Voorster Varia 2022
Voorster Varia (19)
Voorster Varia (19)
Toekomst
Van het concert des levens, krijgt niemand een program. We leven bij de dag en mogen er iets van maken in de korte tijd, dat we hier rondlopen op deze aardbol. Over enkele uren komen we als team bij elkaar om te genieten van een Bourgondisch buffet bij “Bello” in Hall. Daar kijk ik naar uit, want we zien elkaar in de wintermaanden slechts incidenteel. Morgen hoop ik zeventig te worden en dat moet je vieren. In mijn geval is dat een bijzondere dag, omdat ik op de verjaardag van vader Ernst geboren werd (30-12-1925 en 1952). In 1958 kreeg ik toen op mijn verjaardag broertje Henk. Zo voelde dat destijds. Met Henk heb ik een goeie band. Toen ooit oom Dirk, door omstandigheden, drie jaar introk bij zijn jongere zus Toos, moest er geïmproviseerd worden. Er waren vier slaapkamers, onze ouders, oom Dirk en zes kinderen, dan weet je het wel. Henk moest zijn slaapkamer afstaan en kwam bij mij op de kamer. Zus Tonny woonde intern bij haar opleiding en broertje Ben was mogelijk nog niet geboren, dat scheelde een slok op een borrel. Doordat we jaren op dezelfde slaapkamer sliepen, ook na het vertrek van oom Dirk, was er een prima band tussen ons. Mijn eerste platenspeler kreeg ik van oom Dirk. Mijn tweede kocht ik zelf in Rotterdam. Het was de periode, dat platenspelers, versterkers en boxen het heilige evangelie waren. Samen met Henk luisterde ik naar muziek. Keith Emerson en “the Nice”, Emerson, Lake and Palmer, Rick Wakeman van “Yes”, Rick van der Linden en “Trace”. Symfonisch met klassieke invloeden. Zelf was ik meer van de toetsenisten, Henk had ook iets met blazers. Chicago, Blood, Sweat Tears, e.d. waren gemeenschappelijke favorieten. Aanvankelijk beïnvloedde ik Henk, maar naarmate we ouder werden kwam Henk steeds vaker naar mij om zijn laatste ontdekkingen te laten horen. Op een gegeven moment had Henk een installatie van 2 keer 300 Watt op de slaapkamer. Hij was en is een echte freak. De pannen rammelden bijna van het dak. Dierbare herinneringen en wat deden we onze ouders aan! Incidenteel stuurt Henk een muziekfilmpje. Dan zit hij in zijn muziekschuur, heeft een borrel gedronken en stuurt in een melancholieke bui een nummer van de oude helden van toen. Pure nostalgie. Muziek is een bindende factor. We moeten genieten van elke dag. De toekomst kan morgen voorbij zijn!
Herman
Net werd ik gebeld door misschien wel de fanatiekste en meest complete allround duivenmelker van het land. Nee, niet Willem de Bruin, hoewel Willem inmiddels bijna weet waar Voorst ligt, maar zijn overtreffende trap: Herman Calon. We kennen elkaar van de Eijerkamp duivenreizen naar Olympiades en andere vakantiebestemmingen. Er ontstond geleidelijk een band tussen liefhebbers uit het hele land. Daar bewaar ik prachtige herinneringen aan. Douwe, Bas, Ben, Johan, Arie, Pierre, Jan, Gerrit, Herman en noem ze allemaal maar op. Sommigen zijn overleden of ziek. Anderen houden dapper de contacten in stand, al is het maar met een nieuwjaarswens over de post. Dick en Willy Scholten organiseerden de reizen voortreffelijk, maar het is inmiddels ook nostalgie. Herman staat echter nog steeds met zijn voeten in de Zeeuwse klei en heeft nauwelijks aan energie ingeboet. Dromend van mooie uitslagen, van snelheid, van dagfond en Z.L.U. Tussen de bedrijven door denkt hij, geholpen door Ria waarschijnlijk, even aan mijn verjaardag. Heel attent en ik voel me gevleid. Een levende legende en icoon in de duivensport!
Koppelen
Dat deden we meteen na kerst. We kweken uit plm. tien “kweekkoppels” zo mogelijk zes jongen, met behulp van voedsterduiven. We hebben ook acht “reservekoppels”. Dit zijn duiven, die als voedsterduiven optreden en als het uitkomt zelf twee eigen jongen mogen groot brengen. Het zijn vaak broers of zussen van favoriete kwekers, die bij gebleken geschiktheid (kweekwaarde) op hun kleine kans wachten in de toekomst. Voor het eerst hebben we enkele koppels gezet in verwijderd familieverband. Kijken wat dat brengt. Zo hou je het leuk voor jezelf. Dan wordt er aan de ouderwetse deurbel getrokken.
Oliebollen
Het is Jan Kok. Tachtig inmiddels, met oliebollen van de voetbalvereniging Voorst. Ik ben gek op oliebollen. Met Jan heb ik vroeger in mijn jonge jaren gevoetbald. Jan Kok, Appie Kerkmeyer en Wim Hofenk vormden een legendarisch trio in Voorst 4. Wim had een boerenstijl van voetballen. Hard, maar fair. Jan Kok was bouwvakker en een klein kereltje, maar bikkelhard. Type Theo “de tank” Lazeroms. Voetballend in de duels met de ogen dicht. Appie was het meest flegmatiek, maar eigenlijk de beruchtste van het trio. Het type Rinus Israël. Van camera’s had nog niemand gehoord en er waren geen herhalingen of vertraagde opnames en de scheidsrechters kenden de spelregels vaak niet half en daar werd driftig gebruik van gemaakt. Als we in de stad Zutphen voetbalden tegen Be Quick of A.Z.C., dan vroeg men zich af van welke planeet Jan, Wim en Appie afkomstig waren. In eigen kringen hadden we het over “de Drie van Breda”. Oudere lezers herinneren zich de namen Fischer, Kotalla en Aus der Fünten, die destijds als beruchte oorlogsmisdadigers het nieuws beheersten. In 1972 speelde de vrijlating. De tijd van Dries van Agt. Er werd emotioneel op gereageerd en het ging niet door. De drie namen van een halve eeuw geleden ben ik nooit vergeten en de link met Jan Kok was er meteen, toen ik de deur opende. Dat is het leuke van een dorp. Je komt elkaar altijd weer tegen en er lopen allerlei dwarsverbanden. Jan Kok genoot van het ophalen van de herinneringen. Hij kon wel lachen om de vergelijking met het beruchte drietal. Eigenlijk waren Jan, Wim en Appie destijds al “cultfiguren”, die zich gesterkt door hun reputatie als zodanig gingen gedragen. Drie leeftijdgenoten en goeie vrienden. Appie Kerkmeyer, die achter Harrie Teunissen met de Voorster biljartclub nationale titels vergaarde, leeft niet meer. Harrie Teunissen overleed in 2022, net als die andere legendarische dorpsgenoot Gerrit Smit. Pluk de dag en geniet van het moment!
Doffers
Mijn beste junioren in 2018, 2019, 2020, 2021 en 2022 waren doffers. De vier regio-overwinningen in 2022 werden ook behaald door doffers. Wat is dat toch, dat het altijd doffers zijn, die me redden? Ik heb er geen verklaring voor. Liefhebbers als Gaston van de Wouwer en Albert Derwa, nationale toppers in België, danken hun faam vooral aan de duivinnen, zoals velen alleen maar met duivinnen spelen. In Gietelo speel ik natuurlijk alleen met jonge duiven en meestal niet eens “op de deur”. Misschien dat dit de verklaring is? Waarom zijn mijn beste duiven bijna altijd doffers? Waarom zijn het juist de ongepaarde doffertjes, gespeeld vanaf het schapje, die aan het eind van de rit mijn toppers blijken te zijn? Ik heb er geen verklaring voor. Duivensport blijft een mysterie.
Bello
Het is bijna half drie en ik moet zo moeder Toos ophalen, om de verjaardag te vieren bij “Bello”. Rinie, Jaap, Albert en Sander hebben toegezegd te komen met partners. Bram, als afscheid nemend teamlid, was ook uitgenodigd. Door droeve omstandigheden getroffen, zullen Bram en Marga verstek laten gaan. Triest. Aan het eind van het jaar gebeuren er vaak onverwachte en dramatische dingen. Oudjaarsdag gaan we bij familie vieren, maar eerst moeten we afscheid nemen van collega Joska, waar José 35 jaar prettig mee gewerkt heeft. Een extra reden om straks gezellig te genieten en te proosten met de teamgenoten. Vooruitblikken op 2023 en hopen op mooie vluchten en vooral gezondheid voor allen. Ik ga me opfrissen en omkleden en wens alle lezers een goeie jaarwisseling en een gezond en gelukkig 2023. (wordt vervolgd)
Naschrift: Je gaat zitten achter het toetsenbord, zonder vastomlijnd plan. De telefoon gaat een keer en een half uur later de deurbel en voor je het weet heb je weer een blog. Zoals artiesten een wereldhit scoren met een nummer, dat in een kwartiertje geschreven werd.
Voorster Varia (18)
Voorster Varia (18)
Koppelen
Tussen kerst en Nieuwjaar zijn de meeste mensen vrij. Een ideaal moment om te koppelen, zeker als het niet te koud is. Ook wij willen van deze periode gebruik maken. Er wordt al een week bijgelicht en als alles volgens plan verloopt, zullen de eerste eieren in de eerste week van januari gelegd worden. De laatste week van januari papjongen en rond 20 februari zullen de eerste junioren in Gietelo geplaatst worden. Met behulp van voedsterkoppels zal er een tweede golf volgen in de eerste week van maart en vervolgens hoop ik eind april, begin mei op tal te zijn in Gietelo. Het streven is plm. honderd jongen voor eigen gebruik, maar als het er tachtig zijn, ben ik ook tevreden. Minder is meestal meer!
Groenlof
Na de langste dag zaai ik steevast groenlof. Zaai je eerder, dan schieten de planten door en kun je alles aan de kippen en duiven geven. Groenlof is een “vergeten groente”. Bij de supermarkt zul je het niet vinden en ook bij de echte groenteboer trof ik het nooit aan. Zelf ben ik niet gecharmeerd van “vergeten groente”. Je hebt er veel werk mee, of het is lastig te verbouwen, of het is niet smakelijk. Er is een reden voor, dat schorseneren bij de “vergeten groente” is terecht gekomen. Enige jaren terug gaf ik de schorseneren een kans, maar een jaar later was ik de groente al weer vergeten. Het vormt zeer lange wortels, diep in de grond, houdt de grond lang bezet en je krijgt er moeilijk te reinigen zwarte handen van bij het verwerken. Een echte smaaksensatie was het evenmin. Groenlof staat in mijn persoonlijke top 40 al jaren op één. “Bohemian Rhapsody”, zeg maar. Gemakkelijk te verbouwen en het geeft uniek veel rendement. Het groeit snel, je kunt het maandenlang als rauwkost eten, tot zelfs in februari en het is een regelrechte smaaksensatie. Het heeft iets weg van andijvie, maar als je gewend bent aan groenlof, verlang je niet meer naar andijvie. Uit één pakje zaad, haal ik gemakkelijk 500 te verspenen groenlofplantjes. Dat lijkt veel, maar ik heb ruimte genoeg in de tuin en niet alleen José en ik zijn er dol op, ook de kippen zijn er verzot op. Van welke andere groente kun je in de wintermaanden onbeperkt verse salade snijden? Dit jaar hebben we pech. De groenlofplanten vormen veel schutbladeren, waardoor de eigenlijke krop behoorlijk beschermd wordt tegen nachtvorst. Nu het de hele week matig tot streng vriest, is dat iets te veel van het goede. Groenlof oogsten tot in het voorjaar kunnen we wel vergeten. Je kunt de groenlof eten als andijvie: rauw gesneden als witlof- of andijviesalade, gestoofd en als stamppot, zoals je “foeksandievie” maakt. Gelukkig gingen er in de vier kippenrennen wekelijks zo’n 25 kroppen groenlof door en ook de duiven aten er flink van. Zelf aten we de rauwe groenlof zeker drie keer per week en dat gaan we de komende twee maanden zeker missen. Eén nadeel moet ik vermelden. Doordat het grote publiek de groenlof niet kent, is het zaad niet veredeld. Als beroepstuinders de groente zouden omarmen, zou dat de kwaliteit van het zaad sterk ten goede komen. Nu is er weinig uniformiteit en ook dat maakt de groente ongeschikt voor massaconsumptie. Ik heb trouwens weinig met de smaak van de massa. Dat geldt in mijn geval niet alleen voor groente, maar ook voor muziek en voor duiven.
Ogen
Wie tegenwoordig een duivenfoto ziet, krijgt een uitvergroot duivenoog op de koop toe. Liefhebbers zoeken “vastigheid”, waaraan ze zich kunnen vastklampen. Dat is van alle tijden. De vleugeltheorie van “Vanderschelden” was ooit het heilig evangelie. Met een lineaal werd de vleugel gemeten. De verspringing tussen voor- en achtervleugel, “décallage” met een deftig woord, kon niet groot genoeg zijn en ook de vier buitenste pennen moesten er flink uitspringen. Allemaal onzin? Nee, zeker niet. “Hangers” met lappen van achtervleugels, zie je niet veel meer, ook niet bij fondduiven. Ook “kippenvleugels” zoals destijds onze “Stip” had, zie je niet vaak meer. Als de mand de selectie doet, vallen de “trage vleugels” vanzelf door de mand. In de jaren zestig had je duiven met brede ruggen. Het leken soms “strijkijzers”. Ook duiven met ruggen “uit twee stukken”. Ook herinner ik me duiven met “pinstaarten” en hele kleine pupillen. Ooit kocht ik voor een gulden de “Bolswardduivin” bij opkoper van Harten in Apeldoorn. Een forse duivin met brede rug, zeldzaam kleine pupil en echte pinstaart. Ze was van 1969 en in gedachten zie ik haar voor me. De eigenaar, ik meen dat hij Stienstra heette, schreef me, dat het een echte Krauth was, van de bekende fondspeler uit het Limburgse Meerssen. Later in de jaren zeventig ving duivenvriend Gerrit Ilbrink een duif op van Jos Jilesen uit Boxtel. Directeur van een melkfabriek. Hij mocht de opvanger houden en haalde in Boxtel nog meerdere duiven. Puur Krauth. Gerrit slaagde er op de fond enorm mee. Terug naar de ogen. Het gaat in de duivensport bij de topduif niet om het detail, maar om het geheel. We kunnen selecteren op brede ruggen, pinstaarten, snelle vleugels en duivenogen met veel pigment, verkenningscirkels en de Vermeyenring. Ook op duivenpootjes met zwemvliezen of voetbevedering, of op duiven met een kuif of strik. Daar schieten we echter niks mee op. Kweken we een bewezen topduif, dan dankt de duif die kwalificatie niet aan de witte teennagels, de strik, de verkenningscirkel of de donkere band op de staart. Was het maar zo gemakkelijk. De meeste kwaliteiten zijn trouwens onzichtbaar. Daarom is de mand de enige betrouwbare informatiebron. Speelt de bouw dan geen enkele rol? Toch wel. Ik herinner me schaatsenrijder Falco Zandstra met zijn dunne beentjes. Een regelrechte sensatie, maar hij verdween bijna nog sneller, dan dat hij kwam. Rintje Ritsma met zijn “turbodijen” bleef vele jaren aan de top. Net als Sven Kramer. Een goeie kop (wilskracht) en stabiel karakter in combinatie met een sterk lijf. Eéndagsvliegen kunnen enkele keren pieken, maar zijn snel opgebrand. Bij duiven werkt het eigenlijk precies eender.
Ogen (2)
Onder alle kleuren ogen zijn topduiven te vinden, maar nog oneindig meer soepduiven. Over soepduiven schiet me trouwens een anekdote te binnen, die Marcel Sangers me ooit toevertrouwde en ik graag met U deel. Een Nederlandse duivenliefhebber stond op een beurs met veel Duitse sportvrienden. Marcel had er ook een stand en verkocht zijn duifjes als warme broodjes. De Nederlander sprak geen woord over de grens en vroeg aan Marcel wat hij fout deed. Marcel verklapte zijn geheim: “Supertauben” en “Gute Zuchttauben”, dat willen de Duitsers horen. De Nederlander bedankte Marcel voor de tip. ’s Avonds in het hotel sprak Marcel hem. Zelf was hij “los”, maar de weinig taalgevoelige landgenoot had geen veer verkocht. “Toen ik hem vroeg, wat hij gezegd had tegen potentiële kopers, begreep ik zijn fiasco. Die sukkel had het over Gute Suppetauben”, vertelde Marcel lachend. Onder soepduiven vindt men ook allerlei ogen. Rijkgepigmenteerd en met volledige verkenningscirkels en flets gekleurd zonder cirkel, schreefke of oogteken. Daar zit het niet in. Wijlen John Lambrechts schreef er in 1973 “Ogen in kleur” over. Als ondertitel “Kwaliteiten van de duif”. Hij merkt op bladzijde 17 het volgende op: “De kleur van het oog wordt eveneens rijker (of meer gebonden) naargelang de duif uitgroeit”. Het impliceert, “dat vele ogenkeurders pas een duif juist kunnen beoordelen als zij twee jaar oud is en de oogtekens zich laten zien”. Zelf moet ik mijn duiven op de leeftijd van ongeveer acht maanden oud beoordelen. Dat kan dus niet op oogkwaliteiten. In mijn ogen is dat geen probleem. Vaak weet ik in de maand september van elke duif wat ie waard is. Daar heb ik de uitdraai van Compustam niet voor nodig. Ik ben intensief met de junioren bezig en ken hun innerlijke en uiterlijke kwaliteiten. “Olympic Frank” was een echte “pointeur” en een doffer met kleur in het oog en een volledige verkenningscirkel. Eigenlijk zie je dat pas goed, als je de foto met duivenoog bekijkt. Het is mooi meegenomen en een pluspunt, maar telt alleen als de duif in kwestie goed gevlogen heeft! De theorieën in het boek “Ogen in kleur” zijn leuk wintervertier, zoals ook de vleugeltheorie dat is. De mand is maatgevend en een mooie vleugel en dito oog is bonus.
