenkool als wondergroente zagen. Is het de wens om onsterfelijk te worden? Sommige mensen zijn wel erg goedgelovig!  Voor bepaalde zaadjes en vruchtjes vraagt men bedragen, die aan de goudprijs doen denken. De waanzin ten top! Zelf eet ik het liefst groente uit eigen moestuin, met een scharreleitje van eigen kippen. Een goed stukje vlees en een lekker visje op zijn tijd, versmaad ik niet. Brood komt van een goeie bakker en “liflafjes” en snoep vermijd ik zo veel mogelijk. Het is geen garantie om gezond oud te worden. “Alles met mate” is het beste, zegt moeder Toos dikwijls. Ze zou met haar 92 jaren passen in het rijtje Voorster slagersvrouwen en is nog altijd dol op leverworst van Aalpoel.

Junioren

Afgelopen week hebben we de laatste bonnenkopers van duifjes voorzien. Bram bracht nog twee duifjes, maar die zijn te jong voor het hok met de overige “Brammetjes”.  Ze zijn geplaatst op het hok van de “testduifjes”. De komende twee weken worden de laatste testduifjes gebracht. Het betekent, dat we de komende vier weken nog steeds duiven moeten uitwennen. Met het oog op de roofvogels is dat niet ideaal, maar het is niet anders. Voor wie we duiven gaan testen? Dat laat ik liever nog even in het midden. De duiven dragen ringen van de kwekers, dus geheim kunnen we het niet houden. Op de uitslagen is het t.z.t. allemaal te vinden, voor wie nieuwsgierig is. Ik herinner me nu ineens, dat we ook de toezegging deden om foto’s te plaatsen van het kasthok. Ik wilde Albert daarin betrekken, omdat hij handig is met die materie. Laten we eerst het komende vliegseizoen afwachten. Kijken wat de kinderziektes zijn op het kasthok. We gaan er voor het eerst op de deur spelen en we zullen ongetwijfeld tegen dingen aan lopen, die niet goed doordacht zijn en beter kunnen. Dan kunnen we daarna nog altijd een fotopresentatie plaatsen en heeft Albert nog even tijd voor andere noodzakelijke dingen op eigen hok.

Opening

Gisteren was de opening van vliegseizoen 2022. Albert begon meteen met de eerste plek in de club, maar miste nog wel de nodige duiven. Dat was trouwens de teneur op vele hokken. De duiven hebben nog geen ritme en krijgen dan meteen de oostenwind voor de kiezen. Ik zag het ook bij de aankomsten van de Eijerkampduiven. Ook hun duiven hadden het moeilijk. “Yindee” was als driejarige duivin de eerste Eijerkampduif. Een duifje, afkomstig van Willem de Bruin, dat als jong en jaarling op het hok van Joke Geven vertoefde.  Laten we hopen, dat de talrijke achterblijvers op zaterdag vandaag alsnog de thuisbasis weten te vinden. Op eigen hok wordt het de hoogste tijd om de junioren te enten tegen paramixo.  Als over een maand de laatste testduifjes ook rondvliegen, gaan we een “boosterprik” regelen. De duiven hebben afgelopen week vast gezeten. Op een gegeven moment waren we door aanvallen van de havik vier dagen op rij een duifje kwijt. Ik zag het met eigen ogen gebeuren, maar je staat machteloos op de grond. Dan moet je iets doen en ik koos ervoor om de duiven een weekje rust te geven. Dan verstoor je het eetpatroon van de havik en gaan ze andere prooien zoeken, is de gedachte. Gisteren en eergisteren ging het goed. Als er twee duifjes gepakt worden in de week, heb ik straks in juli nog vijftig junioren. Daar kan ik mee leven, maar hoop, dat de roofvogeloverlast tot gemiddeld één duifje per week beperkt blijft. Helemaal zonder kleerscheuren kom je het seizoen niet door in deze contreien. We zitten in de groene long van de gemeente Voorst en worden rondom omgeven door natuurgebieden. Als de duiven echt goed gaan vliegen, laten ze zich minder vaak verrassen en vluchten, als er onraad in het zicht komt. Dan is de strijd in het luchtruim voor mijn gevoel wat eerlijker en maken de duiven een kans. (wordt vervolgd)

Voorster Varia (5)

Voorster Varia (5)

Margret

Vorig weekend is Margret, de echtgenote van Gerard uit Wijchen, vrij plotseling overleden. Toevallig had ik kort daarvoor nog telefonisch contact met Gerard. In januari vierden Gerard en Margret hun 60-jarig huwelijk. Dat was een mijlpaal. Gerard vertelde, dat Margret de maandag erop geopereerd zou worden. Geen zware ingreep, een routineklus, zo leek het. “Haar gezondheid is verder in orde en ik verwacht, dat ze met enkele dagen ziekenhuisopname wel weer naar huis mag”, aldus Gerard.  Van dochter Birgit hoorde ik een dag voor de geplande operatie, dat haar moeder onverwacht was overleden. Zo snel kan het gaan. Margret werd 81 jaar en werd in besloten kring gecremeerd, afgelopen woensdag. Voor Gerard, inmiddels 84 jaar, een enorme klap. Twee seizoenen was hij, samen met Margret, verantwoordelijk voor de verzorging van onze kweekduiven. Grootmeester, teletekst, afdelingskampioen, nationaal kampioen, het waren nieuwe begrippen voor Gerard. In zijn hart was hij trots, dat hij daar een bijdrage aan geleverd had. De jaren begonnen te tellen voor hem en rugproblemen maakten het verzorgen van de duiven bijna onmogelijk. Bovendien wilde hij zijn huis verkopen en naar een appartementje, of zoiets. Het kostte hem moeite, om het mij te vertellen. Toen ik de duiven ophaalde en Sander als nieuwe verzorger in beeld kwam, ging het Gerard ineens allemaal te snel. Afgelopen winter vroeg hij mij, of ik toch nog weer een stuk of vier jonge duifjes bij hem wilde bezorgen. “Margret wil hier niet weg en ik mis mijn loopje naar het duivenhok”. Nu ontstaat er een nieuwe situatie. Heb hem beloofd, dat ik binnenkort met moeder Toos bij hem op visite ga. Napraten over de mooie momenten, die we samen beleefden en waar ook Margret bij betrokken was. Dan hoor ik waarschijnlijk ook, of ik nog duifjes moet meenemen, of dat hij naar een appartementje of iets dergelijks verhuist. Haar urn zal t.z.t. bijgezet worden in het familiegraf in Duitsland, hoorde ik van dochter Birgit.  R.I.P, Margret, maar jij zult kiezen voor R.I.F. Peace wordt Friede, zoals Keulen voor jou Köln bleef. Niets is blijvend, alleen de herinnering.

Roofvogels

Het ene jaar is het andere niet. Na enkele, relatief rustige jaren, is de roofvogel weer volop actief in Gietelo. Vanochtend had ik de junioren buiten, toen de havik zich meldde in het luchtruim. De iets oudere jonkies gingen in formatie steeds hoger vliegen en verdwenen uit beeld. De piepers, die voor het eerst kennis maakten met het luchtruim, vlogen individueel in blinde paniek alle kanten op. De mannetjeshavik wist niet goed, welke strategie hij zou volgen en raakte afgeleid door mijn geklap en geschreeuw. Na wat schijnbewegingen, droop hij af richting Bussloo. Korte vleugelslagen, even zweven, korte vleugelslagen en weer zweven. Typisch het vliegbeeld van de havik. Er waren ongeveer zestig jongen buiten, maar de meesten waren in geen velden of wegen te bekennen. Geleidelijk keerden er junioren, meestal individueel, retour. Ik besloot om verder te gaan met kuisen. Na een kwartier ineens een knal en het geluid van in paniek wegvliegende duiven. Ik zag op enkele meters van me vandaan een sperwer wegvliegen. Zonder prooi. Vervolgens liep ik wat heen en weer met waterbakken en zag ik de sperwer na een kwartier opnieuw een aanval doen op wat jeugdige piepers, die voor het eerst buiten kwamen. In paniek stoven ze alle kanten uit. Niet veel later arriveerde Raymond Ramaker uit den Ham met zoontje Sil. Raymond was ooit succesvol jeugdlid in afdeling Salland en deed op een gegeven moment de duiven noodgedwongen van de hand, om uiteenlopende redenen. Hij stortte zich op zijn werk, settelde zich met partner, kreeg drie kinderen en startte een eigen bouwonderneming, met inmiddels twaalf medewerkers. Afgelopen winter kocht hij een bon, meldde zich via de app en vertelde, dat hij sinds een jaartje weer duiven heeft en het serieus wil aanpakken. Sander kan zich Raymond ook herinneren. Hij was in die tijd jeugdlid bij “Ons Vermaak” in Eerbeek. In die periode was Fiona Geven trouwens ook een prominent jeugdlid. Toen we binnen aan de koffie zaten, vertelde Raymond, dat zijn moeder na een noodlottige val op het voetbalveld, overleden was op 62-jarige leeftijd. “Dat zette me aan het denken. Het leven kan van het ene op het andere moment voorbij zijn en de duiven hebben me nooit helemaal los gelaten. Zodoende ben ik weer begonnen, want ik vind postduivensport echt geweldig”. Ineens hoorden we de kippen enorm tekeer gaan buiten. “Ze leggen een ei”, meende Raymond, maar ik dacht aan iets anders. Toen we buiten kwamen, hing er een sperwer tegen het gaas van het kasthok. Daar worden duiven panisch van en kippen opgewonden. Vier aanvallen op één zondagochtend en dan hebben we het nog niet gehad over het paartje slechtvalken op “de Nijenbeek”, op nog geen 1500 meter van ons erf. We kunnen de borst nat maken!

