Focus 2013

Freek's Focus (2)

Superkweker: fabel of realiteit?

Afgelopen week ging de PIPA-veiling van Marcel Sangers van start. Zo'n veiling biedt een leuk inkijkje in de stam van een liefhebber, want PIPA heeft zijn zaakjes altijd goed voor elkaar.
Bij Marcel speelt de rode "Superkweker" een belangrijke rol. Net als Bertie Camphuis. De vader van Marcel's stamdoffer komt overigens van Peter van Osch (Asduif 43), maar dat geheel terzijde. Die rode doffer is vooral in de beginjaren erg belangrijk geweest voor Marcel. Of hij uitsluitend topduiven kweekte, of ook wel "middelmaat", dat weet Marcel zelf het best.
Feit is, dat ik geweldig veel bewondering heb voor de formidabele prestaties van Marcel op de dagfond en ik hem een geslaagde veiling wens.

Onze kweekduiven zitten sedert dit weekeinde gescheiden. De afgelopen weken waren we nog actief op de transfermarkt. Een onderdeel van de hobby; het zoeken van "passtukjes" voor de kweekpuzzel! PIPA gaat ons budget teboven. Daar zijn we heel eerlijk in. Jaloers ben ik niet. Soms komen er duiven voorbij waar ik niet koud of warm van word. Soms loopt het water me uit de mond, maar dan ben ik ook weer realistisch. Bij de pin-ups van de Playboy loopt het water me ook weleens uit de mond. Toch wil ik ze dan niet als vrouw; wel borstspieren, maar geen kweekogen, dat schiet niet op. Wat dat betreft ben ik een rare! We wachten nog ongeveer drie weken met het koppelen. Op papier hebben we onze zaakjes goeddeels voor elkaar, maar je hebt altijd koppels waar je nog niet helemaal tevreden over bent.

De vorige keer schreef ik al over ons "vreemdelingenlegioen". Doordat ik de eerste jaren her en der mijn jonge duiven opscharrelde, is het een divertimento. Het criterium om op ons kweekhok toegelaten te worden was de vliegprestatie van de individuele duif. Een hoge klassering bij de asduiven leverde pluspunten op. Ook een overwinning of meerdere kopprijzen in groot verband gaf een duif credits om te overwinteren. Voor mooie stamkaarten ben ik nooit bezweken. Zo zijn er al heel wat "Kannibaaltjes", "Kleine Dirkjes", "Silver Shadows", "Olympiade's" en andere vliegende proleten gereduceerd tot bodembemesting! Behalve voor duivenstof, ben ik allergisch voor prullen met ronkende stamkaarten. Wel zorg ik ervoor, dat de ring verwijderd wordt en het feit dat ik zelden of nooit kuur voorkomt chemische bodemverontreiniging.

Door met duiven te spelen van derden, kun je de intrinsieke kwaliteit beoordelen en vergelijken. Bij mij moet de duif het doen. Mijn systeem voegt niet zo veel toe. Op het moment dat een duif op mijn vlieghok zit, denk ik niet meer aan stamkaarten. Wel ken ik elke duif binnen de kortste keren. Niet het ringnummer, want ik ben slecht in het onthouden van cijfers. Wel de naam en ik weet precies uit welke (voor)ouders de duif komt. Dat bewonderde ik altijd in wijlen Jan Suijkerbuijk. Hoewel hij 87 jaar oud werd, wist ie tot zijn dood precies de afstamming van elke duif. Jan had geen stamkaarten nodig!

De focus voor 2013 en de komende jaren ligt wat mij betreft op stamvorming. Mijn duiven zijn mijn kinderen, althans zo voelt het. Ik geef ze tijd, aandacht, de beste verzorging en ben er in gedachten altijd mee bezig. Duiven die karakter tonen, kopprijzen winnen en me plezier verschaffen, sluit ik in mijn hart. Duiven die geen karakter tonen, niet of wisselvallig presteren en geen indruk op me maken, daar doe ik zo snel mogelijk afstand van. Daar wil ik ook andere liefhebbers niet mee plagen! Dat lijkt keihard en dat is keihard. Alleen op die manier krijg ik duiven die bij me passen! Albert heeft zijn eigen visie en voorkeur. Als een duif op zijn (ons) kweekhok moeite heeft om gezond te blijven, mag Albert bepalen of hij met die duif verder wil. Dan pas ik me aan. Op mijn (ons) vlieghok bepaal ik wie goed genoeg is om te mogen blijven. Eigenlijk bepaalt elke duif dat zelf. Allemaal krijgen ze dezelfde aandacht, dezelfde voeding, dezelfde kansen. Ze moeten hun kansen wel benutten, anders is het einde oefening!