Ogen (3)
Van mijn kwekers ken ik in grote lijnen alle details. Als ik in bed lig, zie ik elke duif in gedachten en ik heb een goed beeld van bouw en ogen. In het najaar ben je bezig met de toekomstige kwekers. Welke duiven hebben te weinig gebracht en worden te licht bevonden? Welke duiven krijgen een kans op het kweekhok? Tijdens het voorbije vliegseizoen hebben duiven zich onsterfelijk gemaakt, of zichzelf ondergedompeld in de grijze massa. Duiven, die als eerste op de klep vallen, blijven me bij. Die staan in mijn geheugen gegrift. Daar gaat het om. Natuurlijk zie ik een regelmatige prijsvlieger graag, maar dan moeten er wel vroege prijzen tussen zitten. Met meevliegen in de grauwe massa trek je geen volle zalen! Vervolgens ga ik de favoriet in gedachten koppelen aan verschillende partners en probeer me een voorstelling te vormen van de nafok. Uiterlijke kenmerken spelen een rol. Hoewel ik geen overdreven waarde hecht aan oogkenmerken, zet ik liefst twee verschillende ogen tegenover elkaar. Ervaring heeft me geleerd, dat ogen bij voorkeur complementair moeten zijn. Als doffer en duivin beiden ogen hebben met weinig kleur, dan zal de nafok uitgesproken fletse ogen hebben. Je boert achteruit, zeggen ze op het platteland. Liefst een geeloger tegen een witoger, of omgekeerd. Bij voorkeur heeft één van beiden een (gedeeltelijke) verkenningscirkel. Bewijzen, dat dit noodzakelijk is, heb ik niet. Intuïtief zoek ik duiven die elkaar aanvullen. Dus een rustige tegen een temperamentvolle. Soms weet je uit ervaring, dat bepaalde bloedlijnen niet matchen. Daar hou je rekening mee.
Hoewel ik een kruiser ben, wil ik komend jaar wat experimenteren met lichte bloedverwantschap. Kleinzoon tegen de zus van opa, of achterkleinzoon tegen overgrootmoeder. Niet te nauw, want dan worden ze al snel te flauw, is mijn vrees. We willen voorzichtig aan stamvorming gaan doen en dat betekent, dat je in (ver) familieverband moet kweken.
José
Afgelopen week is José aangenomen als lid van “Steeds Verder”. Het ledental daalt en ik wil graag inkorven in mijn eigen club. Die kans vergroot ik, door ook enkele duifjes op naam van José te korven. Dat is niet alleen in mijn belang, maar ook in het belang van de vereniging. De club bestaat 92 jaar en we streven ernaar, om in de gemeente Voorst de enige postduivenvereniging het eeuwfeest te laten halen. Waarschijnlijk zetten we vijftien ringen op naam van José.
Namen
Elk jaar krijgen onze duiven een naam. Vorig jaar kregen de duiven een willekeurige naam en de kinderen van het koppel “Ernst” x “Toos” kregen de namen van de zes kinderen van het gezin van Gogh. Komend jaar wil ik de nazaten uit de van Goghjes een kunstenaarsnaam geven. Ik denk aan tijdgenoten van Vincent van Gogh. De nazaten uit duiven met Willem de Bruinbloed, krijgen een naam uit de wielersport. Willem was zelf ooit wielrenner, vandaar. Dan resteert een minderheid en daar denk ik nog over. (wordt vervolgd)
Voorster Varia (17)
Voorster Varia (17)
Vrijheid
Daar ben ik aan verknocht. Vrijheid is rijkdom. Een blog schrijven, als je iets te melden hebt en geen verplichtingen of deadline. Wel leuk, als mensen waarvan je het niet weet of verwacht, je aanspreken over je schrijfsels. Dat is een bizarre gewaarwording. Misschien heeft Mark Rutte een geheime fascinatie voor postduiven en zoekt hij een nieuwe hobby voor na zijn politieke loopbaan? Of koning Willem-Alexander, die in de voetsporen van opa Bernhard wil treden? Het is niet waarschijnlijk, maar niets is onmogelijk. De dit jaar overleden koningin Elisabeth, had ook iets met postduiven, als ik Apeldoorner en inmiddels negentiger Henk Florijn mag geloven. Volgens de ongekroonde fanclubvoorzitter van dr. Arthur Bricoux, zocht men voor haar de “zuivere” Bricouxduiven. Henk voelde er niets voor om hofleverancier te worden, omdat zijn eigen rode en vale duiven als kinderen door hem vertroeteld worden. Ik dwaal, zoals wel vaker, af. Over duiven schrijven en over de dingen, die je als duivenhouder bezig houden, is leuk. Mits je de vrijheid hebt om dit te doen op het door jou gewenste moment. Wanneer het schikt en je er zin in hebt.
Reclame
Afgelopen voorjaar ging ik de fout in. Beging een blunder, die me een stuk of zeven jonge duiven kostte. Wat was er aan de hand? Ik schreef eerder over de kasten voor kleinbehuisde senioren of jeugdleden. Daar ging ik min of meer intuïtief mee aan de slag en ze ontstonden zonder tekening of vastomlijnd plan. Was het idealisme, om de duivensport te redden? Nee! Wel spookt altijd de angst door mijn hoofd, om op enig moment te moeten stoppen met de duivensport. Dat heeft alles te maken met mijn allergie. Soms heb ik een nachtmerrie, die terug gaat naar 1982. Ik was letterlijk doodziek van de duiven en kon niet meer in de hokken komen. De allergie werd officieel vastgesteld en de duiven moesten, op enkele favorieten na, afgevoerd worden naar de poelier. Nog voor het vonnis voltrokken werd, scheurde ik op het voetbalveld van S.H.E. in Hall, in een wedstrijd van Voorst 2, de belangrijkste spier in mijn rechterbovenbeen. Ik weet het nog precies. In een slalom twee spelers passeren en vervolgens de derde ook nog voorbij willen. Het was het hoogtepunt en het absolute dieptepunt in mijn voetballoopbaan. Er knapte iets en ik lag kreunend van pijn op de grond. Aan passie en enthousiasme ontbrak het niet, wel aan talent. “Je hebt aangeboren te korte spieren”, zei de chirurg, die de hoofdspier aan elkaar naaide. Dat was bijna drie weken na het incident, toen ik het ziekenhuis verliet. Bij thuiskomst reed ik in mijn Kadett meteen naar Klein Amsterdam. Vijf kilometer rijden. Gas geven en remmen deed ik met rechts, ontkoppelen met één van de krukken. Veertig jaar geleden was dat ook niet verantwoord en verstandig, maar als je jong bent heeft overmoed de overhand op gezond verstand. Oom Dirk had de duifjes drie weken in leven gehouden en keek me vol trots aan. Toen ik hem vertelde, dat mijn beste duif ontbrak, kon hij wel door de grond zakken. Net als ik. De duif bleek gestolen. Ik heb het hele verhaal eerder verteld en verval in herhaling. Alle duiven werden afgevoerd en ik was in één maand tijd mijn duiven- en voetbalhobby kwijt. Een traumatische ervaring. De afgelopen negen jaren liet ik honderden keren “Trijntje” uit. Het schipperke van moeder Toos. In april overleed het hondje op bijna 13-jarige leeftijd. Ik liep meestal een ronde om de aanleunwoningen in de nabijheid van het zorgcentrum. In de buurt van een ondergrondse afvalcontainer, gaf ik haar steevast de vrijheid en dan snuffelde ze in de postzegels van tuintjes, maakte wat rondjes en deed haar behoefte. Soms tikte er een nieuwkomer tegen de ramen, maar als ze zagen dat ik het drolletje in een zakje liet glijden en in de container deponeerde, ging er een duim omhoog. Stel, dat ik hier in de toekomst terecht kom, bedacht ik meerdere malen. Zou ik hier een duivenhokje kunnen en mogen plaatsen? Een hokje van één vierkante meter met een klein rennetje en dan op zaterdag schudden met mijn voerbusje op de vluchtdag, onder het toeziend oog van tientallen bejaarden. Als dat geen reclame voor onze hobby is!
Kast
Het ontwerp van de drie kasten, die ik intuïtief van restmateriaal in een bestaande ren van vijf bij twee meter bouwde, ontstond bij de honderden omloopjes met “Trijntje”. Het was eigenbelang, geen idealisme. Wat kan ik nog, als de allergie toeslaat, of wanneer ik in een aanleunwoning met postzegeltuintje beland als hoogbejaarde? De kast was in de eerste plaats mijn eigen redding. In tweede instantie dacht ik pas aan andere senioren en aan jeugdleden, zonder dikke geldbuidel en klein behuisd. Mijn eerste kast was 120 bij 80 cm. Een “tiny loft”, maar ik wilde ervaren, of het nog kleiner kon. Dat werd een hokje van 95 bij 80 cm. Vorig jaar werd “Ernst 182” 1e asduif SVT en 1e kring midfond op dit minihokje met negen prijzen op het schapje. Het bewijs, dat je succesvol kunt zijn op de vierkante meter! Afgelopen winter bouwde ik een derde kast in een afdeling van de ren, die aanvankelijk dienst deed als “azc”. De vreemde duiven hadden het er in mijn optiek te goed naar de zin en vertrokken nooit meer naar hun eigen hok. Niet de bedoeling. De kast werd wederom 95 bij 80, met links de loketkast en rechts de voerplank. Een andere indeling, met een schuifdeur van ongeveer 50 cm breed.
Blunder
Nu komen we terug op de blunder, die ik dit voorjaar beging. De junioren met ringenserie 928 tot 940 kwamen op de nieuwste kast. Ik had 6 mm. dik trespa aan beide zijden van het schuifdeurtje. Aan de onderkant had ik gemakshalve een balkje van tien cm. hoog gemonteerd, als bevestiging voor de trespastroken en als opstapje voor de duiven bij het schuin naar rechts vliegen naar de voerplank. Ongeveer twee weken na het spenen, zag ik een jong met een hangvleugel. Ik schrok me dood en ruimde het beestje meteen op. De angst voor paratyphus en de angst voor verdere besmetting krijgt op zo’n moment de overhand. Twee dagen later zag ik weer een junior met vleugelproblemen. De vleugel hing niet, maar het beestje zat voortdurend met haar ene vleugel te trekken en leek de voerplank niet te kunnen halen. Gedreven door angst, wist ik niet hoe snel ik een gat in de grond moest graven. De volgende dagen volgden er steeds nieuwe slachtoffers en steeds volgde hetzelfde ritueel. Ik voelde me bezwaard en piekerde me suf. Waarom waren er alleen in het nieuwste kasthokje vleugelproblemen? Eerst dacht ik aan het verleden van deze ruimte. Hier hadden de vreemde duiven vertoefd en die hadden natuurlijk paratyphus onder de leden. Rationeel klopte de redenering niet en ik belde dierenarts Robert Kasperink, voor zijn “second opinion”. Inmiddels was er een zevende junior met vleugelproblemen in hetzelfde nieuwe hokje. Ook vreesde ik te lijden aan “tunnelvisie”. Ik observeerde de duiven regelmatig en zag ze met een lichte draai naar rechts opvliegen vanaf de 10 centimeter hoge balk. Daarbij raakten ze met hun vleugels de scherpe tresparand van de smalle deuropening. Zou het een mechanische beschadiging van de vleugels kunnen zijn? De twijfel sloeg toe. Een uur later was ik op consult bij de dierenarts. Een vleugellam, nieuw slachtoffer had ik meegenomen. “Deze duif heeft niet de kenmerken van paratyphus. Ik voel niet de typische knobbel en denk eerder aan mechanische beschadiging”. Met het schaamrood op de kaken, vertelde ik mijn waarneming eerder die dag. “Ik ga zo naar huis en pak meteen de zaag om het balkje in de deuropening weg te zagen. De duiven zullen dan een stukje doorlopen en dan vanaf het bodemrooster rechtstandig naar de voerplank vliegen, zonder de tresparanden te raken in hun zijwaartse manoeuvre”. Tunnelvisie en angst voor paratyphus lagen ten grondslag aan deze blunder, die zeven gezonde duiven het leven kostte. Nooit zag ik meer een duif met vleugelproblemen in de drie kasten. Achteraf had ik beter op moeten letten. In een nieuw hok kunnen kinderziektes zitten! Vaker dan je denkt, hangen duiven zichzelf op of breken vleugels. Zoals je met kleine kinderen het gevaar vooraf moet onderkennen, moet je op het duivenhok hetzelfde doen. Duiven zien gevaren, die wij niet zien. Omgekeerd gebeurt ook. Uitkijken met taps toelopende spijltjes, uitsteeksels, bedrading, kleine rondslingerende spijkertjes of nietjes e.d. Het gevaar zit in een klein hoekje en is vaak te voorkomen!
A.P.F.
Auteur Arie van den Hoek, nam ik altijd heel serieus. De zesde druk van “Voeding, voeder, vitaminen en duiven” dateert van 1972 en is een halve eeuw oud, maar staat nog steeds op de boekenplank tussen naar schatting vijftig andere duivenboeken. Arie was, naar ik meen, landbouwkundig ingenieur. Veel dingen vergeet je, maar A.P.F. niet. Animal Proteïn Factor, of dierlijk eiwit. Van den Hoek speelde zeer verdienstelijk met postduiven, veelal afkomstig van zijn goede vriend Jacques Tournier. “De duif is en blijft een planteneter en de uitwijkmogelijkheid zit in de grond”, staat vetgedrukt op pagina 51. Tournier en Van den Hoek zijn al heel lang niet meer onder ons. De wijsheid van beide heren leeft in mijn brein voort. Gisteren haalde ik twee grote emmers tuingrond uit mijn moestuin. Op de plek hadden groenlofplanten gestaan, mijn favoriete wintergroente. De haarwortels vormden het bewijs. De tuin is ooit verrijkt met 20 kuub zwartveen, die broer Henk met een open oplegger voor me haalde in de turfstreek. Ook haalde ik vele kruiwagens leem van zuivere komaf en liet ik 1000 kg veelzijdig lavameel komen, om de mineralenhuishouding op peil te brengen. Elk jaar breng ik bovendien zeker honderd kruiwagens paardenmest uit de buurt op mijn tuin in de wintermaanden. Voor gif en bestrijdingsmiddelen in de tuin ben ik doodsbang. Ook kunstmest is niet mijn ding. Door de aarde voor de kweekduiven mix ik duivenvoer, dat vettig gemaakt is met tarwekiemolie. Ook onkruidzaad gaat er door met allerhande mineralen, grit, kruiden, pikkoek e.d. De enige uitwijkmogelijkheid voor onze duiven is het aanleveren van gezonde en verrijkte tuinaarde voor aanvang van de kweekperiode. Vrij naar Arie v.d. H. A.P.F. dus. In tarwekiemolie zit vitamine E voor de vruchtbaarheid , in A.P.F. o.a. vitamine B12.
Sprookjes
“Aan jouw duiven kleven sprookjes”, vertelde laatst iemand tegen me. Ik moest lachen en vroeg, wat hij bedoelde. “Die toevalligheden, rondom duif Cor van Gogh, vind ik behoorlijk bizar”, lichtte hij zijn opmerking toe. Ik glimlachte minzaam. Het verhaal van “Garfield” was precies een kwart eeuw geleden nog veel sprookjesachtiger, maar daar had hij nooit van gehoord. Aan veel van mijn betere duiven, zit een verhaal. Soms een donker en triest verhaal, waarbij de dood om de hoek kwam kijken. Soms een ontroerend verhaal. Ik ken de verhalen en de al dan niet toevalligheden. Sprookjes zijn dikwijls mooier dan het echte leven. Daarin gaat het dikwijls over geld, macht en egoïsme. Ik ben een nuchtere jongen, maar weet, dat er meer is tussen hemel en aarde dan we willen geloven. Sprookjes verzin je niet. Daar sta je bij en kijk je naar. Die ontvouwen zich om je heen, als je geluk hebt. We moeten de magie niet verbreken. Beseffen, dat sprookjes niet op commando gebeuren. In de duivensport moet je keihard werken, geloven in de goeie duif en in jezelf, tegenslag manmoedig verwerken en met veel liefde het succes nastreven. Zelfs dan blijft het dikwijls aards en donker. Soms heb je geluk, dan zit alles mee. Dan zit er een engeltje op je schouder en voltrekt zich bij toverslag het sprookje. Gewoon met duivenvrienden een vlucht beleven, in aanwezigheid van moeder Toos en José, is trouwens ook al een sprookje. Geluk zit in kleine dingen. (wordt vervolgd)
Voorster Varia (16)
Voorster Varia (16)
Einde
Vorige week zondag kwam er officieel een einde aan de duivensportloopbaan van ex-teamlid Bram Scherpenzeel. Via GPS werden de duiven totaal verkocht. Spannend voor Bram, maar ik denk, dat hij tevreden terugkijkt op de verkoop. Zelf kocht ik een duivin aan, waarvoor ik al een partner in gedachten heb. Een halfzus van “Olympic Frank”. Doordat onze beste junior van 2022 komt uit het enige kind van onze topper van 2020, was dit een weloverwogen aankoop. Jammer, dat de duif, die ons zoveel plezier verschafte en 1e Nederlandse Olympiadeduif werd, naar China verhuist. Alles is eindig in het leven!
Forum
Gisterenavond ging ik, met Sander als chauffeur, naar ’s Heerenbroek. Ik mocht plaatsnemen in een Forum en zat temidden van grootheid Gerard Koopman, Barcelonaspecialist Frans Bungeneers uit België, duivendierenarts Stephan Göbel en opkomend fondtalent Claudio Pieper aan tafel in een tot de laatste stoel bezette bedrijfshal van de Groot Diervoeders. Mijn wederhelft José vond het een hele eer en erkenning. Namens de Groot werd ik benaderd door Edwin en in het voortraject was er ook contact met Sarmad. Dit is de nieuwe eigenaar van Travipharma en meede-organisator van de avond. Eigenlijk voel ik me nooit zo op mijn gemak bij “talkshows”. Mijn A.B.N. is doorspekt met streektaalaccenten, ik slik woorden in en ga in mijn enthousiasme te snel praten. Liever zet ik dingen op papier, zoals in deze “blog”. De kennismaking met collega-panelleden is verrijkend en leerzaam en de ontmoeting met liefhebbers, die ik soms alleen van naam ken via de uitslagen, heeft zijn charme. Zeker na een coronaperiode, waarin festiviteiten, huldigingen e.d. taboe waren. Ik ontmoette er o.a. W. Scholten uit Wapenveld. Een nieuwe, zeer gedreven liefhebber. Met paarden en koeien had hij ook al zijn talenten getoond en afgelopen jaar stond hij bij de asduiven in de regio na een stuk of vijf vluchten fier bovenaan, net boven onze “Tineke ‘928”. Ik ben dan altijd nieuwsgierig. Het was een Elzingaduif uit Friesland. De duif arriveerde steevast zeer gemotiveerd en vloog gewoon op het schapje zonder nest of trucjes. Helaas voor Scholten brak de duif een poot en dat verstoorde de succesreeks. Ik trof in ’s Heerenbroek een enthousiaste groep gedreven liefhebbers uit de omgeving Wapenveld, Heerde, Wezep. De naam Scholten komen we de komende jaren waarschijnlijk tegen op regio- en zelfs afdelingsniveau, want wat goed is komt snel!
