Voorster Varia (8)

Coli-enting

Dinsdag 24 mei werden onze junioren geënt bij Robert Kasperink tegen paramixo/ rota. Eerder schreef Nanne Wolff in het Spoor, dat hij op eigen hok, ondanks dezelfde enting, toch gewoon flink coli kreeg onder zijn junioren. Kasperink meldde me desgevraagd, dat in zijn optiek coli op zijn retour is. “De laatste twee jaren heb ik deze combi entstof veel toegepast. Tot wel 90%  van de paramixo-entingen. Ik zie in mijn praktijk, dat de coli-uitbraken sindsdien minder heftig zijn en er minder kuurtjes verstrekt worden. In mijn ogen speelt de paramixo/ rota enting daarin een rol”. Bewijzen, dat de bewuste enting effect heeft zijn er in mijn ogen niet. Het geel bij duiven was heel lang kwaal nummer één. Daar werd met grote regelmaat tegen gekuurd. Tegenwoordig zijn er liefhebbers, die er al jaren geen of nauwelijks last van hebben en dus ook niet kuren. Wolff en Kasperink, twee deskundige duivenartsen, delen duidelijk niet de visie over de paramixo/ rota-enting.

Coli-uitbraak

Donderdag 26 mei was het prijs. Een dag eerder voorvoelde ik al, dat het niet goed zat. Het leek, alsof er een dronken ober gestruikeld was met een pan erwtensoep in het kasthok. Wat een vieze bende! Op enkele plekken zag ik een glazige “snotterbel” uit een schapje van de loketkast druipen. Daar heb ik het niet op, want dan weet je dat er duiven zullen sterven. In het kasthok begon de ellende, hok 1 en 2 zouden de volgende dag aan de beurt zijn. Op vrijdag maakte ik het lichte voer nat met “Naturaline” en gooide er verbrokkelde pikkoek door. Met een pollepel roerde ik de gele “modder” en met zwartveen en boterzuur (“Ovocrack”) maakte ik de substantie wat droger en kruimeliger. Klei heeft in de natuur een neutraliserende werking.  Het was mijnerzijds een experiment. Veel eetlust hadden de duiven niet en zaterdagochtend was de bende zo mogelijk nog groter. Al vroeg in de ochtend kwam Jaap Hupkes ons een Barnevelderhaan brengen. Ik stond net op het punt om de hokken te reinigen. Jaap was stomverbaasd. Hij heeft zelf ook een hok met 100 postduiven, dat afgelopen voorjaar door roofvogels is teruggebracht naar 80 stuks. “Hoe kan het? Zulke luchtige hokken, zoveel zuurstof en dan zo ziek”, aldus Jaap. Hij keek naar de erwtensoep, met uitgekotst duivenvoer vermengd, onder de schapjes. Mijn favoriete jonge duivin ’17 lag er troosteloos in. Dood. Op zo’n moment sla je de sport het liefst een week over.  De moed zakt je in de schoenen. De avond ervoor had ik José al verteld, dat mijn favorietje de volgende ochtend niet zou halen. Als een duif met coli ’s avonds niet in een schapje zit, maar weggedoken in een hoekje op de grond, is de duif voor zonsopkomst gegarandeerd gestorven. “Dit is toch niet leuk meer”, roept ze met betraande ogen. Jaap blijft een uurtje bijpraten. Gezellig. Als hij vertrokken is, begraaf ik het duifje en maak de hokken schoon. Ik hoor mezelf sloffen over het tuinpad. Leuk is anders!

Balans

Het is nu donderdagavond. We zijn een week verder. Twee duifjes waren niet te redden en een derde moest ik uit haar lijden verlossen. Inmiddels wordt de mest beter. De duiven reageren weer, als ik ze binnen roep. Ze hebben flinke eetlust en een groot deel begint weer te vliegen. Helemaal tevreden ben ik nog niet. Er lopen nog een aantal duiven, die nauwelijks vlieglust hebben en flink zijn afgevallen. Die krijgen nog even respijt, maar moeten niet te lang blijven kwakkelen! Hoe zag de verzorging er afgelopen week uit?  De duiven kregen licht voer. Beijers recup gebruik ik al jaren als licht voer, naast Versele junior. ’s Avonds maak ik een voertje klaar en gooi er een kleine halve liter vlierbessensap over en laat dit impregneren. ’s Ochtends maak ik het dan rul met grit, pikkoek, boterzuur en droge rijst en verstrek dit mengsel meerdere malen per dag in kleine hoeveelheden. Na een dag of vijf treedt er verbetering op, is mijn ervaring. Natuurlijk kun je ook gaan kuren. Dan knappen de duiven misschien iets sneller op, maar dan overwinnen ze de coli niet op eigen kracht en riskeer je een tweede uitbraak. Ook liefhebbers die kuren, hebben vaak dode duiven. Daarom blijf ik het liefst zo dicht mogelijk bij de natuur en handel, zoals boven beschreven.