Honderd

Ongeveer zestig jongen komen buiten en twintig zitten er nog binnen. Eind april, begin mei, verwachten we nog 10 tot 16 “testduiven”. Afkomstig van twee liefhebbers die samenwerken, uitstekend presteren, maar nog geen referenties hebben van liefhebbers, die met hun duiven successen boeken. In totaal komen we uit op plm. honderd junioren. Met de gestegen voer- en brandstofprijzen is dat meer dan genoeg. De jongen, die de komende twee weken speenklaar zijn, gaan weg op bonnen. De nieuwe eigenaren, kunnen duifjes van die leeftijd nog spelen. Dat is altijd mijn advies. Eerst spelen en kijken wat ze waard zijn. Wat heb je aan hokken vol duiven met ronkende stamkaarten? Alleen als de duif een aanwinst is en goed presteert, komt de stamkaart in beeld. Ook moeten duiven bij je passen. In de vorige aflevering beschreef ik, dat zelfs duiven die goed hebben gepresteerd bij jou, nog geen garantie vormen op kweeksucces. In 2009 en 2016 hadden we de eerste asduif jong van de hele afdeling GOU. Dan droom je, om er een hok mee op te bouwen. In ons geval werd het een desillusie. Ik kom daar eerlijk voor uit, want we begeven ons niet op het commerciële pad en hoeven niet de schijn op te houden. Beide duiven gaven nooit één jong, dat in de buurt kwam bij de vader (2009) of moeder (2016). Dat is de realiteit. Er zijn talrijke duiven van naam, waar iedereen jongen van wil. Een stamkaart met acht keer die beroemdheid in het voorgeslacht, dan heb je het helemaal voor elkaar. Als dan tien jaar later de betreffende duif sterft en de hele duivenwereld in rouw is, hoor je van een insider “dat er eigenlijk nooit één fatsoenlijke nazaat uit geboren is en de duif eigenlijk helemaal geen echte kweekwaarde had”. Wel honderden nazaten. Ik ken talloze voorbeelden, maar ga niemand tegen de schenen schoppen, of handel verzieken. Kwestie van ogen en oren open houden. Duivenliefhebbers apen elkaar graag na, zijn gevoelig voor trends en mode en laten zich makkelijk “kittelen”. Je kunt beter nuchter, realistisch en kritisch blijven! Echte superkwekers zijn dun gezaaid op kweekhokken. In sprookjes komen ze vaker voor.

Veranderen

Je eigen handelwijze tegen het licht houden, daar is niks mis mee. In het verleden had ik de jonge duiven soms hele dagen los. Ze moesten “streetwise” worden. Inmiddels weet ik, dat daar ook nadelen aan kleven. Duiven gaan scharrelen in goten van buren en eten dingen, waar je geen zicht op hebt. Ook bij terugkeer van de vlucht, vallen ze soms op plekken waar je ze liever niet ziet. Daarom ga ik ze minder vrijheid geven. We beschikken over rennen en kunnen ze ook in de buitenlucht zetten, zonder ze de vrijheid te geven. Nu de roofvogels zich weer laten gelden in Gietelo (de sperwer is retour, de slechtvalk nestelt in de buurt en de havik is nog altijd de grootste bedreiging), wordt loslaten een dingetje! Ik word er niet vrolijk van, maar besef, dat ik niet mag klagen als ik ’s ochtends de krant lees en ’s avonds naar het journaal kijk. Alles is relatief en elk jaar is anders. ’t Is hobby en als het niet kan zoals het moet, moet het maar zoals het kan. Geen verwachtingen koesteren, dan valt het ook niet tegen.  (wordt vervolgd)

Naschrift :  Gisteren één duifje weg, vandaag opnieuw één weg en een duifje met een klauwwond aan een hangend vleugeltje. Martin en Joke maakten het elk jaar opnieuw mee op Bussloo. “Je moet je er niet druk om maken en focussen op de duiven, die je nog wel hebt, anders hou je het niet vol”, zei Martin dikwijls. Nu ze beiden niet meer leven, besef je eens te meer de betrekkelijkheid van alles.

Voorster Varia (4)

Voorster Varia (4)

Start

De kop is er af!  Op 10 maart zowel bij Sander als bij Bram de eerste junioren lichting 2022 opgehaald. De duifjes op afzonderlijke hokken geplaatst en binnen een etmaal alle jonkies aan het eten en drinken. Dat is wel eens anders geweest, met koppige weigeraars, die twee tot drie dagen vertikten te eten en dus te drinken. Met knipperende oogjes van de dorst, vallen ze dan terug in conditie. Misschien heeft het te maken met de omstandigheden op het kweekhok? Sander zet het jonge volkje al na een dag of vijftien op de vloer. Ze verlaten het nest, zien de oude duiven eten en doen al vrij snel zelf ook een eerste poging. Bram werkt, naar ik meen, met potjes voer in de broedbakken. Zelf word ik er steeds makkelijker in. Ze worden bij voorkeur in de loop van de ochtend afgezet, hebben dan een dag om aan de nieuwe omgeving te wennen. Voer en water krijgen ze nog niet, dat is zinloos. ’s Avonds worden ze verduisterd en de volgende ochtend, na het opheffen van de verduistering, voer ik ze op de voerplank en zet er een waterbak bij. In het begin neem ik er rustig de tijd voor en laat ze bij voorkeur uit mijn hand eten. De voerkorrels rollen niet weg op die manier en het kuiltje in de hand doet een beetje denken aan het afazen van de ouderdieren. De eerste stap naar tamme duiven en de baas wordt vanaf nu de plaatsvervanger van de ouderdieren. Als je al enige jongen hebt afgezet, verloopt het bij bijgeplaatste jongen nog gemakkelijker. Die zien hokgenootjes eten en goed voorgaan doet goed volgen!

Debuut

Na ongeveer veertien dagen na het spenen, zet ik de klep open en mag het jonge volkje de buitenwereld verkennen. Bij voorkeur zie ik, dat ze van het hok in de tuin vliegen, van het hok naar de schuur en retour op het hok. Spelenderwijs kleine rondjes, die steeds groter worden. Zo gaat het echter niet altijd. Soms zijn de junioren nauwelijks te bewegen om op de vleugels te gaan, maar soms zijn ze heel onstuimig en slaan ze meteen de lucht in. Dan wordt het linke soep, want roofvogels herkennen het vlieggedrag van jonge duiven zonder enige ervaring. Als duiven vooraf de omgeving hebben kunnen inprenten, blijven ze meestal in de omgeving rondtoeren. Bij heel helder weer is de kans groter, dat duiven de lucht in gaan en steeds hoger gaan vliegen. Dan worden de risico’s om duiven te verspelen bij hun eerste vliegoefeningen groter. Landen ze er ergens in de omgeving op een dak of in een boom, dan komen ze vaak aan het eind van de dag en soms zelfs na één of twee nachten buiten slapen, weer thuis. Verloopt het uitwennen heel geleidelijk, dan is er niks aan de hand. Gaat het te onstuimig, dan lopen de spanningen bij de liefhebber op. De kunst is, om je nergens druk om te maken, want meestal loopt het goed af. Momenteel heb ik de jongen buiten en er gingen wat junioren meteen op de vleugels. Vier stuks ontbreken er op het dak van het duivenhok. Ga er vanuit, dat ze ergens in de omgeving op een dak of in een boom zitten en uiteindelijk weer op het honk arriveren. Op dit moment liggen er op de kweekhokken elders al meer jonkies dan geplaatst kunnen worden. Honderd is de absolute limiet voor Gietelo. Vorig jaar had ik er een week voor aanvang van de vluchten nog 124. Het moet leuk en betaalbaar blijven in deze onzekere tijd. Gaan er nu wat duifjes bij het uitwennen verloren, dan is er voldoende reserve onderweg om aan te vullen. Een geruststellende gedachte, al voel ik me als duivenhouder vaak net als een vader voor zijn kinderen.

