Effen Appen (8)

Conditioneren

Vanochtend voor de achtste keer met de duiven op pad geweest. Gisterenavond een feestje van teamlid Jaap en dan is het verleidelijk om de teugels te vieren. José had een zware week gehad en wilde voor 11 uur ’s avonds naar huis. We waren met de fiets en dan laat je je meisje ’s avonds laat niet alleen fietsen. Hoewel het heel gezellig was met vele oude bekenden, ben ik redelijk stabiel en standvastig. Het zou warm worden (32 graden) en dan moet je er ’s ochtends bij het krieken van de dag bij zijn. Om 6.45 uur zaten we aan de vers afgebakken broodjes en toen was de Caddy al geladen, de hokken gepoetst, drinkbakken ververst en voerbakken matig gevuld. Om 8.15 uur draaide ik de oprit weer op, na een ritje Velperbroek. Ik zag geen duiven en dacht, dat ze er nog niet waren. Net als gisteren. Een misrekening! Er landde één duif en ik dacht dat het de eerste was. Het bleek de laatste! De herhalingsoefening Velp had zijn vruchten afgeworpen. Je ervaart, hoe belangrijk het is om werk te maken van de africhting. De eerste keren duurt het vaak uren en blijven de duiven bij aankomst vliegen of gaan slenteren in de tuin of rond de hokken. Als ze een keer of zeven weggeweest zijn beginnen ze het te snappen. Meteen naar huis en bij aankomst snel naar de voerbak. Conditioneren. Zoals de Russische onderzoeker Iwan Pawlow ons met zijn hondje liet inzien. Het is overigens een lust om in alle vroegte af te richten. In een mum van tijd heb ik de ruim 70 duiven in vier manden. Ze zitten nog verduisterd en je kunt ze met drie tegelijk uit de schapjes pakken. Als de Caddy geladen is, leg ik zwarte kartonnen platen over de manden, om de duiven rustig te houden. Een souvenir van onze te vroeg overleden voorzitter Jan Groot Koerkamp. Daarna zuiver ik de lege hokken en ververs de drinkbakken. Op de weg is het daarna heerlijk rustig, zeker in het weekend. Als de duiven dan bij thuiskomst in de hokken zitten, kan de zondag niet beter beginnen!

Joep

Ongeveer anderhalve maand geleden werd ik gebeld door Apeldoorner Joep Bodelier. Ik had vorig jaar een bonnetje gekocht op de feestmiddag van de ACC. Eigenlijk had ik er niet aan gedacht, maar Joep blijkbaar wel. Hij had wat eitjes voor me, maar toen ik die niet kon leggen, bood hij aan me enkele jongen te kweken. We raakten aan de praat en toen bleek, dat Joep al jaren moeite heeft om jongen over te houden. Een bekend verschijnsel, waar ook oud-clublid John Romein mee worstelt. Van het één kwam het ander en we spraken af, om bij elkaar te kijken en wat kennis en ervaring te delen. Ik heb de wijsheid niet in pacht, maar als anderen denken wat van mij te kunnen leren, help ik ze graag. Een beetje onderwijzer ben ik altijd gebleven, al probeer ik geen betweter te zijn. De laatste weken volgt Joep mijn doenwijze en we lopen aardig synchroon met africhten. Tot heden lukt het aardig bij Joep en regelmatig is er contact. Daar hebben we beiden aardigheid in, al kan er nog van alles mis gaan. Om ons heen zijn er talloze voorbeelden van liefhebbers, die op één of andere manier vastlopen. Die blijkbaar ongemerkt steeds weer dezelfde fouten maken. Het is verstandig, als je iemand die het goed met je voor heeft over je schouder laat meekijken. Die ziet andere dingen, kijkt met een frisse blik tegen dingen aan. Het sociale gebeuren kan stimulerend werken, je kunt van elkaar leren of zien hoe het (niet) moet. Soms doet een complimentje wonderen. Soms heb je een schop onder de kont nodig of een stimulans. Zelf krijg ik benzine van de teamleden. Ik wil Albert, Bram, Gerard, Jaap, José en Rini niet teleurstellen en probeer bij de les te blijven. Van anderen helpen wordt een mens niet slechter. Je moet je eigen rol ook niet overschatten. Degene die hulp nodig heeft, moet het uiteindelijk zelf doen. Joep is enthousiast en volgt mijn doenwijze. “Prijsvliegen is niet mijn opzet, ik wil duiven overhouden”, zegt hij. Ik hoop, dat het hem lukt. Als hij in zijn opzet slaagt, is het zijn eigen verdienste!

