Voorster Varia (4)

Start

De kop is er af!  Op 10 maart zowel bij Sander als bij Bram de eerste junioren lichting 2022 opgehaald. De duifjes op afzonderlijke hokken geplaatst en binnen een etmaal alle jonkies aan het eten en drinken. Dat is wel eens anders geweest, met koppige weigeraars, die twee tot drie dagen vertikten te eten en dus te drinken. Met knipperende oogjes van de dorst, vallen ze dan terug in conditie. Misschien heeft het te maken met de omstandigheden op het kweekhok? Sander zet het jonge volkje al na een dag of vijftien op de vloer. Ze verlaten het nest, zien de oude duiven eten en doen al vrij snel zelf ook een eerste poging. Bram werkt, naar ik meen, met potjes voer in de broedbakken. Zelf word ik er steeds makkelijker in. Ze worden bij voorkeur in de loop van de ochtend afgezet, hebben dan een dag om aan de nieuwe omgeving te wennen. Voer en water krijgen ze nog niet, dat is zinloos. ’s Avonds worden ze verduisterd en de volgende ochtend, na het opheffen van de verduistering, voer ik ze op de voerplank en zet er een waterbak bij. In het begin neem ik er rustig de tijd voor en laat ze bij voorkeur uit mijn hand eten. De voerkorrels rollen niet weg op die manier en het kuiltje in de hand doet een beetje denken aan het afazen van de ouderdieren. De eerste stap naar tamme duiven en de baas wordt vanaf nu de plaatsvervanger van de ouderdieren. Als je al enige jongen hebt afgezet, verloopt het bij bijgeplaatste jongen nog gemakkelijker. Die zien hokgenootjes eten en goed voorgaan doet goed volgen!

Debuut

Na ongeveer veertien dagen na het spenen, zet ik de klep open en mag het jonge volkje de buitenwereld verkennen. Bij voorkeur zie ik, dat ze van het hok in de tuin vliegen, van het hok naar de schuur en retour op het hok. Spelenderwijs kleine rondjes, die steeds groter worden. Zo gaat het echter niet altijd. Soms zijn de junioren nauwelijks te bewegen om op de vleugels te gaan, maar soms zijn ze heel onstuimig en slaan ze meteen de lucht in. Dan wordt het linke soep, want roofvogels herkennen het vlieggedrag van jonge duiven zonder enige ervaring. Als duiven vooraf de omgeving hebben kunnen inprenten, blijven ze meestal in de omgeving rondtoeren. Bij heel helder weer is de kans groter, dat duiven de lucht in gaan en steeds hoger gaan vliegen. Dan worden de risico’s om duiven te verspelen bij hun eerste vliegoefeningen groter. Landen ze er ergens in de omgeving op een dak of in een boom, dan komen ze vaak aan het eind van de dag en soms zelfs na één of twee nachten buiten slapen, weer thuis. Verloopt het uitwennen heel geleidelijk, dan is er niks aan de hand. Gaat het te onstuimig, dan lopen de spanningen bij de liefhebber op. De kunst is, om je nergens druk om te maken, want meestal loopt het goed af. Momenteel heb ik de jongen buiten en er gingen wat junioren meteen op de vleugels. Vier stuks ontbreken er op het dak van het duivenhok. Ga er vanuit, dat ze ergens in de omgeving op een dak of in een boom zitten en uiteindelijk weer op het honk arriveren. Op dit moment liggen er op de kweekhokken elders al meer jonkies dan geplaatst kunnen worden. Honderd is de absolute limiet voor Gietelo. Vorig jaar had ik er een week voor aanvang van de vluchten nog 124. Het moet leuk en betaalbaar blijven in deze onzekere tijd. Gaan er nu wat duifjes bij het uitwennen verloren, dan is er voldoende reserve onderweg om aan te vullen. Een geruststellende gedachte, al voel ik me als duivenhouder vaak net als een vader voor zijn kinderen.

Analyseren

Bram houdt tijdens het vliegseizoen de prestaties bij. Ook Theo Oortwijn vindt het leuk om onze uitslagen uit te pluizen en in statistieken te verwerken. Theo was enthousiast liefhebber, die door gezondheidsperikelen de duivensport moest opgeven. Op de achtergrond vindt hij het, als gewezen boekhouder, leuk om de duivensport te volgen en op papier een bijdrage te leveren. Kennis is macht. Statistieken liegen niet. Op ons kweekhok moet je streng zijn. Welke duiven zijn onderscheidend, welke duiven leveren geen echte bijdrage aan de vooruitgang. Veel koppelingen zijn op papier geweldig. Drie keer die ene topduif op de stamkaart, een gekorrelde roodoger, tegen een rijk gepigmenteerde geeloger met volledige verkenningscirkel. We weten allemaal hoe het moet. Drie van de vier grootouders zijn Olympiadeduiven en de vierde stond op Teletekst. Dat kan niet kapot. Toch wel. Zelf heb ik het al te vaak meegemaakt. Theorie en praktijk zijn twee verschillende grootheden op het kweekhok. Meestal is het niks, noppes, nada!