Analyseren

Bram houdt tijdens het vliegseizoen de prestaties bij. Ook Theo Oortwijn vindt het leuk om onze uitslagen uit te pluizen en in statistieken te verwerken. Theo was enthousiast liefhebber, die door gezondheidsperikelen de duivensport moest opgeven. Op de achtergrond vindt hij het, als gewezen boekhouder, leuk om de duivensport te volgen en op papier een bijdrage te leveren. Kennis is macht. Statistieken liegen niet. Op ons kweekhok moet je streng zijn. Welke duiven zijn onderscheidend, welke duiven leveren geen echte bijdrage aan de vooruitgang. Veel koppelingen zijn op papier geweldig. Drie keer die ene topduif op de stamkaart, een gekorrelde roodoger, tegen een rijk gepigmenteerde geeloger met volledige verkenningscirkel. We weten allemaal hoe het moet. Drie van de vier grootouders zijn Olympiadeduiven en de vierde stond op Teletekst. Dat kan niet kapot. Toch wel. Zelf heb ik het al te vaak meegemaakt. Theorie en praktijk zijn twee verschillende grootheden op het kweekhok. Meestal is het niks, noppes, nada!

Praktijk

Sommigen denken, dat een goed hok het geheim is van succesvolle duivensport. Daar zit wat in. Op een niet-deugend hok komen duiven niet in vorm en wordt het nooit wat. Hoe zit, of zat het op eigen hok in Gietelo? In gedachten komen mijn vijf  beste duiven in Gietelo uit de beginjaren voorbij : “de Schalie”, “de ‘70”, “de 30”, “Axel” en  “Garfield”.  Eerstgenoemde was mijn eerste asduif op het zolderhok met de uitvliegopening op het oosten. De “70” en “30” zaten op twee verschillende afdelingen op het zolderhok met kleppen op het zuiden. “Axel” zat op tuinhokje 5 en “Garfield” op tuinhokje 1. Alle hokken werden kort na 2000 met de grond gelijk gemaakt en in brand gestoken. Einde duiventijdperk, dacht ik. Op al mijn hokken had ik ooit een topduif, maar vooral heel veel matige en slechte duiven.

Hokken

In 2009 maakten we een herstart. Op een andere plek in de tuin begonnen we opnieuw. Eén duivenhok, gebouwd enkele jaren voor het einde in 2001, bleef staan. Dit hok had ik eigenhandig gebouwd, met de gedachte dat het moeiteloos een halve eeuw zou kunnen blijven staan. Hardhout, trespa en damwand. Het werd destijds omgebouwd tot kippenhok en bij de herstart weer in oude glorie hersteld. Of het een goed hok was? Van het “nieuwe hok” had ik weinig informatie. Het oude zolderhok op de schuur en de tegen de schuur gebouwde tuinhokjes voldeden prima. Het “nieuwe hok” werd wel gebruikt, want toen we in 1998 overgingen op elektronisch klokken, werden er kabels uitgelegd naar de oude hokken en het “nieuwe hok”. Echte wapenfeiten van het nieuwe hok kan ik me niet herinneren. In 2009 begonnen we met 21 van “Jan en Alleman” verkregen duifjes. De onverwachte herstart na zeven of acht duifloze jaren. Aan het eind van het vliegseizoen was “Jurriaan” asduif GOU/ 2e W.H.Z.B.  Verkregen van Martin en Joke en eigenlijk de enige duif, die echt deugde. Dit hok staat bekend als hok 1. Het hok werd geleidelijk uitgebreid en nu spreken we van de hokken 1, 2, 2A en 3. Vier hokken en als ik dan kijk naar de afgelopen vier jaren, dan trek ik een verrassende conclusie. In 2018 was “Gerben” onze beste duif. Hij had hetzelfde territorium als “Jurriaan”. Dus huizend op hok 1. In 2019 was “Appie Derks” onze 1e asduif van de kring. “Appie” zat op hok 2. In 2020 was “Ronaldo” onze beste jonge duif. Bewoner van hok 2A. Afgelopen jaar was “Ernst” onze topper. Hij vloog 9 prijzen ongepaard op hok 3 (kasthok). Van de hokken word ik dus niet veel wijzer. Het maakt niet uit op welk hok een junior terecht komt. In ons geval maakt de duif het hok en niet andersom.

Doffers

Ooit schreef ik, dat ik meer successen boek met doffers, dan met duivinnen. De asduiven van voor ons afscheid rond de millenniumwisseling, waren allen doffers. Kijk ik naar de beste jonge duiven van de afgelopen vier jaren, dan zijn genoemde vier duiven wederom vier doffers.  Spelen duivinnen dan een ondergeschikte rol? Nee! In 2018 hadden we de eerste vier asduiven van de kring. De 1e was doffer, nummer 2, 3 en 4 waren duivinnen. Het klinkt bijna als pochen, maar is alleen bedoeld om aan te geven, dat die duivinnen geen klungels waren. In 2020 was “Ronaldo” onze beste, maar duivin “Britta” zat er vlak achter. Afgelopen jaar was “Ernst” met negen prijzen onze uitblinker. Duivin “Toos” was met acht prijzen goeie tweede. Ik blijf een “dofferman”, maar eigenlijk doen de duivinnen het helemaal zo gek nog niet.

Zelfkennis

Het begin van alle wijsheid! Ik vind het leuk om te analyseren en daar naar te handelen. Het hok hebben we behandeld. Het geslacht ook. Tijd om naar de kweekwaarde te kijken van de asduiven. De vier asduiven van 2018 mochten uiteraard blijven. Twee gingen er naar Bram en twee naar ons eigen kweekhok. We zijn nu drie kweekjaren verder en wat blijkt?  De 1e, 2e en 4e asduif hebben als kweker nog niets bijgedragen. De 3e asduif, blijkt de duif met kweekpotentie. Gekweekt door Bram uit een wonderlijke kruising met een doffer van Raymond Jonker met pure dagfondafstamming.  Die doffer werd als jaarling verspeeld en wij hadden toen al zijn eerste en enige jongen ontvangen. De ene raakten we al snel kwijt en van de andere verwachtten we echt helemaal niks. Een misrekening. Onze beste duivin in 2020 was haar dochter. Onze beste doffer in 2021 haar kleinzoon. Zelf gaf ze afgelopen jaar ook weer twee kinderen die pure kop vlogen. Aan de vruchten kent men de stam! Het kan raar lopen.

Geheim

Hoe ontdek je de goeie kweker? De duivin met de kweekwratjes aan de ondersnavel? De doffer met de witte teennagels? De duif met de rijke pigmentatie in de ogen? De duif met de volledige “verkenningscirkel”?  Iedereen mag geloven wat ie wil. Je mag ook de hulp inroepen van externe experts, of je vastklampen aan kweektheorieën. Ik denk, dat niemand het weet! Een duif, die als vliegduif zich bewezen heeft, heeft een streepje voor. Ooit las ik, dat je nooit moet trouwen met het enige mooie meisje in een familie. Voor duiven geldt zoiets ook. De kans van slagen met een duif, die als enige in zijn/haar familie deugt, is niet bijster groot. Ik zie graag op de stamkaart meerdere bewezen goeie duiven staan in rechte lijn. Het afgelopen jaar hebben we onze beste jonge doffer van 2021 tegen onze beste jonge duivin gezet. De duiven zijn onverwant en stammen in rechte lijn uit prestatieduiven. Goed maal goed, geeloog tegen witoog, beiden goedgebouwd, maar er is geen enkele garantie! Meestal valt het tegen. Je hebt echter hoop en verwachtingen. Hoop, geloof en liefde. Daar draait het hele leven om. Bij elk huwelijk is er de prins op het witte paard, bij elke geboorte de gedachte aan een verlosser of wonderkind. Dat is ook zo bij de man of vrouw die vijf keer trouwde en vijf keer scheidde en van wie de kinderen nooit verder kwamen dan de coffeeshop of Bijlmerbajes. Je droomt, dat je zoon de winnende goal scoort in de Champions League-finale en bent uiteindelijk trots, dat hij mag invallen in Voorst 5.