Leerzaam
Bij forumleden denk je aan specialisten, die op elke vraag een antwoord weten. Zo is het niet. Forumleden zijn ook maar mensen. Gerard Koopman kreeg op zeker moment een vraag, waarop hij het antwoord schuldig bleef. Hij begon te lachen en vervolgens kreeg hij de slappe lach. Ik vind dat mooi. Niet op elke vraag is een zinnig antwoord te geven. Een gek kan soms een vraag stellen, waarop tien professoren het antwoord schuldig blijven. Gerard is al tientallen jaren een pionier en een fenomeen op de dagfond. Ook op de overnachting heeft hij al straffe toeren uitgehaald, maar als het op de Z.L.U.-vluchten aankomt, moet hij nog stappen maken. Je kunt dan wel heel stoer uit je nek gaan lullen, maar soms is nederigheid tonen een beter antwoord. Gerard beseft dat als nuchtere Drent als geen ander. “Ik geef bij thuiskomst van de vlucht nooit meteen een ontsmettingsmiddel in het water”, zei Stephan Göbel gedecideerd. “Als duiven, zeker bij warm weer, vermoeid en dorstig zijn, heb je geen enkel zicht op de dosering en kun je duiven vergiftigen”. Dat klonk me als muziek in de oren. Stephan Göbel heeft niet alleen veel medische duivenkennis, hij weet ook hoe je met duiven moet spelen. In de beleving van de buitenwacht ben ik een natuurfreak, die wars van elk medicijn is. Dat zei Gerard Schalkwijk als duoforumleider op zeker moment tussen de regels door ook. Voor Travipharma ben ik niet de ideale ambassadeur, moet hij gedacht hebben. Dat beeld klopt niet. Wel in hoofdlijnen, maar niet in absolute zin. Ik ben huiverig voor medicijnen, blijf bij voorkeur dicht bij de natuur, maar als het echt nodig is, ben ik blij dat er duivendokters en medicijnen zijn. Ook uit de mond van Frans Bungeneers kwamen zinnige dingen. Alleen al het pure Vlaamse taaltje is een streling voor het oor. Een man met charisma, kennis van zaken en een duidelijke visie. Barcelonaspecialist met een fantastische erelijst. Sympathiek op de koop toe, zonder “dikke nek”. Claudio Pieper, van de succesvolle overnachtfondcombinatie met vader en broer, hield zich als jongeling goed staande. Hij verwoordde het netjes en van hen gaan we ongetwijfeld meer horen in de nabije toekomst.
Fouten
Een ketting is zo sterk als de zwakste schakel, is een bekende zegswijze van Ad Schaerlaeckens. Een andere wijsheid van A.S.: Iedere duivenliefhebber maakt fouten. Hij, die de minste fouten maakt, wordt kampioen! Ons leven is een leerproces tot aan de dood. Niemand heeft de eeuwige wijsheid in pacht. We moeten onze visie regelmatig bijstellen. Duivensport evolueert, spelmethodes veranderen, ziektes steken de kop op, muteren, verergeren, of verdwijnen geleidelijk. In de tuin werden we geplaagd door buxusmotten en schimmels. Rooien van alle buxus leek de enige oplossing. Bij paleis “Het Loo” in Apeldoorn, werden duizenden meters buxus vervangen door een Ilexvariant. Daar hoeven ze niet op een tonnetje meer of minder te kijken. In Gietelo bestaan alleen nog foto’s van de vele buxusperkjes, die ooit onze tuin sierden. Er waren tuinliefhebbers, die door de zure appel beten en geduld hadden. Ze zagen op tegen het rooien, tegen de investering en de lange overbruggingstijd, die het kost om een fraaie heg na nieuwe aanplant weer op het oude niveau te krijgen. De plaag kwam, tastte een groot deel van alle buxus aan en … lijkt over zijn hoogtepunt te zijn. Doordat duizenden tuinliefhebbers hun buxus rooiden, wordt de verspreiding van de ellende bemoeilijkt. De aanhouder wint en in dit geval lijkt dat de buxusliefhebber, die volhardde. Als iedereen buxus gaat planten, komen er vroeg of laat problemen. Als vervolgens de buxus vervangen wordt door taxus, krijg je vroeg of laat te maken met een organisme, dat de taxus bedreigt. We kunnen dit doortrekken naar de vogelgriep. Tachtigduizend kippen in één hok, dat is ook risicovol, net als bizar veel pluimvee- , varkens-, of geitenhouders op een kluitje bij elkaar. Ook te veel mensen op één aardbol is gevaarlijk. Er steken plagen de kop op en met name kleine mannetjes met grootheidswaanzin krijgen dan de neiging om miljoenen onschuldige mensen uit te roeien. Napoleon en Hitler zijn bekende voorbeelden uit de recente geschiedenis en een nieuwe kandidaat staat te trappelen. Zijn naam noem ik liever niet, want ik wil niet vergiftigd of uit het raam gegooid worden, omdat José en de duifjes me te lief zijn. Gelukkig beperkten de vragen aan de forumleden vrijdagavond zich tot de problemen op het duivenhok.
Team
Ook zonder Bram, die de duivensport achter zich heeft gelaten, gaat ons team verder. “Hoe moet het nu verder met jou?”, vroeg een bezorgde duivenhouder. Ik maak me daarover geen zorgen. Duiven zijn er elk jaar nog gekomen en vaak moest ik op de rem trappen en leveranciers teleurstellen. Meer is niet beter en minder vaak meer! Albert blijft bij het team betrokken. Alleen al voor het computergebeuren en de site is hij goud waard. In 1997 kweekte hij “Garfield ‘804” voor ons team. De duif, die als wereldkampioen jonge duiven furore maakte. Albert stond in 1987 bij onze start in Gietelo/Appen mede aan de basis. Ook Rini was er in 1987 bij. Hij kweekte in dat jaar “de Stip”. Een pure van de Wegen via meubelbonnen van Eijerkamp. Toen wisten we nog totaal niet waar we als team heen wilden en speelden we in de jaren erna ook overnachtfond. Rini heeft al vanaf zijn prille jeugd postduiven en anno 2022 vliegen er rond zijn woning nog steeds naar schatting vijftig duiven met internationale ringen en met alle kleuren van de regenboog. Een liefhebber van duiven en de natuur pur sang en zijn werk als muskusrattenvanger sluit daar mooi bij aan. Rini is elke vlucht aanwezig en vaak degene die de duiven als eerste ziet. Jaap ken ik bijna net zo lang als Rini. Als ik zeg zestig jaar, dan overdrijf ik hooguit enkele jaren. Bij Hupkes vlogen zestig jaar geleden ook al duiven om boerderij “Noord-Empe”. Een kamer van de rietgedekte oude boerderij fungeerde als onderkomen voor Hollandse kroppers, nonnetjes, kapucijners en andere sierduiven. Henk, de oudere broer van Jaap, was vanaf zijn jeugd geïnteresseerd in de natuur in de ruimste zin. Dat hij boswachter of iets dergelijks zou worden, gaf hij als puber al aan. De rondklapperende sierduiven werkten als een magneet op verdwaalde en vermoeide postduiven en op hun beurt fungeerden de nieuwkomers als voedsters voor de nazaten van de sierduiven met zware voetbevedering. Rini, Jaap en ik waren vaak te vinden bij de duiven en anno 2022 vliegen er rond de (zorg)boerderij van Jaap nog steeds tussen de zeventig en honderd, merendeels postduiven. Jaap houdt van zwart, rood en schimmel, net als de roofvogels, die de hokbezetting op peil houden en overbevolking voorkomen. Jaap is de laatste jaren meer en meer toeschouwer geworden op vluchtdagen. Hij wordt ouder, krijgt meer vrije tijd en ging van 120 melkkoeien op “Noord-Empe” naar drie zoogkoeien op “’t Hengelder”. Op Jaap kan het team altijd rekenen, als het op hand- en spandiensten aankomt. Zoals eerder vermeld, kwam Bram in 2015 in beeld als leverancier van jongen. Spelenderwijs vergrootte hij zijn rol en kwam als “zij-instromer” het team versterken. Na hem kwam Gerard in beeld, die ons team ook enkele jaren bijstond als verzorger van kweekduiven. Dat was eind 2018. Twee jaar later completeerde Sander ons team. Net als Rini en Jaap was Sander tot voor kort ook een liefhebber van witte, zwarte en gekleurde postduiven. Jaap, Gerard en Sander waren ooit lid van een postduivenhoudersvereniging. Rini is al zestig jaar puur liefhebber. Met zo’n kleurrijk team van pure duivenliefhebbers om me heen, is het nooit moeilijk om de hokken gevuld te krijgen. Om misverstanden te voorkomen: De gekleurde duiven op de hokken van de teamleden fungeren in het gunstigste geval als voedster. De uitverkoren “kweekduiven” worden apart gehouden en vliegen niet uit, in tegenstelling tot de vrij rondvliegende gekleurde hobbyduiven. De invloed van Bram blijft voelbaar. Ik kocht een aantal jaren op rij een door hem geschonken bon. Dit was het zaadje van onze samenwerking. Bram leverde de afgelopen acht jaren wisselende aantallen. Het begon met een handvol in het begin en liep op zeker moment op tot wel zeventig stuks. De duiven gingen in het najaar retour naar Bram, die ze kon overwennen in de wintermaanden en ze speelde als jaarling en oude duif. Soms zag ik iets in een bepaalde duif van Bram en dan was dat voor mij “de bonduif” die ik gekocht had. Een soort appeltje-eitje binnen het team. Zo belandden “José” (teletekstduivin en 100% Eijerkamp-origine, passend binnen de stam) en “Janneke” (3e asduif in 2018, terwijl de 1e en 2e asduif kring retour Bram gingen) op ons eigen kweekhok. In 2020 gingen de broers “Teletekst Henk ‘57” en “Olympic Frank ‘58” retour naar Bram. Met gemengde gevoelens. Ik wil rendement van topduiven in de kweek, niet van allerlei probeersels. Van onze asduif in 2021 hadden we dit jaar acht jongen met voedsterhulp. Uit “Olympic Frank” ontvingen we slechts één jong. Deze ‘019 liet zich goed zien, maar bleef achter op Nanteuil. Dat schiet niet op. Gelukkig hield ik vorig jaar één duifje achter. Dat was ook een jong uit “Olympic Frank”. Bram wist dit en stemde er mee in onder het mom van “jaartje lenen”. Ik wist toen nog niet, dat Bram dit jaar zijn huis, de duivensport en ons team zou verlaten. Uit ons enige kind van “Olympic Frank” komt onze beste junior in 2022. Bram claimde het “leenduifje” niet. Dankjewel, Bram! De “Olympic Frank” is verkocht naar China. Via het “leenduifje” hebben we toch iets meer dan alleen de zoete herinnering. Goed voor het team en op termijn ongetwijfeld leuk voor Bram. Het gaat in het leven niet alleen om de knikkers, toch? (wordt vervolgd)
Voorster Varia (15)
Voorster Varia (15)
Afscheid
Soms bruist het leven dagen, weken zelfs maanden aaneen. Er wordt gewerkt, gelachen, gestreden en gevierd. Het leven lacht ons toe en de andere kant van het leven is mijlenver weg. Dan ineens is er de schaduwzijde. Twee weken geleden was er die reünie van mijn laatste school, waar ik vier jaar geleden met pensioen ging en ruim een kwart eeuw met overwegend veel plezier werkte. Je treft oud-collega’s en wordt geconfronteerd met het feit, dat het leven niet stil stond. Je denkt, dat het “ouwe jongens krentenbrood wordt” , maar in werkelijkheid ging het vooral over allerlei ouderdomskwalen, weggevallen partners en uiteenlopend onheil. Ik sliep ’s nachts slecht. De afgelopen week werd ik behoorlijk in beslag genomen door weggevallen bekenden. Ik hoorde van een oud-buurman uit mijn jonge jaren, die me als twaalfjarige hielp bij het timmeren aan een duivenhok. Hij was op leeftijd en de weg kwijt. Iemand had op facebook over zijn overlijden gelezen. Toch komen er ineens herinneringen boven. Oud-achterbuurman Roelof verhuisde, ik denk een jaar of zes geleden. Het huis werd voor twee zeventigers te bewerkelijk en de tuin te groot. Hij wilde een kleinere woning met schuur, want hij had gouden handjes en kon niet stilzitten. Helaas liep alles anders, hij kreeg leukemie, verhuisde naar een nog kleinere woning zonder schuur en werd een zielig hoopje mens. Hij woonde met zijn Alie in een aanleunwoning en zag haar geleidelijk geestelijk aftakelen. Soms op goeie dagen zag ik hem bij moeder Toos vanaf de eerste verdieping voorbij schuifelen en maakte ik een praatje met hem. Vooral als Max Verstappen goed gereden had begonnen zijn ogen te flonkeren, want Roelof was gek op auto’s, motoren en snelheid. Maandag werd hij in besloten kring gecremeerd. Afgelopen maandagavond was er ook gelegenheid om afscheid te nemen van Dick van Dijck senior. Trouw clubgenoot bij “Steeds Verder”. Toen ik arriveerde bij de aula in Deventer, liepen de laatste bezoekers huiswaarts. Echtgenote Adrie, Dick junior, die als duivenhouder in de voetsporen van vader trad en broer Harry met partner, wuifden me bij binnenkomst toe. De 88-jarige Dick lag vredig in de kist en gedurende zeker twintig minuten werd er rustig en met respect over diens leven gepraat. Ik hoorde dingen, die ik in de bijna kwart eeuw dat hij lid was van onze club, nooit gehoord had. Adrie en Dick junior fleurden op bij de anekdotes en stelden mijn aanwezigheid zeer op prijs in woord en gebaar. Het geeft een goed gevoel, als je mensen de laatste eer kunt bewijzen en de nabestaanden kunt troosten. Op weg naar huis, realiseerde ik me, dat Dick het tiende lid in ongeveer twee maanden is, die onze duivenclub om uiteenlopende redenen verlaat. Een gezonde 92-jarige, die weet dat het halen van de eeuw nog een hele toer wordt. Ook het halen van het benodigde minimum aantal inkorvers wordt steeds lastiger. Daar moeten we iets op verzinnen!
Verkoop
De totale verkoop van de duiven van Bram, hield me ook bezig. Bram heeft als clublid bedankt en stapt uit ons team. Zijn huis werd verkocht en samen met Marga verhuisde hij nog geen twee maanden geleden naar Apeldoorn. Ook een soort afscheid. De week maakte me melancholiek. Gisteren was de sterf- en geboortedag van Joke Geven. Ik was enkele dagen eerder nog op Greenfield Stud. Hans werd 88 jaar en vierde zijn verjaardag met Hilma en met corona. Gelukkig lijkt het mild te verlopen. Bij het aanrijden, dacht ik meteen aan al die maandagen met Joke. Met Hans bespraken via de app haar dood, precies een jaar geleden. Ook aan Martin moest ik denken. Hij stierf zes jaar geleden. Hij en Joke vormden een hecht en bijzonder stel. Wat hebben we niet oneindig over het mysterie in de duivensport geouwehoerd en over alles wat ons bezig hield. Die mooie momenten mis ik. We waren aan elkaar gewaagd in het jonge duivenspel, beiden fanatiek, maar met wederzijds respect en echte duivenvrienden. Het leven vliegt voorbij! Vergeet niet elke dag te genieten.
