Uit de kast (3)
Samen
Op zondagochtend gaat José voor het eerst weer “bootcampen” via haar sportschool. Op doordeweekse avonden was het “zoomen” achter de computer. Daar kan ze mij niet bij gebruiken. Van een bijdrage maken voor “Uit de kast” kwam daardoor niets terecht, want voorheen gingen we in coronatijd op zondagochtend enige uren wandelen op bijvoorbeeld de Loenermark. Samen leuke dingen doen is belangrijk om de relatie goed te houden!
Fiets
Gisteren las ik, dat de SuperFondclub 3 e-bikes gaat vervliegen. Gegarandeerde prijzen! De Super Fondclub GOU is een goed georganiseerde club, die veel biedt voor weinig. Goeie communicatie, gratis prijzen en een prijsuitreiking die klinkt als een klok. Later op de dag zag ik tot mijn verrassing, dat Marianne Fiets uit Olst gisteren de eerste wint in regio NoordOoost vanaf Reims. Altijd leuk, als een doorgewinterde echte liefhebster, met een beperkt aantal duiven, zoiets ten deel valt. Ik herinner me, dat Marianne in de vorige eeuw al druk was met postduiven. Haar ouders hadden ook duiven. Enthousiaste leden van de toenmalige duivenclub in Olst. Pure nostalgie. Knap, hoe ze als vrouw standvastig de hobby trouw bleef. Dan ben je een echte! Gefeliciteerd, Marianne. Hier kan ik echt van genieten.
Stro
Over fietsen gesproken: Gerrit en Theo Boerkamp zijn echte fietsers. Gerrit was trouw sponsor van “Steeds Verder”, toen hij nog zijn slagerij had. Theo was een groot deel van zijn leven postduivenhouder. Vrijdagmiddag was ik in de voortuin aan het werk, toen ineens Theo halt hield op zijn fiets. We praatten wat over koetjes en kalfjes, zoals dat met gewezen slagers gaat en toen ineens vroeg Theo: “Zijn je duiven nog ziek?” Dan weet je meteen, dat hij de site van “Steeds Verder” volgt. Albert plaatst namelijk mijn schrijfsels door op de clubsite. Ineens dacht ik aan het vervangen van het stro in de vier “potstallen”. Dat deed ik niet zonder reden. De duiven op het stro hadden het wekenlang moeilijk. Het leek, of ze langzaam vergiftigd werden. Met opgetrokken schouders zaten ze lusteloos als zoutzakken in hun schapjes ’s avonds. Eerst denk je aan toeval en aan kinderziektes. Toch bleef ik piekeren, want de duiven op het rivierzand hadden er geen last van. Ineens viel het kwartje: het stro zou wel eens de boosdoener kunnen zijn! Op internet lees je bij stro over schimmels, fungiciden, pesticiden, onkruidremmers en gewasbeschermers. Bewijzen, dat het stro op mijn hok niet deugde, had ik niet. Wel waren er duidelijke aanwijzingen. Via mijn achterburen van “de Zonnegaard”, een biologisch bedrijf, kwam ik via “Keizersrande” terecht bij boer Bram. Hij hielp me aan drie balen tarwestro. Op de klei verbouwd, zonder kunstmest en gegarandeerd onbespoten. Hij kende mijn beide broers en bracht de balen mee naar Voorst en wilde er geen cent voor hebben. Waar kom je zoiets nog tegen? Het verdachte stro werd verwijderd en de duiven knapten zienderogen op. Zelfs een dochter van “Olympic Frank”, die op sterven na dood was, vliegt weer mee met de koppel! Dat was me wel een leverworst van Europees kampioen worstmaken Aalpoel waard met een zak gevulde koeken van de andere plaatselijke grootheid bakker Bril.