Praktijk

Sommigen denken, dat een goed hok het geheim is van succesvolle duivensport. Daar zit wat in. Op een niet-deugend hok komen duiven niet in vorm en wordt het nooit wat. Hoe zit, of zat het op eigen hok in Gietelo? In gedachten komen mijn vijf  beste duiven in Gietelo uit de beginjaren voorbij : “de Schalie”, “de ‘70”, “de 30”, “Axel” en  “Garfield”.  Eerstgenoemde was mijn eerste asduif op het zolderhok met de uitvliegopening op het oosten. De “70” en “30” zaten op twee verschillende afdelingen op het zolderhok met kleppen op het zuiden. “Axel” zat op tuinhokje 5 en “Garfield” op tuinhokje 1. Alle hokken werden kort na 2000 met de grond gelijk gemaakt en in brand gestoken. Einde duiventijdperk, dacht ik. Op al mijn hokken had ik ooit een topduif, maar vooral heel veel matige en slechte duiven.

Hokken

In 2009 maakten we een herstart. Op een andere plek in de tuin begonnen we opnieuw. Eén duivenhok, gebouwd enkele jaren voor het einde in 2001, bleef staan. Dit hok had ik eigenhandig gebouwd, met de gedachte dat het moeiteloos een halve eeuw zou kunnen blijven staan. Hardhout, trespa en damwand. Het werd destijds omgebouwd tot kippenhok en bij de herstart weer in oude glorie hersteld. Of het een goed hok was? Van het “nieuwe hok” had ik weinig informatie. Het oude zolderhok op de schuur en de tegen de schuur gebouwde tuinhokjes voldeden prima. Het “nieuwe hok” werd wel gebruikt, want toen we in 1998 overgingen op elektronisch klokken, werden er kabels uitgelegd naar de oude hokken en het “nieuwe hok”. Echte wapenfeiten van het nieuwe hok kan ik me niet herinneren. In 2009 begonnen we met 21 van “Jan en Alleman” verkregen duifjes. De onverwachte herstart na zeven of acht duifloze jaren. Aan het eind van het vliegseizoen was “Jurriaan” asduif GOU/ 2e W.H.Z.B.  Verkregen van Martin en Joke en eigenlijk de enige duif, die echt deugde. Dit hok staat bekend als hok 1. Het hok werd geleidelijk uitgebreid en nu spreken we van de hokken 1, 2, 2A en 3. Vier hokken en als ik dan kijk naar de afgelopen vier jaren, dan trek ik een verrassende conclusie. In 2018 was “Gerben” onze beste duif. Hij had hetzelfde territorium als “Jurriaan”. Dus huizend op hok 1. In 2019 was “Appie Derks” onze 1e asduif van de kring. “Appie” zat op hok 2. In 2020 was “Ronaldo” onze beste jonge duif. Bewoner van hok 2A. Afgelopen jaar was “Ernst” onze topper. Hij vloog 9 prijzen ongepaard op hok 3 (kasthok). Van de hokken word ik dus niet veel wijzer. Het maakt niet uit op welk hok een junior terecht komt. In ons geval maakt de duif het hok en niet andersom.

Doffers

Ooit schreef ik, dat ik meer successen boek met doffers, dan met duivinnen. De asduiven van voor ons afscheid rond de millenniumwisseling, waren allen doffers. Kijk ik naar de beste jonge duiven van de afgelopen vier jaren, dan zijn genoemde vier duiven wederom vier doffers.  Spelen duivinnen dan een ondergeschikte rol? Nee! In 2018 hadden we de eerste vier asduiven van de kring. De 1e was doffer, nummer 2, 3 en 4 waren duivinnen. Het klinkt bijna als pochen, maar is alleen bedoeld om aan te geven, dat die duivinnen geen klungels waren. In 2020 was “Ronaldo” onze beste, maar duivin “Britta” zat er vlak achter. Afgelopen jaar was “Ernst” met negen prijzen onze uitblinker. Duivin “Toos” was met acht prijzen goeie tweede. Ik blijf een “dofferman”, maar eigenlijk doen de duivinnen het helemaal zo gek nog niet.

Zelfkennis

Het begin van alle wijsheid! Ik vind het leuk om te analyseren en daar naar te handelen. Het hok hebben we behandeld. Het geslacht ook. Tijd om naar de kweekwaarde te kijken van de asduiven. De vier asduiven van 2018 mochten uiteraard blijven. Twee gingen er naar Bram en twee naar ons eigen kweekhok. We zijn nu drie kweekjaren verder en wat blijkt?  De 1e, 2e en 4e asduif hebben als kweker nog niets bijgedragen. De 3e asduif, blijkt de duif met kweekpotentie. Gekweekt door Bram uit een wonderlijke kruising met een doffer van Raymond Jonker met pure dagfondafstamming.  Die doffer werd als jaarling verspeeld en wij hadden toen al zijn eerste en enige jongen ontvangen. De ene raakten we al snel kwijt en van de andere verwachtten we echt helemaal niks. Een misrekening. Onze beste duivin in 2020 was haar dochter. Onze beste doffer in 2021 haar kleinzoon. Zelf gaf ze afgelopen jaar ook weer twee kinderen die pure kop vlogen. Aan de vruchten kent men de stam! Het kan raar lopen.