Duiven
Doordat ik al tientallen jaren alleen met jonge duiven speel, vanwege mijn allergie, ken ik de beperkingen en de voordelen. Elk jaar begin ik met een schone lei en mijn nieuwsgierigheid naar verschillende soorten duiven kon ik daardoor aardig bevredigen. Ooit vroeg een fondspeler me, of ik zijn duiven wilde testen. Dat zag ik niet zitten. Ik vond het idee op voorhand kansloos. “Jij kunt ze misschien wel op de uitslag krijgen, want het zijn voor veel geld aangeschafte duiven”, benadrukte hij. Ik haalde mijn schouders op. “Voor mij is dat tijdverspilling, waar ik niets mee opschiet”, was mijn argument om het niet te doen. Een andere ZLU-speler had duiven van Pieter Veenstra aangeschaft. Hij dacht, dat ik er wonderen mee zou verrichten. Toen ik de duiven ontving, wist ik al, dat het niets zou worden en dat lag niet aan Pieter. “Zien de jongen er luxe uit?”, vroeg Martin me de eerstvolgende maandag. “Dat is het probleem”, antwoordde ik. “Dan maak ik me geen zorgen, want dan wordt het niks”, zei Martin met grote stelligheid. Hij kreeg gelijk. Een andere liefhebber kweekte duiven van Koopman en Ad Schaerlaeckens-origine voor me. Ook daar slaagde ik niet mee en dat lag niet aan de naamgevers op de stamkaart. De kweekduiven van de man zaten al sinds mensenheugnis vast en de nafok miste de gewenste vitaliteit in mijn ogen. Daar win je de oorlog ook niet mee. Op zeker moment raakte ik in de ban van de duiven van Hans Hak. Een hardwerkende, aardige sportman, met fantastische uitslagen op de dagfond. Ik schafte met Albert wat zomerjongen aan en we kweekten eruit. “Dat wordt niks”, waarschuwde Martin, toen ik het hem vertelde. “Jij moet snelle duiven aanschaffen, geen dagfondduiven.” Ik was koppig en wilde het tegendeel bewijzen, maar Martin kreeg gelijk. Helaas maakte hij dit niet meer mee. De Hakduiven waren zeker niet slecht, maar ze zijn geselecteerd voor de dagfond en niet voor mijn spelletje. Via een internetverkoop hielden we de schade beperkt, want de Hakduiven lagen op dat moment goed in de markt. In 2020 maakt ik via Joke Geven kennis met de WdB-duiven. Ik had ze al enkele jaren gevolgd, via de zomerjongenverkoop via “de Duif”. Eijerkamp investeerde in 2019 in een ronde en Joke kreeg ze onder haar hoede. Heel tevreden was ze niet en dan zeg ik het netjes. De duiven waren in het nieuwe milieu lastig gezond te houden. Daar kon Willem natuurlijk niks aan doen. Wie Joke gekend heeft, weet dat ze goed met duiven kan omgaan. Voor haar zijn dingen echter zwart of wit. Grijstinten kende ze niet. Geen vijftig tinten en ook geen één nuance grijs. Elke maandag hoorde ik haar gemopper aan. “Straks als jaarling krijg je plezier van deze duiven. Willem heeft geweldige duiven en hij zal Eijerkamp zeker geen rommel geleverd hebben”, hield ik haar voor. In januari is er de traditionele “vriendendag” bij Eijerkamp en ik was ook uitgenodigd. Een uitgelezen kans voor Joke, om mij de haar toevertrouwde toekomstige jaarlingen te tonen. Joke hechtte aan mijn mening en ik was onder de indruk. Overwegend WdB met hier en daar wat Leideman en Eijerkamp gekruist. “Daar krijg je straks plezier van”, hield ik haar voor. Evert Jan vroeg me, of ik belangstelling had voor wat testduiven. Ik vroeg bedenktijd. ’s Avonds in bed dacht ik aan wat ik op het hok van Joke gezien had. Eijerkamp wist nog niks van deze duiven, want als jong hadden ze door gezondheidsproblemen weinig laten zien. Ik dacht aan de voor mij onbetaalbare WdB-duiven in de traditionele kerstveiling, aan de meubels, die we bij Eijerkamp wilden aanschaffen en ineens viel het kwartje, midden in de nacht. Overleg met Hans, met Evert Jan en met Joke. Er zouden tien duifjes van het hok van Joke voor mij geringd worden. Ik had tien speciale derbyringen van de kring en gaf die aan Joke. “Eén voor jou en één voor mezelf uit de betere koppels. Een goed idee?” Je mag van Joke van alles vinden, maar ze was goudeerlijk en had het goed met me voor. Toen de jongen speenklaar waren, haalde ik ze op. Joke had ze gereed staan en ik schoof aan in de kantine voor de koffie. Natuurlijk had ik verse gevulde koeken van bakker Bril meegenomen en al smullend werden de duiven door Hans, Evert Jan en nadrukkelijk door Oliver beoordeeld. Cees kende de jongen, omdat hij vaak samen met Joke de duiven verzorgde. Ze zagen er “luxe” uit, om in de vocabulaire van Martin te spreken. “Twee doffers heb ik voor jou geringd, want ik heb liever duivinnen voor de toekomst”, vertelde Joke. Ik bekeek de twee prachtige jonge doffers en verschoot van kleur toen Hans me de stamkaart onder de neus schoof. Kleinkinderen van “Murphy’s Law” ! Ook aan de overige acht mankeerde helemaal niets. Uit een zoon en dochter van “Uranus” en ook jongen uit de samenzetting met het beste van Leideman. “Jij kunt er wat mee, Freek en ik gun ze jou van harte” fluisterde Hans me toe. Blij en dankbaar reed ik naar Gietelo, die ochtend in 2020.
Kwaliteit
De tien “Jokeduifjes”, zoals ik de Eijerkampaanwinsten noemde, groeiden uit tot prachtige duiven. Natuurlijk pakte de havik er een paar, maar op de eerste prijsvlucht waren er nog zes inzetbaar. Ze vlogen goed en pakten samen de helft van de derbypot. Elke maandagavond moorkoppen en Joke kon nauwelijks geloven, dat “haar” duifjes het gebak wekelijks verdienden met prima uitslagen. Joke was inmiddels ook wat milder geworden over de jaarlingen van WdB-origine. In het begin klaagde ze en had ze het gevoel, dat ze “voor spek en bonen meevloog”. Ik ging daar niet in mee. “Je moet niet zeuren over allerlei onbenulligheden en je zelf de put in praten. Denk aan Martin, focus op je duivinnen en laat zien, dat je het nog niet verleerd bent.” Joke was gevoelig voor de peptalk en had een sparringpartner nodig, die haar met de neus op de feiten drukte. Geloof het of niet, maar twee weken later was het al raak. “Becky” was de eerste duif bij Eijerkamp op een midfondvlucht en nog geen uur later stond ik met een grote bos “schapenkoppen” uit eigen tuin op haar stoep. Een duivin van Joke. Een WdB-duifje, waaruit ze mij een jong geringd had, flikte het. Ze was apetrots. “Zie je nou wel, dat die duiven van Willem kwaliteit hebben”, hield ik haar voor. Enkele weken later was het opnieuw bingo. Zelfs de naam van haar winnende duivin ( “Yin Dee” ) weet ik nog. Eerste teletekst, als klap op de vuurpijl. Het was goed voor haar gevoel van eigenwaarde en in mijn ogen een moorkop waard!
Broeders
In Gietelo deden de kleinzonen van “Murphy’s Law” het goed. Op de één of andere manier ben ik altijd goed met doffers en vaak ook met twee broers uit één nest. Joke genoot, als ik haar complimenteerde met haar goeie intuïtie bij het ringen. Bij haar vlogen de “tegenjongen” uit hetzelfde nest van de overige koppels toch net wat minder. In Gietelo werd ik echter blij verrast door twee broers, die ik vooraf onder op de stapel van favorieten had gelegd. Ook Bram was verrast. Dan bracht hij me jongen met vijf keer “Kleine Dirk” in de stamboom en maakten twee ongepaarde broers uit een “fancykoppeling” week na week het mooie weer met talrijke kopprijzen en drie keer teletekst. Voor mij was toen al duidelijk, dat een stamkaart pas interessant wordt, als de duif in kwestie bewezen heeft een postduif te zijn. “Teletekst Henk ‘57” en “Olympic Frank ‘58” verschaften me het meeste plezier. Dan is het toch niet belangrijk, als op de stamkaart geen “Harry”, “Hurricane” of “Hallilujah” staat? Gelukkig laat ik me door commercie niet beïnvloeden. Stond ooit met een 1eTeletekstwinnaar tien minuten in handen. Te wikken en te wegen en voltrok met het zweet in mijn handen het vonnis. Je moet realistisch blijven, als je verder wilt komen in de sport en soms keihard. Ook een 1e asduif in de afdeling onderging hetzelfde lot. Dat doet zeer en daar ben ik niet trots op. Als een duif niks van waarde op de wereld zet, na diverse omkoppelingen en na jaren geduld, dan moet je niet doormodderen, maar je verlies nemen en doorpakken. Zelfs onder teletekstwinnaars en 1e asduiven op het hoogste niveau, zitten duiven , die het uiteindelijk niet blijken te zijn. “De liefhebber met het scherpste mes komt het verst”, zei Cees Suijkerbuijk uit Eefde ooit tegen mij. Zijn oudste broer Jan en ondergetekende, waren het op dat vlak roerend met hem eens. Geduld is goed, als het maar niet te lang duurt. Mijn door ondervinding opgedane les van vandaag: kweek uit je beste duiven. Die hebben het bewezen. En als ze in de kweek geen talent tonen, zoek dan anderen. Onlangs sprak ik dorpsgenoot Sando Verbeek. “Freek, ik heb dertig kweekkoppels en de stamkaarten staan bol van de mooie namen. Mijn beste duiven van het moment, komen uit mijn beste vliegduiven uit mijn Hallse periode, met een minder indrukwekkende stamboom. Hoe kijk jij daarnaar”? Mijn mening kwam overeen met wat hij zelf al had bedacht: niet kijken naar stambomen. Verder gaan met kwekers die rendement geven en de rest wegdoen. Scheelt tijd, geld en ergernis! Het gaat om de duif. Niet om de stamkaart. Toen dacht ik aan “Olympic Frank” en zijn veelbelovende kleinzoon “Cor van Gogh”. Als ik me door de stamkaart had laten leiden, was “Cor” nooit geboren. Gelukkig ben ik niet helemaal op mijn achterhoofd gevallen. (wordt vervolgd)
Voorster Varia (14)
Voorster Varia (14)
Einde
Bram is met de duivensport gestopt. Zijn prachtige, rietgedekte villa is verkocht en Bram woont sedert 1 september in een appartement in Apeldoorn. De tijd was rijp. Marga kreeg ouderdomsverschijnselen en kon haar fraaie, arbeidsintensieve buxustuin niet meer bijhouden, zoals ze wenste. Bram kreeg enige jaren geleden al een waarschuwing middels een hartstilstand en dan ga je nadenken. Op de dag, dat Poetin de “speciale actie” tegen Oekraïne begon, hakten Bram en Marga de knoop door. Dat dit het einde van Bram’s duivensportloopbaan zou betekenen, daar maakte hij geen geheim van. Een mooi moment voor mij om terug te blikken op hoe het begon. Bram leverde in het verleden al duiven aan buurman Max Slinkman en nieuwkomer en dierenarts Maurits Bosgoed. Max stierf te vroeg en Maurits kon door een jong gezin met vier kinderen, drukke, onregelmatige werkzaamheden en een veelheid aan hobby’s zijn aspiraties op duivengebied niet waarmaken. Twee jaren deed hij mee en etaleerde zijn ambitie en talenten, maar al snel werd duidelijk, dat hij dit niet kon continueren. Jammer, maar ik zag het aankomen en begrijp het volkomen. In die periode, kocht ik een bon van Bram. Die werd royaal verzilverd, met drie mooie jonkies. Eén jong vloog een eerste prijs en dat was het begin van onze samenwerking in 2015. De traditie van de bon voor het goede doel bleef, alleen kreeg ik er niet één, maar op het laatst wel zestig jongen voor. Daar werden we allen wijzer van. Zo werd Bram ons jongste teamlid, ook al was hij in leeftijd de oudste.
Olympic Frank
In de loop der jaren kwamen er vele goeie en bruikbare junioren van Bram, maar natuurlijk ook deugnieten. Bram vond het aanvankelijk al heel mooi, als een junior vijf prijzen vloog. Voor mij was dat na verloop van tijd niet meer zo spannend. In 2018 leverde Bram drie junioren, die 1e, 2e en 3e asduif van de kring werden. Daar was hij terecht fier op, net als ik. Ook meerdere teletekstduiven scoorden airmiles en vervulden ons met trots. Gedeelde vreugd is immers dubbele vreugd! Eerst was een plaatsje op teletekst al bijzonder, maar de lat kwam steeds hoger te liggen. Een eerste plek op Teletekst werd het streven. In 2020 leverde Bram weer een mooie ploeg. Daaronder ook twee jongen uit een toevallig koppel. Bram had een doffer, waarvan hij graag twee jongen in Gietelo wilde testen. Hij kwam echter een duivin tekort. Albert verzorgde de laatste jaren incidenteel de duiven bij Bram. Toen hij in het ziekenhuis lag, na de hartstilstand, maar ook bij wintersportvakanties. Albert had toevallig nog een duivinnetje over, die hij in het laat ophaalde op een bon bij Henk & Frank Jacobs. Soms helpt het toeval een handje en wordt een gouden kweekkoppel fortuinlijk geformeerd. De twee doffers uit het “toevalskoppel” bleken echte goudhaantjes. De ’57 was de regelmatige, die eenmaal uit zijn slof schoot met 2e Teletekst. Broer ’58 was de “pointeur”. De ene week flierefluitend na de prijzen thuis, maar ook drie keer steenvroeg met 1e GOU Noord en 4e GOU Noord (Teletekst). Dat zijn de momenten, die me bijblijven. Aan Olympiadenominatie had trouwens niemand binnen het team gedacht. Dat kwam als een complete verrassing. De moeder van “Teletekst Henk ‘57” en “Olympic Frank ‘58” was na de kweek teruggegeven aan Albert. Onwetend van haar heldendaden in de kweek, transfereerde Albert haar roemloos naar de kliko, omdat ze in de weg zat en hij te veel duiven had. Geen geromantiseerd heldenepos, maar wel de naakte waarheid. Waarom zou je dingen mooier maken dan ze zijn? Natuurlijk baalden Bram en ik, maar Albert nog meer. Als je alles vooruit weet, kun je voor een kwartje de wereld rond. We wikken en we wegen, halen allerlei theorieën van stal, zoeken verkenningscirkels, décalage’s, kweekwratjes, witte teentjes, heterosis en meer. Alsof het samenstellen van kweekkoppels wetenschap of hogere wiskunde is. Tenslotte blijkt een speelse chimpansee meer verstand van beleggen te hebben, dan de hoogopgeleide specialist. Niet een kilo wijsheid, maar gewoon een ons geluk lag aan de heldendaden van de toppers van 2020 ten grondslag!
Kweektalent
Natuurlijk is het niet mijn bedoeling om Bram als kweker onderuit te halen. Hij was altijd één en al enthousiasme en nam de kweek heel serieus en weloverwogen. Samen genoten we van de plaatjes van junioren, die hij in het voorjaar als zijn kinderen afleverde en dan liep het water uit onze monden, zeker bij het aanschouwen van de stamkaarten. We weten echter allemaal, dat er veel meer klatergoud dan goud is op de wereld. Papier is geduldig en een stamkaart kan niet vliegen. Vorig jaar bracht Bram me de eerste jongen van “Olympic Frank”. Na afloop van het vliegseizoen waren er nog drie aanwezig. Ze hadden prima gevlogen en Bram wilde ze in het najaar ophalen. Ik ga me, na een seizoen intensieve omgang met mijn “kinderen” , hechten aan bepaalde duiven. Duiven, die me week na week teleurstellen, kan ik missen als kiespijn. Duiven, die voor hun eindexamen geslaagd zijn, laat ik met gemengde gevoelens vertrekken. Een duif, die het uitmuntend gedaan heeft en waar ik iets in zie, daar ga ik aan hechten en die wil ik graag als kweker behouden en er zeggenschap over hebben. In het verleden behield ik “Janneke” (3e asduif) en “José” (teletekst). “Dit is de bonduif, die ik van je kocht. Die krijg je niet terug”, blufte ik. Bram liet dit gaan. Ik kreeg de duiven kosteloos om te testen en Bram kreeg ze goed opgeleid retour. Dat ene bonduifje kwam me toe, vond ik. Als tegenprestatie voor alle werk, alle kosten en de door mij gerealiseerde meerwaarde. Zo ging het ook met die ene dochter van “Olympic Frank”. Ik had haar “Toos” genoemd, naar mijn moeder en ik was me aan het duifje gaan hechten. Ze vloog acht prijzen en was onze beste duivin vorig jaar. Ook mijn enige nazaat van de duif, die ik nota bene zelf had groot gemaakt. In gedachten koppelde ik haar aan onze beste junior “Ernst”. Genoemd naar mijn vader. Deze vloog als jong van de derde ronde, ongepaard op het schapje, naar de titel van 1e asduif club/ kring. Een beter voorbeeld van goed maal goed kon ik niet bedenken. Vol verwachting klopte ons hart. Helaas was het lot ons aanvankelijk niet goedgezind. De ‘942 werd opgegeven door de dierenambulance met een gebroken vleugel. Euthanasie stelden ze gelukkig zelf voor. De ‘917 stierf als eerste duif, toen de colipleuris uitbrak en wat later hoorden we via Adriaan Aalpoel, dat ring ‘968 was gevonden onder het nest van de slechtvalk op de toren in Zutphen. De ‘955, keerde na weken zwerven, zelf als een scheermes retour, had weken nodig om op gewicht te komen en vloog vervolgens goed prijs. Helaas was ze zo dom om verontreinigd water van de tomatenkas te drinken, waardoor ze alsnog stierf. Niet alles in 2022 was een succesverhaal. Goed maal goed geeft ook alleen maar narigheid, hoor ik U bijna denken. Van de vier rondes kwam telkens één jong tragisch aan zijn of haar einde. Dat klopt. We hadden echter acht jongen van vier rondes. Die vier “tegenjongen” deden het stuk voor stuk naar wens door als eerste op het hok te arriveren van een vlucht, of door minimaal één absolute kopprijs (1:100 of zelfs 1:1000). Voor zulke duiven mag je me wakker maken, vooral als ze het ongepaard en zonder bijzondere motivatie doen. Was het wijsheid om “Ernst” tegen “Toos” te zetten? Welnee. “Ernst” was als jong een rustige, evenwichtige doffer, die me negen keer blij maakte door netjes op tijd te komen. Gewoon ongepaard op het schapje. Een geeloog, met veel toppers (Ché, Nieuwe Olympiade, Celena) in het voorgeslacht en een vader, die onze regelmatigste prijsvlieger in 2020 was. Een brave, vale doffer uit stamduif “Brutus”. De nestzus van “Vale Brave” was trouwens als 3e asduif in de regio, ook geen klungel. De moeder van “Ernst” vloog teletekst. Niet de eerste de beste dakschijter dus. Uit zulke duiven kun je rustig kweken. “Toos” vloog vorig jaar acht keer prijs, heeft een vader die 1e Olympiadeduif van Nederland was in Roemenië, maar die verder geen echte wereldduiven op de stamkaart heeft staan. Wel een doffer, die een pure pointeur was op het schapje en daar hou ik van! Namen zeggen niet alles.
Van Gogh
Afgelopen winter had ik een discussie met de jongste broer van José. Het ging over Vincent van Gogh. René is een echte cultuurliefhebber, weet minstens zoveel van kunst en architectuur als ik van duiven en is zeer bereisd en belezen. Niet slim om dan over van Gogh in discussie te gaan met hem. Toch deed ik het. Ik meende, dat van Gogh een zoon had en ooit getrouwd geweest was. René betwistte dit en hij had gelijk. Helemaal uit de lucht gegrepen was mijn vermeende kennis ook weer niet. Ik wilde weten hoe het zat en las op Wikepedia, dat Vincent samenwoonde met Sien Hoornik in Den Haag. Er werd in die periode inderdaad een jochie geboren. Als prostituee was het kindje een “bedrijfsongelukje” van de armoedige Sien, al was er destijds nog geen D.N.A. onderzoek. Het wettig en overtuigend bewijs ontbrak. Het kindje had waarschijnlijk geen rood haar en Sien en Vincent waren inderdaad niet getrouwd. René had dus gelijk! Ik las echter verder, want het leven van Vincent van Gogh was behalve diep tragisch, ook boeiend. Hij werd geboren op 30 maart 1852. Zelf ben ik van 30 december 1952. Toevallig honderd jaar verschil, dus gemakkelijk te onthouden met dit ezelsbruggetje. De Vincent Willem van Gogh, die wij kennen als de beroemde schilder, werd geboren op 30 maart 1853. Op de geboorte- en sterfdag van de eerste Vincent Willem van 1952. Toevallig kreeg ik op mijn verjaardag, op de dertigste, ook een broertje en op de leeftijd van zes weken balanceerde ik op het randje van de dood. Toevallige overeenkomsten, geen verdiensten. Ik las met stijgende verbazing verder. Na Vincent Willem, werd er een zusje geboren, net als bij mij. Daarna kwam de bekende Theo, die zijn oudere broer voortdurend financieel ondersteunde. Ik kreeg broer Henk als verjaardagscadeautje. Daar houdt de vergelijking niet op. In het domineesgezin werden na Theo twee meisjes geboren. Het begint dan een beetje eng te worden. Ook ik kreeg na Henk twee zusjes. Als laatste kreeg Vincent zijn jongste broer Cor. In het kolenboersgezin Wagenaar was dat Ben. Daar bleef het in beide gezinnen bij. Toen ik het las, had ik meteen het idee daar iets mee te doen. Met Sander besprak ik mijn plan. Dochter Lieve voegde de daad bij het woord en stuurde wat voorstellen. Leuk, die betrokkenheid! Voor mij stond vast, dat het koppel “Ernst” x “Toos” de van Gogh-dynastie zou leveren.