Moraal

Iedereen beoefent de sport op zijn of haar manier. Iedereen heeft zijn of haar eigen visie en iedereen legt de lat op zijn of haar niveau. We beginnen allemaal vol goeie moed aan een nieuw kweek- c.q. vliegseizoen. Allemaal hebben we voorbeelden en idolen in de (duiven)sport. Zelf had ik in de beginjaren veel steun van Appie Derks en was ik een groot bewonderaar van kleine liefhebber Jan P. Suijkerbuijk. Toen ik in 1980, na tien jaren p.v. “de Hoven” Zutphen, de overstap maakte naar “Steeds Verder” Twello, maakte ik van nabij mee hoe Dick de Boer, met verzorger Jasper Romein, in de jaren tachtig furore maakte met zijn “Tornado” (1e Nat. Dax en 1e Maraton Noord). Een pure Janssenduif nota bene, die alle fondduiven het nakijken gaf!  Ik zat bij Gerrit Ilbrink te letten, toen Dick belde om het grote nieuws heet van de naald te vertellen. Gerrit draaide trouwens zelf ook een hele vroege duif op die Dax, ik meen een uur na de “Tornado”.  Gerrit Jansen was de man van “massa is kassa”. Generaal kampioen met de eerste twee duiven uit de klok, ongeacht hoeveel je er mee had. Jan ter Harmsel en zoon Dirk flikten het met de kleine korf. Opvallend weetje: Jan ter Harmsel en Jan Suijkerbuijk vlogen ooit tegen elkaar bij “Recht Vooruit” in Zutphen! Toeval? Jan Littink uit Wilp was de bakker met het hart van goud. Altijd optimistisch, ondanks een ziekelijke echtgenote, waar hij zielsveel van hield. Voor Jan was duivensport het mooiste dat er op aarde bestond. Niemand kon er meer van een duif genieten dan hij en hij gunde bovendien iedereen de overwinning. Zelf was hij tevreden als hij een bescheiden prijsje in de middenmoot kon winnen. En als zijn favoriet, ondanks de zwarte pilletjes, te laat voor de uitslag arriveerde, had hij genoten van de fantastische thuiskomst van de duif. De eenvoud van de mens Jan Littink, zijn pure liefde voor de duivensport en voor zijn naasten, maakte op mij een verpletterende indruk. Geniet van de omgang met je duiven, van de kweek, van alle facetten van de sport, zoals Jan Littink ons leerde. Hij genoot uitbundig en met mate van een borreltje na de vlucht met bijbehorend sigaartje. Dat hoorde er voor hem bij.  Kenmerkend voor zijn generatie. Het ultieme geluk zit niet in een kampioenschap, want aan de top is het vaak koud en eenzaam. Gewoon genieten van duivensport op jouw manier. Dat we hier in vrede met duiven mogen spelen, als vogelgriep en corona het toelaten, is een zegen. Duivensport blijft een mysterie. Niemand weet het! Als ik het niet weet, denk ik glimlachend aan bakker Littink. Hij had gelijk!  (wordt vervolgd)

Voorster Varia (3)

Voorster Varia (3)

Emoties

De afgelopen weken waren er zaken in het nieuws, die me emotioneel iets deden. Het rapport over voormalig “Indië” in de jaren 1946 – 1950 en natuurlijk de Russische inval in Oekraïne. Eerst was er het vernietigende rapport over de zgn. politionele acties. Vader Ernst kwam niet ongeschonden door de oorlog. Traumatisch was het sneuvelen van zijn lievelingsbroer Henk in 1943 aan het front aan Duitse zijde in de buurt van Charkov. In Rodnokraj om precies te zijn. Henk werd geboren op 15 januari 1925, vader Ernst op 30 december van hetzelfde jaar. Henk vernoemd naar zijn Nederlandse grootvader, Ernst naar zijn Duitse opa. Beide jongens leken niets op elkaar. Henk was blond en had stijl haar. Hij was atletisch, voetbalde op zijn 15e in het eerste elftal en bezocht de H.B.S. Vader Ernst was zwart, had krullen, was dik, geen voetballer en zeker geen leerwonder op school. Ze konden het echter heel goed vinden samen en uit de verhalen van vader komt een beeld naar voren van iemand die op keek tegen zijn getalenteerde, oudere broer. Omgekeerd had Henk ongetwijfeld bewondering voor zijn jongere broer, die hij als peuter “Boetie” noemde. Een naam die vader bij zijn generatiegenoten altijd gehouden heeft. Ernst was sterk en hielp al vroeg met kolensjouwen en kon al op zeer jonge leeftijd een auto besturen. Ook speelde hij verdienstelijk accordeon en trad al voor de tweede wereldoorlog op voor o.a. gemobiliseerde militairen. Hij was toen dertien, hooguit veertien jaar. Nooit merkte ik iets van trots bij vader. Daar zal zijn moeder een rol in gespeeld hebben, vermoed ik. Oom Henk sneuvelde ruim negen jaren voor mijn geboorte. Ik had hem graag willen spreken.

Catharina

Mijn oma, de moeder van Henk en Ernst, vluchtte na de eerste wereldoorlog als economische vluchteling naar Nederland. Duitsland had de oorlog verloren en er was grote armoede en nauwelijks werk. Duizenden vnl. jonge vrouwen trokken de grens over. In een documentaire van de VPRO zag ik dat tientallen jaren geleden en toen begreep ik ineens hoe oma “Keete” aan opa Frederik gekomen was. Catharina kwam uit Kassel en vond werk als kok bij een buitenplaats in de omgeving van Voorst. Opa Frederik bezorgde daar de steenkolen, zag er de zwarte krullen van Catharina en de vonk sloeg van twee kanten over. Ze trouwden en bouwden een woning aan de Rijksstraatweg. Hier achter werden de kolenloodsen opgetrokken, de garage en de paardenstal gebouwd en tevens de lijndienst Deventer – Zutphen v.v. opgezet. Van de lijndienst is nog een leuke anekdote bewaard gebleven. Frederik bezorgde zakken meel bij de bakkers, mandflessen met jenever bij de café’s en kruidenierswaren bij de kruideniers. Overal werd contant afgerekend en opa had vaak een dikke portemonnee op zak. Van de burgemeester kreeg hij een ontheffing om een pistool te dragen “tegen struikrovers”. Opa Frederik zag met één oog zeer slecht. Gevolg van een griep, die op de ogen sloeg. Voor militaire dienst werd hij dan ook afgekeurd om die reden. Wel trok hij een keer zijn pistool in “de Smidse” in Wilp. Broer Henk zag bij de sloop van het restaurant op aanwijzing van voormalig eigenaar Kolkman de kogelinslag in een balk, na het verwijderen van het zachtboardplafond. “Een souvenirtje van je opa”.

Ongelukkig

Opa Frederik was een sterke kerel, die nergens bang voor was. In weer en wind op de bok om de lijndienst te rijden en ’s winters in de bittere kou de kolen bezorgen. Ik herinner me, dat zijn tenen een keer bevroren waren en dreigden af te vallen. Het huwelijk tussen Frederik en Catharina was weinig gelukkig. Oma voelde zich nauwelijks betrokken bij het werk van haar man en stond bekend als iemand, die links en rechts fooien uitdeelde en graag de aardige dame acteerde. Ook kon ze driftig worden en had ze soms “woedkrampen”. Positief aan oma was haar kookkunst. Opa kon eten als een schooier en was een echte smulpaap. Misschien hield dit het huwelijk in stand? Als kind maakte ik oma mee en kreeg geen hoogte van haar. Ze stopte me guldens in de zak en fluisterde steevast: “Steck mal ein en nieks an opa sagen”. Dat voelde niet goed, want ik had veel meer op met opa.

Fout

Toen de oorlog uitbrak in 1940, was opa lid van de N.S.B. Hoewel hij niemand verraadde en zich afzijdig hield, was hij wel lid. Daar ben ik niet trots op natuurlijk. Thuis was de oorlog al eerder uitgebroken. Fré en Keete hadden dikwijls ruzie en de kinderen leden daar onder. Henk zat op de H.B.S., maar vader Ernst vertelde, dat moeder haar zoon ’s ochtends de boekentas nawierp en haar zoon uitschold en voor schut zette in het bijzijn van zijn vrienden. Die vrienden waren kinderen van de huisarts (van Heuven) of een zoon van Oosterberg (anno 2022 nog steeds electronicagroothandel). Henk was een gevoelige jongen, die het door de onenigheid thuis, moeilijk kreeg op de H.B.S. Voetbal was zijn afleiding, maar zijn moeder weigerde de voetbalkleding te wassen. Op zeker moment stopte de opleiding. Waren zijn cijfers onvoldoende? Vader Ernst kon daar geen antwoord op geven. Wel vertelde hij, dat zijn broer ging werken op kantoor in Zutphen en daar in aanraking kwam met Duitse soldaten en sympathisanten van Hitler. “Henk was doodongelukkig thuis en raakte in de ban van Duitsland. Op 5 januari 1941, hij was toen nog vijftien jaar oud, vertrok hij voor een opleiding bij de SS naar Klagenfurt. Ik keek hem na, toen hij met de bus vertrok en zwaaide hem uit. Hij was een idealist, maar het was voor hem ook een vlucht uit de ruzie thuis”, vertelde vader meerdere malen met een brok in de keel. Ik werd op diezelfde leeftijd gegrepen door toetsenist Keith Emerson van the Nice. Anderen liepen weg met Bob Dylan, of Ché Guevara. Dat was in de jaren zestig geheel onschuldig en is typisch iets voor tieners.

Rodnokraj

Oom Henk raakte door granaatscherven twee keer zwaar gewond. Oma Keete had het bebloede verband, waar de wond in zijn schouderblad mee was afgedekt, bewaard. Ik zie het nog voor me. Zoiets maakt indruk op een kind. Toen hij na de tweede blessure terug wilde naar het front, maakte hij een tussenstop bij een broer van Keete in Duitsland. Deze broer had maar één kind en die was als dienstplichtige gesneuveld in het begin van de “Krieg”. De oom  was voorman bij een kalkmijn en wilde zijn neefje laten onderduiken. Henk was gedecideerd: “Onkel August, ik laat mijn kameraden niet in de steek” en vertrok andermaal naar Rusland. In 1943 kwam het bericht uit Tilburg. Vader Ernst zag de brief als eerste in de bus. “Henk schreef trouw naar ons, maar ineens hoorden we niks meer. Toen wist ik genoeg”. Elke keer als vader het vertelde, kwamen er waterlanders. “Hij kreeg, samen met vier andere soldaten een voltreffer van zwaar geschut. Er bleef niets van hen over. Toen ik de brief uit Tilburg in de brievenbus zag, ben ik gauw naar de kolenloods gelopen. Niet veel later zag ik mijn moeder van de dijk rollen. Ze was helemaal hysterisch van verdriet. Ook vader huilde als een kleine jongen. Dat moment staat in mijn geheugen gegrift”.