Gelukkig is Albert niet sentimenteel. Toen ik ooit aan Cees Suijkerbuijk, de jongste en bekendste en enige nog levende van de drie Zutphense Suijkerbuijken, vroeg wie van hen de beste liefhebber was, gaf hij de eer aan zijn oudste broer Jan. "Jan kan het best slachten", was zijn argument. Albert kan ook zonder sentimenteel te worden het hakmes hanteren en dat scheelt een hoop gezever!
De kunst is om de focus gericht te houden op stamvorming. De vorige keer schreef ik, dat ik droomde van een nieuwe "Garfield-dynastie". Geen enkele duif verschafte me zoveel plezier als "Garfield". Elf keer zette ik hem in en nooit miste hij zijn prijs. Vanaf 120 kilometer vloog hij zo maar vijf minuten vooruit en provinciaal (destijds N.C.C. Oost Nederland) pakte hij op 500 kilometer ook de overwinning. Vier eerste prijzen pakte hij en ook in groot verband was hij ongenaakbaar. Voor mij kwam het niet eens als een verrassing dat hij werd uitgeroepen tot wereldkampioen, al was ik blij als een kind en dankbaar dat ik dit ondanks mijn allergie mocht meemaken. Toen ik in 2009 herstartte, vond ik het geweldig om duiven van allerlei soort en komaf te testen. Iedereen leverde er braaf een stamkaart bij en als je die las, droomde je van een nieuwe kampioen. Helaas zijn dromen meestal bedrog. Resultaten uit het verleden zijn geen garantie voor successen in de toekomst en dat geldt niet alleen voor aandelen.

Stamvorming doe je met je beste duif. Je klampt je niet vast aan mooie herinneringen uit het verleden. Voor mij mag de stamduif van Marcel Sangers komen, van Pieter Veenstra, van Hans en Evert Jan Eijerkamp, van Henk Berentsen, van Martin & Joke Geven, van Jan de Ruiter of van de markt in Lier. Uitgangspunt is niet de mooie naam, maar de intrinsieke kwaliteit van de stamduif. Natuurlijk is de beoogde stamduif goed gebouwd, intelligent, karaktervol en prettig in de omgang. Voor mij is het echter een voorwaarde dat het winnen van eerste prijzen in groot verband tot de kwaliteiten behoort. Nog belangrijker vind ik de kweekwaarde. Als we honderd jongen moeten kweken voor 1 goeie, dan zitten we in het verkeerde spoor. Belangrijk is ook, dat onze stamduif nazaten geeft die op de Veluwezoom renderen. Aan een duif die in Friesland of Zuid Holland goed presteert, hebben we hier misschien niets. Jan de Ruiter uit Teuge, gewaardeerd clubgenoot, vertelde me dat meerdere keren. Ik weet, dat de Eijerkampen voorheen bij voorkeur topduiven zochten in de eigen omgeving. Niet omdat het de naaste concurrentie verzwakt, maar vooral om zekerheid te hebben dat de duiven in de regio Zutphen onderscheidend kunnen zijn. Met name met hun Heremans-Ceustersduiven hebben ze dit principe later laten varen. Die hebben hun waarde inmiddels bewezen. Toch zijn er bij Eijerkamp ook duiven met de fanfare binnengehaald, die enkele jaren later via de zijdeur verdwenen. Ze zijn zelf diplomatiek genoeg om daar niet over te praten. Soms zijn bijgehaalde duiven niet goed genoeg, niet gezond genoeg, of ze passen niet bij je eigen systeem. Dat merk ik op eigen hok en dat merkt Eijerkamp, Jan de Ruiter en ieder ander die duiven bijhaalt, natuurlijk ook. Wonend in de Veluwezoom, aan de westelijke kant van de IJssel, moet je slimme duiven hebben die met het Veluwemassief raad weten. In 2012 had ik 1 jonge duif, die onderscheidend was: "Texas Homer". Niet toevallig de beste jonge duif van regio 2 van de GOU. Doorslaggevend was de wedvlucht Quievrain (260 km). Tegen 4070 duiven ging de zege naar sterspeler Alwin Petrie in Cortenoever. De winnende duif (31e getekende) maakte 1641 meters per minuut. Onze favoriet (2e getekende) treuzelde bij binnenkomst zoals hij dat steeds deed, ook bij de dagelijkse training. Hij werd "slechts" tweede en vloog 1639 meter per minuut. De derde duif in het concours, van Hein v.d. Haar uit Vaassen, maakte 1567 (slik) meters per minuut. Bijna 10 minuten "radiostilte" dus. Daarna volgen de duiven in rap tempo en wordt het een normaal concours. Twee duiven die los vooruit vliegen en op bijna vier kilometer van elkaar op 46 en 48 geklokt worden, dat is bijzonder. "Texas Homer" is in mijn optiek een slimme vogel die zijn eigen koers durft te bepalen en daarmee onderscheidend is, net als de winnende duif van Alwin Petrie. Misschien zijn ze via Cees Suijkerbuijk wel familie, maar dat heb ik Alwin (nog) niet gevraagd.