Kweekwonder
Zou “Olympic Frank ‘58” kweekpotentie hebben? Veel topduiven brengen nooit één goed jong voort. Zijn enige kind op ons hok moest het met haar partner waarmaken. Gelukkig wist het koppel zelf van niets en drukte er geen last op hun schouders. We hadden drie doffers uit “Ernst” en “Toos”. De ‘941 werd “Vincent”, de ‘954 werd “Theo” en de jongste telg ‘969 van de vierde ronde werd “Cor”. De oudste van de zussen van Gogh, t.w. “Anna” kon ook vanaf de eerste vlucht worden ingezet. Achteraf is het best bijzonder, dat de vier “van Goghjes” allen het moeilijke vliegseizoen overleefd hebben. “Cor van Gogh” verenigde het beste van zijn (voor)ouders in zich. Hij had op de eerste zes vluchten het vizier scherp en eindigde vier keer rats aan de kop. Op de laatste twee vluchten arriveerde hij gemotiveerd, maar helaas pal uit het noorden en net na de prijzen. Moet je daar moeilijk over doen? Beide keren was ik dolblij, dat ik hem zag. Met een 5e, een 3e en twee keer een eerste in regioverband (o.a. 1e Teletekst GOU Noord), was hij ook met twee missers de absolute ster van 2022. Er is een kans, dat “Cor” in de voetsporen van zijn illustere grootvader treedt. Aangezien we slechts één nazaat van “Olympic Frank ‘58” bezitten, zouden we hem graag aankopen op de veiling van GPS, die zondag afloopt. Ik weet, wat hij gepresteerd heeft op de vluchten en ik weet ook, dat hij zijn kwaliteiten door kan geven aan zijn (klein)kinderen. Toch is er iets, dat me weerhoudt om te bieden. Ik zal de duif onder moeten brengen bij één van mijn teamleden. Dat wil ik ze echter niet aandoen. Zo’n dure duif op je hok is een kwetsbaar bezit. Je hoeft niet veel fantasie te hebben om te bedenken, wat er allemaal mis kan gaan. Duivensport is voor mij nog steeds pure hobby. Compagnons moet je koesteren en niet opzadelen met angsttrauma’s. Ik heb een prachtige foto van hem en bewaar schitterende herinnerringen aan zijn twee teletekstplaatsen, zijn klassering als beste Nederlandse j.d. voor de Olympiade Roemenië en alles daar omheen. Mooier zal het nooit worden. Afscheid nemen op het hoogtepunt en vertrouwen, dat zijn nazaten voor goeie nafok kunnen zorgen. Jammer, dat het zo loopt, maar ik hoop, dat de nieuwe eigenaar er net zo veel plezier aan gaat beleven als ons team!
Moraal
Van het koppel “Ernst” x “Toos” verlegden we de eieren. Drie keer schakelden we een voedsterkoppel in en de vierde keer mochten ze de jonkies zelf groot brengen. Zal de kwaliteit niet achteruit hobbelen door dat overleggen? We waren benieuwd en empirisch onderzoek geeft het antwoord. Het zat allemaal mee en het leverde acht jongen op. Van elke ronde brachten we één jong aan de start en één jong kwam telkens tragisch aan zijn/haar einde. Toeval, denk ik, zoals het ook toeval is dat we precies weten, wat er met de acht duiven gebeurd is. De drie van Gogh-broers stierven als dertigers. Toeval, of het gevolg van een risicovol leven in een andere tijd? Het is frappant, dat het jong met het hoogste ringnummer met overmacht de beste werd, waaruit blijkt, dat het overleggen geen negatieve invloed had op de kwaliteit. Of we dit in de toekomst herhalen? Ik denk het niet. Het zal toeval geweest zijn. Nooit eerder deden we zoiets en gevoelsmatig lijkt het me niet voor herhaling vatbaar. Dat de kwaliteit van de eieren/ jongen niet achteruit gaat bij overleggen, dat bewijst onze “Cor ‘969”! Achteraf extra jammer, dat nestbroer ‘968 pech had en roemloos eindigde als voedsel voor de jonge slechtvalken in Zutphen. Pech en geluk liggen dicht bij elkaar. Geluk moet je afdwingen en pech kun je over jezelf afroepen. Dat ondervond Feijenoord een uur geleden in de laatste minuut tegen Sturm Graz. Bij veelvuldig overleggen zullen de duivinnen wel sneller opgebrand en uitgelegd raken, denk ik. Dat wil je niet. Het moet geen bio-industrie worden! (wordt vervolgd)
Voorster Varia (13)
Voorster Varia (13)
Ongeluksgetal
Bijgelovig ben ik niet. Waarschijnlijk zou ik normaliter niet eens de link gelegd hebben tussen de inhoud van mijn schrijven en de dertiende versie. Soms liggen uitersten dicht bij elkaar. Ik herinner me oud-collega Ruud de Wilde. Hoofd ener dorpsschool te Gietelo en begraven op de natuurbegraafplaats in Assel. Ruud was een omstreden zij-instromer. In geen enkel opzicht doorsnee te noemen. Hij was excentriek gekleed, met steevast een pet met klep aan voor- en achterzijde, die hem de uitstraling van Sherlock Holmes gaven. Vaak een sigaret op de onderlip, uitzonderlijk goed in werken met getallen, klassiek aandoend taalgebruik, een driftkikker, Bijbelkenner en bevlogen verteller van spannende en vooral huiveringwekkende verhalen. Ik denk, dat we tegenpolen waren en op de één of andere manier respecteerden we elkaar. Ruud zei het dikwijls: geniaal en gek liggen in de hersens dicht bij elkaar. Misschien vond hij zichzelf een voorbeeld van zijn stelling, al zei hij dat nooit met zoveel woorden. Een bijzondere man, laten we het daar op houden. Wat geldt voor geniaal en gek, geldt misschien ook voor geluk en ongeluk. Vanaf Dizy le Gros kwamen onze duiven naar tevredenheid. Beide getekenden arriveerden net na de prijzen en uiteindelijk verspeelden we drie van onze betere duiven, waaronder “Tineke”, die nog niet gemist had en hoog stond bij de asduiven in de regio. Geluk en ongeluk komen soms samen. “Tineke” komt uit een basiskoppel: “Brutus” x “Janneke”. Uit deze lijn komen soms duiven, die ongepaard en gewoon vanaf het schapje, vroege prijzen kunnen winnen. Een eigenschap, die voor mij zwaar telt. Het verlies van drie veelbelovende junioren op de zevende prijsvlucht, deed en doet me zeer.
Onverklaarbaar
Voor de laatste reguliere prijsvlucht twijfelde ik. De weersvooruitzichten waren niet best. Net als een week eerder, kon het wel eens drie nachten mand worden. Voor het kring- en regiokampioenschap maakte ik me geen zorgen, maar ik zag in de aanloop, dat onze achterstand op Lotte Eijerkamp in de afdeling, minimaal was. Tien duiven spelen, opperde Albert. Dan heb je aan één vroege duif genoeg. Ik zat daar zelf ook aan te denken. Slecht weer op zaterdag, net drie van je beste junioren verspeeld, waarom niet de troefkaart spelen? Ik had op maandagavond zes kleine papjongskes ondergeschoven bij zes koppels, die er aan toe waren. Dat betekent drie dagen pap azen en dan twee en zeer waarschijnlijk drie nachten mand. Dat pakt vaak verkeerd uit, is mijn ervaring. Ik besloot om de papazende junioren op de natourvlucht te korven. Met één nacht mand is dat een ideale stand. Mijn eerstgetekende werd een achterkleinzoon van het eerder genoemde basiskoppel. Een jong van de vierde ronde! Met vier pure kopprijzen, behaald op het schapje, gaf ik hem het vertrouwen. Tweede getekende werd een duivinnetje van de derde ronde, die tekenen van verliefdheid toonde en al twee keer op rij bij de eersten arriveerde. Een doffer van de vierde ronde en duivin van de derde ronde moesten de kar trekken. Ik vulde de ploeg van tien aan met duiven, die minimaal één keer een vroege prijs speelden. De natourvlucht Niergnies werd Dizy le Gros en de slotvlucht voor de jonge duiven werd Nanteuil i.p.v. Troyes. Op zondagmiddag klonk voor beide vluchten het startsein, maar zodanig, dat niet te voorspellen was welke vlucht eerder thuis zou zijn. We hadden, naast de vaste supporters, Aart Bronkhorst en Theo en Ricky Oortwijn als lettende gasten. Theo heeft een broze gezondheid, kan zelf geen duiven meer houden, maar is nog steeds nauw betrokken bij het wel en wee binnen “Steeds Verder”. Een boekhouder, die het leuk vindt om bijvoorbeeld de resultaten van onze junioren bij te houden en vast te leggen. Door Compustam en Sander is zijn nobele werk overbodig geworden, maar Theo wilde heel graag getuige zijn van de slotvlucht. Ik verwelkomde Theo en Ricky als een soort ereleden en zag, dat hij ondanks zijn doofheid en beperkingen, genoot. Intussen naderde het moment, dat een eerste aankomst realistisch werd. Het mooiste moment in een duivenweekend, dat we deelden met Rini, Jaap, Sander, José en moeder Toos. Alle ogen waren gericht op Kwatta en tuurden in de bekende richting. Ineens kwam uit het zuidoosten, de eerste duif. Tot mijn verrassing was het de tweede getekende van Nanteuil. Opluchting en opwinding natuurlijk. Voor Nanteuil waren de punten binnen. Twee minuten later arriveerde de tweede duif. Een azend duivinnetje van de natourvlucht. Onze eerstgetekende en dochter van “Emma”. De duivin van Joke, die ze vlak voor haar dood aanbood als souvenir “ter nagedachtenis aan Martin & Joke”. Een mooi moment! Daarna arriveerden er wel duiven van de natour, maar niet van Nanteuil. Opnieuw lagen geluk en ongeluk dicht bij elkaar. Nog steeds missen we drie van de tien Nanteuilgangers en dat waren duiven, waarvoor ik al een plekje op het kweekhok gereserveerd had! Eerste onaangewezen in kring, regio en GOU en toch een kater!
Vlieglijn
In de vorige editie, had ik het over de vlieglijn. Ik beperkte me, tot mijn eigen situatie. In Gietelo arriveren de duiven vrijwel altijd uit het zuidoosten. Alsof er een onzichtbaar spoorlijntje loopt. Vanaf de kassen van rozenkweker van Dalen, niet ver van de IJssel, via de Voorsterklei en dan, met als waarschijnlijk baken de hervormde kerk in Voorst, richting bakker Bril. Iedere liefhebber in regio Noord-Oost zal zijn of haar eigen verhaal hebben m.b.t. de vlieglijn. Johan van Dijk uit Eerbeek, weet wat ik bedoel. Ooit speelde ik in Zutphen (veertig jaar geleden inmiddels). Eerbeek behoorde toen tot de kring Zutphen en deed net als Voorst voor spek en bonen mee. “Geen goeie duiven en geen goeie liefhebbers”, zeiden ze in Zutphen. Makkelijk praten, als je zelf in de vlieglijn ligt! Johan Gijsberts was afgelopen jaar in Zutphen de beste jonge duivenspeler achter Eijerkamp. Appie Jurriëns en Team Roording deden het net iets minder in mijn optiek. Vorig jaar was Johan openhartig, toen ik hem vroeg hoe hij over zijn stek in Zutphen dacht. “In Zutphen kan, wat in Voorst onmogelijk was. Ik speel in het verlengde van Eijerkamp en kan als de duiven top zijn, hen een enkele keer verslaan. Johan kreeg in Voorst de duivensport met de paplepel ingegoten. Hij was een nakomertje in een samengesteld gezin en ik heb altijd veel sympathie voor hem gehad. We leverden steenkolen bij vader Roelof en zijn Duitse vrouw en halfbroer Ulli kwam als kind regelmatig kijken bij mijn duiven. Johan was toen nog niet geboren. Hij had het niet altijd even gemakkelijk en woonde geruime tijd bij moeder en in de laatste fase van vader’s leven bij hem. Niet altijd kreeg hij het goede voorbeeld, maar hij maakte zijn eigen keuzes, leerde een ambacht en besefte, dat drank veel kapot maakt. Johan kent de schaduwzijde van het leven, maar bewandelt bewust een andere weg. Dat vind ik mooi en daar heb ik veel respect voor! Afgelopen jaar speelde hij met de jonge duiven fantastisch, haalde Teletekst en zal komende winter bij de diverse huldigingen menig podium beklimmen, of dit aan dochter Lorena overlaten. Johan gaat echter verhuizen. Terug naar de ouderlijke woning, die nog in zijn bezit is en waar hij als bouwvakker een grote uitdaging ziet. “Volgend jaar speel ik weer met jonge duiven in Voorst. Niet ver van Sando. Mijn lidmaatschap bij de Hoven wordt beëindigd. Ik ben niet gek en Marcel Sangers vindt het jammer, maar hij begrijpt het helemaal en geeft me groot gelijk. Ik ga naar regio Noord-Oost. Tegen Zutphen ben je in Voorst kansloos”.
Stamvorming
De komst van Johan Gijsberts naar Voorst, juich ik toe. Concurrentie is goed. Sando begon vorig jaar in dorp Voorst, Bob van Zeist startte afgelopen zomer op de Clabanus, in een bijna buitenwijk van Voorst, komend jaar dus Johan. Dat houdt me scherp! Op eigen hok begint stamvorming gestalte te krijgen. Na mijn herstart in 2009, na acht duifloze jaren, had ik in hetzelfde jaar de asduif van de afdeling. “Jurriaan”, kreeg ik van Martin en Joke en ik dacht meteen een beoogde stamduif te hebben. Helaas miste hij kweekpotentie. In 2016 hadden we andermaal de asduif van de afdeling. “Marga”, genoemd naar de echtgenote van Bram. We beleefden als vliegduif plezier aan haar, maar andermaal werd het in de kweek geen succesnummer. Omdat we uitsluitend met jonge duiven spelen en vooral in de beginjaren her en der onze “testduiven” haalden, was stamvorming geen absolute noodzaak. Via diverse kanalen kwamen er nazaten van vele grootheden uit de vaderlandse en internationale duivensport de hokken in Gietelo bevolken. Dat werkt verhelderend. Duiven met stamkaarten gevuld met winnaars in groot verband, met Olympiadeduiven en met “modenamen”. De duifjes op onze hokken zijn zich nergens van bewust, vliegen naar beste kunnen onze vlieglijn, krijgen allemaal dezelfde verzorging en met degenen die het vaakst en regelmatigst bij de eerste duiven op de klep vallen, gaan we verder. Doordat we de afgelopen dertien jaar allerlei soorten en rassen konden testen, kregen we een aardig beeld van de intrinsieke kwaliteit ervan. Je wordt er nuchter van en kijkt met andere ogen naar “grote namen”.
André Roodhooft
Gisteren las ik een verhelderend verhaal van André Roodhooft in “Duifke Lacht”. Hij vertrouwt al een halve eeuw op zijn eigen stam duiven, oorspronkelijk van Nelles van de Pol-origine. “Uit de goeie lijn heeft men de meeste kans, op voorwaarde dat men het perfecte model blijft nastreven”. Roodhooft is de nuchterheid zelve. “Ik heb al meerdere kopvliegers en asduiven, die in Union Antwerpen het mooie weer maakten, opgeruimd, omdat ik er niet één goeie duif uit kon kweken”. Eerlijke taal van een liefhebber die heel zijn leven beroepshalve tussen de duiven zat en op eigen hok zijn vakmanschap als fijne melker bewees. Terug naar de stamvorming op eigen hok. In 2018 kroop uit een gekregen eitje van Hans Eijerkamp een doffer, die op het oog en in de hand alles had wat je van een postduif verlangt. Als grootouders het beste wat Eijerkamp door de jaren heen voortbracht of aankocht. We zetten er een door Bram gefokte duivin tegen, met diverse teletekstwinnaars in het voorgeslacht. Prestaties elders behaald, want de vader was een aangeschafte doffer, die bij Bram al heel snel verloren ging. Veel belangrijker: het duifje had steeds pech met partners en nestjes, maar werd wel keurig derde asduif van de kring. In 2019 haalden we er een dochter uit die twee weken op rij de eerste prijs won in overkoepelend verband. Zoiets maakt indruk. Een jaar later gaf het basiskoppel twee nestmaatjes. De doffer was met acht uit acht zeer betrouwbaar, zijn zusje werd derde asduif in de regio. De betrouwbare doffer zetten we vorig jaar tegen een duivin van Bram van 100% Eijerkamp-origine. Belangrijker dan dat: ze won voor ons teletekst! Uit dit koppel (3e generatie dus), haalden we vorig jaar een jonge doffer van de derde ronde, die op het kasthok ongepaard vanaf het schapje negen keer prijs won en 1e asduif werd in de club en in de kring (1e j.d.midfond). Deze “Ernst” zetten we tegen onze beste jonge duivin (“Toos”) van vorig jaar met acht prijzen (dochter “Olympic Frank”) en daaruit viel dit jaar een doffer (vierde ronde), die wederom ongepaard en anoniem vanaf het schapje in de voetsporen van opa lijkt te treden. Dat maakt duivensport extra leuk. Welbewust werken aan stamvorming, selecteren op gemakkelijk prijs vliegen, zonder trucjes, weduwschap of nestspel. Dat geeft heel veel voldoening. Op zoek naar de van nature gezonde duif, met het perfecte, atletische lichaam, het goeie karakter en vroeg op de klep. Volgend jaar hopen we de vijfde generatie te begroeten uit deze lijn. “De goei zijn zeldzaam”, schrijft Roodhooft. ”Ik heb de goeie raad van Nelles van de Pol om uiterst streng te selecteren altijd toegepast”. André Roodhooft is ook heel duidelijk over bijhalen van fris bloed. “Een bijgehaalde duif krijgt slechts één jaar kans op het kweekhok. Als de eerste zes nazaten niet evenwaardig zijn aan de hokgenoten, wordt de aanwinst en alle afstammelingen zonder uitzondering opgeruimd”. Ik denk er precies hetzelfde over. Wij hebben ook prachtige duiven, van edele komaf met voor ons onbetaalbare voorouders, die moeten vrezen voor hun toekomst. Niet goed genoeg! Verhelderend is Roodhooft over de kans van slagen met nieuwe aanwinsten. Roodhooft noteert alles zorgvuldig, net als ik. “Slechts één op twaalf bijgehaalde duiven overleeft de zifting”. Lust je nog peultjes?