Indië

Het verlies van zijn lievelingsbroer was voor vader Ernst een trauma. Zelf bemoeide hij zich alleen met de kolen. Wel werd hij opgepakt om te werken in Duitsland, maar door onderweg uit de rijdende trein te springen en daarna onder te duiken op boerderij “de Ossenkamp” in Voorst, bleef hij uit het zicht van de Duitsers. Na de oorlog was het een chaos in Nederland. Opa Frederik werd als gewezen N.S.B.-er opgepakt en naar een mannenstrafkamp gestuurd. Oma Keete ging naar een vrouwenkamp. In het ouderlijk huis werden andere mensen geplaatst en vader werd een “outsider” in zijn eigen huis, die nog net gedoogd werd op zijn slaapkamertje. Collega kolenboer Bertholet en zijn broer, beiden nota bene postduivenliefhebbers, haalden in het bijzijn van enkele politiemannen, het paard en de kolenwagen op. Vader was 19 jaar oud en had paard en kolenwagen zorgvuldig verstopt voor de Duitsers. “Met jou hebben we niks te maken. Jouw ouders waren fout in de oorlog en komen niet meer terug”, kreeg hij te horen. Tegen een overmacht van vier volwassenen was hij niet opgewassen. Hij vergat dit voorval nooit! In 1946 kwam de oproep voor Indië. Vader was dienstplichtig en voelde zich meteen na de oorlog een soort paria, met beide ouders in een strafkamp. De bevrijding als feest, ging geheel aan hem voorbij. Hij zocht per fiets zowel zijn vader als zijn moeder op in hun strafkamp, om afscheid te nemen vanwege de militaire dienst. In zijn eentje vertrok hij, zonder uitgewuifd te worden, met de s.s.”Waterman”. De eerste lichting dienstplichtigen van de 7 december-divisie. “We dachten, dat we in Indië als een soort bevrijders zouden optreden, zoals de Canadezen in Nederland.” Voor vader Ernst waren de Indiëjaren eigenlijk best mooie jaren. Hij werd monteur en tevens chauffeur op een bergingsvoertuig. Gestrande voertuigen uit ravijnen lieren met zijn “Mack” met de bijnaam “Klein Duimpje” en met soms drie vrachtauto’s in de kraan achter zich aan door dessa’s en kampongs. Niet zelden beschoten door een onzichtbare vijand in het oerwoud en daarna weer in de geïmproviseerde garage van drie kapotte auto’s één rijdend voertuig maken. Werk dat vader op het lijf geschreven was! Bij het vertrek uit Rotterdam beloofde de generaal, dat de Indiëgangers weer met een jaar voet aan wal zouden zetten in Nederland. Dit liep iets uit. Pas na drieënhalf jaar kwamen ze terug. Als een paria vertrok vader eenzaam uit Rotterdam. Getraumatiseerd door een wereldoorlog. Als een paria kwam hij terug met s.s. “Boissevain”. Wederom een “foute oorlog”, waar de onwetende dienstplichtigen met minimale middelen trachtten een koloniale strijd te voeren voor het vaderland, terwijl Soekarno met zijn mensen streed voor een onafhankelijk Indonesië. Bij terugkomst in Nederland werd nergens meer over gepraat. Snel werk zoeken en niet te veel nadenken, was het devies. Het paste in de tijdgeest van wederopbouw, vergeten en vergeven.

Zondagochtend

Ik werd op dertig december 1952, op de verjaardag van vader Ernst, geboren in het huis van opa en oma. Vader werkte vaak dag en nacht bij “van de Berghe en Schut” in Zutphen, maar soms ook nog thuis in de kolen. Zeker als er wagons gelost moesten worden. Al kort na mijn geboorte bleek, dat ik de borstvoeding niet binnen kon houden. Dit gaf veel spanningen en oma gaf de schuld aan moeder Toos. Gelukkig overleefde ik de crisis, na een spoedoperatie op de leeftijd van zes weken. Tussen Toos en Keete kwam het niet meer goed. Toen ik een half jaar oud was, vertrokken mijn ouders naar de overkant van de weg. Buurvrouw Smeerdijk was weduwe en vreesde verplichte inwoning, want er was grote woningnood. De watersnood in Zeeland was net enkele maanden achter de rug. Haar bovenverdieping stond leeg. Mijn ouders maakten dankbaar gebruik van het aanbod. Weg bij oma! Toen ik de eerste woordjes begon te brabbelen, kon ik het woord buurvrouw niet uitspreken. Het werd “Buja”. Mevrouw Smeerdijk was kinderloos gebleven, maar ze zag met mij toch een soort kinderwens in vervulling gaan. Ze had een overvloed aan speelgoed en toen ik naar de kleuterschool ging, mocht ik haar drie kippen voeren en kreeg ik een tuintje van haar. Dat verzorgen van haar kippen en het rommelen in een eigen tuintje, heeft me blijvend gevormd! “Buja” speelde een grote rol in mijn prille jeugd. Oma Keete vond dit verschrikkelijk en was vreselijk jaloers. “Alte Troete, vieze Soeroegaattante” en andere bijnamen verzon ze om me bij de buurvrouw weg te houden. Mijn momenten met opa Frederik daarentegen koester ik. Op zondagochtend zat ik met hem op de groene bank buiten. Opa droeg steevast een groen Manchester ribpak en met een rode zakdoek poetste hij mijn snotterbelletje weg. “Heb je hoenderkukens gegeten”, vroeg hij dan. Ik wist niet wat hij bedoelde en dan gaf hij zelf het antwoord met “de poten kommen nog uut oe neuze”. Daarna begon hij steevast liedjes met me te zingen en te verhalen over de “Holle Bolle Gijs”. Stichtelijke woorden sprak hij ook. “Bemoei oe nooit met politiek, zoals ik deed. De hele wereld is komedie. Wil ie toch ergens bie, wordt dan lid van de iesvereniging”. Natuurlijk begreep ik toen niet wat hij bedoelde. Daarom volgde er steevast een uitleg: “Jongen, als het dooit pröt niemand meer ergens over en ben ie overal van af”.

Geheugen

Zonder iets na te zoeken, put ik moeiteloos uit mijn geheugen. Ik zie bij moeder Toos, dat dit niet blijvend is met het stijgen der jaren.  Ik ben me er van bewust, dat ik dan dingen kan verwisselen. Heen- en terugreis met de stoomschepen “Waterman” en “Boissevain” bijvoorbeeld. In gedachten hoor ik vader Ernst vertellen, dat hij Rotterdam verliet op de “Waterman”, maar misschien keerde hij retour met dit schip? Toen ik de afgelopen weken geconfronteerd werd met het “Indië-rapport” in de media en daarna met de inval in Oekraïne, was ik voor mijn vader blij, dat hij dit niet meer hoeft mee te maken. Voor hem zou dat allemaal nog veel confronterender zijn dan voor mij. Op de één of andere manier heeft vader Ernst veel van zijn emoties op mij overgedragen. Na een kaartavond bij “Steeds Verder” in de wintermaanden, bracht ik hem altijd thuis. Dan had hij een paar wijntjes op en kwamen de verhalen uit de oorlog en uit Indië. Hij noemde me dan steevast “Henkie” en was dan in de veronderstelling, dat ik zijn gesneuvelde broer was. Ik vond dat enerzijds niet leuk ( ben geen SS-er), maar anderzijds ook heel bijzonder. “Ik haal jullie door elkaar. Je hebt veel overeenkomsten met mijn broer”, zei hij dan. Achttien jaar werd hij. Toen ik bijna veertig jaar geleden een beunhaasmetselaar had in de persoon van “Grote Hendrik”, hoorde ik mooie verhalen. “Jouw vader is maar een paar dagen ouder dan ik. Samen gingen we naar Indië. Ernst noemden we “Boetie”. Jouw oom Henk heb ik ook goed gekend. Een fijne vent, hielp iedereen, gaf bijles en was een fantastische voetballer. Jammer, dat hij bij de SS ging, maar je hoeft je niet voor hem te schamen”. “Grote Hendrik” is enkele jaren geleden overleden. De Indiëgangers die nog leven zijn intussen minstens 95. Krijgen als beloning een symbolische trap na. Dienstweigeraars van toen worden gerehabiliteerd. Prima. Ik snap nu wel de stellingname van vader Ernst: ”Als er ooit oorlog komt, breek ik de benen van mijn drie zonen. Ik laat ze niet dood schieten in een oorlog. Daarvoor ben ik te vaak belazerd en heb ik te veel meegemaakt”.