Geheim

Hoe ontdek je de goeie kweker? De duivin met de kweekwratjes aan de ondersnavel? De doffer met de witte teennagels? De duif met de rijke pigmentatie in de ogen? De duif met de volledige “verkenningscirkel”?  Iedereen mag geloven wat ie wil. Je mag ook de hulp inroepen van externe experts, of je vastklampen aan kweektheorieën. Ik denk, dat niemand het weet! Een duif, die als vliegduif zich bewezen heeft, heeft een streepje voor. Ooit las ik, dat je nooit moet trouwen met het enige mooie meisje in een familie. Voor duiven geldt zoiets ook. De kans van slagen met een duif, die als enige in zijn/haar familie deugt, is niet bijster groot. Ik zie graag op de stamkaart meerdere bewezen goeie duiven staan in rechte lijn. Het afgelopen jaar hebben we onze beste jonge doffer van 2021 tegen onze beste jonge duivin gezet. De duiven zijn onverwant en stammen in rechte lijn uit prestatieduiven. Goed maal goed, geeloog tegen witoog, beiden goedgebouwd, maar er is geen enkele garantie! Meestal valt het tegen. Je hebt echter hoop en verwachtingen. Hoop, geloof en liefde. Daar draait het hele leven om. Bij elk huwelijk is er de prins op het witte paard, bij elke geboorte de gedachte aan een verlosser of wonderkind. Dat is ook zo bij de man of vrouw die vijf keer trouwde en vijf keer scheidde en van wie de kinderen nooit verder kwamen dan de coffeeshop of Bijlmerbajes. Je droomt, dat je zoon de winnende goal scoort in de Champions League-finale en bent uiteindelijk trots, dat hij mag invallen in Voorst 5.

Moraal

Iedereen beoefent de sport op zijn of haar manier. Iedereen heeft zijn of haar eigen visie en iedereen legt de lat op zijn of haar niveau. We beginnen allemaal vol goeie moed aan een nieuw kweek- c.q. vliegseizoen. Allemaal hebben we voorbeelden en idolen in de (duiven)sport. Zelf had ik in de beginjaren veel steun van Appie Derks en was ik een groot bewonderaar van kleine liefhebber Jan P. Suijkerbuijk. Toen ik in 1980, na tien jaren p.v. “de Hoven” Zutphen, de overstap maakte naar “Steeds Verder” Twello, maakte ik van nabij mee hoe Dick de Boer, met verzorger Jasper Romein, in de jaren tachtig furore maakte met zijn “Tornado” (1e Nat. Dax en 1e Maraton Noord). Een pure Janssenduif nota bene, die alle fondduiven het nakijken gaf!  Ik zat bij Gerrit Ilbrink te letten, toen Dick belde om het grote nieuws heet van de naald te vertellen. Gerrit draaide trouwens zelf ook een hele vroege duif op die Dax, ik meen een uur na de “Tornado”.  Gerrit Jansen was de man van “massa is kassa”. Generaal kampioen met de eerste twee duiven uit de klok, ongeacht hoeveel je er mee had. Jan ter Harmsel en zoon Dirk flikten het met de kleine korf. Opvallend weetje: Jan ter Harmsel en Jan Suijkerbuijk vlogen ooit tegen elkaar bij “Recht Vooruit” in Zutphen! Toeval? Jan Littink uit Wilp was de bakker met het hart van goud. Altijd optimistisch, ondanks een ziekelijke echtgenote, waar hij zielsveel van hield. Voor Jan was duivensport het mooiste dat er op aarde bestond. Niemand kon er meer van een duif genieten dan hij en hij gunde bovendien iedereen de overwinning. Zelf was hij tevreden als hij een bescheiden prijsje in de middenmoot kon winnen. En als zijn favoriet, ondanks de zwarte pilletjes, te laat voor de uitslag arriveerde, had hij genoten van de fantastische thuiskomst van de duif. De eenvoud van de mens Jan Littink, zijn pure liefde voor de duivensport en voor zijn naasten, maakte op mij een verpletterende indruk. Geniet van de omgang met je duiven, van de kweek, van alle facetten van de sport, zoals Jan Littink ons leerde. Hij genoot uitbundig en met mate van een borreltje na de vlucht met bijbehorend sigaartje. Dat hoorde er voor hem bij.  Kenmerkend voor zijn generatie. Het ultieme geluk zit niet in een kampioenschap, want aan de top is het vaak koud en eenzaam. Gewoon genieten van duivensport op jouw manier. Dat we hier in vrede met duiven mogen spelen, als vogelgriep en corona het toelaten, is een zegen. Duivensport blijft een mysterie. Niemand weet het! Als ik het niet weet, denk ik glimlachend aan bakker Littink. Hij had gelijk!  (wordt vervolgd)