Mes
Onze buren John en Miranda zijn verhuisd. Bij het opruimen van zijn schuur vond John een groot, scherp mes. Een relatiegeschenk, dat doelloos en ongebruikt in een hoekje lag. “Jij kunt er vast iets mee, dan heb je nog een aandenken aan ons”, waren de woorden van John bij het overhandigen. Het mes komt regelmatig van pas bij tuinwerkzaamheden. “De liefhebber met het scherpste mes komt het verst in de duivensport”, waren de wijze woorden die wijlen Cees Suijkerbuijk uit Eefde me ooit toevertrouwde. Tegenwoordig woont Marcel Sangers in het huis van Cees. Veel grote namen in de duivensport verhuisden ooit naar hun huidige plek. Op de plek waar Marcel woont, werd altijd al sterk gespeeld. Daar hoefde hij zich geen zorgen over te maken. Ooit ging Adrie Heuvelink pal naast Bertie Camphuis wonen aan de Gaanderij, ook in Eefde. In Zutphen betrok Arjan Moespot de voormalige woning van Marcel. De vlieghokken bleven staan. Ook slim bekeken. Clubvoorzitter Wilfred Pasman van p.v. Zutphen, de vereniging van de Eijerkampen, verhuisde naar Empe, dat door dezelfde rijksweg doorsneden wordt als Voorst en door een spoorweg gescheiden wordt van dorp en gemeente Voorst. Wilfred weet, dat hij op de kortere afstanden tegenover Zutphen geen schijn van kans maakt in Empe. Daar maalt hij niet om, want Wilfred, gesteund door zijn Carolien, heeft zijn hart verpand aan de (grote) fond. Vorig weekend sprak ik hem aan de bar van zijn vereniging. Ze hebben een heel goed jaar achter de rug en Wilfred durft te investeren in hokken (het 24 meter lange hok van Aaldering is aangekocht) en in duiven. Toon Waanders leek de laatste duivenliefhebber van dorp Voorst te worden, maar met de komst van Sando en Johan en het sterke spel op de fond van Wilfred in Empe, de komst van Bob op de Clabanus en onze bijdrage in Gietelo, ontstaat er misschien een nieuw bolwerk aan deze kant van de IJssel!
Mysterie
Duivensport is een mysterie. Hoe is het mogelijk, dat je op twee slotvluchten zes van je beste jonge duiven verspeelt en er helemaal niets van hoort of terugkrijgt? Dan ga je twijfelen en zoeken. Wat ging er mis, of wat deed ik verkeerd? Afgelopen voorjaar bouwde ik een tomatenkasje. Het dak gevormd van doorzichtig plastic, afgedekt met gewolmaniseerde plankjes. Bruingroen tuinhout, verduurzaamd met chemicaliën. Op het kasje zitten vogels en op het plastic vormen zich plasjes van condens, sproeiwater en sporadische regen. De laatste weken werden de duiven aangetrokken, als door een magneet, naar dit kasje. Lebberend met hun snavel zag ik ze over het plastic gaan, drinkend van kleine bruingroene plasjes van vogelpoepsoep getrokken van uitgeloogd wolmanzout. Ik verjoeg ze meerdere malen, maakte het plastic schoon en droog, maar mogelijk was het kwaad reeds geschied. Een jonge duivin stierf om onverklaarbare reden diezelfde week. Ging het hier de laatste twee vluchten mis en verklaart dit de abnormale verliezen? Zekerheid heb je niet, maar ik heb al maatregelen getroffen om een herhaling volgend jaar te voorkomen.
Roording
Vijftien testduifjes kwamen er van Albert en Mannes. Uit de acht kweekkoppels. Wel, nadat de hokken in Eefde voor eigen gebruik gevuld waren. Logisch. In dezelfde periode, dat we de Roordingduifjes kregen, zetten we voor eigen gebruik nog een paar jongen voor onszelf af. Bonnenkopers willen iets te kiezen hebben en dan blijven er automatisch een paar jongen zitten, die ik toevoegde aan de laatst gespeende groep. De Roordingduifjes kwamen op een apart hok. Je ziet dan het verschijnsel, dat jongen die toegevoegd worden aan een iets oudere groep, zich uiteindelijk beter en sneller ontwikkelen. De apart gezette latere jongen zijn van dezelfde leeftijd en hier gaar de ontwikkeling wat trager. Ik probeerde de “Team Roordingduifjes” nog klaar te stomen voor de juniorenvluchten, maar dit mislukte. Het moet onder tijdsdruk wat geforceerd en dan moet je geluk hebben. Dat hadden we niet. Misschien haperde er iets aan de gezondheid en misschien liepen we iets te hard van stapel? Feit is, dat we er al voor aanvang van de vluchten tien kwijt waren. Ook de havik speelde daarbij een rol. De overgebleven duifjes vlogen de natour, maar waren niet onderscheidend. Niet goed genoeg, dus? Dat is een voorbarige conclusie. Ze waren onervaren en pril en dan mag je van vijf duifjes geen wonderen verwachten. Het vertrouwen in de TR-duifjes is zeker nog volop aanwezig. Behalve de vijftien junioren, kwamen er afgelopen winter een doffer en een duivin. Mannes kon ze niet plaatsen op zijn kweekhok, maar vond het zonde om ze weg te doen. We namen ze mee. Met de doffer hadden we in de kweek geen geluk, met de duivin des te meer. Ze komt uit het zgn. “Blitzkoppel” en was de eerste echt goeie nazaat uit dit stamkoppel, vertelde Albert met een twinkeling in zijn ogen. Bij ons fungeerde ze één ronde als voedster voor een ander koppel. De tweede ronde mocht ze met haar late partner zelf groot brengen, net als de derde ronde. Van de derde ronde ging er een jong weg als “bonduif”. De overige drie duifjes hielden we over en deden het met gemiddeld zes prijzen naar wens. Het duivinnetje van de derde ronde, was als getekende duif onze eerste duif en reddende engel vanaf de voor ons verder dramatisch verlopen Nanteuil. Bedankt, Albert en Mannes, voor het vertrouwen en de prettige samenwerking!
Moraal
Een verhaal heeft vaak een moraal. Soms zitten er meerdere boodschappen in een verhaal. Geniaal en gek liggen in de hersens vlak bij elkaar. Ook geluk en pech komen soms hand in hand. Om stand te houden in de duivensport en continuïteit te bevorderen is stamvorming belangrijk. Een goeie prestatieduif moet goed gebouwd zijn. Als jonge duivenspeler heb ik veel vertrouwen in junioren met een goeie basissnelheid, een goed kompas. Het liefst junioren, die ongepaard, vanaf het schapje de motivatie vinden om vroeg op de klep te vallen. Liefst meerdere malen. Staar je niet blind op grote namen en moderassen. Hoe zat het met de vlieglijn aldaar en wat presteren ze bij jou? Om de top te bereiken in de duivensport, helpt het om op de goeie plek te wonen. Ook talent en inzet zijn medebepalend voor succes. Uiteindelijk maakt de echt goeie duif het verschil! Als je zes van je beste junioren op twee weken verspeelt en de verreweg allerbeste keert na de prijzen retour, heb je dan geluk of ongeluk? Gelukkig heeft Moeder Toos het vliegseizoen ’22 in redelijke gezondheid gehaald en hebben we als team vele mooie momenten mogen beleven in goeie harmonie. Het vertrek als teamlid van Bram moeten we samen opvangen. Veel geluk samen met Marga in jullie geliefde Apeldoorn en bedankt voor je inbreng en goeie duiven, Bram! Als corona en Poetin het toelaten, hopen we komende winter tijdens huldigingen met een glimlach aan seizoen 2022 terug te denken. Het was een mooie zomer! (wordt vervolgd)
Voorster Varia (12)
Voorster Varia (12)
Radiostilte
Kort na de eerste prijsvlucht schreef ik mijn laatste verhaaltje. Ik hoor termen als “blog” en “vlog”, maar voor mij zijn het gewoon “hersenspinsels” of “stukkies”. Nu en dan krijg ik opmerkingen, soms zelfs complimenten. Er zijn mensen die mijn verhaaltjes missen en zich zorgen maken. Niet nodig. De behoefte om mijn hart te luchten was er even niet. De focus lag bij de duiven en de wekelijkse vluchten en voor mijn gevoel had ik helemaal geen tijd om uitgebreid achter de laptop te kruipen. In de eigen tuin kan ik mijn energie kwijt, ben vrijwel dagelijks wel even met moeder bezig, doe zo nu en dan wat dingetjes op het bedrijfsterrein bij broer Henk, hou de boel glad rondom het clubgebouw, probeer wekelijks leuke dingen te doen met José en vraag me vaak af, hoe ik ooit tijd had om te werken op school. Onzin natuurlijk, want de dingen die ik nu doe, deed ik in mijn werkzame leven ook. Niks veranderd. Waarschijnlijk doe ik nu alles bewuster, neem er meer de tijd voor en geniet meer van alles wat ik doe. Tijd voor een praatje tussendoor, tijd om rustig de krant te lezen. Je bent pensionado en hoeft niet meer de hele dag op de klok te kijken. En … met de jaren gaat je tempo achteruit! Er was nog een reden om niet te schrijven. Met de duiven gaat het overwegend goed. Daar hoef ik niet vals bescheiden over te doen. Moet ik “hosannaverhalen” gaan schrijven? Daar zit niemand op te wachten! Een krant is ten dode opgeschreven als het een goednieuwsblad wordt. De bladen aan de kiosk worden alleen verkocht als er kommer en kwel te melden is. We willen lezen over bekende Nederlanders die gaan scheiden, die vreemd gaan, die aan de drank of drugs zitten, of ernstig ziek zijn. Ellende scoort! Als trouwe lezer kon U wat dat betreft mijn verhaaltjes wel even missen. Laten we het erop houden, dat ik vanwege vakantie er even tussenuit was.
NoordOost
De GOU is opgedeeld in vier regio’s, waarvan NoordOost er één is. Wij spelen in deze regio. Eijerkamp is de toonaangevende liefhebber in regio ZuidOost. Wekelijks zijn de aankomsten op hun hokken op de voet te volgen, dankzij de moderne media. Ik ben een trouwe volger, ook als ik zelf niet mee heb, zoals bij de oude duiven. Vaak arriveren de duiven in Cortenoever in groepjes en aan de lopende band. Omdat er in Gietelo veel Eijerkampbloed door de aderen van de aanwezige duiven vloeit, ben ik altijd heel benieuwd welke bloedlijnen het mooie weer maken bij Lotte (Oliver) en Hans en Evert Jan (Kees e/o Esther). Eijerkamp is een toonaangevende liefhebber in de GOU, in de nationale competitie en zelfs internationaal. Vaak zijn hun uitslagen verpletterend. Dan wordt in Twello nog gewacht op de eerste duif en kun je op hun site lezen, dat er bij Eijerkamp al veertig thuis zijn. Dat kan imponerend werken, maar ook ontmoedigend. Sommige liefhebbers willen zich meten met Eijerkamp, maar dat is niet realistisch. De ketting bij Eijerkamp kent geen zwakke schakels. Ze beschikken over de beste en duurste duiven, over deskundige full-time verzorgers en de beste medische begeleiding. Niets wordt er aan het toeval over gelaten. Het zijn professionals. Voor een gewone doorsnee liefhebber, die ook nog gewoon moet werken, is het niveau van Eijerkamp niet te benaderen, laat staan te evenaren of overtreffen. Dat is vechten tegen windmolens!
Vlieglijn
Het is een publiek geheim onder duivenliefhebbers, dat de vlieglijn enorm belangrijk is. In “Gouwe IJssel” en daarbuiten was er veel te doen om de vlieglijn die Willem de Bruin en de Verkerken konden beïnvloeden door grote aantallen duiven in te korven. Martin van Zon schreef er meerdere artikelen over. Vaak zijn het landschapselementen, die de vlieglijn bepalen. Duiven volgen rivierdelta’s, mijden verhogingen in het landschap, zeker als ze bebost zijn, omzeilen grote meren en zeeën, enz. Omdat ik elk jaar weer met frisse moed aan een nieuwe generatie junioren begin, dacht ik ooit de duiven een bepaalde vlieglijn te kunnen inpeperen. Dat was in 2009, toen ik na een duifloze periode van acht jaar, herstarter was. Vol goede moed begon ik met africhten ergens in de buurt waar Bob van Zeist zich sinds kort gevestigd heeft. Aan de “Clabanus”, voorbij Klein Amsterdam, ergens tussen Voorst en Loenen. Ik volhardde in mijn missie en loste op campings rondom Hoenderloo, midden tussen de bossen. Daarna Terlet/ Schaarsbergen en eindigde bij Renkum/ Heelsum. Mijn duiven moesten wennen aan de bossen en ik verplichtte ze over de Veluwe te vliegen. Vol verwachting wachtte ik de duiven van de eerste prijsvlucht op, kijkend in zuidwestelijke richting. Toen volgde een leermoment. Eén voor één arriveerden de junioren en stuk voor stuk, zonder uitzondering, uit zuidoostelijke richting. Al het africhten vanaf de Veluwe was gekkenwerk geweest. De duiven kiezen in Gietelo steevast de IJsselvalleiroute! Toen Sando Verbeek vorig jaar in Voorst kwam te wonen, vroeg hij mij om advies. Hij had zelf bedacht om te doen wat ik dik tien jaar geleden al afgeleerd had. Ik wenste hem veel succes. Enkele weken geleden was hij op een zondag op visite in Gietelo. Hij had eieren van legkippen voor mij uitgebroed met de broedmachine. Hij runt aan huis een soort “zorgboerderijtje” en daar horen kuikentjes bij. Moeder Toos had ik opgehaald, want zij geniet van alle jonge dieren. Sando vloog met duiven in Brummen, in Hall en nu in Voorst. Heel interessant, wat zijn ervaringen zijn m.b.t. vlieglijn. Hij kan proefondervindelijk vergelijken. Leerzaam en verhelderend.
Duivenclub
Weinig mensen weten, dat er in dorp Voorst ooit een duivenvereniging was. Dat moet in de jaren vijftig geweest zijn. Toon Waanders uit Voorst was er lid. Ook zijn oudere neef Toon Waanders uit Twello, Cees Hensbergen, Roelof Gijsberts, Gerrit Ilbrink en Gerrit Smit. Laatstgenoemde is afgelopen zomer trouwens overleden. Hij was in 2020 nog een keer te gast als “letter” en daar wijdde ik destijds een “stukkie” aan. Het zakje “Pietstief”, wat hij aanschafte bij “de Troet”, blijft legendarisch. We hadden het over de duivenclub. De Vlaming A. Kik was een belangrijke spil in de club. Zijn café was het inkorfcentrum en in de naastgelegen kruidenierswinkel werden puntzakjes duivenvoer verkocht. Ik herinner me nog de bijna zwarte duivenbonen, die destijds een belangrijke component in het voer waren. Hans Eijerkamp kan zich Kik nog goed herinneren. Van de leden van toen ving ik de naam “Steeds Sneller” op. Eigenlijk kon niemand me duidelijk maken hoe lang de vereniging bestaan had. Eén ding komt steeds naar voren. “In Voorst deden we voor spek en bonen mee. Tegenover Zutphen waren we kansloos. Het was veel gedoe om de duiven in Zutphen te krijgen, waar ze via het spoor vervoerd werden. De lol ging eraf en de club werd opgedoekt”. Ik herinner me Kik nog goed. Hij had overwegend zwarte postduiven op een zolderhok. Hoewel Kik moeilijk te verstaan was, maakte hij als kenner een verpletterende indruk op mij. Als ventje van een jaar of tien maakte ik er een sport van om na het weekend vermoeide postduiven te vangen. Hoe meer ringen ze droegen, hoe interessanter ik het vond. Steevast bracht ik ze bij Kik, die ze keurde en opgaf. Belgen konden het weten. Ik herinner me een duif uit Waddinxveen en één uit Bedum. Als beloning voor het opvangen kreeg ik van de eigenaar soms een puntzakje duivenvoer, via de winkel van Kik.
Aad
Hilferink senior, enkele jaren geleden overleden, speelde samen met zijn zoon Cees aan de Weg naar Voorst in Zutphen. Cees werkte geruime tijd voor Eijerkamp, waar ook Aad (of was het Aart?) hand- en spandiensten verrichtte. De N.C.C. Oost Nederland organiseerde jarenlang aansluitend aan de natour een vlucht vanaf Etampes. De SuperFondClub GOU nam die traditie over. Ik herinner me een Etampes van een jaar of tien geleden. Ik had in Zutphen ingekorfd en verder dan Zutphen was er op die vlieglijn geen animo. Bij het afslaan sprak Aad me aan: “Je kreeg er vier tegelijk. Dat klopt toch?” Ik was stomverbaasd. “Twee minuten later kreeg je er weer twee tegelijk. Die zijn voor Freek, zei ik tegen mijn vrouw Geertje”. Lachend keek hij mij aan. “Jouw duiven komen bij ons over. Via de kassen van rozenkweker van Dalen gaan ze richting Voorsterklei. Vandaag was het gemakkelijk. Alles wat bij ons over kwam, was voor jou.” Aad noemde de tijdstippen en ruim vijf minuten later arriveerden de duiven in Gietelo. Het klopte tot in detail. “Wij zaten niet zo vroeg, want toen onze eerste kwam hadden we er al heel wat over zien komen van jou”. Toen een half uur later de onderlinge uitslag werd uitgedraaid, stond de naam Hilferink boven mijn naam. De afstand van Hilferink is gelijk aan de afstand van de gemiddelde liefhebber in Voorst. Ik kreeg zwart op wit bevestigd, wat ik eigenlijk al jaren wist, met dank aan Aad. Waar zo’n extra vlucht al niet goed voor is! Liefhebbers die de vlieglijn onzin vinden, gingen er speciaal voor verhuizen. Ik zal geen voorbeelden noemen.