Hulde

Afgelopen zaterdag gingen Sander en ik naar de Voorjaarsbeurs in Houten. Voor 230 euro filters gekocht voor mijn beide helmen, waardoor ik weer klaar ben voor een nieuw seizoen,wat ademhalingsbescherming betreft. We zagen ook de presentatie van de Olympiadeduiven “op de rode loper”. Onze eigen “Olympic Frank” ontbrak in het kooitje. Enerzijds wel jammer, want de organisatoren verdienen een pluim voor de vorstelijke presentatie van de Olympiadeduiven. Keurige kooien, luxe opstelling, goed bewaakt, top!!!  Met onze Frank hadden we de eerste ronde pech. Door een vechtpartij gingen de eieren overstuur. Uitgerekend in het weekend van de Voorjaarsbeurs zouden zijn eieren van de tweede ronde uitkomen. De duif is gezamenlijk eigendom en dan moet je samen tot een keuze komen. We wilden geen enkel risico nemen. We kozen voor zijn jongen, niet voor de show. Met gemengde gevoelens keken we zaterdag naar de lege kooi. Misschien maken we zoiets nooit meer mee, want de beste jonge Olympiadeduif van het land heb je waarschijnlijk maar één keer in je loopbaan.

Junioren

Nog steeds is er niet één jong van 2022 in Gietelo gearriveerd. Het zal echter een kwestie van enkele dagen zijn, want de junioren zijn bijna speenrijp. Ze liggen gezamenlijk op de vloer en worden door een heleboel “ouders” gevoerd. Twee mooie schimmeltjes uit “Emma” springen in het oog. “Emma” kregen we van Eijerkamp en Joke Geven, enkele weken voor het overlijden van Joke. Het was haar lievelingsduif uit de combinatie “Wout x Paulien”.  In de twee jonge schimmeltjes zit bloed van Willem de Bruin, Leideman, diverse Eijerkamptoppers, Ludo Claessens, onze eigen toppers “Jurriaan” en “Garfield” e.a. De schimmelkleur komt nog van “Topfokker” van Hans Hak. Ik rekende uit, dat het ongeveer 80% Eijerkamp is en 3% Hak, maar de schimmelkleur komt niet via Leideman, maar via Hak. Ook de tweede ronde lijkt “schimmel” te worden. Erfelijkheid blijft fascinerend met de groe(n)ten van Hak! Kun je nagaan, hoe een bepaald gen acht generaties op rij stand houdt en in dit geval zichtbaar blijft.  (wordt vervolgd)

Voorster Varia (2)

Voorster Varia (2)

Goed begin

Na de al dan niet vermeende paratyphusperikelen, zit het met de bevruchting wel snor. Van de eerste elf koppels op ons kweekhok, zijn er 21 jongskes uitgekipt. Eén eitje was schier. De jongen liggen overwegend onder voedsterduiven en inmiddels is de tweede leg van de favoriete koppels ook overgelegd. Op deze manier krijg je van je betere duiven, met een beetje mazzel, toch zes nazaten voor de vroege toer. Ook de duivin met de vleugelproblemen heeft gewoon gelegd en beide eitjes zijn uitgekomen. Nu is het afwachten, of de junioren mooi opkomen. Doordat we verder onderzoek achterwege gelaten hebben, is er geen zekerheid over paratyphus. Was het achteraf loos alarm, of hebben we een beginnende kwaal tijdig de kop ingedrukt?

Bram

Bij Bram, die ongeveer gelijktijdig koppelde, was de start wat stroef dit jaar. De duiven waren goed gezond en net als in voorgaande jaren liet hij het bijlichten achterwege. Voorheen was dat geen probleem. Zonder bij te lichten, kwamen de duiven redelijk vlot op eieren. Dit jaar verliep het minder soepel. De maand januari kende weinig zonuren. Veel bewolking, vaak mist. De temperaturen waren relatief hoog, vergeleken met winters met vrieskou. Waarschijnlijk is dat de verklaring waarom het dit jaar niet vlotte zoals verwacht. Bij vriezend weer schijnt de zon vaak. Met de lichtintensiteit zit het dan wel goed. De duiven komen dan vlot op eieren, zelfs met nachten op rij nachtvorst. Nu het de voorbije maand weken achtereen bewolkt, somber of mistig was, kwamen veel kweekduiven niet in de stemming blijkbaar. Tenzij je op tijd begonnen was met bijlichten. Geen optimale start, maar uiteindelijk kwamen er bij de meeste duiven toch, met enige vertraging, eieren. Elk jaar is anders, ondervond ook Bram.

Willem

De afgelopen winter zagen we weer diverse verkopen voorbij komen, die uitstekend slaagden. Tandarts Willem de Bruin verkoopt al een aantal jaren op rij rond de kerstdagen en via “de Duif” een ronde van plm. 75 zomerjongen. Je mag inmiddels van een traditie spreken. De voormalige tandarts uit Reeuwijk is een fenomeen, die op de vitesse- en midfondvluchten al tientallen jaren aan de top presteert. Ook op de natour en met de jonge duiven maakt hij geweldige uitslagen en op de dagfond moet er eveneens rekening gehouden worden met hem. Willem heeft een solide basis en een eigen systeem. Steeds op zoek naar nog betere duiven, die vaak in België gevonden worden. Nieuwe aanwinsten worden gewoon gespeeld en alleen de allerbesten krijgen uiteindelijk de kans om zich voort te planten. Wat een contrast met liefhebbers, die dure duiven kopen en deze jarenlang op het kweekhok zetten en uiteindelijk tot de conclusie komen, dat de nieuwkomers helemaal niets brengen. De zomerjongen van de Bruin zijn zeer gewild en een opbrengst van enkele tonnen was niet uitzonderlijk. In 2020 brachten ze zelfs ruim een half miljoen euro bruto op en in 2021 was het niet veel minder. De duiven gaan vaak naar goeie liefhebbers, die er flink voor in de buidel tasten en niet zelden komen er zuiver of gekruist weer goeie nazaten uit. De lijst van referenties in binnen- en buitenland groeit gestaag. Vorig jaar bezochten we Herman Calon, die vier jonge duiven bij de beste tien van Nederland had. We kregen ze in handen en steeds zat er bloed in uit Reeuwijk. In “de Duif” stonden foto’s van zeker dertig liefhebbers die succesvol waren met nazaten van “WdB-duiven”. Merendeels grote kampioenen en bekende namen. Als toppers je duiven gaan kopen, wordt de kans op succes vele malen groter! 

Marcel

Samen met zoon Brian verkocht Marcel Sangers via PiPa. De oudere kwekers en vliegers  en ruim 400 jongen. Bruto bracht het een slordige anderhalf miljoen op. Dan doe je toch iets goed! Via de mail feliciteerde ik Marcel met het resultaat. Succesvol verkopen en goed spelen gaan niet per definitie samen. Wel is marketing erg belangrijk en natuurlijk het veilinghuis. Vorig jaar las je op hun site, dat je één jong uit een bepaald Bulckkoppel kon bestellen voor 15.000 euro. Dat lijkt bezopen, maar is wel slimme marketing. Marcel was in het verleden erg succesvol met zijn Camphuisduiven. Later haalde hij ook duiven bij Gerard Koopman. Ik weet nog, dat ik Marcel trof bij voerhandel van der Bijl, kort na een fantastische teletekstuitslag. “Freek, ik ben met Gerard in het buitenland geweest. Het hotel in Zuid Afrika kostte driehonderd dollar per nacht. Daarom sliepen we in één bed en Gerard heeft me zijn hele voersysteem uit de doeken gedaan. Dat zie je nu op deze superuitslag terug”. Marcel was altijd al een lepe gozer, die wist hoe hij zijn doel moest bereiken. Als jochie van dertien jaar kwam hij al bij ons thuis, want hij was destijds bevriend met mijn jongste broer Ben. Een kleine praatjesmaker, die de lachers op zijn hand had. Toen al wist hij in grote lijnen, hoe zijn loopbaan er uit zou gaan zien en daar deed hij niet geheimzinnig over. Hij had het als kind niet gemakkelijk en was al vroeg “streetwise”. Ik weet nog goed, hoe hij als conferencier optrad op dertig december, de verjaardag van vader Ernst, broer Henk en ondergetekende. Toen nog voor een grijpstuiver. Zijn vertolking van Annie de Rooij, het alter ego van Paul de Leeuw, was verbluffend goed. Toen we in 1997 wereldkampioen jonge duiven werden, gingen we met een volle bus supporters naar de huldiging in België. Marcel was onze spreekstalmeester voor in de bus. Vader Ernst speelde accordeon. Onvergetelijk! Marcel was destijds nog niet de Marcel die hij nu is. Hij was nog met Kristel en begon net een beetje aan de weg te timmeren als duivenliefhebber. Ik denk, dat hij toen nog werkte als kitter. Of zoals hij zelf zei “als de beste kitapplicateur van Nederland”. Zichzelf verkopen kon hij altijd al als de beste. Vorig jaar zomer, hoorde ik al van Oliver Sabol, dat Marcel en Brian gingen verkopen. “The name Bulck is hot, and … if you cannot win, you can sell”, debiteerde de Kroaat. Tevens klonk er respect door in zijn opmerking. Voor Oliver was Marcel natuurlijk wel een drijfveer om steeds alle zeilen bij te zetten als “loftmanager” bij Eijerkamp.  Ook voor zijn commercieel talent kon hij respect opbrengen. Net als ik.