Jantje
Teamgenoot Sander heeft dit voorjaar met veel elan, ongeveer de helft van mijn duivenbestand gekweekt. Jarenlang stond de duivensport bij Sander op de waakvlam. Drukke baan, verbouwingsklussen in en om zijn voormalige boerderijtje, drie jonge kinderen. Voor duivensport was geen tijd, al had hij altijd wat duifjes voor de lol om het huis vliegen en was hij nog steeds lid van SVT. Toen afgelopen najaar Gerard aangaf zijn huis te gaan verkopen en ik op zoek moest naar een nieuwe verzorger voor de kwekers, kwam Sander toevallig op bezoek. In eerste instantie hield hij de boot af, maar na enkele weken stond hij ineens weer op de stoep en was hij om. Inmiddels kent hij de kwekers allemaal bij naam en het rendement was afgelopen voorjaar bijna optimaal. Meteen 23 mooi opgekomen junioren van 12 koppels is een goed begin, als je koppelt op 27 december. Bij de volgende legsels ging het zeker niet minder. Vrijwel geen eitje schier en luxe jongen, zoals Martin Geven het altijd noemde. Bij één koppel ging er iets mis. Twee onverwante jaarlingen hadden bij de tweede ronde ineens jonkies met “spreidpoten”. Bij de kippen maak je dat nog wel eens mee, maar bij duiven had ik er geen ervaring mee. Ik deed de jonkies een knijpringetje aan beide poten en deed er een elastiekje tussen. Een week zag ik het aan. Het ene jong bleek weinig vitaal en sneuvelde. Het andere jong pakte zijn kans. Het hing aan mijn vingers, was slim en begon gaandeweg steeds beter te lopen. Ik noemde hem “Jantje”. Aan Sander vertelde ik het verhaal van mijn klasgenoot Jan ten Hove. Hij had polio en een ernstige stofwisselingsziekte en wist, dat hij niet oud zou worden. Ik herinner me, dat Jan vaak maandenlang in Utrecht in het ziekenhuis lag tijdens onze lagere school jaren. We zaten vaak naast elkaar en samen zochten we kievitseieren en struinden door “het Empese Veld”. Jan huppelend en strompelend, maar nooit klagend. Ondanks zijn beperkingen was Jan een held op het voetbalveld. Een bal fatsoenlijk trappen lukte hem niet, maar hij gooide zijn fragiele lichaam wel als een kamikazepiloot voor de voeten van vaak veel grotere medeleerlingen op het trapveldje en voorkwam daarmee zekere doelpunten. “Ik weet nu al, dat je Jantje nooit zult opruimen, Freek”, zei Sander lachend. Ik vrees, dat hij me doorgrondt, maar er is ook geen enkele reden voor. “Jantje” heeft een plekje in mijn hart en een eigen plekje op het hok met het stro. Hij verdedigt dat als een leeuw en doet zijn naam eer aan. Jan ten Hove overleed ongeveer 45 jaar geleden t.g.v. zijn ziekte. De herinnering aan een moedige schoolvriend is blijvend. Ringnummer 1665171 is “Jantje”.
Tulpenbak
Afgelopen voorjaar haalde ik menig tulpenschoof en tulpenwikkel. “Breng bloemen in het leven en niet aan mijn graf”, zegt moeder Toos regelmatig en die wijze woorden breng ik graag in praktijk. In Empe aan de IJsselstraat is Arjan Wesselink als tulpenkweker een begrip. Tulpen staan ongeveer een week op de vaas. In een schoof blijven ze een dag langer mooi. Onder koele omstandigheden iets langer en bij hogere temperaturen iets korter. Door corona stond ik afgelopen voorjaar vaak buiten te wachten op klanten in de winkel. Mijn oog werd getroffen door tulpenbakken van 50 bij 75 cm. met gazen onderkant. Ideaal om rivierzand te zeven en van duivenmest te ontdoen. Ik informeerde, of ik geen bak kon kopen. Dit bleek te kunnen en de prijs (3 euro) was een meevaller. Een prima investering. De tulpen zijn na een week uitgebloeid, maar van de zeef hoop ik nog heel lang dagelijks plezier te hebben.