Ravenstein

Wie goed wil spelen met jonge duiven, moet daar voor werken. Vol bewondering lees ik wat Willem de Bruin en Bas Verkerk doen om aan de top te blijven. Toch hebben de toppers ook niet alles in de hand. Chantal Vredeveld zag ik vorig jaar enthousiast rijden met de jonge duiven en Marcel Sangers heeft de potten met toverdrank tegen kostprijs voor het grijpen. Toch lieten ze de jonge duivenvluchten schieten en dat zal een reden gehad hebben. Voor Bas Verkerk gold hetzelfde. Op de natour ging het bij beiden trouwens meer dan crescendo. Wie top wil presteren, moet daar keihard voor werken. Doorgaan waar anderen afhaken. Dag en nacht met duiven bezig zijn, zoals topsporters met hun sport bezig zijn. Toch zie je steeds weer, dat topduiven het verschil maken. Bij Eijerkamp zie je dat heel mooi. De betere vliegduiven hebben daar een naam en dikwijls zijn het dezelfde namen die het mooie weer maken. Allemaal dezelfde training, dezelfde verzorging en toch zijn er duiven die te laat arriveren, die steevast in de middenmoot blijven hangen. De echte toppers zijn vaak vroeg en maken het verschil. Het zijn meestal de getekende duiven. Echte toppers zijn ook bij de grote jongens met honderd en meer duiven mee dun gezaaid!   We hadden het echter over hard werken. Wie beslagen ten ijs wil komen, moet met de jonge duiven regelmatig op pad. De stress moet eraf en de duiven moeten “het spelletje” leren en leren drinken in de mand. Zeker als er twijfel is over de gezondheid van het jonge spul, kun je niet voorzichtig genoeg zijn. Kleine stukjes rijden spaart benzine en duiven! Vaak zijn we te ongeduldig en wie te hard van stapel loopt en zijn geduld niet kan bewaren, kan uithuilen en opnieuw beginnen! Duivensport kan dan keihard zijn en alleen geschikt voor echte mannen (en vrouwen). We kennen allemaal de ervaring van grote verliezen en lege hokken, maar we moeten wel van onze fouten leren!  Met oostenwind en dertig graden blijven we liever thuis. Tenzij je jonge duiven ervaren genoeg zijn en je bij het krieken van de dag gaat rijden. Ook oppassen als ze steeds moeizaam naar huis komen. Zijn het “jachthonden” en komen ze “spoorzoekend” naar huis, dan zit het niet goed met het kompasje. Een orni-kuurtje of “uitroken” kan dan helpen. Veelvuldig africhten is bijna een must. Ik denk nog vaak aan de “Martin Geven-doctrine”. Martin was een uitgesproken specialist met jonge duiven. Samen met zijn Joke, die liefst bescheiden op de achtergrond bleef. Martin was keihard voor zijn junioren. Ze trainden altijd met de vlag en niet kinderachtig. Ook bracht hij ze veelvuldig weg. Als Martin en Joke naar de ouderlijke boerderij van Joke gingen in Arnhem, gingen de junioren mee. Toch was dat in de ogen van Martin geen garantie. “Ze moeten minimaal drie keer over de grote rivieren. Pas als je drie keer naar Ravenstein  (60 km) bent geweest, heb je afgericht”. Martin stierf precies drie jaar geleden en kan het zelf niet meer uitdragen. Daarom doe ik het voor mijn goede duivenvriend, met wie ik vele genoeglijke uren in Bussloo deelde, onder het zonnescherm in de zomer en bij de houtkachel in de winter.