Naam

“Ik kan me wel druk maken voor een goeie duif, maar als er geen naam aan verbonden is, is het tijdverspilling”. Woorden van deze strekking stuurde Marcel me per mail. Ik vertelde hem, dat ik verbaasd was, dat hij meer dan 400 jongen in de veiling had. “Je moet eens weten hoe druk je daar mee bent”, klaagde Marcel. “Je bent nu in één keer wel van een heleboel rommel af”, mailde ik hem op mijn beurt. Marcel had ook daar een duidelijke visie over. “Mensen betalen een hoop geld voor de Bulckduiven. Ze zetten er hun beste duiven tegen en dan komen er in kruising altijd wel weer goeien uit”, mailde hij met grote stelligheid. Dat laatste is natuurlijk evident. Zelf hebben we geen Bulckduiven. Wel de Bruin/ Leideman via Eijerkamp. Toch een beetje naam. Wil je commercieel succesvol zijn, dan moet je niet alleen goed vliegen, maar ook de goeie namen op je hok hebben. Ook is het belangrijk, dat anderen hard vliegen met jouw duiven. Drie belangrijke voorwaarden voor commercieel succes. Zelf heb ik commercieel gezien weinig illusies. Wie uitsluitend met junioren speelt, zal nooit echt naam maken. Eigenlijk heb ik me nooit bezig gehouden met de commerciële kant van de duivensport. Ik ben al blij, dat ik duiven kan houden. Dankbaar vooral. Mooi, dat we met duivenvrienden een team vormen en waar we genieten van de gezamenlijke beleving van onze hobby. Ik hoop dit jaar zeventig te worden. Als ik gezond blijf van lichaam en geest, kan ik misschien nog tien jaar mee. Alles daar boven is bonus. Zelf heb ik braaf tot mijn 66e verjaardag  gewerkt. José zelfs nog enige maanden langer. Ze stond ruim 47 jaar voor de klas, altijd met de kleuters en in grote groepen aan een groeischool. Nu we gepensioneerd zijn, willen we genieten van de herfst van ons leven. We hebben een eigen huis en geen kinderen. Ik zou wel een zielenpoot zijn, als ik me nu nog druk zou maken om de commerciële kant van onze hobby. Natuurlijk zeg ik geen nee, als “de Duif” me polst voor een kerstveiling. Ook PiPa is hartelijk welkom. Die komen echter niet. Misschien is een kleine verkoop via een kleine veilingsite een optie, maar eigenlijk heb ik er helemaal geen zin in. Dan verdwijnt de pure beleving en vertroebelt de sfeer in het team. Geld haalt niet het beste boven in de mens. Wel hebzucht en egoïsme!  

Testen

In de loop der jaren ben ik talloze malen benaderd door liefhebbers. “Wil je duiven voor me testen”, was het dan. Ik herinner me een grote fondspeler, die wilde weten of zijn duiven bij mij wel prijs konden spelen als jonge duf. Ik wilde het niet weten en zag er geen brood in. Professionals klampten me ook aan. “Ik heb dure aankopen gedaan en wil deze duiven testen. Wil jij dat voor me doen?” José mocht vaak mee beslissen. “Niet doen. Jij doet het werk en hij gaat straks pronken met jouw referenties en steekt de winst in de zak”. Ik hoor het José nog zeggen.  Soms deed ik het wel. Dan moest ik er zelf brood in zien. Voor Eijerkamp heb ik enkele jaren testduiven gespeeld. De condities waren helder. Ik deelde voor 50% in de eventuele opbrengst bij verkoop en mocht de duiven desgewenst behouden. Momenteel bestaat ons kweekhok overwegend uit Eijerkampduiven en hun nazaten. Ik herinner me ook nog de man van “het gouden kweekhok”. Zelf had hij bij de junioren zelden een duif op de uitslag. De stamkaarten waren overweldigend. Duiven afstammend van de beste liefhebbers van Nederland. Toen hij ze bracht, wist ik al dat het niks zou worden. De jonkies zagen er niet luxe uit, zoals ik gewend ben. Na twee vluchten was ik ze allemaal kwijt!  De moraal is duidelijk. Als jonge duiven afgeleverd worden met getekende pennen, kromme borstbenen en niet vitaal ogend, dan kun je er ongeacht de afstamming, niks mee bereiken! Komend jaar gaan we toch weer een beperkt aantal duifjes testen. Afkomstig van serieuze en betrouwbare liefhebbers. Ze hebben hard gevlogen, goeie duiven, maar nog geen referenties op andere hokken. Zijn ze beter dan onze eigen duiven? Kunnen ze in onze regio nog beter presteren dan in hun regio? Ik ga geen namen noemen, want het kan ook tegenvallen en dan is het geen reclame. Heb er wel vertrouwen in en zal er t.z.t. over schrijven.  Alleen bij positief nieuws uiteraard.

Namen

Niet elk jaar geven we onze duiven namen. Komend jaar wil ik dat wel doen. Vincent van Gogh is één van de inspiratiebronnen. Lieve, de oudste dochter van Sander, appte me al een aantal voorbeelden. Heel leuk, die betrokkenheid. Bij “Gort in de Provence” zag ik afgelopen week, hoe absint als drank een goedkoop alternatief was voor wijn aan het eind van de negentiende eeuw. Dat had te maken met een druifluis, waardoor oogsten mislukten. Vincent van Gogh in zijn “gele periode” maakte overmatig gebruik van “de groene fee”. De bijnaam van absint.  Zoals hippies, musici en andere kunstenaars in de jaren zestig van de vorige eeuw met name inspiratie dachten te halen uit allerlei, uiteindelijk vaak dodelijke drugs. Vincent werkte vaak koortsachtig en in een waan, mede door de absint? Hij belandde aan het eind van zijn leven in een “gekkenhuis”. Letterlijk waanzinnig. Vincent stierf als een arme sloeber. Slechts één schilderij werd er tijdens zijn leven, voor een klein bedrag verkocht. Als schilder bleef hij onopgemerkt bij leven. Als een zonderling stierf hij. In zijn ogen als de mislukte versie van de precies één jaar eerder doodgeboren Vincent Willem, die in Zundert begraven ligt. Vincent probeerde zichzelf door het hart te schieten. Ook dat mislukte. Na twee dagen stierf hij door infectie. De aanwezige dokter was geen chirurg en kon de kogel niet verwijderen. De geniale schilder Vincent Willem van Gogh, werd pas na zijn dood ontdekt en bewierookt. Hij werd 37. Jongere broer Theo, die Vincent financieel op de been hield, haalde die leeftijd niet eens. Jongste broer Cor werd slechts dertig. Stierf ook door een kogel. De duifnamen “Absint” en “Opium” kan ik, met dank aan wijnboer Gort, toevoegen aan het lijstje van Lieve.   (wordt vervolgd)

Voorster Varia (1)

Voorster Varia (1)

2022

Nieuwe ronde, nieuwe kansen! De naam “Voorster Varia” gebruikte ik eerder begin jaren tachtig. In september 1980 werd de voorloper van “Voorster Nieuws” voor het eerst gepresenteerd onder de naam “Voorster Vrienden”. De bedenker woonde in de Apeldoornse Maten en gaf meerdere huis-aan-huisbladen uit. In de eerste editie werden vrijwilligers gevraagd en ik gaf me op en stapte in. Pionierswerk en ik kan me herinneren, dat ik samenwerkte met o.a. Wim Tempelman, die destijds onderwijzer was en in de krant een nieuwe hobby zag. Wekelijks schreef ik artikelen over dorp Voorst en ik kan me herinneren, dat ik de kleine artikeltjes bijeenbracht onder de noemer “Voorster Varia”. Het is nostalgie en bij gebrek aan een alternatief, haal  ik deze oude koe uit de sloot. Het dekt de lading.