Roofvogels
Door de reconstructie van de Rijksstraatweg in Gietelo, bleven de haviken weg. Die houden niet van herrie en drukte. Zo kon ik de duiven de afgelopen vier weken veilig uitwennen en buiten laten. Nu de werkzaamheden sinds een week gereed zijn, melden de roofvogels zich weer. Afgelopen donderdag bracht Gerie van de Appenseweg me een opgevreten duif. De havik zat er bovenop, vertelde hij. Als prominent fokker van Javakrielen, is hij beducht voor de havik. “Nummer vier dit voorjaar. Het is te doen”, bleef ik nuchter. Gerie had in zijn jonge jaren zelf ook postduiven. “Ik geniet, als ik de koppel bij jou zie vliegen. Jammer van deze duif”.
Kast
Beide kasten zijn gevuld en vanochtend gingen de laatst bijgeplaatste duiven voor het eerst de lucht in. Die haalde ik negen dagen geleden op en ze vlogen vandaag al strak in een koppel. Vlot de lucht in en snel in een koppel vliegen is belangrijk. Daarmee vergroten jonge duiven hun kansen in de strijd op leven en dood met de havik en slechtvalk. Ik moet denken aan de woorden van mijn vroegere leermeester en duivenvriend Jan Suijkerbuijk, die vandaag, 9 mei, jarig zou zijn geweest. Jan had het altijd over “vlugge jongen”. Ik denk, dat Jan 100 jaar geleden in Brabant geboren werd. Ben benieuwd wat Jan gevonden had van “de biechtstoel”. Zelf had hij nooit meer dan twintig jongen. Meestal minder. Een echte specialist met de junioren was Jan niet. Met weduwnaars was hij dat wel. Kan me herinneren, dat ik de oude uitslagen van p.v. “de Hoven” uitploos om de eerste prijzen van “de 89” te tellen. Zes eerste prijzen, alleen al als tweejarige weduwnaar, turfde ik. Liefst 49 keer bij de eerste tien van p.v. “de Hoven”. Een zeldzaam goeie vliegdoffer, geboren op het hok van jongere broer Gerard. De afstamming was onduidelijk. Waarschijnlijk rode Hermans gekruist met het soort van jongste broer Cees. “De beste vliegdoffer uit mijn loopbaan, al was de ’82 ook een geweldenaar”, aldus Jan, die zelf geen uitslagen bewaarde en statistieken bijhield. Zelf ben ik niet zo snel onder de indruk als liefhebbers het hebben over een goeie duif. Dat komt, omdat ik de ’82 en de ’89 van nabij meemaakte. Er zijn “goeien” en “goeien”, maar de ene “goeie” is de andere niet. Ooit sprak ik Jurrie Wester, die destijds bij Eijerkamp werkte. Hij woonde ook aan de Vliegendijk. “Pas als de ’82 van Suijkerbuijk hier in glijvlucht gepasseerd is, ga ik serieus duiven letten. Eerder heeft geen zin”. De ’82 was in zijn goeie jaren een legende in de Hoven. “Niet tegen te vliegen” was de algemene opinie destijds. De ’82 fokte Jan uit zijn “Ouwe Rooie” met de Hagersduivin uit Berkel. Dat was een zuivere Tournier met sokpootjes. Sommige dingen staan in mijn geheugen gebrand. Jan was niet vies van intelen, maar zijn echte toppers waren altijd kruisingsprodukten. Meestal blauw met rood in het voorgeslacht, herinner ik me. De jongen in de kast hebben duidelijk plezier en veelal een vast zitplekje, ondanks hun jonge leeftijd. Opvallend hoe ze hun plekje onderling, maar ook tegen mijn hand, met verve verdedigen. Inmiddels zijn er in den lande al enige liefhebbers die ook experimenteren met een “kast”. Dat vind ik leuk, maar misschien is het voorbarig. We zitten nog in de experimentele fase! (wordt vervolgd)