Voordeel van stamvorming is, dat je goede duiven waarschijnlijk eerder herkent. Je herkent eigenschappen van voorouders en ziet soms "linkage" van bepaalde uiterlijke kenmerken die duiden op onderscheidende kwaliteiten. Uiterlijk wordt jouw kolonie ook uniformer, al hoef ik niet zo nodig allemaal blauwbanders of donkerkrassen. Waarschijnlijk is dat ook om meerdere redenen helemaal niet slim. Erik Plant uit Leuvenheim timmert de laatste jaren behoorlijk aan de weg. Zijn "Blauwe Garfield" (kleinzoon van onze "Garfield") komt van Eijerkamp en heeft volgens Erik nog nooit een slechte duif gegeven. Eerste prijzen op Teletekst en regio-winnaars fokt hij eruit. Dat klinkt sprookjesachtig, want wie durft dat ook te roepen? Erik was vooral succesvol met "Blauwe Garfield" in combinatie met Heremans-Ceusters ("koppel 9" van Arie en Jos van Roon uit Brummen). De moeder van "Blauwe Garfield" is uit de lijn van Porsche Bond (Petrie/ Eijerkamp). Onze "Garfield" was voor zijn transfer naar China bij Eijerkamp gepaard aan "Marianne" (3e wereldkampioen 1997) van Adrie en Ineke v.d. Rhee uit Alblasserdam, die ook bij Eijerkamp terecht kwam. Waaraan dankt "Blauwe Garfield" zijn kweekpotentie? Niemand weet dat met zekerheid, want in de afstamming van deze duif zitten meerdere fenomenen.

Op ons kweekhok zitten van allerlei duiven. De meeste duiven zullen niet de geschiedenis in gaan, want duiven zoals "Blauwe Garfield" van Erik Plant zijn een uitzondering. Vrijwel alle denkbare topduiven geven zo nu en dan een topper en daarnaast heel veel "middelmaat". Uit sommige topduiven is zelfs na tien jaar kweken nooit iets fatsoenlijks geboren. 't Is ook moeilijk te voorspellen, of een topvlieger kweekpotentie heeft. Een "kweekoog" geeft enig vertrouwen, maar bepaald geen zekerheid. Kijk je naar de stamkaart van veel topduiven, dan zie je dat de ouders bogen op een ronkende naam, maar zelf geen uitzonderlijke wapenfeiten kunnen overleggen. Ze leunen zwaar op het feit ooit een topper op de wereld te hebben gezet. De tientallen "simpele graaneters" die ze verder produceerden vergeten we gemakshalve. Is het dan raar, dat de nazaten van de topduif weer verwateren tot eenvoudige meevliegers?

We hebben geen illusies. Ook wij hebben overwegend duiven die maar zelden een bijzondere nazaat zullen geven. We troosten ons met de gedachte dat Koopman, Sangers, Verkerk, Veenstra, Bosua, de Bruin, Vredeveld en al die andere tophokken overwegend middelmaat fokken.
Allemaal beschikken ze over tientallen "kweekkoppels" en dromen over gouden kweekkoppels die uitsluitend topduiven geven. Wel zoeken we naar houvast. Afgelopen winter zag ik een befaamde ogenkeurder, die zo'n vijftig door verschillende liefhebbers meegebrachte duiven moest beoordelen. Het was een club met meerdere (inter)nationale topliefhebbers. De goede man kwam superlatieven tekort om de duiven te bewieroken. Geen enkele slechte duif zat erbij. 't Was of een toekomstige Teletekstwinnaar, of een toekomstige Olympiadeduif of een duif van Europese topklasse. Iedereen voelde zich een toekomstige winnaar en in die zin was het een prachtige keuring. Ik vrees echter, dat we niet genoeg vluchten zullen krijgen om al die voorspelde overwinningen tot realiteit te brengen. Zelf had ik geen duiven meegenomen, maar als de voorspellingen van de ogenkeurder bewaarheid worden, zullen er voor de niet-inzenders uitsluitend staartprijzen resten .......

De focus voor ons ligt nogmaals op stamvorming. We streven naar slimme, snelle duiven met onderscheidende kwaliteiten, zoals "Texas Homer". Op dit moment dromen we nog van een "Garfield-dynastie", maar zo gauw er een andere duif de kweekpotentie van onze "Oude Knoedel" overtreft, veranderen we dat spoorslags in "Olympiade"- , "Rambo"- of "Dries van Wijhedynastie". De kweker met de beste adelbrieven wordt onze nieuwe afgod die een imperium mag bouwen, ongeacht zijn afkomst. Zelfs al reikt dat imperium slechts tot Appen of Gietelo; we hebben wel een visie, een strategie en een focus. Ik geloof daar in en hoop dat Albert dat ook doet. Een volgende keer wil ik het hebben over "kweekogen" , kweekpotentie en kweekkoppels.