Tuin

Liefhebbers die in Gietelo/ Appen op bezoek waren, weten dat ik een leuk stukje grond tot mijn beschikking heb. Van jongsaf ben ik gek geweest op tuinieren. Ik weet nog, dat mijn vader thuis kwam en zei, dat hij een mooie tuin voor mij gezien had. “Bij Hein en Mia in de Enkweg ligt een lap grond braak. Henkie Bruggink gaat het stuk grond ploegen en jij mag er aardappels op verbouwen. Hebben we komende winter volop piepers in de kelder”. Ik was naar schatting veertien jaar oud en was in de brandende zon aan het hakken. De lap grond had enkele jaren braak gelegen en de “kwekkoe” tierde welig. Plattelanders weten wat ik bedoel, maar kweekgras is de echte benaming. Zevenblad (“hanepoten”) en heermoes, staan met kweekgras in de top vijf van hardnekkige onkruiden. Hein en Mia zaten in de schaduw aan een koele versnapering en ik hakte me in het zweet. Echt leuk vond ik het niet, maar ik was wel trots op de vele mudden aardappels, die in de kelder belandden. Aardappels waren een halve eeuw geleden nog dagelijkse kost en belangrijk in de ogen van een vader met zes kinderen. Gek genoeg hield ik er geen trauma aan over. Toen ik als 25-jarige een duivenhok bouwde bij oom Dirk op Klein-Amsterdam, liet ik de lap grond erachter ombouwen door boer Jaap Korenblek. Oom Dirk was geen tuinman en was blij, dat ik er groente ging verbouwen. Toen José en ik in 1983 (ik was dertig) onze huidige woning kochten, keek ik voornamelijk naar de mogelijkheden voor een tuin. Van de doktoren in het ziekenhuis mocht ik nooit geen duiven meer houden, maar stiekem keek ik al naar de plek waar het denkbeeldige duivenhok zou komen. De afgelopen week was ik erg blij met mijn tuin. Door een vervelende voetblessure, die maanden voortsleepte, had ik nog niet de hele tuin omgespit. Er groeit vogelmuur, overjarig groenlof, wilde kool en allerlei onkruid, dwars door een dikke laag paardenmest, die ik afgelopen najaar al had uitgestrooid. In de omgespitte tuin groeien  sla, bietjes, snijbiet, rucola, veldsla, andijvie, bieslook, prei, aardappels, tomaten en aardbeien, maar ook jonge zomerasters, duifkruid, zinnia en kruiden als oregano, basilicum, e.a. Elke ochtend duiken de duiven de tuin in en mogen hun voedingsinstinct volgen. De hele tuin staat tot hun beschikking! Het mooiste moment beleefde ik afgelopen week. Ik zat gehurkt en op mijn knieën de bietjes uit te dunnen. Overal om me heen op nog geen meter afstand nieuwsgierige duiven. Op mijn handen ging telkens onze rode kater “Garfield” liggen. Hij wilde me het wieden beletten en aandacht en de duifjes liepen over mijn voetzolen en zonder enige schroom vlak naast de rode kater. Dan is de tuin ineens een eldorado, een Hof van Eden. Dan vergeet je de coli-ellende. Wat de duiven in de tuin pikken? Ik let er vaak op. Gisteren sloopten ze de pas gewiede bietjes, eergisteren speelden ze verstoppertje tussen de hard groeiende aardappels. Ook pikten ze volop aan het aardappelblad. Nota bene een nachtschadefamilielid. Soms gebruiken de duiven hun snavel als pikhouweel en slaan links rechts op kluiten zand om er mineralen en sporenelementen uit op te nemen. De keuze is reuze en ik vertrouw erop, dat de tuin de duiven helpt de darmflora weer in balans te brengen. Wie geen tuin heeft, kan de tuin naar het hok brengen, maar een eigen moestuin bij het duivenhok is wel een voorrecht, besef ik.

Goot

Lang heb ik gepredikt, dat jonge duiven veel vrijheid nodig hebben, waardoor ze “streetwise” worden. Inmiddels ben ik door schade en schande wijzer geworden. Jonge duiven, die veel vrijheid krijgen, gaan op zeker moment op avontuur. Die gaan de buurt verkennen. Dan kan het gebeuren, dat ze een boom als favoriete zitplek ontdekken. Onze postduiven stammen niet af van houtduiven, maar van rotsduiven. In 2009 zaten mijn jonge duiven echter hele dagen in de acacia van de buren. Er zaten veel dode takken in de kruin van die boom en de duiven zaten er hoog en droog met fantastisch uitzicht op naderend gevaar in de vorm van roofvogels. Net een apenrots. Duiven die van de vlucht retour kwamen, landden soms ook in de acacia. Daar werd ik niet vrolijk van. Vorig jaar zaten onze duiven veel op het dak van de buren. Met name in de goot tussen twee woningen, vertoefden ze dikwijls. Pal voor dat huis staat een oude eik, die voor mos en bladafval zorgt. Ik vrees, dat het geen optimale plek is voor jonge duiven. Op zeker moment gingen de duiven daar ook drinken en badderen. Ook als ze van de vlucht terug kwamen. Dat wil ik komend jaar voorkomen. De duiven gaan ’s ochtends los, trainen en mogen daarna fourageren in onze eigen tuin. Als ze uitgepikt zijn en hun behoefte aan groen, steentjes, grit, mineralen en sporenelementen hebben aangevuld, roep ik ze binnen. Overdag gaan de duiven in de beschutte ren, ’s nachts zitten ze in hun hok. Dat bevalt me prima.

