Effen Appen (10)

Afknapper

Je kijkt er als jongeduivenspeler echt naar uit. Je probeert ze gezond aan de start te brengen, bent er veelvuldig mee op pad geweest en dan is er eindelijk de eerste prijsvlucht van het seizoen. Daar doe je het allemaal voor uiteindelijk. We korfden er 46 in. Eentje hielden we thuis. Duiven zijn extra nerveus als ze een leeg hok aantreffen bij thuiskomst, dus altijd minimaal één duif thuis houden leerde ik door schade en schande wijs geworden. Een erg mak en aanhankelijk duifje bovendien, dus geschikt als lokker. De eerste prijsvlucht werd vervlogen vanaf Maaseik. Voor sommigen met een goed geheugen een berucht station. Met een overwegend (noord)oostenwind en zomerse temperaturen zou het geen makkie worden. Daarvoor hoefde je niet helderziend te zijn. De eerste vlucht, veel stress bij de overwegend onervaren duiven, behoorlijk warm weer, oost in de wind, volle duivenwagens en een vrij laat tijdstip van lossen. Dan ben je niet gerust op de goede afloop. “De jonge duiven komen zo met de oude duiven mee”, hoor je een enkeling met weinig ervaring verkondigen. We weten inmiddels beter. De ervaren oude duiven zijn snel vertrokken na de lossing, maar de grote meerderheid van de onervaren jonge duiven niet. We hadden het lokkertje buiten zitten, samen met een opvallende roodkras van de tweede ronde. Ze waren al enkele uren buiten geweest, uitgevlogen en hadden drang om naar binnen te gaan. In spanning zaten we te wachten. Rini zoals altijd, moeder Toos met Trijntje en José. Ineens waren er schaduwen en klonk het : “Daor kump der ene”. Het bleken zelfs twee duiven en door de twee “lokkers” zaten ze vlot op de klep en binnen. Het waren twee “kringringen”. De ‘612 en de ‘616. De laatste kwam eerder in het seizoen vrij zwaar gewond thuis met een borstwond en gebroken poot. Daarna volgden er vrij vlot nog een zestal duiven. Sommigen landden achter het hekwerk en daarmee verspeel je kostbare tijd. Vervolgens werd het stil en begon het lange wachten. Het had iets weg van overnachtfond en dat is geen goed teken! Gelukkig viel het niet helemaal stil en hadden we ’s avonds toch nog 31 duifjes thuis, maar je denkt toch vooral aan de vijftien duiven die er niet zijn. Overal in onze omgeving verliep het stroef en moeizaam. Clubgenoten Steffan en Hans, de vluchtwinnaars en specialisten bij uitstek, hadden er bij het afslaan om 18.30 uur 41 van de 77. Good old Jan de Ruiter, een zeer kundige en ervaren duivenspeler en dierenvriend, had zijn 42 oude duiven vrijwel allemaal thuis, maar van de zes ingekorfde junioren was geen spoor te bekennen. Uit GOU Zuid komen dezelfde berichten. Alleen Noordwest, een uur vroeger gelost in Meer, verliep vlotter met een normale concoursduur en normale snelheden, al waren er hier ook liefhebbers met te veel achterblijvers. De openingsvlucht met de jongen in de GOU werd een afknapper voor de grote meerderheid met veel verliezen. Bij ons kwamen er de volgende ochtend vijf bij en moeten we nog tien duiven hebben. Van andere liefhebbers hoor ik, dat we niet mogen klagen. Overal opvallend weinig nakomers!

Oorzaken

Niemand wordt vrolijk van slecht verlopen concoursen. Niemand wordt daar beter van en het is slecht voor de duivensport. Liefhebbers en hun omgeving zijn letterlijk ziek van het gemis van vele favorietjes. Gisterenavond was ik bij Joke Geven en ondanks de regiozege en meerdere vroege duiven was ze aangeslagen. Joke speelt graag met haar duiven, ze zitten op haar schouder en pikken in haar oor. “Juist veel tamme favorietjes zijn er niet en daar ben ik goed ziek van, ondanks de regiozege”. Andere liefhebbers, die al veel verliezen leden door coli en roofvogels, hebben hun hok bijna leeg. Voor hen is het seizoen met de jonge duiven voorbij. Jonge duiven zijn de toekomst van elk hok. Heb je geen aanvulling, dan heeft dat gevolgen voor de komende jaren. Frustratie alom en dan is het een menselijke eigenschap om zondebokken te zoeken. Heel gevaarlijk!  Van alles is er bedacht om het vervoer te verbeteren. Geen 40 jonge duiven in de box zoals vroeger, maar slechts 25. Niet met meerdere regio’s samen lossen, maar bijvoorbeeld Noordwest en Noordoost van de GOU afzonderlijk. Toch gaat het opnieuw mis. Zelf ben ik een voorstander van vroeg lossen. Voor aanvang van het werk ging ik in het verleden africhten. Noodgedwongen. Naar grondmist en inversie werd nooit gekeken. Als ze eenmaal weten hoe het spelletje werkt, keek ik niet zo nauw. Ik herinner me een africhtingsvlucht Ravenstein, nog niet zo lang geleden. Ik weet waar de duivenwagens staan en reed er naar toe in alle vroegte. Ik zag geen duivenauto en loste om 7 uur.  Door inversie en allerlei meteorologische beren op de weg en misschien ook lossingen van andere afdelingen, werd er pas na het middaguur gelost. De africhtingsvlucht verliep slecht met de nodige achterblijvers. Toen ik mijn ontbijtje nuttigde na het ritje Ravenstein, zaten al mijn junioren al lang en breed in het hok en prees ik me gelukkig, dat ik mijn lot niet in handen van anderen had gelegd. Is vroeg lossen dan de oplossing???  Dat hoor je me niet zeggen. De eerste prijsvlucht met de junioren is heel vaak een slijtageslag. Een bijzondere vlucht, anders dan andere. Iedereen weet dat en vreest dat. Veel duiven voor het eerst in de duivenwagen, veel stress en misschien wel doodsangst bij de onervaren jongen. Een gevaarlijke cocktail van hitte, dorst, stress. Hoe korter de duiven in de duivenwagen zitten, hoe beter het is. In de duivenwagen produceren de duiven hitte, ze vechten als gekken met elkaar, vooral de doffers en je weet niet of ze wel drinken. In de vroege ochtend is het ook op hete dagen relatief koel. Natuurlijk moet je alles doen om kruislossingen te vermijden en natuurlijk moet je de weerberichten serieus in ogenschouw nemen. “Vaak bu’j te bange”, is een spreuk die me te binnen schiet. We kunnen ook te voorzichtig zijn! Van de drie GOU-vluchten Tienen, Maaseik en Meer verliep de laatste vlucht overduidelijk het soepelst. Toevallig(?) werd Meer ook het vroegst gelost. Dat bewijst niets, maar moet ons wel aan het denken zetten!