Toon
Onlangs moest ik wat medicijnen ophalen bij de huisarts. Aansluitend bezocht ik Toon Waanders, die eind vorig jaar zijn vrouw Dinie verloor. Toon gaat richting de tachtig en heeft zijn hele leven al postduiven. Hij was lid in Voorst, bij “Ons Genoegen” in Zutphen, bij “de Hoven” en bij Steeds Verder” in Twello. Hij weet hoe de hazen lopen en de duiven vliegen. Als jonge knaap kwam ik al bij Toon en Dinie thuis. Reed op mijn Tomos zij aan zij met de Kreidler van Toon richting golfkartonfabriek “Lona”, waar Toon in ploegendienst werkte en ik vakantiewerk deed en voetbalde met hem in één elftal. Voor alle duidelijkheid: Voorst 5 of zoiets. Eén keer verwachtten we op zondagmorgen de duiven van een uitgestelde lossing, waarop we halverwege de wedstrijd “deserteerden” en de duiven voorrang gaven. Hoewel we elkaar uit het oog verloren, kom je elkaar als duivenhouder altijd vroeg of laat weer tegen en blijven de gedeelde herinneringen altijd voortleven in gesprekken, zeker als er sentimenten om de hoek komen kijken. Toon is altijd duivenliefhebber in hart en nieren geweest. Ook nu de jaren gaan tellen en hij Dinie node mist, wil hij toch wat duiven als afleiding. Toon kende magere jaren, maar ook pieken. Hij had ooit een overnachter die op nationaal niveau de aandacht trok. Ook zijn fameuze “10”, als jaarling gekocht van Frank “de Canadees” Feenstra, was op de dagfond schier onklopbaar, zoals hij in diezelfde periode twee broers had, die op de midfond van wanten wisten. Het was in een jaar, ergens eind jaren tachtig, dat de wind vrijwel wekelijks uit het oosten kwam. In dat jaar verbaasde Toon vriend en vijand in Zutphen en kon er eindelijk een liefhebber uit Voorst een vroege prijs spelen en zich mengen in de strijd om de titels. Een eenmalige ervaring, want de kans op een Elfstedentocht is groter dan de kans op zo’n zomer met vrijwel elk weekend oostenwind.
Heden
Van nostalgie en sentiment over naar het heden. Een kleine stap. Het is zaterdagmiddag. Onze duiven staan in Dizy le Gros (322) en Troyes (456) en de vluchten zijn uitgesteld naar de zondag. Het seizoen zit er bijna op. Volgende week nog de extra vlucht vanaf Nanteuil. Appie Jurriëns woont nog geen honderd meter van het oude adres van Hilferink verwijderd. Zal hem volgende week vragen, of hij mijn duiven nog heeft zien overvliegen. Ik voel inmiddels gezonde spanning over de dingen die staan te gebeuren. Waarschijnlijk komen de duiven van Dizy eerst. Afgelopen maandag haalde ik bij de clubgenoten Stefan Jansen en Cor Wenink in totaal zes papjonkies. Die schoof ik ’s avonds in het donker onder bij zes broedende duivinnen. Eigenlijk wilde ik helemaal niet meer met junioren op jonkies spelen, vanwege talrijke teleurstellingen in het verleden. Drie dagen pap azen en dan inkorven met drie nachten mand in het verschiet? Het lijkt goud, maar ik heb ernstige twijfels. Voor Troyes zijn tien duiven ingekorfd. Een weloverwogen keuze. Met één vroege duif ben je spekkoper! Er staat morgen voor ons nog iets op het spel. We hebben een jonge doffer, die op het hoogste niveau nog kansrijk is voor een titel. Ook verdedigen we de eerste plek in het onaangewezen kampioenschap regio NoordOost en staan we, vlak achter Lotte Eijerkamp, tweede in de afdeling. Het is niet helemaal nieuw voor ons en bovendien weten we dat volgende week, op een enkeling na, niemand meer weet wie er kampioen geworden is. Toch is er die spanning. Er komen morgen mensen kijken. Enkele belangstellenden en de vaste supporters. Die wil ik niet teleurstellen. Gelukkig is moeder Toos er ook. Ze brengt geluk. En José is er bij. Zij houdt me in de gaten en zorgt voor de inwendige mens. Dat scheelt een slok op een borrel. Van de zes duivinnen op een papjong, heb ik er uiteindelijk één uitgezocht voor Troyes. Vier zijn er naar Dizy en de zesde, waar ik geen hoge pet van op heb, mag helpen de zes papjongen in leven te houden met het oog op Nanteuil. De eerstgetekende vliegt gewoon op het schapje. Een rustige, atletische doffer met fantastische uitstraling. Zoon van de 1e asduif van 2021, die ook gewoon vanaf het schapje zijn negen prijzen verdiende. Aan moederskant is hij een kleinzoon van “Olympic Frank”. Die wist als junior ook wat kopprijzen winnen was en deed het eveneens ongepaard vanaf het schapje. Resultaten uit het verleden zijn geen garantie voor de dag van morgen. Vorige week miste hij en kwam pal uit het noorden retour. Morgen mag hij zich revancheren! Onze tweede getekende is een duivin, die een dag voor inkorving aanliep met een doffer en dolblij was met haar nieuwe territorium. Ze kwam de laatste weken steeds meer in beeld op de verdere vluchten. De tien Troyesgangers (vier doffers en zes duivinnen) zijn duiven, die zich eerder minimaal één keer vroeg hebben laten zien. Het gaat morgen om die ene vroege duif. Een betrouwbare duif, die altijd in de middenmoot vliegt, telt morgen niet vanaf Troyes. Dizy is morgen het voorprogramma om in de stemming te komen. Er staat niets op het spel, maar een goeie generale geeft wel vertrouwen voor de finale! We hopen op goed weer en eerlijke condities met natuurlijk een vroege duif vanaf Troyes in NoordOost. De lat ligt hoog, net als de verwachtingen, maar vaak valt het op die momenten juist tegen. Gelukkig is het maar een spelletje en is het seizoen 2022 nu al geslaagd, zelfs als het morgen niet loopt zoals gedroomd. Ook zonder kers op de taart is een seizoen met vier regio-overwinningen een unicum voor ons!
Bram
Teamgenoot Bram is er even tussenuit. Even op adem komen in Twente. Hij verkocht zijn riante woning en heeft een appartement betrokken in Apeldoorn. De overdracht was een week geleden, maar aan zijn nieuwe stek moet nog e.e.a. gebeuren. Vandaar zijn min of meer gedwongen vakantie. De duiven worden over enige weken verkocht en daarmee komt een einde aan een tijdperk. Bram kwam een jaar of acht geleden in beeld, toen ik een bonnetje van hem kocht binnen de club. Op dat bonnetje kwamen een stuk of drie duifjes en één daarvan won een eerste prijs. De kennismaking was wederzijds geslaagd en een jaar later kocht ik wederom de bon. Nu verkreeg ik een stuk of vijf jongen en opnieuw was het een leuke ervaring voor beide partijen. In die periode stopte dierenarts Maurits Bosgoed als duivenliefhebber. Maurits was enkele seizoenen lid, leerde snel, was talentvol en had duiven van Bram. Ook voor buurman Max Slinkman, die veel te vroeg stierf, kweekte Bram jonge duiven. Toen zij wegvielen als “testpiloten” kwam ik voor Bram in beeld als opvolger. Dat beviel ons beiden. In 2016 werd een door Bram gekweekt duivinnetje 1e asduif afd. GOU. In de jaren die volgden behaalden de duifjes van Bram meerdere teletekstnoteringen en toen moest het mooiste nog komen. Aan de grootmeestertitel, het afdelingskampioenschap en het nationale kampioenschap in 2020 leverden de testduiven van Bram een wezenlijk aandeel. Kers op de taart was dat jaar “Olympic Frank”, die enkele weken geleden Nederland vertegenwoordigde op de Olympiade in Roemenië. Gefokt door Bram! Morgen hebben we nog enkele rechtstreeksen van Bram in de strijd, alsmede enkele nazaten. Hij zal het met grote belangstelling volgen. Het betekent wel voor ons beiden een einde aan een vruchtbare samenwerking. In veel van Bram’s duiven stroomt Eijerkampbloed. De lijn van “Bartoli” en “Celena” met name. Het matcht goed met onze eigen rechtstreekse Eijerkampduiven. Veel verwachten we ook van de kweekpotentie van “Olympic Frank”. Een dochter was vorig jaar onze beste duivin en een kleinzoon is dit jaar bezig aan een uitzonderlijke serie. Kortom we gaan de duiven en ervaring van Bram missen binnen ons team. Na deze lang uitgevallen versie 12, is het buiten geheel donker geworden. Het verhaaltje opslaan en verzenden aan Albert, de weersvoorspelling op de vlieglijn bekijken en dan mijn mandje opzoeken. Tegen de tijd, dat U dit leest, weten we meer. Dat het vliegseizoen morgen met twee mooie vluchten voor iedereen mag eindigen, met hoop voor de toekomst! (wordt vervolgd)
Voorster Varia (11)
Voorster Varia (11)
Tegenvaller
Vrijdag korfden we in voor de allereerste prijsvlucht met de junioren. Zestig stuks hadden we opgegeven, maar we hadden er 61 bij ons. Eén duifje met een vleugelkwetsuur lieten we thuis. Op een gegeven moment pakte ik de ‘916 uit het kasthok en stopte haar in de mand. Een blauwbont duivinnetje met enkele witte staartveren. Toen ik verder ging met pakken, zag ik ineens het blauwbonte duivinnetje naast de mand lopen. Dan schrik je. Was ze ontsnapt uit de mand? Ik controleerde de schuif van de mand en toen zag ik ineens, dat het duifje geen chip droeg. Wat bleek? Een zusje van de ‘916 en het evenbeeld, was net gearriveerd, na een afwezigheid van enige weken. Dat is toch sterk? Ik besteedde verder geen aandacht aan het duifje en zou haar binnenlaten, nadat alle in te korven duiven in de auto zouden staan. Met voer en water had de ‘955 het ruim alleen. Op de club was de sfeer niet geweldig. De mensen, die de club overeind houden en besturen zitten zwaar in de overuren. Inkorven jong op maandagavond, inkorven overnachtfond op dinsdag, inkorven dagfond op donderdag en dan de snelheidsduiven op vrijdag. Het weekend moet dan nog beginnen! Je zou je bed in het clubgebouw kunnen plaatsen! Het is de fase waarin velen op hun tandvlees lopen en ook de periode van de irritatie en frustratie. Voor sommigen verloopt het seizoen niet naar wens. De (jonge} duiven willen niet trainen, zijn ziek of gaan verloren. Zelf ben ik daar minder bij betrokken, al gaat op eigen hok ook niet alles naar wens. Met de weinige aanwezigen in de kantine praat je wat, vangt aan de bar wat op en beseft, dat het niet alleen in Oekraïne zware tijden zijn. De manden worden verzegeld, de duiven worden geladen in de duivenwagen en na nog een paar drankjes wordt het tijd om naar huis te gaan. In de auto, op weg naar huis, besef ik dat ik de gezelligheid gemist heb. Er waren stiltes, sombere blikken en je voelde een zekere spanning. Jammer!
Heusden-Zolder
Vaak kan ik na een inkorfavond moeilijk in slaap komen. Je denkt terug aan de inkorving en probeert je een beeld te vormen van de aanstaande vlucht. In gedachten zie ik dan de eerstgetekende als een kogel naar de klep schieten. Ook verheug ik me op het moment van hereniging met de trouwe letters Jaap, Rini en Sander en de aanwezigheid van moeder Toos. Voor het eerst zonder hondje Trijntje helaas. Deze vrijdagavond is alles anders. De echte wedstrijdspanning ontbreekt en ik denk vooral aan de bedrukte sfeer in de club. Als ik ’s ochtends wakker word, besef ik goed geslapen te hebben. De opwinding van de op handen zijnde vlucht is er nog steeds niet. Op de automatische piloot sta ik om half zeven op, om de hokken schoon te maken en “de Roordingduifjes” uit te laten. Die zijn meteen uit het zicht verdwenen. Als ik stroom op de antennes zet en de module aansluit, mis ik de vertrouwde tekst op het schermpje. Albert is dan de eerste hulplijn. Op zijn advies koppel ik alle antennes los en ga met een klein schroevendraaiertje langs de pinnetjes in de stekkertjes. José gaat naar de verjaardag van zwager André in Nootdorp. Een zus en broer met hun partners halen José om half tien op. Natuurlijk bewonderen ze de moestuin en kippen en vanzelfsprekend onderbreek ik mijn bezigheden, maar als ik ze een kwartier later uitzwaai, ben ik opgelucht. Snel weer met het constateersysteem aan de slag. Uiteindelijk vind ik de boosdoener. Een antenne die niet meedoet en voor de onderbreking zorgt. Is het de antenne, zijn het de stekkertjes, of is er sprake van een kabelbreuk? Even niet belangrijk. De antenne kan gemist worden en de module geeft aan, dat er verbinding is met de overgebleven zes vierveldantenne’s. Pfff … de hoogste tijd om moeder Toos in Twello op te halen. Als moeder een half uur later op haar vertrouwde plekje zit, zet ik voer klaar en loop alles nog even na. Kort na elkaar steken Jaap, Sander en Rini hun hoofd om het hoekje van de schuur. Veel tijd om uitgebreid te praten is er niet, want het gaat richting kwart over elf en de eerste duiven kunnen aanstonds arriveren. Moeder wordt een beetje overvallen door de drie knappe kerels en is even de kluts kwijt. Ik stel Sander aan haar voor als de vader van drie knappe dochters. Ineens weet ze het weer. Dan komt Jaap in beeld. Vader van maar liefst vier knappe dochters. Moeder kijkt nog eens goed met haar beperkte gezichtsvermogen en dan valt het kwartje: “Jaap”. Tenslotte doet Rini de voorstellingsronde. “Vader van één knappe dochter”, roep ik als geheugensteuntje. “Dat is Rini”, roept ze triomfantelijk. Het duurt allemaal wat langer, maar uiteindelijk heeft moeder haar puzzel opgelost. “Daar gaat een koppel duiven”, roepen de bezoekers in koor. “Zullen wel duiven van Friezen zijn” antwoord ik, om mezelf moed in te spreken. We turen verder in de blauwe lucht met hier en daar wat witte wolken. Na ongeveer vijf minuten zien de mannen opnieuw een koppel duiven over de rotonde bij bakker Bril trekken in noordelijke richting. Tijd voor teleurstelling is er niet, want ineens zien we drie duiven met een sierlijke boog richting het hok draaien. Eén duif valt op de klep, twee anderen op het hok, maar deze rennen als volleerde sprinters richting de hokingang. Drie piepjes binnen luttele tellen. We kijken elkaar aan. Als het vroege duiven zijn, hebben ze een optimale finish gehad! Drie jonge doffers van hok 2. Ongeveer vijf minuten moeten we wachten op de volgende duif. Het is mijn favoriet en tweede getekende. De doffer van het enige koppel, dat op een neststand is ingekorfd. De volgende duif komt opnieuw alleen en is de enige zoon van “Olympic Frank”. Vijf doffers en stuk voor stuk zonder tijdverlies geconstateerd. De zesde duif is “Vale Rinus”. Hij heeft duidelijk dorst en vliegt vanaf de klep richting de afgeschermde tomatenplanten. Tevergeefs probeert hij water te lebberen van het warme en droge plastic. Terwijl hij onwennig op en neer vliegt, verschijnt er een groepje van acht duiven boven het hok. Je denkt aan een paar duiven van jezelf in gezelschap van dorstige vreemdelingen, maar het zijn echt acht duiven van onszelf. Ze duiken snel via de kleppen van hok 1, 2 en 3 naar binnen. “Vale Rinus” volgt gedwee. Er worden na deze verrassende start vlotte aankomsten van groepjes duiven verwacht, maar helaas is de praktijk weerbarstig. Het lange wachten is begonnen en duurt eigenlijk nog voort tot dit moment.
Willem
Wachten duurt meestal lang en de onzekerheid slaat toe. Zijn de duiven niet te laat gelost? Zijn er “kruislossingen”? Is het gewoon smog of is het stralingssmog? Ik herinner me de blog, die Albert doorstuurde en waarin Martin van Zon klaagt en treurt over het verlies van 23 van zijn 40 junioren op een midweekse africhtingsvlucht van nog geen honderd kilometer. Dat was afgelopen dinsdag! Ook denk ik terug aan mijn artikel in deze reeks, waarin ik schreef, dat de Willem de Bruinduiven via Eijerkamp in Gietelo nog niet als eerste konden arriveren. De ‘948, die als eerste geconstateerd werd, doorbreekt de traditie. Vader rechtstreeks Eijerkamp en kruising WdB/ Leideman en moeder een kruising WdB/ “Janneke” van Bram. Het moest er een keer van komen! Onze tweede en derde duif hebben eveneens een hoog Eijerkampgehalte, met steeds “Janneke” in het voorgeslacht als kruisingscomponent. Op dat moment staan we er op de meldsite mooi voor, maar pas ’s avonds laat komt de bevestiging: het hele erepodium in de regio! De spanning valt van me af. De vreugde van de overwinning wordt getemperd door het verlies van dertig jonge beloftes op zaterdagavond.