Africhten

We hebben nog een week of zes. Dan begint de eerste prijsvlucht. Van africhten is nog weinig terecht gekomen. Lange tijd wilden de duiven niet naar mijn zin trainen. Ze kwamen niet dagelijks los en evenmin op gezette tijden. Dat had te maken met ernstige roofvogeloverlast. Bij de training vlogen ze kleine rondjes om het huis. Doordat ze vaak al binnen een minuut na het loslaten aangevallen werden door de roofvogel, leek het vliegen voor de duiven een fobie. Zelfs als er geen roofvogel in de buurt was, vlogen ze op een wijze die doet denken aan vliegen met een roofvogel in de buurt. Ik wilde mijn duiven “resetten” en bracht ze enkele keren een klein stukje weg. Wennen aan de mand, omgaan met stress en dan in vrijheid op één kilometer van het hok. Dat kostte de eerste keer meteen twee duiven. Bij de tweede africhting op 1,5 kilometer waren we weer twee duiven definitief kwijt en bij de derde poging, enkele dagen later op 2 kilometer nog eens twee. Daarvan werd er trouwens één opgegeven door Piet Schrijver in Brummen. Oud-hokverzorger bij Eijerkamp en later van de in november verongelukte Jan Rademaker. Door overlast van roofvogels, entingen, coli en alles wat daarmee samenhangt, is er van africhten nog weinig terecht gekomen. We blijven optimistisch en hopen op betere tijden.

Roording

De testduiven, die nu voor een deel nog piepen, komen van de combinatie Roording. Geheimzinnig hoef ik er niet over te doen, want ze dragen ringen van Albert en Mannes. Van de vijftien is er tot nu toe één gepakt door de havik. Dat viel mij mee, want tijdens het uitwennen zijn de frivool rondbuitelende piepers een gemakkelijke prooi. De afgelopen veertien dagen hielden de roofvogels zich koest. Mogelijk is er meer aanbod van jonge prooidieren in de natuur. Inmiddels vliegen de Team Roordingduifjes met de overige duiven in een koppel en is het grootste gevaar geweken. Gisteren ging het op het nippertje goed. Ik zag ineens de mannelijke havik tussen de koppel duiken, pal boven ons huis. Een deel van de junioren trok strak in het gelid weg. Een ander, blijkbaar minder ervaren groepje, stoof uiteen en vloog alle kanten uit. Na verloop van tijd keerden de individualisten retour. Overwegend Roordingduifjes. Daarna kwam het grote peloton, toen de kust veilig was. Niet veel later riep ik de duiven binnen. Dat ging vlot. In het hok van de Roordingduifjes zag ik in één oogopslag, dat onze enige rode duif dit jaar ontbrak. Hoewel ik van Albert en Mannes bewust geen afstamming wilde, om zo objectief mogelijk te testen, wist ik dat de roodkras uit de Blitzdoffer komt. Dat zegt niks natuurlijk, maar dat is extra zuur. Zoon van de stamdoffer. Gelukkig kwam de rode een uurtje later retour. Waarschijnlijk op de hielen gezeten door de havik, maar wel ontkomen. Het mannetje van de havik kan, in tegenstelling tot wat sommigen denken, wel degelijk een duif slaan in de lucht en deze ook in de vlucht vervoeren naar het nest of de plukplaats. Dat zag ik op 4 mei, de dag van de dodenherdenking. Vader havik zat achter onze duiven aan en zag, dat een schimmel in paniek in een eik dook. Dat was kaas voor de havik. Voor mijn ogen zag ik hem in een duikvlucht op de schimmel storten en tussen de takken wegvliegen met de schimmel in zijn klauwen. Tussen de takken van de bomen is een havik superieur aan de duif. “Een duif die in de boom duikt, is voor de havik”, zei Martin Geven dikwijls en hij kon het weten!  ’s Avonds ontbrak de schimmel zoals verwacht, maar tot mijn grote verbazing kwam hij de volgende ochtend rond half tien thuis. Ik was in de tuin en kon mijn ogen niet geloven bij het zien van de verloren zoon. De duif was angstig en kroop snel in zijn vaste schapje. De schimmel  had een borstwond en een klauwwond op beide flanken, bedekt door zijn vleugels. Pa havik had zijn prooi blijkbaar los moeten laten, toen hij achtervolgd werd door roeken. Mijn ervaring is, dat moeder havik vrijwel nooit mist en dodelijk doeltreffend is. Pa havik is een opportunist, die doldriest aanvalt, maar vaak mist en fouten maakt, zoals met de schimmel. Inmiddels is het bijna middernacht. Tijd om mijn stukje naar Albert te zenden. (wordt vervolgd)