Vincent

Vandaag zijn op ons kweekhok de eerste eitjes gelegd. Op dag tien heeft meer dan de helft van de duivinnen het eerste eitje gelegd. Daar ben ik opgetogen over. Het is geen garantie voor een goed seizoen, maar een goed begin is meestal het halve werk. De eerste klap is immers een daalder waard, toch? Het afgelopen weekend bedacht ik me om de junioren een naam te geven gerelateerd aan Vincent van Gogh. Rond de kerst is de jongste broer van José traditiegetrouw enkele dagen bij ons te gast. René is een fijne zwager en op zeker moment kwamen we op het onderwerp Vincent van Gogh terecht. René schildert zelf niet onverdienstelijk, net als zijn broer Harrie en zijn zus Truus. Ook is hij een zeer regelmatig museumbezoeker met grote kennis op het culturele vlak. Op een gegeven moment kregen we een discussie over van Gogh. We verschilden van mening en dat noopte me om op wikepedia nog eens goed het leven van deze bijzondere kunstenaar te lezen. Tijdens het lezen, viel me een aantal toevalligheden op. Op 30 maart 1852 werd er een Vincent Willem van Gogh te Zundert dood geboren. Rond die datum, maar dan precies honderd jaar later, ben ik verwekt en negen maanden later, op 30 december 1952 ter wereld gekomen. Exact een jaar na de geboorte van de eerste Vincent kwam op 30 maart 1853 de latere, beroemde kunstenaar Vincent Willem van Gogh ter wereld. In het domineesgezin werd vervolgens een meisje geboren, Anna. Zelf kreeg ik ook een zusje, Tonny. Vincent krijgt vervolgens een broertje. Dat is Theo, waarmee hij ongeveer zijn halve leven correspondeerde en die Vincent financieel ondersteunde. Ik kreeg broertje Henk op mijn zesjarige verjaardag en tussen ons bestaat ook een speciale band. Vincent kreeg vervolgens twee zusjes, te weten Willemien en Elisabeth. In het kolenboersgezin van Ernst en Toos werden achtereenvolgens Erna en Josien geboren. Vincent kreeg tenslotte nog een veel jonger broertje: Cor. Ik kreeg in 1969 broertje Ben. Stom toeval. In de derde klas van de lagere school kreeg ik van meester van Amstel een schildersdoos. Wim van Amstel was een verdienstelijk amateur schilder en kleurrijk mens. Hij zag in mij een schilderstalent en moedigde me aan. Tot zijn teleurstelling hield ik meer van voetbal en later van wielrennen. Vader Ernst gaf me een accordeon. Ook zoiets. Zelf was ik meer geboeid door vogels en vooral postduiven. In mijn jonge jaren vond ik heel veel dingen leuk. Kan me herinneren, dat ik na het winnen van een hardloopwedstrijd op de Martinetschool (de “Singelloop”), ook in die richting aspiraties had. In die jaren, combineerde vader Ernst zijn kolenhandel met een transportbedrijf. Op een bepaald moment werd er overdag en ’s nachts gereden, met inschakeling van een chauffeur in loondienst. Het opzakken van de kolen was vaak mijn pakkie an, want vader reed op de melktankwagen, bezorgde tussen de bedrijven door de anthraciet, deed zelf grotendeels het onderhoud en ging zo nu en dan ook nog naar bed. Als oudste zoon was ik in die tijd vaak het verlengstuk van vader, die de gaten dicht liep. ’s Ochtends altijd vroeg op. Het kolenwerk deed ik voor kost en inwoning. Het bezorgen van Telegraaf, Nieuws van de Dag en Algemeen Dagblad in de vroege ochtend in Voorst, Empe en Gietelo leverde een leuk zakcentje voor mezelf op. Dik honderd gulden in de week. Daarvan betaalde ik de mengsmering voor mijn oude Puch, alsmede het duivenvoer en de biertjes, die we vrijdagmiddag na schooltijd met vrienden van de Pabo nuttigden bij café Zondag in Deventer.

Vincent (2)

De overeenkomsten met Vincent vielen me toevallig op. Vincent van Gogh had een doodgeboren broertje. Vrijwel dagelijks liep hij langs het graf van zijn naamgenoot, die precies één jaar voor hem geboren was. Het domineesgezin woonde destijds in Zundert en de woning was bij de kerk en het kerkhof gesitueerd. Zelf heb ik geen broers of zussen op het kerkhof, maar als baby van zes weken oud, balanceerde ik wel op het randje van de dood. Ik zat onder mijn geboortegewicht en spuugde alle borstvoeding met een boog uit. Uitdroging lag op de loer. Net op tijd zag een invaldokter op het consultatiebureau in Voorst wat er aan scheelde en met spoed werd ik geopereerd door dokter Verhagen, die in het Zutphense ziekenhuis een zekere reputatie had als grote kerel met dito handen, maar kundig chirurg. De uitgang van de maag was te nauw. Iets dat bij jongetjes vaker voorkomt dan bij meisjes. Door de ziekenhuisopname kwam er van de borstvoeding niets meer terecht. Klazien Ketelaar had het er enige jaren geleden met mij over in ons clubgebouw.  Zij was kraamverzorgster en is ervaringsdeskundige. “Destijds was de kunstmelk uit de fles nog niet zoals die tegenwoordig is. Dat jouw broers en zussen wat langer en forser zijn, kan te maken hebben met het niet ontvangen van borstvoeding. Ook jouw allergie heeft er waarschijnlijk mee te maken”. Moeder Toos had altijd volop borstvoeding en sommige broers en zussen ontvingen die tot een leeftijd van wel anderhalf jaar. Met hun tandjes beten ze in de tepel, vertelde moeder meerdere malen.  Komend duivenseizoen wil ik de junioren namen geven, die refereren aan het leven van Vincent van Gogh. Een leuke uitdaging en het draagt bij aan mijn kennis over Vincent!

Deur

Afgelopen jaar speelde ik een deel van mijn junioren op nest. Dat was achteraf geen succes. Vooral op jongen was het een drama. Dat hondje bijt me geen tweede keer! Komend jaar wil ik de junioren op de deur spelen. Rouleren met doffers en duivinnen. Mogelijk krijgen ze op de NPO-vluchten de kans om op een nestje te komen. Dat ligt aan de omstandigheden.  Tegen paramixo wil ik twee keer enten. Ik denk aan de combi paramixo-rota. Willem de Bruin had er afgelopen jaar goeie ervaring mee en ook teamgenoot Albert was er content over. Mogelijk voorkom je er een coli-uitbraak mee. Clubgenoten Steffan Willems met opa Hans Eckelboom klaagden afgelopen jaar steen en been over de gevolgen van een flinke coli-uitbraak vlak voor het vliegseizoen. De verliezen zijn veel groter en de duiven krijgen er een flinke optater van. Alles wat we kunnen doen om coli te voorkomen, moeten we aangrijpen! Nu moeten we nog iets bedenken om “one-eye-cold” te voorkomen. Daar hadden we afgelopen jaar flink wat overlast van. Op een gegeven moment raakten we vier weken op rij onze eerstgetekende kwijt en ik ben bang, dat het met de oogproblemen te maken heeft gehad, al kan ik het niet bewijzen.

Moeder

Toos werd op 17 november 92. Ze is blijmoedig en geniet van het leven. Helaas krijgt Alzheimer steeds meer greep op haar. Bijna dagelijks bezoek ik haar in haar aanleunwoning in Twello. Hondje “Trijntje” uitlaten is een vast ritueel. Moeder komt zelf nauwelijks buiten de deur. Het schipperke is aan haar dertiende levensjaar begonnen en is nog redelijk vitaal voor een dame van haar leeftijd. Regelmatig hebben we het over het nieuwe duivenseizoen. Ik hoop, dat ik haar straks in juli weer op kan halen. Het weerzien met Jaap en Rini, het verse bakje soep van José en het warme saucijzenbroodje van bakker Bril bij de koffie.  Allemaal elementen, die voor moeder de sleur van alledag doorbreken en waar we beiden naar uitkijken. Steevast zijn er bij een nieuw duivenseizoen vrienden of kennissen weggevallen. Dat maakten we mee met oud-voorzitter Jan Groot Koerkamp, met Jan Harleman, de buurman van moeder, die ook enkele keren de aankomst van de duiven bijwoonde. Straks in de zomer zal Dinie Waanders er niet meer zijn. Overleed in de periode, dat er kerstbakjes gemaakt worden. Eén van de vele hobby’s van Dinie. De echtgenote van Toon.  Dinie was binnen onze familie  een goeie bekende. Sociaal en creatief. Ook Joke Geven, die 28 oktober op haar verjaardag overleed op 67-jarige leeftijd, beleefde vorig jaar haar laatste duivenseizoen. Haar lievelingsduif “Emma” kreeg ik als herinnering vlak voor haar overlijden. Het zou leuk zijn als haar nazaten hier voor successen zorgen. Een goeie duivin zal dan “Joke” heten en een goeie doffer natuurlijk “Martin”. De partner van “Emma” is een jonge schimmeldoffer, die hier goed vloog en gefokt werd uit een Willem de Bruinduif van Eijerkamp, maar geringd door Joke. Toen ik “Emma” kreeg, wist ik meteen dat de schimmel haar partner zou worden. Heb dat ook nog aan Joke verteld. Soms heb je zo’n onbestemd voorgevoel. Het gevoel, dat Jan Hooijmans had, toen hij de ouders van zijn “Harry” bijeenzette. We kennen allemaal dat gevoel. Je formeert in gedachten een “wonderkoppel” en denkt dat het niet kapot kan. Dromen zijn helaas meestal bedrog! Vraag het aan Marco Borsato (breek me de bek niet open).           Wordt vervolgd.