Willem (2)
De verwachtingen voor zondagochtend zijn niet hoog gespannen. Er is hoop, maar meestal valt het tegen. De duiven zijn niet gestrand in een regenzone of iets dergelijks. Er is “iets” dat de duiven belemmert in hun drang naar hun hok te vliegen. Het slechte voorgevoel komt helaas uit. Al vroeg loop ik in de tuin op zondagochtend, maar er komt geen veer thuis. Pas tegen achten zie ik een moedige strijder, een uur later gevolgd door een tweede. Op zondagavond komt de vijfde. De duiven zien er vermoeid uit. Ze lijken gevochten te hebben tegen een onzichtbare vijand. Op maandagochtend loopt in alle vroegte de zesde duif in de tuin. Nog 24 te gaan! Dinsdagochtend rond koffietijd belt een zekere Willem. Bij een basisschool in Wanssum (L) loopt een duif van ons, die niet meer kan vliegen. Willem durft de duif niet goed te pakken, uit angst voor vogelgriep. Hij heeft het nummer afgelezen en is via de computer met mij in contact gekomen. Ik bedank Willem en probeer de angst voor vogelgriep weg te nemen. “Zal ik hier blijven wachten, zodat U de duif kunt ophalen”, oppert de man. Dat lijkt me geen goed plan. Uiteindelijk weet ik hem te bewegen de duif mee te nemen naar zijn huis en van voer en water te voorzien. José en ik hebben een fietstochtje Brabant in de planning voor donderdag, maar dat wordt Limburg. Willem begrijpt mijn plan en we spreken af contact te houden. Enkele uren geleden Willem opnieuw aan de telefoon. De duif zit in een kattenbench. De ‘943 weigert voer, maar heeft wel flink gedronken. Helaas verslechtert de toestand van de duif sindsdien aanzienlijk. Willem heeft het er moeilijk mee. We raken aan de praat en ik vertel, dat er uit het ouderpaar van onze hoofdrolspeler, zes kinderen in concours gebracht werden voor Heusden-Zolder. Vier zusjes en een broer zouden zaterdag keurig in Gietelo arriveren, maar de blauwe ‘943 strandt bij de basisschool in Wanssum. Een dierenvriend en goed mens ontfermt zich over hem. Willem put troost uit mijn woorden. “Het kopje van de duif hangt tegen mijn vingers en hij doet zijn ogen dicht”, doet mijn gesprekspartner ooggetuigeverslag. Hij is hoorbaar aangedaan door de ontstane situatie. Dan zijn er plotseling nog wat ongecontroleerde bewegingen, die ik als laatste stuiptrekking interpreteer en dan wordt het stil aan de andere kant van de lijn. “Hoe oud ben je, Willem en wat doe je voor de kost?” Ik vraag het uit belangstelling en om de stilte te doorbreken. Dat je samen het trieste einde beleeft van een uitgeputte duif, dat schept een kortstondige band. “Achtendertig en door corona heb ik even geen werk”, vertelt mijn gesprekspartner openhartig. “Het komt goed. Dit heb je naar beste kunnen en met liefde gedaan. Helaas kent niet elk verhaal een gelukkig einde. Jammer. Zo is het leven.” Het is geweldig, dat er overal dierenvrienden in den lande zijn, die zich over gewonde en gestrande dieren ontfermen. Duiven die in een doosje of hokje de kans krijgen om aan te sterken. Worden ze dan in vrijheid gesteld, dan komen ze uiteindelijk toch dikwijls weer op hun thuishonk terecht, zoals afgelopen vrijdag onze “Witstaart ‘955”.
Spekkoper
Clubgenoten Jan en Frits informeren op de clubapp naar de stand van zaken. Met respectievelijk 17 van de 20 en 7 van de 8 thuis, hebben ze het er genadig vanaf gebracht afgelopen zaterdag. Jan en Frits hadden geen vroege duiven, maar zijn toch spekkoper! Dorpsgenoot Sando had minder positieve berichten. Hem viel echter wel op, dat een hokje met 15 onverduisterde junioren op één na probleemloos thuis geraakte. Ook liefhebbers met fondduiven zouden minder verliezen hebben, ving ik ergens op. Waarom werd het zaterdag voor sommige afdelingen en regio’s zo’n erbarmelijke vlucht en hadden andere afdelingen geen centje pijn en amper verliezen? Wie het weet mag het zeggen.
Respect
Onze vereniging “Steeds Verder” werd in 1930 opgericht in de crisisjaren. Er werden nog halve centen gebruikt, maar de hang naar vertier en de liefde voor de duivensport bracht sportgenoten samen. Bakker Jan Littink uit Wilp werd kort na de oprichting lid en kon boeiend vertellen over de goeie ouwe tijd, waarin armoe de boventoon voerde. Jan had een ongezond vak, genoot van een borreltje, rookte sigaren en werd desondanks heel oud. Hij was blijmoedig van geest en kon intens genieten van de duiven en het verenigingsleven. Jan was van het harmoniemodel, hield van gezelligheid en saamhorigheid en was trots op de club en het mooie verenigingsgebouw. Ik was altijd onder de indruk van de eenvoud en pure liefde die hij uitstraalde. Jan zou van de huidige situatie in de club niets begrijpen. We hebben een gouden kern van hardwerkende en goedwillende, echte duivenliefhebbers met hart voor de club. Mensen met pit en jeugdig elan, waar menige duivenvereniging jaloers op is. Willen we van onze duiven blijven genieten in onze gemeente en het eeuwfeest halen in 2030, dan moeten we ons als leden anders opstellen. Bestuurders steken belangeloos veel tijd en energie in de club. Daar moeten we veel meer respect voor tonen. Niet overal iets achter zoeken, met lange tenen lopen en meteen in de brand vliegen om onbenulligheden. Wie denkt het beter te kunnen, moet zich melden, want er is nog een vacature! Meerdere verenigingen kampen met deze problematiek. Dat is jammer. Stap over je eigen schaduw, maak niet overal een punt van en geniet van de duiven(sport) zo lang het nog kan. Misschien is het wel korter dan je denkt! “Steeds Verder” honderd jaar en dan zien we verder. Dat zijn we verplicht aan allen die de club in het verleden hoog in het vaandel hadden staan. Die de club sportief aanzien gaven en uitstraling. Laten we samen zorgen, dat zij die niet meer onder ons zijn, trots kunnen zijn op de kleine groep liefhebbers die momenteel de geschiedenis en toekomst van “Steeds Verder” bepaalt. Dat we ons niet moeten schamen en achteraf spijt betuigen, als de club ter ziele is. Dat wil toch niemand? (wordt vervolgd)
Voorster Varia (10)
Voorster Varia (10)
Sando
Het weer is redelijk stabiel in de aanloop naar de eerste prijsvlucht voor de junioren. Dat hebben we wel eens anders meegemaakt. Dan waren de intenties goed, maar speelden een hittegolf en voortdurend oostenwind ons parten. Ook herinner ik me jaren met veel onbestendig weer. Dan waren de mogelijkheden om af te richten beperkt. Als het weer meezit en de junioren zijn vlieglustig en gezond, kun je werk maken van het africhten. Sando Verbeek, die aan zijn tweede duivenjaar in Voorst bezig is, beleeft momenteel veel plezier aan zijn jongen. Hij brengt ze veelvuldig weg en geniet met volle teugen van zijn junioren. Als de jongen vlot naar huis komen, zonder noemenswaardige verliezen, is het een lust om met de junioren in de weer te zijn. Het moet al heel raar lopen, wil Sando niet een bliksemstart maken op Heusden Zolder!
Bob
Een andere liefhebber met veel ambitie is Bob van Zeist. Bob is neergestreken op “de Clabanus”. Wie binnendoor van Voorst, via Klein Amsterdam, naar Loenen rijdt, passeert de woning van Bob. Ter hoogte van de ganzenboer bij de brug over de beek. Bob leest mijn artikeltjes en laat zich graag inspireren. Toen ik krap twee weken geleden voor het eerst de junioren in Heteren loste op zondag, arriveerde hij met zijn jongen, toen ik in gesprek was met een geïnteresseerde voorbijgangster bij het bekende bruggetje. Bob wachtte netjes op het lossen van mijn laatste mand en nam toen mijn plekje in. Ik weet niet hoe die eerste Heterenvlucht bij Bob verlopen is, maar voor mij werd het een dagvullend programma. Van één mand van 23 stuks, was na enkele uren nog geen veer thuis. Blijkbaar passeerden ze het Veluwemassief aan de linkerzijde en kozen ze ongewild voor de moeilijke variant. Terwijl ik in de groentetuin schoffelde, zag ik de moedige strijders één voor één met grote tussenpozen arriveren. Steevast uit het (noord)westen. ’s Avonds ontbraken er alleen al uit deze mand zes stuks! Voor mij was het een “eye-opener”. Ik richt altijd af vanaf de Doesburgse Dijk en ga dan via Velperbroek naar Heteren. Voortaan wordt Heteren vervangen door Elst. De kans, dat de duiven vanaf Elst links om het Veluwemassief trekken is veel kleiner. Gaan ze er rechts langs, dan komen ze al snel op bekend terrein en komen ze via de IJsselvallei huiswaarts. De logische route. Ben benieuwd wat jouw ervaring is, Bob.
Ben
José en ik zijn fietsliefhebbers. José wil zo lang mogelijk op een traditionele fiets blijven rijden. Ze bezoekt vijf dagen in de week de sportschool en vindt, dat de e-bike daar niet bij past. Ik heb daar geen moeite mee, al is het een prachtige vinding. Twee weken geleden deden we een “rondje Radio Kootwijk”. Vanaf ons huis is dat precies 75 kilometer. Ik vind het mooi, dat ik na twee open-hart-operaties José nog kan volgen op de fiets. Zou me niet schamen op een e-bike, maar als het niet echt nodig is, doe ik het liever op eigen kracht. Bij “Halte Assel” pakten we een terrasje. Het was er druk, met bejaarde passanten op de e-bike, wielrenners op leeftijd en schoolkinderen op kamp. In het geroezemoes hoorden José en ik ineens het woord “duiven”. Tegenwoordig denk je dan al snel aan mensen, die bij Ikea zijn geweest. Toen ik rondkeek, ontwaarde ik fondman Ben Hendriks en zijn Annie. Ze zaten ongeveer zeven meter verder. Bijna een kwart eeuw geleden, ontmoetten we Ben en Annie op de allereerste grote duivenbeurs in China. We zaten in hetzelfde reisgezelschap o.l.v. Dick Scholten, onder de paraplu van Eijerkamp. Ben is inmiddels tachtig, loopt met een rollator, maar heeft nog steeds fondduiven. Vanwege de drukte op het terras, was conversatie op afstand onmogelijk en daarom was aanschuiven aan hun tafeltje veel comfortabeler en logischer. Ooit werkte Ben als gymnastiekleraar aan het Isendoorn College. Zoiets schept een band. Dat moet een halve eeuw geleden zijn. Zijn vader Jo, woonde op “Bingelder” in Twello en was in die periode ook lid van “Steeds Verder”. Bewogen jaren, waar we het niet over gehad hebben. Ben wordt al meer dan zijn halve leven geplaagd door de gevolgen van een slopende ziekte. Toch houdt hij er nog steeds de moed in, al kan hij zelf zijn duiven niet meer verzorgen. Annie, die nog graag tennist op haar 75e , heeft in deze fase haar bedenkingen bij de duivenhobby. Ben is echter heel gedecideerd. “Mijn enthousiasme voor de duiven houdt me op de been”. Onderweg naar huis, hadden we het over de onverwachte ontmoeting. “We moeten dankbaar zijn, dat we beiden nog kunnen fietsen”, sprak José wijselijk en “Ben is een medisch wonder en een taaie rakker, maar wel sneu voor beiden”.
Gerard
Over sneu gesproken. Ik was onlangs met moeder Toos bij Gerard in Wijchen. Gerard en Margret waren begin 2022 zestig jaar getrouwd. Niet heel veel later stierf Margret. Ze stond op de nominatie om geopereerd te worden. Geen levensbedreigende ingreep. Ze kwam goed door de keuring, maar geheel onverwacht stierf ze thuis, twee dagen voor de operatie. Een enorme klap voor Gerard, die sindsdien zijn draai niet vinden kan. De ene dochter woont in Duitsland, de andere in Boxmeer. Die kunnen hun vader ook niet dagelijks bezoeken. Gerard was openhartig: “Ik kan niet goed alleen zijn. Ik mis Margret en ik mis aanspraak. Eigenlijk zou ik een duivenmaatje willen vinden. Iemand die geen ruimte bij huis heeft, of niet over de financiële middelen beschikt en die samen met mij de duivensport wil beoefenen. Hij korft in en ik verzorg de duiven in de ochtend en op momenten, dat hij verhinderd is. Dan heb ik een doel, een hobby en ik heb aanspraak”. De kans op een treffer is klein, maar niet geschoten is altijd mis.
Hans
Afgelopen maandag was ik in het clubgebouw, om de entingspapieren in te leveren en voor het toewijzen van de chipringen. Dan spreek je weer eens clubgenoten. Je hoort, dat ook anderen duiven hebben die niet willen trainen, of duiven hebben die naar het veld trekken. Hans Eckelboom is sedert enige jaren lid van “Steeds Verder”. Eigenlijk werd Hans weer duivenliefhebber door zijn kleinzoon Steffan. Hans heeft altijd hard gespeeld met jonge duiven. Met de oude duiven kon hij goed mee komen, maar het spelletje met de junioren was helemaal zijn specialiteit. Hans heeft al een bewogen sportloopbaan achter de rug. Als wielrenner reed hij de “Tour de l’Avenir” en als schaatser zat hij dicht tegen de kernploeg aan. Renners als Fedor den Hertog en Joop Zoetemelk waren in zijn jonge jaren bekende concurrenten. Hans kan er boeiend over verhalen, als hij eenmaal op de praatstoel zit. Kleinzoon Steffan heeft inmiddels een rijbewijs. Jong en oud samen vormen een prima mix. Hans heeft niet meer de lucht van vroeger, maar wel veel ervaring. Steffan is jong en ambitieus. Eén en één is hier drie, met oma Ada als stille kracht op de achtergrond. Hans is momenteel erg enthousiast over een klein ploegje van tien latere jonge duiven. Ze komen van goeie liefhebbers uit de omgeving Boskoop. “Het zijn geen postduiven, maar raketten. Zulke heb ik nooit eerder gehad”, aldus opa Hans. Ben, net als Hans en Steffan, benieuwd hoe ze zich op de natour manifesteren.
Hans (2)
Er zijn meer hondjes die “Fikkie” heten. In het weekend kan ik het niet laten om op de site van Eijerkamp te kijken. Als je zelf geen oude duiven speelt, blijf je toch op de hoogte op die manier. Bij Hans en Evert Jan, zijn ze niet afhankelijk van één goeie duif. Bijna elke week komen er andere duiven naar voren. De laatste weken hebben ze al enkele keren meegemaakt, dat de duif die de ene week als eerste arriveert, de week erop wederom als eerste aantikt. De laatste weken maken twee nestzusjes furore. Ze huizen op het hok van verzorger Kees. Op het hok van Oliver zit echter een volle broer, die op dit hok vaak niet voor niets getekend staat. Drie goeien uit één koppel, dat maken ze ook bij Eijerkamp niet vaak mee. Het beste van Eijerkamp tegen in dit geval een dochter van “Murphy’s Law” van WdB is een schot in de roos. Hans geniet er met volle teugen van. Hij pluist de stambomen uit en stuit dan vele generaties terug weer op duiven, die hij ooit met groot succes inbracht en die via nazaten nog steeds furore maken. Mooi als je als 87-jarige nog zo betrokken bent en genieten kunt!
Ravenstein
Afgelopen zondag bracht ik de duiven voor het eerst naar Ravenstein. Ze waren ongeveer gelijk met het baasje thuis. Een meevaller. Gisteren ging ik met José fietsen. Uiteraard gingen de net gechipte duiven mee. Na het lossen aan de Maas, fietsten we richting Grave. In het centrum van Grave hadden we beiden zin in wat lekkers. Bij “Het herboren aapje” pakten we een terrasje. We bestelden een appelpunt met flinke bol ijs en slagroom bij de capucino en dat werd een feestje. Het ijs kwam van Clever’s en dat schijnt in Limburg en Brabant een aanrader op ijsgebied. De charmante en vriendelijke serveerster vertelde iets over de bijzondere naam van het trefpunt. Ik zal U de details onthouden. Bent U in de buurt, laat U dan verrassen. Het was voor ons een geweldig begin van een prachtige fietstocht, die als “molentocht” werd aangekondigd. Zestig kilometer bij heerlijk fietsweer. Bij thuiskomst had de module de duiven netjes geregistreerd. Er waren twee duiven niet aangekomen. Twee winstpunten, zei fondspeler Jef Carlens uit Zepperen steevast. Het gaat niet om kwantiteit, maar om kwaliteit.
Zestig
Ongeveer zestig junioren verwachten we in te zetten op Heusden Zolder. Ongeveer tien latere jongen proberen we klaar te stomen voor de tweede prijsvlucht, vanaf hetzelfde station. Die ongeveer tien “testduifjes” zijn nog niet verder geweest dan Leuvenheim (7 km). Ze zijn eigenlijk nog te jong en daarom krijgen ze hun spoedcursus op het allerlaatste moment. De afgelopen weken probeerde ik e.e.a. te forceren, maar junioren die nog piepen en pas acht weken oud zijn, die verspeel je ook op geringe afstand, ondervond ik tot mijn spijt. De laatste jongen werden rond half mei gespeend. Geboren rond 20 april en debuterend rond 20 juli op hun eerste vlucht. Dan zijn ze dus nog geen honderd dagen oud. Heel krap allemaal. Een andere optie is wachten tot de natour. Ik verkies echter de uitdaging. De uitkomst van het experiment hoort U t.z.t. (wordt vervolgd)
Archieven
- juni 2025
- mei 2025
- april 2025
- februari 2025
- januari 2025
- november 2024
- oktober 2024
- september 2024
- juli 2024
- maart 2024
- februari 2024
- januari 2024
- december 2023
- november 2023
- oktober 2023
- december 2022
- november 2022
- oktober 2022
- september 2022
- juli 2022
- juni 2022
- mei 2022
- april 2022
- maart 2022
- februari 2022
- januari 2022
- december 2021
- november 2021
- oktober 2021
- september 2021
- augustus 2021
- juli 2021
- juni 2021
- mei 2021
- april 2021
- maart 2021
- januari 2021
- december 2020
- oktober 2020
- september 2020
- augustus 2020
- juli 2020
- juni 2020
- mei 2020
- maart 2020
- september 2019
- augustus 2019
- juli 2019
- juni 2019
- mei 2019
- april 2019
- maart 2019
- oktober 2017
- september 2017
- augustus 2017
- juli 2017
- juni 2017
- mei 2017
- april 2017
- februari 2017
- januari 2017
- december 2016
- november 2016
- oktober 2016
- september 2016
- augustus 2016
- juli 2016
- juni 2016
- mei 2016
- april 2016
- november 2015
- juli 2015
- mei 2015
- oktober 2014
- augustus 2014
- juli 2014
- juni 2014
- september 2013
- augustus 2013
- juli 2013
- juni 2013
- mei 2013
- april 2013
- februari 2013
- januari 2013
- oktober 2012
- september 2012
- augustus 2012
- juli 2012
- juni 2012
- april 2012
- maart 2012